Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1995–1996
21 501-16
Landbouwraad
Nr. 145
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 28 augustus1996 De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1 heeft op 30 mei 1996 overleg gevoerd met minister Van Aartsen van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij ter voorbereiding van de Landbouwraad van 3 en 4 juni 1996. Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie
1
Samenstelling: Leden: Van der Linden (CDA), Blauw (VVD), voorzitter, Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, M.M.H. Kamp (VVD), Esselink (CDA), Smits (CDA), Reitsma (CDA), Huys (PvdA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Ter Veer (D66), Van Zijl (PvdA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Aiking-van Wageningen (groep-Nijpels), Woltjer (PvdA), Schuurman (CD), AugusteijnEsser (D66), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Stellingwerf (RPF), Crone (PvdA), M.B. Vos (GroenLinks), Van Waning (D66), Keur (VVD), O.P.G. Vos (VVD), Passtoors (VVD). Plv. leden: Bukman (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van Middelkoop (GPV), Remkes (VVD), Beinema (CDA), Leers (CDA), Biesheuvel (CDA), Van Gijzel (PvdA), Liemburg (PvdA), Hoekema (D66), M.M. van der Burg (PvdA), Verspaget (PvdA), Verkerk (AOV), Dijksma (PvdA), Poppe (SP), Jorritsma-van Oosten (D66), Gabor (CDA), Leerkes (Unie 55+), De Cloe (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Doelman-Pel (CDA), Cornielje (VVD), Verbugt (VVD), H.G.J. Kamp (VVD).
6K2578 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1996
De heer Van der Linden (CDA) merkte op dat de Britten grote nalatigheid valt te verwijten, zowel op het gebied van de te treffen maatregelen als de controle. Daarnaast heeft de presentatie van een en ander geleid tot een golf van paniek in Europa, die nog niet uitgewerkt is. Er is grote schade toegebracht aan de gehele veehouderij in Europa. Ook de Nederlandse vleesproducenten betalen het gelag. In plaats van dat de nalatige betaalt, gebruikt Major de BSE-problematiek als politiek breekijzer. Hij chanteert de EU met een zaak waarin hij zelf heeft gefaald. Tegelijkertijd roept hij sterke anti-Europese gevoelens op in het Verenigd Koninkrijk die ook later invloed zullen hebben op het politieke klimaat. Minister-president Kok heeft terecht zorgen geuit over een mogelijke stagnatie van het integratieproces. Hij wil echter de boycot versoepelen om «chaotisering van de Europese integratie» te voorkomen. Nederland is dus kennelijk toch gevoelig voor de Britse chantage. In plaats van dat de Britten opdraaien voor de veroorzaakte schade betaalt de EU vele honderden miljoenen guldens aan het VK. Naast de VK-compensatie is er dus nu een BSE-compensatie, hoewel dat deels tegen elkaar wegvalt. EU-middelen, die zouden moeten terugvloeien naar de nationale kassen, worden nu ingezet ten behoeve van de BSE-problematiek. De top van Turijn repte van een reservering van 450 mln. ecu, maar in de brief van de minister wordt al een bedrag van 650 mln. ecu genoemd. De CDA-fractie was en is tegen de vernietiging van 64 000 kalveren en voor een breed opgezet kwaliteitsprogramma, een promotiecampagne en intensivering van het gemeenschappelijk onderzoek. Daarvoor lijkt echter weinig geld beschikbaar te blijven. Het geld is defensief besteed aan het
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 21 501-16, nr. 145
1
