Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Zitting 1979-1980
15 870
Topsport en Rijksoverheid
Nr. 5
LIJST V A N VRAGEN 1 EN ANTWOORDEN TER VOORBEREIDING V A N DE UITGEBREIDE COMMISSIEVERGADERINGEN OP 4 EN 18 JUN11980 Ontvangen 30 mei 1980 1.1 Kan er een indicatie worden gegeven van de financiële consequenties voor de rijksoverheid, indien de tot Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk gerichte beleidsaanbevelingen ten uitvoer worden gebracht in de nota «Topsport en Rijksoverheid» en in de adviesnota «Topsport» van het NSO? Kan de georganiseerde sport verzekerd zijn van een langjarige committering terzake van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, of is er sprake van een eenmalige extra voorziening? 1.4 Hoe staat het met de uitvoering van de beleidsvoornemens van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, alsmede van aanbeveling 7, vermeld in punt 5.3 van de Adviesnota NSO over de organisatie van de Topsport? 1.5 Is reeds nadere informatie te geven over de onderbrenging van de subsidiëring van de landelijke trainers/coaches in de «Rijksregeling subsidiëring landelijke organisaties op het gebied van de sport», over de verruiming van de aanstellingsmogelijkheden van kader ten behoeve van organisatorische topsportbegeleiding? (aanbevelingen 14, 16 en 27 van de NSO-nota). 2.3 In welk stadium maatschappelijke
is het overleg met de NSF en andere partners begeleiding aan topsporters?
over de
In v e r b a n d met het feit dat het overleg met betrekking tot de concretisering van de beleidsvoornemens, resp. de in de Adviesnota Topsport van het NSO gedane beleidsaanbevelingen, pas sinds kort is gestart, kan de invulling van de specifieke begeleiding in dit s t a d i u m nog niet exact w o r d e n aangegeven. Waar mogelijk zal de betrokkenheid van dit ministerie van structurele aard zijn. 1.2 Onder 4.7 van de Adviesnota NSO wordt gesteld, dat de NSF heeft aangedrongen op een overlegsituatie inzake sponsoring tussen vertegenwoordigers van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, NSF, de media's en de sponsors om tot een voor alle betrokkenen zo aanvaardbaar mogelijke situatie te komen. Welke houding wordt ter zake door de Staatssecretaris inge' De vragen in dit stuk zijn cursief gedrukt.
nomen.
5 vel
Tweede Kamer, zitting 1 9 7 9 - 1 9 8 0 , 1 5 8 7 0 , nr. 5
1
Tegenover het tot stand brengen van een dergelijke overlegsituatie sta ik niet afwijzend. Een concept-beschikking «Regeling sluikreclame» zal om commentaar aan o.a. de Nederlandse Sport Federatie en de Vereniging Sport-Sponsoring Nederland worden voorgelegd. Deze thans in voorbereiding zijnde beschikking zal naar verwachting in het najaar van 1980 in werking kunnen treden. 1.3 Op welke wijze denkt men uitvoering te geven aan aanbeveling 5 van de Adviesnota NSO om in eigen kring discussies over de grenzen van topsportbeoefening voort te zetten en waarvan de uitkomsten te gelegener tijd in het NSO moeten worden ingebracht? Tijdens de laatste vergadering van het NSO, die op 8 december 1979 is gehouden, is de afspraak gemaakt dat de beleidspartners zich in eigen kring zouden beraden over de vraag welke grenzen bij de topsportbeoefening in acht moeten worden genomen. Het ligt in de bedoeling, dat tijdens de voorjaarsvergadering 1981 van het NSO over de ingenomen standpunten een nadere discussie wordt gevoerd. Het standpunt, dat de rijksoverheid aldaar zal innemen, dient in het verlengde te worden gezien van hetgeen in hoofdstuk 2 van de nota «Topsport en Rijksoverheid» over verantwoorde sportbeoefening is gesteld. Daarbij zal vooral de nadruk worden gelegd op het feit dat het beoefenen van topsport op generlei wijze schadelijk voor gezondheid en maatschappelijk functioneren van topsporters mag zijn, terwijl voorts bijzondere waarde wordt gehecht aan de veiligheid van zowel sportbeoefenaren zelf als begeleiders en toeschouwers tijdens sportwedstrijden. 1.6 Kan nader worden ingegaan op het verschil in topsportcommissies, welke in aanbeveling 2 van stuk 15870, nr. 3, wel subsidiabel gesteld worden, en topsportliga's, welke in punt 2.2 van hoofdstuk VI van de CRM-nota niet subsidiabel worden gesteld? Is er niet sprake van verschillende namen voor gelijksoortige instellingen, welke in beginsel voor subsidie in aanmerking moeten komen? Met de instelling en subsidiëring van topsportcommissies wordt beoogd binnen de landelijke sportorganisaties een voor iedereen herkenbaar «segment» voor de topsport te realiseren. Deze commissies beogen het platform te zijn waarop alle belanghebbenden binnen de desbetreffende sportorganisatie vorm en inhoud kunnen geven aan het beleid met betrekking tot de topsport. Top- en beroepssportliga's vormen een zelfstandige organisatorische eenheid veelal met eigen, gereglementeerde, beleids- en besluitvormingsprocedures, hetgeen het principe van de ondeelbaarheid van de verschillende sportvormen per tak van sport geweld aandoet. Dit principe wordt ook door de georganiseerde sport gehanteerd. Hierbij komt dat de financiële participatie van het bedrijfsleven veelal een noodzakelijke voorwaarde is voor het bestaan van dergelijke liga's. Het ligt niet in de bedoeling van het sportbeleid van de rijksoverheid commerciële doelen mede te helpen realiseren. 1.7 Op welke wijze steunt CRM de integratie van gehandicapte met de niet-gehandicapten?
sportlieden
Door middel van een aantal projecten wordt de sportbeoefening bevorderd van gehandicapten en niet-gehandicapten. Bijgedragen wordt in de kosten van projecten die door gemeenten met 50 000 inwoners of meer worden opgezet en uitgevoerd. 1.8 In welke mate wordt overleg gepleegd met de georganiseerde sport over het te voeren beleid ten aanzien van bijzondere groeperingen? Ten aanzien van bijzondere groeperingen vindt frequent overleg plaats.
