Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1985-1986
16972
Wijziging van de Wegenverkeerswet (Verlenging geldigheidsduur en decentralisatie afgifte rijbewijzen)
Nr. 13 HERDRUK
NADER GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het rijbewijs in beginsel geldig te doen zijn vanaf de dag van afgifte tot het tijdstip waarop de houder de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, alsmede de afgifte van rijbewijzen in beginsel in handen te leggen van de burgemeesters van de gemeenten; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I De Wegenverkeerswet (Staatsblad 1935, 554) wordt als volgt gewijzigd: A. Artikel 9, eerste lid onder 3e, wordt als volgt gewijzigd: 1. De zinsnede «door Onze Commissaris in de provincie, waar de bestuurder op het tijdstip van de aanvraag woonde of ingeval deze op dat tijdstip niet in Nederland woonde, door Onze Minister» wordt vervangen door de zinsnede: door de burgemeester van de gemeente waarin de bestuurder op het tijdstip van de aanvraag woonde, of, in de bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen, door Onze Minister 2. De zinsnede «en behoorlijk leesbaar is;» wordt vervangen door de zinsnede: en voldoet aan door Onze Minister ten aanzien van dit bewijs te stellen en in de Staatscourant bekend te maken eisen; B. Artikel 9k komt te luiden: Artikel 9k. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regelen gesteld omtrent de keuringsbewijzen, de duplicaten, bedoeld in artikel 21, vijfde lid, de keuringstekens, de duplicaten, bedoeld in artikel 21, zesde lid, alsmede de plaats waar en de wijze waarop deze tekens en de duplicaten, bedoeld in artikel 21, zesde lid, op het motorrijtuig, de aanhangwagen of de oplegger moeten worden aangebracht.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 16972, nr. 13
1
C. Na artikel 10 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt: Artikel 10a. Degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen verklaart een door hem afgegeven rijbewijs voor één of meer categorieën van motorrijtuigen ongeldig indien blijkt dat dat rijbewijs voor die categorie of categorieën van motorrijtuigen is afgegeven op grond van onjuiste opgave in de schriftelijke aanvraag tot of bij het geven van inlichtingen voor het verkrijgen van dat rijbewijs en het rijbewijs indien de onjuistheid van de opgave ten tijde van de aanvraag bekend zou zijn geweest, niet zou zijn afgegeven. Degene die het rijbewijs ongeldig verklaart, doet daarvan bij aangetekende brief onverwijld mededeling aan betrokkene. De ongeldigverklaring is van kracht met ingang van de zevende dag na die van dagtekening van de mededeling. D. In de aanhef van artikel 16, tweede lid, wordt de zinsnede «tegen betaling van de daarvoor vastgestelde kosten,» vervangen door de zinsnede: tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief E. Artikel 17 komt te luiden: Artikel 17. 1. Behoudens het bepaalde in de artikelen 10a, 17a, 18b, vierde, vijfde en zevende lid, 21, derde en vierde lid, en 39, zesde lid, is een rijbewijs, afgegeven aan een aanvrager die de leeftijd van 55 jaren nog niet heeft bereikt, geldig vanaf de dag van afgifte tot de eerste dag van de maand, volgend op die waarin hij de leeftijd van 60 jaren bereikt en is een rijbewijs, afgegeven aan een aanvrager die de leeftijd van 55 jaren heeft bereikt, geldig voor de duur van vijf achtereenvolgende jaren, gerekend vanaf de dag van afgifte. 2. Indien redelijke grond bestaat voor de verwachting dat de termijn waarvoor de aanvrager van een rijbewijs op grond van zijn lichamelijke of geestelijke gesteldheid geschikt is voor het besturen van motorrijtuigen korter zal zijn dan de ingevolge het eerste lid geldende termijn, beperkt degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen de geldigheidsduur tot de termijn waarvoor de aanvrager naar verwachting geschikt zal zijn. F. Na artikel 17 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt: Artikel 17a. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 18 en 18b wordt aan de houder van een geldig rijbewijs die niet langer beschikt over de lichamelijke of geestelijke gesteldheid voor het besturen van één of meer categorieën motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, dan wel die gesteldheid bezit voor een termijn die korter is dan de tijdsduur waarvoor dat rijbewijs nog geldig is, op diens aanvraag door degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen, een nieuw rijbewijs afgegeven dat geldig is voor de categorie of categorieën motorrijtuigen waarvoor betrokkene de lichamelijke en geestelijke gesteldheid bezit dan wel dat geldig is voor de tijdsduur waarvoor betrokkene die gesteldheid bezit. Het rijbewijs waarvoor een nieuw rijbewijs wordt afgegeven, moet worden ingeleverd en verliest zijn geldigheid. G. Artikel 18b, achtste lid, komt te luiden: 8. Degene die het rijbewijs met betrekking tot één of meer categorieën motorrijtuigen, dan wel voor een bepaald deel van de geldigheidsduur ongeldig verklaart, doet daarvan bij aangetekende brief onverwijld mededeling aan betrokkene. De ongeldigverklaring is van kracht met ingang van de zevende dag na die van dagtekening van de mededeling. H. Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd: 1. De tweede volzin van het eerste lid komt te luiden: Indien het rijbewijs niet voor alle categorieën waarvoor het is afgegeven is ongeldig verklaard, dan wel indien de ongeldigverklaring betrekking
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986,16972, nr. 13
2
heeft op een bepaald deel van de geldigheidsduur, wordt door degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen een nieuw rijbewijs afgegeven dat geldig is voor die categorie of categorieën of voor dat deel van de geldigheidsduur waarvoor het ongeldig verklaarde rijbewijs was afgegeven en waarop de ongeldigverklaring geen betrekking heeft. 2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, dat luidt: 3. Een overeenkomstige verplichting tot inlevering van het rijbewijs bestaat indien dit rijbewijs ingevolge artikel 10a voor één of meer categorieën motorrijtuigen ongeldig is verklaard. Indien het rijbewijs niet voor alle categorieën waarvoor het is afgegeven ongeldig is verklaard, wordt door degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen een nieuw rijbewijs afgegeven dat geldig is voor die categorie of categorieën waarvoor het ongeldig verklaarde rijbewijs was afgegeven en waarop de ongeldigverklaring geen betrekking heeft. 1. Artikel 20 komt te luiden: Artikel 20.1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften vastgesteld omtrent: a. het opgeven van kentekens; b. de aanvraag en afgifte van kentekenbewijzen; c. het voor kentekenbewijzen of delen daarvan te betalen tarief; d. de aanvraag en afgifte van rijbewijzen; e. het voor rijbewijzen te betalen tarief; f. het aanleggen, inrichten en beheren van registers betreffende opgegeven kentekens en afgegeven rijbewijzen; g. het verschaffen van inlichtingen uit de onder f bedoelde registers en de kosten van die inlichtingen; h. de kosten voor de aanvrager ter zake van de in artikel 16, tweede lid onder 3e, bedoelde eisen; i. de kosten, verbonden aan onderzoeken van voertuigen, voertuigonderdelen en uitrustingsstukken. 2. Van het tarief, ontvangen voor de door de burgemeester afgegeven rijbewijzen, wordt door de gemeenten, volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen regelen, een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld bedrag afgedragen aan het Rijk. 3. Degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen verschaft omtrent de door hem afgegeven rijbewijzen de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gegevens op de daarbij aangegeven wijze aan de beheerder van het register betreffende afgegeven rijbewijzen. J. Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het derde lid komt te luiden: 3. Voor rijbewijzen die versleten, geheel of ten dele onleesbaar, verloren geraakt of teniet gegaan zijn, kunnen door degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen, vervangende rijbewijzen worden afgegeven. Versleten of geheel of ten dele onleesbaar geworden rijbewijzen waarvoor vervangende rijbewijzen worden afgegeven, moeten worden ingeleverd. De rijbewijzen waarvoor vervangende rijbewijzen worden afgegeven, verliezen hun geldigheid. 2. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, dat luidt: 4. Onverminderd het bepaalde in het derde lid en in artikel 17a worden door degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen, in de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen gevallen nieuwe rijbewijzen afgegeven. De rijbewijzen waarvoor nieuwe rijbewijzen worden afgegeven, moeten worden ingeleverd en verliezen hun geldigheid.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 16972, nr. 13
3