vernietigen van kalveren en het compenseren van de schade. Wat zijn nu exact de kosten voor Nederland en uit welk budget wordt het geld gehaald? Wil de minister, die al heeft verklaard dat het vooral een gezondheidsprobleem is, toezeggen dat in ieder geval niet de landbouwbegroting extra wordt belast? Hoeveel geld is nog beschikbaar voor het kwaliteitsprogramma en het promotieplan? Het zijn in ieder geval de destructiebedrijven en een slachterij die beter zijn geworden van de BSE-problematiek. Als er toch geld van de landbouwbegroting wordt gehaald, moet geconstateerd worden dat dat voor een deel is betaald met «boerengeld» dat eigenlijk besteed had moeten worden aan een versterking van de structuur van de Nederlandse land- en tuinbouw. Wat zijn de financie¨le consequenties voor de kalvermesters en de slachterijen en welke zijn de werkgelegenheidseffecten? Klopt het persbericht dat Frankrijk een regeling heeft getroffen die voorziet in een (fiscale) tegemoetkoming van slachterijen die in de problemen zijn geraakt en ligt het niet voor de hand dan ook hetzelfde te doen ten behoeve van de Nederlandse slachterijen die niet van de BSE-ontwikkelingen hebben geprofiteerd? Steeds duidelijk wordt dat de vernietiging van de 64 000 kalveren een onzinnige maatregel is. In de eerste plaats is de procedure fout. Verder had de heer Van der Linden niet de indruk dat Nederland er beter afkomt dan Belgie¨ of dat er sprake is van zichtbare exportvoordelen. Het handelspolitieke argument gaat dus niet op. Bovendien lijken de gezondheidsredenen nogal discutabel nu volgens krantenberichten Belgie¨ met verboden hormonen behandeld rundvlees op de Europese en dus ook de Nederlandse markt brengt. Ook als in de (nabije) toekomst wordt besloten tot een gehele of gedeeltelijke opheffing van de boycot van Engels vlees, komt de zin aan de gezondheidsargumenten te ontvallen. Nederland heeft dan de kalveren onder de zes maanden geslacht, terwijl Engeland dan hetzelfde vlees gaat leveren. Klopt het bericht dat er 3000 kalveren zijn «zoekgeraakt»? De heer Van der Linden merkte vervolgens op dat de minister zich terecht heeft verzet tegen een versoepeling van de boycot omdat het VK nog steeds niet voldoende maatregelen heeft genomen. Tekent zich ondertussen een meerderheid af voor versoepeling van de boycot wat betreft talg en gelatine maar niet wat betreft het Britse rundersperma? Zo ja, moet dit dan worden beschouwd als een eerste stap op weg naar versoepeling van de boycot? Tenslotte vroeg de heer Van der Linden naar de bevindingen van een delegatie van de Commissie die samen met enkele specialisten van de lidstaten het VK heeft bezocht. De heer Keur (VVD) constateerde dat de gemoederen rond de BSE-problematiek steeds verhitter raken nu het VK dreigt de besluitvorming in EU-verband te saboteren. Maar waarom stelt het VK zich zo halsstarrig op als het tien jaar geleden al maatregelen had kunnen nemen? De heer Keur wees erop dat landen als Canada en de VS al geruime tijd geleden de import van vlees uit Engeland hebben gestaakt. Het is zeer te betreuren dat Major van een gezondheidstechnische kwestie een zwaar politiek punt maakt. Het leek de heer Keur dat dit probleem niet zal kunnen worden opgelost voordat de top in Florence plaatsvindt. Het is jammer dat het VK niet de dialoog zoekt met Europa. Het is goed dat commissaris Fischler voor de Landbouwraad van 3 en 4 juni nieuwe voorstellen heeft gedaan wat betreft de gelatine en de talg. Hoe oordeelt de minister over deze voorstellen? Is het technisch mogelijk om vast te stellen dat het Britse rundersperma volledig vrij is van BSE? De VVD-fractie vindt het voorstel om 650 mln. ecu uit te trekken goed verdedigbaar, vooral ook gezien de verdeling van dat bedrag. De fractie gaat er nog steeds vanuit dat de regering een consequent beleid zal
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 21 501-16, nr. 145
2