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15870, nr. 5
2
2.1 In hoeverre heeft de discussienota dd. 22 maart 1972 (met dezelfde titel) een rol gespeeld bij de opstelling van de onderhavige notitie (in combinatie met de reacties erop)? Bedoeld wordt waarschijnlijk de door CRM op 22 maart 1977 - bij gelegerv heid van de op 26 april en 17 mei 1977 gehouden openbare discussie rond het thema topsport - ingebrachte discussiebijdrage «Topsport en Rijksoverheid». De CRM-nota «Topsport en Rijksoverheid» dient gezien te worden als een verdere uitkristallisering van de in de discussienota centraal staande gedachte: «Topsport? Ja, mits...... 2.2 Wat houdt concreet de zin in «dat er een begin zal worden gemaakt met het scheppen van mogelijkheden op landelijk niveau bij sportorganisaties gekwalificeerde trainers/coaches aan te stellen»? Houdt de aanstelling op regionaal niveau ook overleg met lagere overheden in? In overleg met de georganiseerde sport zal worden bezien op welke wijze en op welke termijn subsidiëring van trainers/coaches door het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk kan plaatsvinden. Voor het verwerkelijken van plaatsingsmogelijkheden van beroepssporttechnisch kader op landelijk, regionaal en lokaal niveau, zoals bedoeld in de NSO-nota ter zake van de aanstelling van beroepssporttechnisch kader van mei 1979 is een landelijke stuurgroep in het leven geroepen. Momenteel is overleg gaande om deze stuurgroep te formaliseren en te doen uitbreiden met vertegenwoordigers van het Interprovinciaal Overleg Jeugd en Sport en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. 2.4 Is de indruk dat het derde beleidsvoornemen zo minimaal geformuleerd is, omdat er obstakels zijn, die het streven in de weg staan? Zo ja, op welke obstakels wordt er (impliciet) gedoeld? Uit geluiden, die vanuit de sportwereld zelf regelmatig opklinken, blijkt dat ten aanzien van de aanpak en coördinatie van de medische begeleiding van sportbeoefenaren in Nederland nog veel te wensen overlaat. In hoeverre sprake is van obstakels, die de realisering van dergelijk beleid in de weg staan, is op dit ogenblik nog niet voldoende duidelijk. Daartoe dienen de resultaten van het inmiddels begonnen overleg te worden afgewacht. 2.5 Betekent het opzetten van een planning voor accommodaties voor het landelijk trainings- en wedstrijdwezen dat daarover overleg is gestart met de VNG en het IPO? Zullen die accommodaties ook voor andere doeleinden gebruikt mogen worden? Het hier bedoelde overleg vindt reeds geruime tijd plaats binnen het verband van de coördinatie-adviesgroep Ruimtelijke Voorzieningen van het NSO. Onder meer de VNG en het IPO zijn vertegenwoordigd in deze adviesgroep. De vertegenwoordiger van het IPO functioneert als voorzitter van deze groep. Indien en voor zover de bedoelde accommodaties zich daartoe lenen worden ze ook voor andere doeleinden gebruikt (vgl. bij voorbeeld zwembad Den Hommel te Utrecht, waterskicentrum Beekse Bergen te Hilvarenbeek, de Bosbaan te Amsterdam, trainingshal KNGV-centrum te Beekber gen). 2.6 In welk stadium van uitvoering verkeert de overweging onder 3? Welke betekenis heeft de term «overweging» (1.4) overigens?
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15870, nr. 5
3
Het overleg met de georganiseerde sport over de concretisering van de in de nota «Topsport en Rijksoverheid» g e n o e m d e beleidsvoornemens is kort geleden begonnen. De o v e r w e g i n g e n , die in 1.4 zijn o p g e s o m d , w o r d e n dezerzijds als uitgangspunten v o o r de discussie b e s c h o u w d . 2.7 Wat houdt de consensus sche begeleiding?
in over een betere coördinatie
van de
sportmedi-
Alle partners in het NSO zijn het eens over de noodzaak op landelijk niveau te k o m e n tot een betere c o ö r d i n a t i e v a n de sportmedische begeleiding dan thans het geval is. Gepleit w o r d t in dit v e r b a n d onder meer v o o r de tots t a n d k o m i n g van een Nationaal Sport Medisch Instituut, dat taken o p dit gebied zou moeten gaan behartigen. De uiteindelijke v o r m g e v i n g van dit beleid zal in overleg met alle belanghebbenden t o t stand gebracht w o r d e n . 2.8 Welk vervolg spelverruwing
heeft de onder het vorige kabinet uitgebrachte gekregen?
notitie
over
Gedoeld w o r d t waarschijnlijk o p het in mei 1977 uitgebrachte advies ter zake van de s p e l v e r r u w i n g van de Interdepartementale Werkgroep v o o r aangelegenheden op het gebied van de Lichamelijke V o r m i n g en Sport (IWLVS). Dit advies is door m i j ter visie en c o m m e n t a a r voorgelegd aan de Nederlandse Sport Federatie (NSF). Het c o m m e n t a a r van deze organisatie heeft mij op 13 juni 1978 bereikt. Naar aanleiding hiervan w o r d t i n s a m e n w e r k i n g met de NSF getracht de thans ter beschikking staande instrumenten zoals o p l e i d i n g e n , mentaliteitsbeïnvloeding, strakkere reglementering en toepassing daarvan, te effectueren en te o p t i m a l i s e r e n . De in het rapport van de IWLVS g e f o r m u l e e r d e adviezen zullen eveneens een rol gaan spelen in de discussie, die in de voorjaarsvergadering 1981 van het NSO w o r d t g e h o u d e n . 2.9 Op welke onderdelen heeft CRMzich zó afhankelijk gemaakt van het NSO-oordeel, dat met de tenuitvoerlegging van beleidsvoornemens gewacht wordt op de afronding van interne NSO-discussies? In beginsel heeft elk der beleidspartners, die betrokken zijn bij het NSO, een eigen v e r a n t w o o r d e l i j k h e i d met betrekking t o t de ontwikkeling en uitv o e r i n g van het sportbeleid. Van een strikte afhankelijkheid van het NSOoordeel kan derhalve geen sprake zijn. W é l hebben de partners bij de instelling van het NSO de afspraak gemaakt zoveel mogelijk tot een gecoördineerde ontwikkeling en uitvoering van het sportbeleid in Nederland te k o m e n . Het NSO vervult in dit kader de functie van o v e r l e g p l a t f o r m , w a a r o p de beleidspartners elkaar jaarlijks t e n m i n s t e t w e e m a a l o n t m o e t e n . 2.10 Hoeveel extra arbeidsplaatsen kunnen dit jaar van het arbeidsplaatsenplan verwacht worden of hoeven we er niet meer op te rekenen? Verwacht mag w o r d e n dat in 1980 in het kader van het arbeidsplaatsenplan ± 5 0 arbeidsplaatsen ten behoeve van het beroepssporttechnisch kader kunnen w o r d e n gecreëerd. 3.1 Hebben gemeenten specifieke wensen geuit ten aanzien van bijdragen die verlangd worden van de rijksoverheid ten behoeve van de totstandkoming van een goede infrastructuur voor «ontspannen en ongedwongen activiteiten» ? Zo ja, welke? En hoe verhouden die zich tot de zinsneden onder 3.1.1?
Tweede Kamer, zitting 1 9 7 9 - 1 9 8 0 , 1 5 870, nr. 5
4
Aanvragen van g e m e e n t e n o m in s a m e n w e r k i n g te k o m e n v o o r een ontwikkelingsproject geven veelal slechts een globaal inzicht in hetgeen er ten behoeve van de t o t s t a n d k o m i n g van een goede infrastructuur w o r d t verwacht. Aan de kenmerken, zoals v e r m e l d in paragraaf 3.1.1, w o r d t op g e m e e n t e lijk niveau in s a m e n w e r k i n g met de lokale sportorganisaties aandacht geschonken. 3.2 Wie doet wat in verschillende fasen van de ontwikkelingsprojecten? welk stadium is er sprake van een open inspraak van burgers en een kenheid van de gemeenteraad?