K. Artikel 27, vierde lid, komt te luiden: 4. De bij artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen die gebruik maken van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid en de ambtenaar van het Openbaar Ministerie die gebruik maakt van de in het tweede lid bedoelde bevoegdheid, doen daarvan onverwijld mededeling aan de beheerder van het in artikel 20, eerste lid onder f, bedoelde register betreffende afgegeven rijbewijzen. Indien de ambtenaar van het Openbaar Ministerie het rijbewijs aan de houder teruggeeft, doet hij daarvan op gelijke wijze mededeling. L. Artikel 32, tweede lid, komt te luiden: 2. Het is degene die weet of redelijkerwijze moet weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs ingevolge artikel 10a voor één of meer categorieën motorrijtuigen dan wel ingevolge artikel18b, vierde, vijfde of zevende lid, voor één of meer categorieën motorrijtuigen of voor een gedeelte van de in artikel 17 of 17a bedoelde geldigheidsduur ongeldig is verklaard, indien aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig als in het ongeldig verklaarde rijbewijs vermeld, is afgegeven, verboden op een weg een motorrijtuig van die categorie of categorieën dan wel gedurende dat gedeelte van de geldigheidsduur te besturen. M. Artikel 39, negende lid, komt te luiden: 9. De betrokken ambtenaar van het Openbaar Ministerie brengt het voor tenuitvoerlegging vatbaar worden van een bijkomende straf als bedoeld in het zesde lid onverwijld ter kennis van de beheerder van het in artikel 20, eerste lid onder f, bedoelde register betreffende afgegeven rijbewijzen. Deze doet van de rechterlijke uitspraak en van de dag waarop de bijkomende straf ingaat, mededeling aan degene die het rijbewijs heeft afgegeven. Artikel II A. Artikel 9, eerste lid onder 3e, van de Wegenverkeerswet, zoals dit artikel luidde vóór het tijdstip van inwerkingtreding van Artikel I, onderdeel A onder 1, van deze wet, blijft van kracht ten aanzien van vóór dat tijdstip afgegeven rijbewijzen. B. Artikel 17 van de Wegenverkeerswet, zoals dit artikel luidde vóór het tijdstip van inwerkingtreding van Artikel I, onderdeel D, van deze wet, blijft van kracht ten aanzien van vóór dat tijdstip afgegeven rijbewijzen. Artikel III A. De ongeldigverklaring van rijbewijzen, bedoeld in de artikelen 10a, 18b, vierde, vijfde en zevende lid, van de Wegenverkeerswet en de afgifte van nieuwe rijbewijzen, bedoeld in artikel 19 van die wet, geschieden in de gevallen waarin het rijbewijs is afgegeven door Onze Commissaris in de provincie, door de burgemeester van de gemeente waarin de houder van het rijbewijs woonachtig is dan wel, indien deze in het buitenland woonachtig is, door de burgemeester van de gemeente 's-Gravenhage. Indien de houder van een zodanig rijbewijs zonder vaste woon- of verblijfplaats is, geschiedt de ongeldigverklaring door de Minister van Verkeer en Waterstaat. B. In de gevallen, bedoeld in de artikelen 19 en 27, tweede lid, van de Wegenverkeerswet geschiedt de inlevering van door Onze Commissaris in de provincie afgegeven rijbewijzen bij de burgemeester van de gemeente waarin de houder van het rijbewijs woonachtig is dan wel, indien deze in het buitenland woonachtig is, bij de burgemeester van de gemeente 's-Gravenhage. Indien de houder van een zodanig rijbewijs zonder vaste
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 16972, nr. 13
4
woon- of verblijfplaats is, geschiedt de inlevering bij de Minister van Verkeer en Waterstaat. C. De Minister van Verkeer en Waterstaat en de burgemeester doen omtrent de ongeldigverklaring en de inlevering van rijbewijzen mededeling van de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gegevens op de daarbij aangegeven wijze aan de beheerder van het in artikel 20, eerste lid onder f, van de Wegenverkeerswet bedoelde register betreffende afgegeven rijbewijzen. Artikel IV Omtrent de personele en materiële kosten, verbonden aan de na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet uit de overdracht, bedoeld in Artikel V, voortvloeiende werkzaamheden ter provinciale griffie, vindt tussen de provincies en gemeenten en Rijk een verrekening plaats volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen regelen. Artikel V Bij algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven omtrent de wijze waarop de uit de bevoegdheid van de Commissarissen der Koningin tot het afgeven van rijbewijzen voortvloeiende werkzaamheden worden overgedragen aan de burgemeesters en aan Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, alsmede omtrent de rechtspositie van de met die werkzaamheden ter provinciale griffie belaste ambtenaren in vaste dienst en degenen wier dienstverband voor onbepaalde tijd is geregeld in een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Artikel VI De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld. Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
De Ministervan Justitie,
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986,16972, nr. 13
5