voeren, ondanks de harde lijn van het VK. Zij ondersteunt voorshands de door de minister voorgestane beleidslijn. De heer Ter Veer (D66) zei zich geheel te kunnen vinden in door de minister gevolgde en voorgestane beleidslijn. In de eerste plaats dienen diplomatieke middelen te worden gehanteerd om uit de BSE-impasse te geraken. Er is immers geen sprake van dat de bewoners van het EU-vasteland opeens anti-Brits zijn geworden; bovendien lijden ook de niet-Britse veehouders een enorme schade. Wellicht dat de opheffing van de boycot van de export van gelatine en talg – iets waarin de heer Ter Veer zich kon vinden – een eerste stap is op weg naar normale verhoudingen. De exportboycot van Brits rundersperma wordt terecht niet opgeheven, want het betreft levend materiaal waarvan niet ondubbelzinnig kan worden vastgesteld dat het BSE-vrij is. Het is op z’n minst merkwaardig dat de Britten het rundersperma bij de talg en gelatine willen voegen, want de exportwaarde van het sperma bedraagt ongeveer f 750 000 per jaar, een bedrag dat verbleekt bij de exportbedragen van gelatine en talg. Tenslotte merkte de heer Ter Veer op zich te kunnen vinden in de woorden van de minister over de financie¨le compensatie van de rundvleessector. De minister heeft er in Brussel terecht voor gepleit om alle producenten van rundvlees voor die compensatie in aanmerking te laten komen. De heer Woltjer (PvdA) zei dat zijn fractie het beleid van de minister steunt maar er wel de nadruk op legt dat niet via de achterdeur risico’s mogen binnensluipen die nu juist moeten worden buitengesloten. De minister heeft wat dit betreft een consistente houding aangenomen die de steun van de PvdA-fractie krijgt. Een exportverbod voor een EU-lidstaat, opgelegd door Brussel, is natuurlijk een hoogst ernstig probleem dat zo snel mogelijk uit de wereld moet worden geholpen. De minister heeft terecht opheffing van het exportverbod voor talg en gelatine aanvaard. Kan hij iets meer zeggen over de voorwaarden waaronder dat verbod wordt opgeheven? Omdat uit sommige wetenschappelijke publicaties blijkt dat rundersperma wel degelijk BSE-besmet kan zijn, heeft de minister zich terecht verzet tegen opheffing van de exportboycot van Brits rundersperma. Tijdens de komende extra vergadering van de Landbouwraad zal zeker de vraag aan de orde komen of de door het VK genomen maatregelen voldoende zijn om de veestapel BSE-vrij te krijgen en besmetting in andere EU-lidstaten te voorkomen. Dat Engeland het water tot de lippen is gestegen, is duidelijk. De heer Woltjer benadrukte dat het niet gaat om een puur Engels maar ook om een Europees probleem. De EU is er niet voor niets. Major slaat de plank echter volledig mis als hij vindt dat er dan maar bepaalde risico’s moeten worden geaccepteerd en dat, als dat niet gebeurt, Europese besluitvorming zal worden geblokkeerd. Wat houden de Engelse voorstellen met betrekking tot de BSE-bestrijding precies in? Kunnen met het bedrag van 650 mln. ecu alle kosten worden gedekt? De heer Woltjer wees in dit verband op perspublicaties dat de interventiekosten enorm zijn gestegen. Kan de minister hierin enig inzicht geven? De hervorming van de marktordening voor groente en fruit staat al tijden op de agenda. Hoe is de stand van zaken op dit ogenblik? De heer Van der Vlies (SGP) vroeg nog hoe groot de kans is dat de Commissie de knoop zal moeten doorhakken. Hij zou dat een slechte ontwikkeling vinden, vooral ook gezien de onzekerheden rondom het Britse rundersperma.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 21 501-16, nr. 145
3
Het antwoord van de minister De minister merkte allereerst op dat hij de Kamer naar aanleiding van het verzoek van de heer Van der Linden graag volledig had willen inlichten, maar dat hem de tijd heeft ontbroken om alle relevante informatie boven tafel te krijgen. De heer Woltjer heeft terecht benadrukt dat de BSE-problematiek een Europese aangelegenheid is. De regering heeft begrip voor de moeilijke situatie waarin het VK terecht is gekomen. Het zijn met name de privatiseringsoperaties onder de opeenvolgende conservatieve Britse regeringen geweest die ertoe hebben geleid dat het met de veiligheid van vlees niet de goede kant is uitgegaan. Het is natuurlijk niet mogelijk om hieraan in korte tijd een wending ten goede te geven. Waar mogelijk zal de regering desgevraagd de Britse regering ondersteunen. De Landbouwraad heeft zich op