In betrok-
De ontwikkelingsprojecten doorlopen 3 fasen t.w.: een v o o r b e r e i d i n g s - , een uitvoerings- en nazorgfase. Afhankelijk van de mate w a a r i n een gemeente, provincie of sportorganisatie aan het sportieve recreatiebeleid reeds gestalte heeft gegeven en rekening h o u d e n d met w e n s e n en mogelijkheden van de aanvrager zal aandacht w o r d e n geschonken aan de verschillende projectactiviteiten (zie stuk 15870). Door w i e een en ander w o r d t uitgevoerd is sterk afhankelijk van de werkafspraken die met betrokken organisaties en instanties in het project w o r d e n gemaakt. In gemeentelijke projecten zal zowel in de voorbereidingsfase (opstelling werkplan) als in de uitvoerende fase (opstelling beleidsplan/beleidsvoornemens) gelegenheid w o r d e n g e b o d e n , meer dan in de thans afgeronde projecten het geval heeft kunnen zijn, tot inspraak van de b e v o l k i n g . Indien er in het opgestelde werkplan en beleidsplan sprake is van consequenties v o o r het gemeentelijke beleid zal t e r u g k o p p e l i n g op het bestuurlijke (politieke) vlak noodzakelijk zijn. 3.3 Wat moet worden verstaan onder de zinsnede «op grond van heidsoverwegingen zoveel mogelijk geïntegreerd aangepakt» ?
doelmatig-
Deze zinsnede slaat terug op de projecten 1, 2 en 3 t.w.: Provinciale Sportraad G r o n i n g e n , g e m e e n t e G r o n i n g e n en gemeente Hoogezand/Sappem e e r e n op de projecten 10 en 1 1 , Provinciale Sportraad Zeeland en de gemeente Goes. In de betreffende projecten w e r d het door deze c o m b i n a t i e mogelijk o m de ondersteunende taak van de provinciale sportraad op het g e b i e d van de sportieve recreatie nader v o r m te geven. In het geval van de projecten 1, 2 en 3 was bovendien reeds een v o r m van s a m e n w e r k i n g tussen betrokkenen aanwezig. Verder is het op deze wijze mogelijk g e w o r d e n de capaciteit van de Stichting Sport en Spel te v e r g r o t e n . 3.4 Betekent de selectie van de sportbonden (die in aanmerking voor een ontwikkelingsproject wensen te komen) in overleg met de NSF, dat er gedeelde verantwoordelijkheid bestaat tussen NSF en CRM? Het beleid met betrekking tot de uitvoering van ontwikkelingsprojecten berust geheel bij CRM, hetgeen overigens v o r m e n van overleg met betrokken organisaties en instanties met de mogelijkheid tot advisering o m t r e n t de uitvoering van dat beleid onverlet laat. 3.5 Wat moeten we ons concreet voorstellen bij de twee alinea's «naast het bevorderen van » en «hoewel hier zeker » (sportieve recreatie door gehandicapten)?
Tweede Kamer, zitting 1 9 7 9 - 1 9 8 0 , 1 5 8 7 0 , nr. 5
5
Met de alinea «Naast het bevorderen van » w o r d t bedoeld dat er met het oog o p de v e r g r o t i n g van de toegankelijkheid van sportbeoefening door gehandicapten enerzijds sprake zal m o e t e n zijn van een gericht informatieen v o o r l i c h t i n g s b e l e i d ; anderzijds w o r d t in deze alinea gedoeld o p de bijdragen die de rijksoverheid levert aan de o p l e i d i n g en bijscholing van leiders en begeleiders bij s p o r t b e o e f e n i n g d o o r gehandicapten en aan de aanpassing van gesubsidieerde s p o r t a c c o m m o d a t i e s . De alinea «Hoewel hier zeker » geeft aan dat hoewel de integratie van sportbeoefening d o o r gehandicapten/niet gehandicapten uitdrukkelijk w o r d t nagestreefd, de m o g e l i j k h e d e n en de behoeften van de gehandicapte sporter v o o r o p s t a a t in dezen. 3.6 Waaruit is gebleken dat aan het scheppen van voorwaarden door de rijksoverheid voor de sport- en spelbeoefening door ouderen grote behoefte bestaat? Op diverse plaatsen k w a m deze behoefte tot uitdrukking. Zo w e r d in kringen van het Meer Bewegen v o o r Ouderen - door middel van de provinciale consulenten direct betrokken bij het project - in de laatste jaren een toenemende behoefte onder ouderen geconstateerd aan activiteiten in de sfeer van de sportieve recreatie. Ook de Stichting Spel en Sport (SSS) w e r d bij de uitvoering van de gemeentelijke ontwikkelingsprojecten regelmatig geconfronteerd met de vraag naar mogelijkheden tot sport- en spelbeoefening door o u d e r e n . Uit de vele positieve reacties op de t.v.-spot «mens ga bewegen» v o o r a f g a a n d aan de start van het project kan eveneens w o r d e n afgeleid dat het project een grote belangstelling zou m o g e n genieten, zowel van de zijde van deelnemers als van andere betrokkenen. De hoeveelheid aanvragen bij de SSS en de provincieale steunpunten in het kader van het project bevestigen deze verwachtingen.
4.1 Kunt u aangeven welke onderdelen van de motie-De Boerc.s. zijn voerd en welke onderdelen van de motie nog op uitvoering wachten ke de redenen hiervan zijn?
uitgeen wel-
De stand van zaken met betrekking t o t de uitvoering van de motie-De Boer is als v o l g t : 1. Er is v o l l e d i g inzicht verkregen in de begrotingen van alle b.v.o.'s c o n f o r m de d o o r het BBI vastgestelde richtlijnen ter zake van de opstelling van de b e g r o t i n g e n . 2. De c a . o . v o o r de spelers is afgesloten, de c a . o . v o o r trainers zal per 1 juli 1980 van kracht w o r d e n . 3. Het BBI heeft een discussienota over het v e r g o e d i n g e n s y s t e e m uitgebracht, w a a r o p de partners die bij het gezondmakingsproces zijn betrokken tot 1 september 1980 hun c o m m e n t a a r kunnen inbrengen. Vóór 1981 h o o p t het BBI een definitief advies u i t t e kunnen b r e n g e n . 4. Het BBI heeft een adviesnota over de maatschappelijke begeleiding van de contractspeler in het betaald voetbal uitgebracht. Over deze adviesnota w o r d t m o m e n t e e l nader overleg gevoerd tussen betrokken partners. 5. Er vanuit gaande dat bedoeld w o r d t met samenstelling de «nu in het BBI v e r t e g e n w o o r d i g d e partners» kan gezegd w o r d e n dat er zonder medew e t e n v a n de Kamer geen wijziging aangebracht zal w o r d e n in de samenstelling van het BBI. 6. Door het sectiebestuur betaald voetbal is reeds overleg g e v o e r d met representatieve horeca- en detailhandelorganisaties, maar er heeft n o g geen b e s l u i t v o r m i n g ter zake plaatsgevonden.