het standpunt gesteld dat met het oog op de volksgezondheid geen risico’s mogen worden genomen en dat het overigens noodzakelijk is het vertrouwen van de consument in de markt te herstellen. Het is bijzonder te betreuren dat de heer Major nu een weg kiest die leidt tot vertraging aan de Europese onderhandelingstafels. Hand in hand met goede plannen van de Engelse regering zou immers gekomen kunnen worden tot een geleidelijke verlichting van het exportverbod. Minister-president Kok heeft dat uitstekend verwoord. De regering heeft zorgen over de politieke druk vanuit Londen, maar het ligt absoluut niet in de bedoeling de Britse premier naar aanleiding van diens manoeuvres tegemoet te komen en de boycot te versoepelen. Wat wel aan de orde is, is het zoeken naar openingen en het streven naar een dialoog met de Britse regering. De minister zei de indruk te hebben dat het BSE-dossiers moeilijker en ingewikkelder zijn geworden door de handelwijze van de Britse regering. Bij de landen die in het Permanent veterinair comite´ tegen het voorstel van de Commissie hebben gestemd, bestaat overigens begrip voor het Nederlandse standpunt. Het moet dan ook mogelijk zijn om in de komende Landbouwraad op onderdelen voortgang te boeken. Daartoe zou de landbouwcommissaris aan de ene kant een voorstel moeten doen ten aanzien van talg en gelatine en anderzijds ten aanzien van het rundersperma. De Britse regering dringt aan op een stappenplan dat inzicht geeft in heet vervolgtraject van de boycot. Het zou wellicht goed zijn een dergelijk stappenplan te ontwikkelen, maar het legt natuurlijk ook verplichtingen op aan de Britse regering. De sleutel voor een stapsgewijze opheffing van de boycot ligt in de eerste plaats in het opzetten van een goed identificatieen registratiesysteem in het Verenigd Koninkrijk. In de mate waarin dit land kan aangeven waar de runderen en de vleesproducten vandaan komen, kan er sprake zijn van het opheffen van de boycot. Als zonneklaar kan worden aangetoond dat de vleesproducten afkomstig zijn van BSE-vrije bedrijven, is er immers geen enkele reden om die producten te weigeren. Wellicht valt ook te overwegen om voor bepaalde risicoloze landsdelen – bijvoorbeeld Noord-Ierland – het exportverbod op te heffen. De Britse regering moet dan echter wel (een begin van) begrip weten op te brengen voor de maatregelen die de Commissie heeft genomen. Op de begroting voor 1996 heeft de EU een bedrag van 1225 mln. ecu uitgetrokken voor kalverslachtpremies in het VK, maatregelen die het VK moet nemen om de besmette runderen ouder dan 30 maanden uit de markt te nemen, de destructie van Britse kalveren in andere lidstaten, aanvullende inkomensmaatregelen (650 mln. ecu), particuliere opslag van kalveren en interventie (in totaal 150 000 ton ten bedrage van ongeveer 300 mln. ecu). Onderdelen van dit omvangrijke programma (met name het slachtprogramma in het VK) lopen door naar volgende jaren. Over het bedrag van 650 mln. ecu dient nog nadere besluitvorming plaats te vinden tijdens de Landbouwraad. De minister zegde toe in de door de heer Van
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 21 501-16, nr. 145
4
der Linden gevraagde brief een en ander te specificeren. Voor promotie is een bedrag van 10 mln. ecu beschikbaar gesteld; in de Landbouwraad zal nog gesproken worden over de vraag of dat bedrag moet worden verhoogd. In de voorjaarsnota staan de kosten die gemoeid zijn met de slacht van Britse kalveren in Nederland. De bewindsman kon nu al zeggen dat er geen «boerengeld» gaat naar destructie en verbranding. Het is niet wel doenlijk een overzicht te geven van de exacte schade in de andere lidstaten. De consumptie in Nederland is met ongeveer 10% teruggelopen. In Frankrijk en Duitsland is dit percentage fors hoger (ongeveer 40%), maar in Frankrijk verbetert de situatie geleidelijk. De Nederlandse export van rundvlees naar Frankrijk is met 50% verminderd, maar ook hierin treedt de laatste dagen een duidelijk herstel op. De export naar Duitsland is met circa 80% gedaald, waarbij nog geen sprake is van enig herstel. De export van het Nederlands kalfsvlees heeft zich vrijwel hersteld van de daling met 23%. In Frankrijk wordt overwogen de sector de mogelijkheid bieden de belastingen later te betalen. Het was de minister nog niet bekend of dit voornemen is omgezet in een maatregel. Er is sprake van een minimale import van Belgisch kalfsvlees en de problemen zijn dus navenant groot. De minister zegde toe met zijn Belgische collega contact te zullen opnemen over recente persberichten dat 30% van het Belgisch rundvlees met verboden hormonen is behandeld. De export van producten waarin gelatine en talg is verwerkt, vertegenwoordigt voor het VK ongeveer een waarde van 5 mld. Het belang van deze export is dus evident. De voorwaarden, verbonden aan de export van talg en gelatine, zijn zeer technisch van aard en hebben van doen met het productieproces. Er mogen geen runderen worden gebruikt die BSE-verschijnselen hebben (vertoond) en die ouder zijn dan 30 maanden. Verder is het gebruik van bepaalde weefsels verboden. Controle is in de eerste plaats een zaak voor Engelse diensten, die daartoe momenteel worden bewerktuigd. Het VK heeft de plicht om eens per twee weken aan de Commissie te rapporteren. Een aantal lidstaten heeft zorgen over de controlemogelijkheden in het VK, maar de minister zei de indruk te hebben dat er sprake is van verantwoorde risico’s. De WHO heeft recentelijk een soortgelijke uitspraak gedaan. Een belangrijk probleem bij de marktordening voor groente en fruit wordt veroorzaakt door de professionele organisaties, waarvan de regering vindt dat ze er in tegenstelling tot de producentenorganisaties helemaal niet hoeven te zijn. Als die professionele organisaties er toch komen, moet de door hen opgestelde regelgeving vooraf moeten worden getoetst door de Commissie. Verder heeft Nederland bezwaren tegen de nationale bijdragen aan de aan deze nieuwe marktordening verbonden programma’s. Er dient eerst een fundamentele discussie te worden gevoerd over deze vorm van renationalisatie in de marktordening. De delegatie van de Commissie is op dit moment in het VK en heeft haar bevindingen nog niet geopenbaard. Hoogstwaarschijnlijk zal dat gebeuren in de komende Landbouwraad. Tweede termijn De heer Van der Linden meende dat in de door de minister toegezegde brief in ieder geval de volgende onderwerpen moeten voortkomen: de ontwikkeling van de exporten, de financie¨le problematiek in de EU en in Nederland, de concrete acties van het VK, het kwaliteitsprogramma en de inspanningen op onderzoeksterrein. De heer Keur sprak nog de hoop uit dat de procedures niet het zicht op de werkelijke problematiek verdoezelen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 21 501-16, nr. 145
5
De heer Ter Veer hoopte dat het de minister zal lukken in de Landbouwraad zijn collega’s te overtuigen van een exportverbod op rundersperma. De heer Woltjer verbaasde zich er enigszins over dat de marktordening voor groente en fruit op de agenda van deze extra Landbouwraad op de agenda staat. Welke perspectieven ziet de minister nog op dit punt? De minister benadrukte dat uiteraard getracht zal worden de Landbouwraad niet in een impasse te doen eindigen. Als dat echter wel gebeurt, is de Commissie gerechtigd besluiten te nemen. Het belang van de marktordening voor groente en fruit staat buiten kijf. Dat dit punt is geagendeerd, heeft te maken met het feit dat enkele delegaties het zeer belangrijk vinden dat voortgang wordt geboekt op dit dossier. Het voorzitterschap zal ongetwijfeld een poging willen doen om dit dossier af te ronden, maar dat leek de minister nogal ambitieus. De voorzitter van de commissie, Blauw De griffier van de commissie, Coenen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 21 501-16, nr. 145
6