Tweede Kamer, zitting 1979-1980, 15870, nr. 5
6
4.2 Kunt u een overzicht geven van de voorzieningen welke gemaakt zijn met de voorstellen neergelegd in het rapport Gezonder Betaald Voetbal en tevens de resultaten mededelen ten aanzien van een aantal z.g. verfijningen van voorwaarden neergelegd in uw brief d.d. 13 april 1978 Spz/OSSR/U/ 17791? In het rapport Gezonder Betaald Voetbal is neergelgd dat het gezondmakingsproces beleidsmatig op drie pijlers berust: a. de verbetering van de arbeidsomstandigheden in het betaald voetbal; b. het verhogen van de inkomsten van de betaald-voetbalorganisaties; c. het afstemmen van de uitgaven op de inkomsten. Ad a. Het gezondmakingsproces heeft in sociaal opzicht geleid tot de afsluiting van een ca.o. voor spelers terwijl de ca.o. voor trainers 1 juli a.s. zal ingaan. Spelers en trainers zijn vertegenwoordigd in de bestuursorganen van de sectie betaald voetbal van de KNVB. Daarnaast zijn activiteiten ontplooid op het terrein van maatschappelijke begeleiding, scholing en vorming van werknemers in het betaald voetbal. Voorts zijn studies verricht ten behoeve van de verdere discussie over het vergoedingensysteem. Voor 1981 hoopt het BBI in dezen een definitief advies te kunnen uitbrengen. In bespreking is een onderzoeksrapport met betrekking tot de noodzakelijke omvang van het professionele apparaat van een betaald-voetbalorganisatie. Ad b. Door een marketingbureau is een rapport met betrekking tot de verhoging van inkomsten uitgebracht. Met het sectiebestuur is overleg gaande om te komen tot een marketingdiscussiedag en een algemeen marketingbeleid. Als onderdeel daarvan is begonnen met een inventarisatie van de behoeften, die er bestaan met betrekking tot stadionverbeteringen. Op grond van deze inventarisatie zal zeer binnenkort begonnen worden met verbeteringen op het terrein van medisch-hygiënische en veiligheidsvoorzieningen. Om budgettaire redenen zal het uitgangspunt moeten worden gehanteerd, dat aan minimale eisen op deze terreinen wordt voldaan. Daarnaast zal in dit kader zeer binnenkort begonnen worden met de kunstlichtvoorzieningen in een tiental stadions. Ad c. Op te merken valt, dat de meeste betaald-voetbalorganisaties hun exploitatie de laatste twee jaar aanmerkelijk teruggebracht hebben. De begrotingen van de betaald-voetbalorganisaties voor het seizoen 1979/1980 zijn gefixeerd op de inkomstenen uitgaven van het jaar 1977/1978; dat wil zeggen een gemiddelde verlaging van ± 10%. De richtlijnen, die onlangs door het BBI aan de KNVB zijn voorgelegd, zullen de begrotingen verder beperken. Samenvattend kan worden gezegd dat ten aanzien van de uitvoering van de voorstellen in het rapport Gezonder Betaald Voetbal en de gestelde voorwaarden in mijn brief van 13 april 1978 redelijke vorderingen zijn gemaakt. 4.3 Acht u de doelstelling, nu reeds twee jaar verstreken zijn van de termijn van 4 jaar genoemd in het rapport Gezonder Betaald Voetbal, dat het betaalde voetbal na deze periode selfsupporting dient te zijn nog steeds realiseerbaar? In het door alle belanghebbende organisaties en instellingen aanvaarde rapport Gezonder Betaald Voetbal is op blz. 63 neergelegd dat ernaar zal worden gestreefd om het betaald voetbal in een periode van 8 a 9 jaar selfsupporting te maken. Uiteraard vraagt het opstarten van een dergelijk proces tijd, met name in de beginjaren. Er zijn evenwel met betrekking tot de uitvoering van de doelstellingen van het gezondmakingsproces inmiddels redelijke vorderingen gemaakt. Zie hiervoor de antwoorden op de vragen 4.1 en 4.2. Tegen deze achtergrond meen ik dat het streven in de komende periode van 6 a 7 jaar nog steeds gericht moet zijn op het realiseren van een self-supporting betaald voetbal.
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15870, nr. 5
7
4.4 Kunt u mededelen met ingang van welke data de c.a.o.'s ten behoeve van spelers en trainers afgesloten en getekend zijn? De c.a.o. voor spelers werd op 11 juli 1979 tussen FBO en VVCS afgesloten en getekend. De c.a.o. voor trainers zal op korte termijn ter ondertekening aand< besturen van FBO en W O N worden aangeboden en zal 1 juli 1980 van kracht worden. 4.5 Kunt u een overzicht geven van het positief c.q. negatief vermogen van alle betaalde voetbalorganisaties over de seizoenen 77/78 en 79/80 (voor zover bekend)? Het accountantsbureau Moret en Limperg verstrekte het onderstaande overzicht van positief c.q. negatief vermogen over de jaren 1977,1978 en 1979. Samenvattend overzicht van de vermogenspositie van de bvo's per 30 juni 1977, 1978 en 1979 x f 1000 1979 Activa Vaste activa Waarde vergoedingssommen Vorderingen op lange termijn Voorraden en vorderingen op korte termijn Geldmiddelen en effecten
Passiva Schulden op lange termijn: — overheid — door de overheid gegarandeerd — banken — plaatselijke groeperingen — bedrijven en particulieren
4 2 2 6 5
1977
1978
6 604 p.m.' 1 614
6 099 p.m. 2 051
6 275 p.m. 2 324
12 921 6 855
7 591 7 826
8415 7 518
27 994
23 567
24 532
934 454 470 446 095
4 3 1 7 3
4711 3 405 1 043 5 855 1 973
440 180 268 828 063
21 399
19 779
16 987
7 931 24 329
9 083 19 664
4 091 19 487
53 659
48 526
40 565
Negatief vermogen, excl. waarde vergoedingssommen, per saldo
25 665
24 959
16 033
Negatieve vermogens Positieve vermogens
31 136 5 471
30 181 5 222
21 725 5 692
Saldo negatief
25 665
24 959
16 033
Banken, in rekening-courant Schulden op korte termijn
1
Op basis van de in het Reglement Bindend Advies neergelegde richtlijnen valt de totale waarde van de vergoedingssommen voor de Nederlandse b.v.o.'s te schatten op ongeveer f 178 min.
Bij het vorenstaande overzicht dient te worden aangetekend, dat 8 b.v.o.'s een positief vermogen hebben van tezamen f 5,5 min. Een en ander impliceert, dat voor herfinanciering ter bereiking van een nulpunt in de vermogenspositie van de b.v.o.'s op het niveau van juni 1979 reeds een bedrag van circa f 30 min. nodig zou zijn.
Tweede Kamer, zitting 1979-1980, 15870, nr. 5
8
4.6 Welke bedragen werden er tot nu toe door onder andere het Budget Bewakings Instituut uitgekeerd aan de betaalde voetbalorganisaties uit subsidiegelden van de z.g. drie externe geldgevers over de seizoenen 77/78, 78/79 en 79/80 (voor zover bekend)? Over het seizoen 1977/1978 werd aan de betaalde voetbalorganisaties door de Stichting de Nationale Sporttotalisator f 5 643000 uitgekeerd. Het Budget Bewakings Instituut heeft vanaf augustus 1978 uitkeringsadviezen gegeven met betrekking tot de bijdragen vanwege het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en de Stichting SNS bestemd voor de betaalde voetbalorganisaties en wel voor -
het seizoen 1978/1979 tot een bedrag van het seizoen 1979/1980 (stand van zaken vooralsnog tot en met 21 april 1980)
f
8 288 000
f
5 250 000
In het seizoen 1978/1979 werd f 6838 000 aan gemeentelijke subsidies verleend. 4.7 Is het juist en wat is uw oordeel hierover dat er bij de KNVB plannen bestaan om het aantal b.v.o. 's terug te brengen naar 32 clubs? Bij het sectiebestuur Betaald Voetbal bestaan inderdaad plannen om tot een vermindering van het aantal b.v.o.'s te komen. Deze plannen staan in de sectie Betaald Voetbal van de KNVB ter discussie. Het sectiebestuur Betaald Voetbal heeft geen officieel voorstel geformuleerd, ook niet in de op 10 mei jl. gehouden algemene ledenvergadering. Indien evenwel één of meer b.v.o.'s vrijwillig terugtreden is dit overigens een zaak die primair de sectie betaald voetbal van de KNVB aangaat, voor zover het minimum aantal van 32 b.v.o.'s niet wordt aangetast. 4.8 a. Kunt u mededelen welke bedragen er precies beschikbaar zijn ten behoeve van de aanleg van lichtinstallaties? b. Op welke wijze en tot welke bedragen wordt de subsidie toegekend? c. Is hier sprake van een centraal contract gesloten door de KNVB ten behoeve van alle betrokken clubs? d. Welke is de reden dat men alleen voor subsidie in aanmerking komt als het bedrag f 600 000 bedraagt, terwijl één van de clubs een lichtinstallatie kon realiseren voor f 300000? e. Wie beslist er uiteindelijk over de subsidie-aanvragen ? a. Totaal is door de Stichting de Nationale Sporttotalisator en CRM voor de aanleg van kunstlichtinstallaties f 6,9 min. ter beschikking gesteld. Doordat delen van het bedrag reeds in 1978 en 1979 op een speciale rekening van de KNVB zijn gestort en de uitvoering pas in juni/juli 1980 zal starten zal aan dit bedrag omstreeks f 500000 rente worden toegevoegd. b en c. Offertes voor de aanleg van kunstlichtinstallaties die in 1979, bij een 5-tal b.v.o.'s waren uitgebracht, lagen tussen 800 en 900 duizend gulden per stuk. Berekeningen leerden dat bij een centrale aanpak gemiddeld uitgekomenzou kunnen worden op f 600 000 per installatie. Besloten is tot een centrale aanpak. Twee adviesbureaus hebben in dit verband onafhankelijk van elkaar aangegeven dat de gekozen weg veruit de goedkoopste zou blijken te zijn. Inmiddels is bekend dat de gemiddelde prijs zal uitkomen op f 575000. De KNVB heeft ten behoeve daarvan in oktober 1979 een raamovereenkomst gesloten met twee bedrijven. Daarna is in januari 1980 gekozen uit ingediende offertes voor masten en lampen op inschrijving van tweemaal 5 bedrijven.
Tweede Kamer, zitting 1979-1980, 15870, nr. 5
9
Bij elke b.o.v. is geinventariseerd w e l k e stadionverbeteringen op het gebied van kunstlicht, medisch-hygiënische en veiligheidsvoorzieningen noodzakelijk w a r e n . Het BBI heeft in de m a a n d mei j l . gesprekken gevoerd met alle b.v.o.'s waar kunstlichtinstallaties zouden m o e t e n k o m e n . A a n de hand van de inventarisatie, de ter tafel liggende offerte en de m o g e l i j k h e d e n v o o r een b.v.o. of gemeente o m zelf w e r k z a a m h e d e n uit te v o e r e n , w o r d t de subsidie per b.v.o. vastgesteld. Globaal zal deze f 320 000 bedragen. d. Er is met m e d e w e r k i n g van KNVB, Stichting verlichtingskunde, KEMA, NOS en deskundigen (o.a. een aantal Gemeentelijke Elektriciteitsbedrijven en diensten van bouwtoezicht) een m i n i m u m pakket opgesteld dat als standaard d o o r de KNVB is vastgesteld. De in de v r a a g bedoelde club, D.S/79 heeft een ander p r o g r a m m a van eisen gemaakt dat op veel punten afwijkt v a n het standaardpakket en waarv o o r n o g geen t o e s t e m m i n g is verkregen v a n de gemeentelijke diensten. Niet o p g e n o m e n zijn: - t r i b u n e v e r l i c h t i n g , die in andere g e m e e n t e n is voorgeschreven, o m d a t de v e l d v e r l i c h t i n g nu eenmaal uit kan v a l l e n ; - v e r l i c h t i n g van toegangspaden - transformatorhuis. Verder was de mast 28 in plaats van 40 m h o o g . Voor 40 m is gekozen, o m dat lagere opstelling, de vlakkere straling, overlast geeft v o o r de tegenoverliggende tribunes maar ook v o o r de o m g e v i n g (wegen). De reden w a a r o m D.S/79 waarschijnlijk niet v o o r subsidie in aanmerking komt, is niet alleen gelegen in de afwerking van het s t a n d a a r d p r o g r a m m a van eisen. Het bestuur van de D.S.'79 heeft nl. m e d e g e d e e l d dat m e n over omstreeks 2 jaar een n i e u w stadion met een kunstlichtvoorziening zal betrekken, w a a r d o o r de nu g e w e n s t e lichtvoorziening slechts een tijdelijk karakter draagt. De b o u wers v a n het nieuwe stadion hebben het bestuur van D.S/79 toegezegd de kosten die er v o o r D.S/79 uit de «tijdelijke» kunstlichtvoorziening v o o r t v l o e i en te v e r g o e d e n . Het BBI zal de KNVB voorstellen o m geen geld te steken in een tijdelijke v o o r z i e n i n g , waarvan tevens te v e r w a c h t e n is dat in een later s t a d i u m de gelden zullen terugvloeien naar D.S/79. e. In het rapport «Gezonder Betaald Voetbal» (blzz. 67,68) w o r d t de begeleiding van het project stadion v e r b e t e r i n g opgedragen aan het BBI. Tot heden heeft het BBI alle besluiten na overleg met de KNVB g e n o m e n .
4.9 Zijn alle betrokkenen bereid, ook de voorzitter van het sectiebestuur betaald voetbal, de eventuele uitkomsten van de discussie over de afschaffing van hetz.g. vergoedingensysteem te accepteren? Tot 1 september 1980 zullen de partners die bij het gezondmakingsproces zijn betrokken hun kommentaar kunnen i n b r e n g e n o p de discussienota van het BBI over het vergoedingensysteem. Een s t a n d p u n t b e p a l i n g is in dit stad i u m van geen der partners te v e r w a c h t e n . 4.10 Kunt u mededelen welke stappen er door de KNVB, sectie Betaald Voetbal in de afgelopen twee jaar zijn ondernomen om het democratiseringsproces binnen deze sectie te bevorderen, c.q. de positie van de WON en de VVCS te verstevigen? In 1977 w e r d als eerste stap in dit kader stemrecht verleend aan spelers en trainers in de bestuursorganen van het betaald v o e t b a l . Ingevolge de c a . o . dient elke betaald voetbalorganisatie een spelersraad te hebben. Elke spelersraad heeft het recht een afgevaardigde naar de algemene ledenvergade-
Tweede K a m e r z i t t i n g 1 9 7 9 - 1 9 8 0 , 1 5 8 7 0 , nr. 5
10
ring Betaald Voetbal te sturen. Voorts zijn in het sectiebestuur betaald voetbal door de spelers en trainers t w e e w e r k n e m e r s v e r t e g e n w o o r d i g e r s ben o e m d . De f o r m e l e t o e g a n g tot de b e s l u i t v o r m i n g van de sectie betaald voetbal is daarmee geregeld. Ten einde een v o l w a a r d i g e d e e l n e m i n g v a n spelers en trainers in g e n o e m d e bestuursorganen mogelijk te maken zijn door de VVCS en W O N vervolgens scholings- en v o r m i n g s a c t i v i t e i t e n ontplooid. 5.1 Kunt u mededelen over welke reservemiddelen c.q. nog beschikbare (toegezegde) subsidiebedragen de KNVB en de drie externe geldgevers beschikken ten behoeve van de realisatie van de doelstellingen genoemd in het Rapport Gezondmaking Betaald Voetbal? De reservemiddelen c.q. nog beschikbare (toegezegde) subsidiebedragen waarover de KNVB en de drie externe geldgevers beschikken ten behoeve van de realisatie van de doelstellingen g e n o e m d in het Rapport Gezonder Betaald Voetbal bedragen f 20 349 221. Het bedrag is bestemd v o o r bijdragen in de exploitatie v o o r de seizoenen 1978/1979,1979/1980 en de eerste helft van het seizoen 1980/1981, alsmede v o o r stadionverbetering en landelijke taken. De bijdragen zijn afkomstig van t w e e van de drie geldgevers, t.w. CRM en de stichting SNS. De subsidies v a n de derde externe geldgever, de g e m e e n t e n , vallen buiten het gezichtsveld van het BBI. De betreffende gemeenten zullen naar eigen bevind van zaken hun subsidies vaststellen. 5.2 Kunt u mededelen over welke reservefondsen c.q. welk positief vermogen de Stichting de Nationale Sporttotalisator per eind 1979 beschikte? Volgens de jaarrekening 1979 van de externe accountant van de Stichting de Nationale Sporttotalisator beschikte de stichting per eind 1979 over een positief v e r m o g e n van f 4 9 6 8 1 1 . Daarnaast beschikte de stichting over de v o l g e n d e voorzieningen en reservefondsen: Prijzenreserve Voorziening voor kosten onderzoek Voorziening koersverschillen Urgentiefonds sport en lichamelijke vorming
f f f f
450 156 69 2 000
000 402 748 000
f
2 676 150
5.3 Kunt u mededelen tot welke beleidscommissie het rapport Maatschappelijke begeleiding van de contractspeler in het betaald voetbal heeft geleid en/of tot welke stappen of voorstellen ter uitvoering van de aanbevelingen van dit rapport door u zijn genomen? Eén van de aanbevelingen in g e n o e m d onderzoeksrapport betrof het instellen bij elke b.v.o. van een c o m m i s s i e personeelsbeleid die als taakopdracht heeft het structureren, bewaken, stimuleren en zo nodig mede uitvoeren van een beleid o p dit terrein. Inmiddels heeft het BBI een adviesnota over het onderzoeksrapport uitgebracht. Ingevolge de aanbevelingen van het BBI-advies w o r d t m o m e n t e e l tussen betrokken partners overleg gevoerd over de t e n u i t v o e r l e g g i n g van activiteiten s a m e n h a n g e n d met het tot o n t w i k k e l i n g brengen van commissies personeelsbeleid bij de betaald voetbal organisaties. 5.4 Is het juist dat de voorzitter van het BBI benoemd is door de KNVB? Kunt u aangeven welke precies de juridische verhouding is tussen het BBI en de rijksoverheid?
Tweede Kamer, zitting 1 9 7 9 - 1 9 8 0 , 1 5 8 7 0 , nr. 5
11
Onder welke voorwaarde c.q. onder wiens verantwoordelijkheid neemt de rijksoverheid deel aan de werkzaamheden van het BBI? Op welke wijze worden de plannen c.q. de voorstellen van het BBI in de openbaarheid gebracht? De voorzitter van het BBI is niet b e n o e m d d o o r de KNVB. Het BBI is een zelfstandige stichting, w a a r v a n de voorzitter d o o r het bestuur van de sticht i n g w o r d t b e n o e m d , g e h o o r d de partners die het BBI v o r m e n . De v e r t e g e n w o o r d i g e r v a n het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk in het BBI neemt aan de werkzaamheden deel v a n u i t de opdracht te bevorderen dat de doelstellingen van het rapport Gezonder Betaald Voetbal w o r d e n u i t g e v o e r d . Plannen en voorstellen van het BBI w o r d e n aan de drie externe geldgevers, alsmede de KNVB en de belangenorganisaties v o o r g e l e g d . Daarnaast rapporteert het BBI over de v o o r t g a n g van de werkzaamheden d o o r elk half jaar een zg. i n f o r m a t i e b u l l e t i n uit te brengen dat v o o r iedereen toegankelijk is.
6.1 Deelt de rijksoverheid met de sportbeoefenaren de mening dat onder maatschappelijke begeleiding moet worden verstaan het geven van hulp bij het bewerkstelligen van verlof; trainings- en studiefaciliteiten, alsmede het compenseren voor het verlies aan inkomsten en werkt een dergelijke begeleiding het schijn-amateurisme bij de topsport niet in de hand? De g e n o e m d e v o r m e n van hulp en begeleiding van topsporters met het o o g o p een zo v o l l e d i g mogelijk individuele o n t p l o o i i n g , met name ook in maatschappelijk opzicht, w o r d e n niet afgewezen. 6.2 Waarom schenkt de overheid, als het gaat om de sociale en rechtspositie van betaalde topsporters, uitsluitend aandacht aan betaalde voetballers en niet aan andere betaalde topsporters, zoals bij voorbeeld wielrenners? In hoofdstuk IV van de CRM-nota «Topsport en Rijksoverheid» w o r d t gesproken over de p r o b l e m e n , die betaalde sportbeoefenaren in het algemeen op dit gebied o n d e r v i n d e n . Dit betekent dat de zorg van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk zich in principe naar alle betaalde topsporters uitstrekt. Overigens betreft de zorg v o o r betaald voetbal geen structurele subsidiëring, doch hulp bij een gezondmakingsproces. Door de rijksoverheid zullen o p korte t e r m i j n geen concrete stappen w o r d e n ondern o m e n o m in andere takken van sport deel te nemen aan soortgelijke processen van g e z o n d m a k i n g . 6.3 Is de overheid bereid onderzoeken met betrekking bij andere organisaties dan de KNVB te initiëren?
tot het
dopinggebruik
In de nota «Topsport en Rijksoverheid» spreekt het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk het b e l e i d s v o o r n e m e n uit een bijdrage te verlenen aan de noodzakelijk geachte t o t s t a n d k o m i n g van een Nationaal Sport Medisch Instituut (NSMI). Het onderzoek naar het gebruik van stimulerende middelen bij t o p s p o r t b e o e f e n i n g in Nederland en een eventuele c o n trolerende functie in het verlengde v a n een dergelijk onderzoek w o r d t door het ministerie b e s c h o u w d als een van de mogelijke taken van het NSMI. Opgemerkt dient overigens te w o r d e n dat het KNVB-onderzoek niet d o o r het ministerie is g e ë n t a m e e r d ; de KNVB nam ter zake initiatief. 6.4 Op welke punten uit de nota «Topsport en Rijksoverheid» berust het ten aanzien van het dragen van sportkleding (shirtreclame)?
beleid
Dergelijk beleid dient niet te w o r d e n gezien als sportbeleid, maar veeleer als mediabeleid. Daarover handelt de nota «Topsport en Rijksoverheid» niet.
Tweede Kamer, zitting 1 9 7 9 - 1 9 8 0 , 1 5 8 7 0 , nr. 5
12
6.5 Zijn er tekenen die erop wijzen dat de schuldenlast structureel aan het afnemen is?
van het betaald
voetbal
Voor het a n t w o o r d op deze vraag mag w o r d e n verwezen naar het antw o o r d op vraag 4.5. Ik v o e g daar nog aan toe dat in het kader van een zo n a u w k e u r i g mogelijke a f s t e m m i n g van uitgaven op inkomsten kan w o r d e n vastgesteld dat de meeste b.v.o.'s hun exploitatie de laatste t w e e jaren aanmerkelijk hebben teruggebracht. Voorts heeft de c a . o . v o o r contractspelers geleid tot een opwaartse druk o p de budgetten van de b.v.o.'s. Deze kostenv e r h o g e n d e w e r k i n g is echter in redelijke mate o p g e v a n g e n d o o r het, binnen de grenzen der r e g l e m e n t e n , omzetten van full-profcontracten in semiprofcontracten, het v e r m i n d e r e n van het aantal contractspelers en/of het verkleinen van de verschillen in salarissen van w e r k n e m e r s van de b.v.o.'s. 6.6 Gaat de overheid meewerken aan een regeling om op zaterdagmiddag middenstandsvestigingen te laten sluiten, ten einde tussen 16.00 en 18.00 uur betaald voetbal te kunnen doen plaatsvinden? De verantwoordelijkheid v o o r het voeren van overleg in dezen ligt bij de KNVB. Winkelsluiting behoort niet t o t mijn competentie. 7.1 a. Kan een inzicht worden gegeven van de plaatsingsmogelijkheden het sporttechnisch kader? b. Hoevelen hebben zich daarvoor aangemeld? c. Kan (bij benadering) worden aangegeven hoeveel afgestudeerde ers staan ingeschreven als werkzoekend? d. Hoeveel vacatures bestaan er nog binnen deze branche?
voor
CIOS-
a. en b. Plaatsingsmogelijkheden v o o r beroepssporttechnisch kader gaan uit van het uitgangspunt dat goede en v o l d o e n d e leiding en begeleiding bij sportbeoefening uit hoofde van kwaliteitsbewaking noodzakelijk is. A a n b o d is in v o l d o e n d e mate v o o r h a n d e n . c. Het juiste aantal werkzoekenden is niet bekend. d. Onderzoek heeft uitgewezen dat er binnen de georganiseerde sport een relatief hoge werkgelegenheid v o o r beroepssporttechnisch kader bestaat. Er is een «behoefte» van 1000 beroepssporttechnische functionarissen. 7.2 Kan een nadere aanduiding worden gegeven van de inhoud van de nog in 1980 mogelijk te maken bijscholing respectievelijk vervolgopleiding van hoger sporttechnisch kader? Op titel van de bijscholing respectievelijk v e r v o l g o p l e i d i n g e n van hoger STK hebben enkele organisaties hun ingediende subsidieaanvragen gehonoreerd gekregen, te w e t e n de KNSB en de K N A U . Tevens ben ik voornemens o m - i n overleg met de N S F - t e bezien in hoeverre het tot de mogelijkheden behoort een generale (bij)scholing v o o r hoger sporttechnisch kader m o g e l i j k t e maken. 7.3 Vanuit welke kringen is de wens voor het creëren van top- en beroepssportliga's kenbaar gemaakt? Zijn daarbij nadere indicaties gegeven over inhoud en vormgeving van zulke liga's? Vanuit kringen van sponsors en besturen van t o p s p o r t v e r e n i g i n g e n of stichtingen voor beroepssport w o r d t weleens de wens geuit o m de thans binnen landelijke sportorganisaties bestaande secties topberoepssport j u ridisch en financieel te verzelfstandigen. Als reden w o r d t daarbij opgegeven de noodzaak o m tot flexibele en snelle besluitvorming te k o m e n .
Tweede Kamer, zitting 1979-1980, 15870, nr. 5
13
In Nederland bestaan op dit moment geen zelfstandige top- en beroepssportliga's. Wel wordt hierover gesproken in de Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond, de Nederlandse Volleybal Bond, de Nederlandse Basketbal Bond en de Koninklijke Nederlandse Base- en Softbal Bond. 7.4 Kan worden aangegeven in welke sfeer zich in belangrijke mate hetz.g. schijn-amateurisme voordoet en kunnen hiervan voorbeelden worden gegeven? 7.5 Idem met betrekking tot het
schijn-professionalisme?
Zoals in de nota «Topsport en Rijksoverheid» is opgemerkt, is de grens tussen amateur-topsport en beroepssport nauwelijks te trekken. Enerzijds vertonen de omstandigheden waaronder de amateurtopsporters werken vaak kenmerken van beroepssport, terwijl anderzijds vooral de aankomende beroepssporters in omstandigheden verkeren, waarin sprake is van een beloning die grotendeels bepaald wordt door premie- en prijzengelden en er tegelijkertijd een zekere afhankelijkheid bestaat van een werkgever buiten de sport. Eén en ander pleit er dan ook voor een samenhangend en integraal beleid ten aanzien van de top- en beroepsport te voeren. 7.6 Heeft nader overleg over een uniform aanvangstijdstip van de wedstrijden in het betaald voetbal al geleid tot (voorlopige) uitkomsten? Het overleg dat het sectiebestuur Betaald Voetbal in dezen voert heeft nog niet tot besluitvorming geleid. Naar verwachting zal voor het seizoen 1980-1981 een overgangsregeling van kracht zijn met twee speeltijden: één op zondag en één op zaterdag. Dit onder andere vanwege het feit dat nog niet elke b.v.o. over een kunstlichtinstallatie zal kunnen beschikken. 7.7 Nemen de clubs «optimaal» deel aan de «centrale aanpak» voor aanleg van lichtinstallaties en stadionverbetering? Het aantal b.v.o.'s dat over een lichtinstallatie beschikt die aan de normen voldoet, bedraagt dertien. De KNVB en de overige 24 b.v.o.'s nemen optimaal deel aan het project gericht op de aanleg van kunstlichtinstallaties en stadionverbetering. 8.1 Kan worden aangegeven in hoeverre de exploitatiekosten van het seizoen 1979-1980 afwijken van de begrote resultaten? Op dit moment kan nog niet worden aangegeven in hoeverre de exploitatiekosten van het seizoen 1979-1980 afwijken van de begrote resultaten. De betreffende gegevens zouden eerst na oktober 1980 aan de Kamer kunnen worden overgelegd. 8.2 Hebben alle b.v.o.-begrotingen voldaan aan de door het BBI opgestelde richtlijnen? Welke clubs weken daar eventueel van af en in welke mate? Niet alle b.v.o.-begrotingen hebben volledig voldaan aan de door het BBI opgestelde richtlijnen. In dergelijke gevallen is door het BBI een correctie toegepast die in negatieve zin zal doorwerken op de definitieve sleutel voor de verdeling van de voor het seizoen 1979-1980 beschikbare gelden. De exacte cijfers per b.v.o. kunnen dezerzijds niet worden gepubliceerd.
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15870, nr. 5
14
8.3 Kan een inzicht worden gegeven ling van de Stichting Arbeidszaken
van de omvang van de Betaald Voetbal?
arbeidsbemidde-
In het kader van het gezondmakingsproces zal het BBI onder meer bijdragen leveren aan het bevorderen van een o p t i m a a l f u n c t i o n e r e n d systeem van arbeidsbemiddeling binnen het betaalde voetbal. Het BBI heeft het v o o r n e m e n m e d i o september 1980 een rapport met evaluatiegegevens over de a r b e i d s b e m i d d e l i n g binnen het betaalde voetbal aan de externe geldgevers de KNVB en de belangenorganisaties v o o r te leggen. Ik zal de Kamer hierover daarna nader i n f o r m e r e n . 8.4 Hoe vaak heeft het afgelopen jaar een overgang van een (semi) beroepsvoetballer van de ene naar een andere b.v.o. plaatsgehad? Welk bedrag aan vergoedingen was daarmee gemoeid? In de periode 1 juli 1979 tot en met 7 maart 1980 hebben 56 overgangen van een (semi) beroepsvoetballer van de ene naar een andere b.v.o. plaatsg e v o n d e n . Aan «vergoedingen» was hiermee een bedrag van f 7 106447,13 g e m o e i d . Ter toelichting zij nog v e r m e l d dat volgens artikel 27 van het huidige Reglement Betaald Voetbal een contractspeler gedurende het hele jaar een arbeidsovereenkomst met een b.v.o. - dit geldt niet alleen voor o v e r e e n k o m sten met Nederlandse b.v.o.'s maar ook v o o r contracten met buitenlandse clubs - kan sluiten. Hierbij geldt w e l de beperking, dat een speler die een contract tussen de eerste v r i j d a g van de maand m a a r t e n de eerste juli van hetzelfde jaar in die periode niet speelgerechtigd is v o o r de c a . o . w a a r m e e hij het contract heeft gesloten. Dit laatste is te beschouwen als een bepaling die het eerlijk en g e o r d e n d v e r l o o p van de competitie in het betaalde voetbal moet w a a r b o r g e n . 8.5 Hoeveel transfers
naar het buitenland
hebben
plaatsgevonden?
In de periode 1 juli 1979 tot en met 7 maart 1980 hebben 41 transfers naar het buitenland plaatsgevonden. 8.6 Kunnen cijfers worden verstrekt over de inkomens van de spelers in het betaalde voetbal? Zowel basisinkomen als bijkomende ontvangsten (premies e.d.j? Enquêtegegevens van de FBO geven de volgende indicaties: - hetzelfde jaar in die periode niet speelgerechtigd is voor de b.v.o. waarmee van het seizoen 1979/1980(1 j u l i 1979 tot en met 31 december 1979): r o n d d e f 23000 (zonder vakantietoeslag) - het gemiddelde salaris in de eredivisie bedroeg over het eerste halfjaar ste halfjaar rond de f 10 200 (zonder vakantietoeslag). M o m e n t e e l zijn nog geen gegevens beschikbaar inzake de v e r h o u d i n g tussen basis en premiebestanddeel. Bij circa 4 0 % van de betaald voetbalorganisaties is het p r e m i e - i n k o m e n van contractspelers groter dan of gelijk aan het gegarandeerd basisinkomen. 8.7 Welke zijn de knelpunten bij het tot stand komen van een c.a.o. voor trainers? Wanneer mag het afsluiten van deze c.a.o. worden verwacht? De c.a.o. van trainers zal op korte termijn aan de besturen van FBO en W O N ter fiattering w o r d e n aangeboden en heeft als i n g a n g s d a t u m 1 juli 1980.
Tweede Kamer, zitting 1979-1980, 15870, nr. 5
15
8.8 Wat is de inhoud van het ter beschikking stellen van de benodigde «know how» en materiaal om op gemeentelijk niveau de voorwaarden voor deze sportvormen te helpen scheppen? Door de Stichting Spel en Sport worden, daartoe in staat gesteld door het ministerie binnen gemeenten deskundigen op het gebied van de sportieve recreatie ingezet in het kader van ontwikkelingsprojecten. Voorts wordt door het ministerie op basis van ingediende werkplannen voor de projecten een financiële bijdrage verleend in de kosten van publiciteit en voorlichting, activiteiten, kadervorming en aanschaf van benodigd spel-en sportmateriaal. 8.9 Hoeveel ontwikkelingsprojecten aard van die projecten?
sportieve recreatie zijn er en wat is de
In gemeenten en provincies zullen in 1980 13 projecten worden afgerond en 15 projecten worden gestart. Al naargelang de fase van ontwikkeling van het gemeentelijk sportieve-recreatiebeleid zullen de projecten van aard kunnen verschillen. In grotere gemeenten, waar al sprake is van een bestaand sportieve-recreatiebeleid, is vaak behoefte aan ondersteuning bij het ontwikkelen van een aanpak gericht op specifieke groeperingen en activiteiten in de wijken. In kleinere gemeenten gaat het meestal om het tot stand brengen van een totaal aanbod van sportieve-recreatieactiviteiten voor de gehele bevolking. 8.10 Kan worden aangegeven hoe de besteding is van de gelden van de SSS? Van de begroting voor 1980, die door de SSS is ingediend, is een bedrag van f 1 782 000 subsidiabel gesteld. Buiten deze subsidie kan de SSS in 1980 beschikken overeen bedrag van f 443000 afkomstig uit inkomsten van activiteiten. De besteding van het totaal van beschikbare middelen ad f 2 225 000 is als volgt: Personeelskosten Huisvestingskosten Organisatiekosten Kosten inz. activiteiten
f f f f
1 590 81 234 320
000 000 000 000
Totaal
f
2 225 000
8.11 Welke selectiecriteria hanteert de SSS bij het kiezen van projecten? De SSS hanteert algemene criteria betrekking hebbend op de mate van geografische spreiding over het land, bereidheid van de betrokken gemeente tot organisatorische ondersteuning bij de uitvoering van het project, acceptatie door betrokken organisaties en instellingen van de externe ondersteuning en afstemming van het aantal projecten op de beschikbare mankrachtvan de SSS. Deze criteria zullen ook in de toekomst gehanteerd blijven worden. De evaluatiegegevens van de reeds afgeronde ontwikkelingsprojecten en de resultaten van het onderzoek «sportieve recreatie in de Nederlandse Gemeenten», dat in 1979 is uitgevoerd, kunnen van invloed zijn op de bijstelling van selectiecriteria. Zo heeft de ervaring die de SSS met het uitvoeren van ontwikkelingsprojecten heeft opgedaan ertoe geleid, dat ook gemeenten waar nog weinig gebeurt op het gebied van sportieve recreatie en waar wel een duidelijke behoefte aanwezig is, in aanmerking kunnen komen voor een ontwikkelingsproject, hetgeen voorheen niet het geval was.
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15870, nr. 5
16
9.1 Wanneer kan een evaluatie niet-gehandicapten» worden
van de projecten «integratie tegemoetgezien?
gehandicapten
en
Deze evaluatie zal tegelijkertijd (voorjaar 1981) met de te vervaardigen Nota S p o r t b e o e f e n i n g d o o r Gehandicapten aan de Kamer w o r d e n aangeboden.
9.2 Waaruit bestaat de «extra deskundigheid» te verschaffen aan ClOS'ers fysiotherapeuten voor de te geven revalidatie aan ex-hartpatiënten? Wie verzorgt die opleiding?
en
Het verschaffen van de extra d e s k u n d i g h e i d zal erop gericht zijn enerzijds de ClOS'er inzicht te geven in het ontstaan van een hartinfarct, fysiologische g e v o l g e n , herkenbaarheid e.d. Daarnaast het leren hoe o m te gaan met de ex-hartpatiënt (op welke wijze mag en kan de ex-hartpatiënt «belast» w o r den qua duur en intensiteit van de diverse b e w e g i n g s v o r m e n ) . Anderzijds zal de fysiotherapeut meer inzicht dienen te verkrijgen in de v o r m van b e w e gen, die de ex-hartpatiënt aangereikt kan w o r d e n en hoe de (bege)leiding op het sporttechnische vlak moet plaatsvinden. In stuk 15870 w e r d aangegeven dat de o p l e i d i n g door de Stichting Spel en Sport w o r d t verzorgd. Het ligt in de b e d o e l i n g , dat deze scholing in de toekomst gaat plaatsvinden door de Stichting Hart in b e w e g i n g in samenwerking met het genootschap v o o r fysiotherapie en de Stichting Spel en Sport. 9.3 Kan een specificatie worden gegeven van het bedrag van f 300 000 dat voor 1980 voor het doel sportieve recreatie door ouderen is gereserveerd? De gereserveerde gelden voor het project «sportieve recreatie d o o r ouderen» zullen in 1980 w o r d e n besteed aan kosten v o o r materiaal (f 200 000), activiteitenleiding en begeleiding (f 80 000), bijscholing en algemene kosten ( f 2 0 000).
De Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, G.C. Wallis de Vries
T W p p , i e Kamer, zitting 1 9 7 9 - 1 9 8 0 , 1 5 8 7 0 , nr. 5
17