Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1995–1996
24 870
Verslag van een werkbezoek van een delegatie van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken aan Marokko
Nr. 1
VERSLAG Vastgesteld 29 augustus 1996 Een delegatie van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft van 1 juni tot en met 7 juni 1996 een werkbezoek gebracht aan het koninkrijk Marokko. De delegatie heeft gepoogd zich een beeld te vormen van de Marokkaanse samenleving, de betekenis van de emigratie van Marokkanen naar het buitenland voor Marokko en de mogelijkheden die emigranten ondervinden bij de integratie in de ontvangende landen. Voorts is tijdens het werkbezoek van gedachten gewisseld over mogelijkheden en onmogelijkheden van remigratie van Marokkanen uit Nederland naar Marokko. De delegatie bestond uit de heren D.W. de Cloe (PvdA, voorzitter van de commissie), drs. A. Apostolou (PvdA), drs. M.J.M. Verhagen (CDA), H.G.J. Kamp (VVD), mevrouw A.L.E.C. van der Stoel (VVD), de heer mr. B.O. Dittrich (D66) en mevrouw T. Oedayraj Singh Varma (GroenLinks). De griffier van de commissie, de heer mr. J. Hommes, trad op als griffier van de delegatie. De delegatie werd voorts begeleid door de heer J.J. Jochemsen van de stafdienst Communicatie en enkele journalisten. De delegatie is een ieder erkentelijk die door de voorbereiding en tijdens het bezoek ertoe heeft bijgedragen dat het werkbezoek op een geslaagde wijze is verlopen. Een bijzonder woord van dank is de delegatie verschuldigd aan de heer mr. A.E. Moses, ambassaderaad en de heer E. de Graaf, sociaal attache´, beiden werkzaam op de Nederlandse ambassade te Rabat. Het programma is als bijlage bij dit verslag gevoegd. De voorzitter van de delegatie, De Cloe De griffier van de delegatie, Hommes
S–IZ S–BB 6K2548 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1996
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 870, nr. 1
1
Algemeen Het koninkrijk Marokko is gelegen in het Noord-Westen van Afrika. De oppervlakte bedraagt ongeveer 460 000 km2 (11 x Nederland). Als het gebied van de Westelijke Sahara wordt meegerekend bedraagt de oppervlakte 710 850 km2 (22 x Nederland). De bevolking telde in 1994 26,1 miljoen zielen. De bevolking is van Berberse en Arabische oorsprong. De Berbers worden voornamelijk aangetroffen in het noorden (Rifgebergte) en in het zuiden. Marokko is een overwegend islamitisch land. Volgens de grondwet uit 1992 is Marokko een constitutionele, democratische en sociale monarchie. De Koning is de «leider der gelovigen (Amir Al Mouminine) en de hoogste vertegenwoordiger van de natie». De wetgevende macht berust bij het parlement, de Chambre des Repre´sentants, die 333 leden telt. Hiervan wordt een derde deel indirect gekozen door gemeenteraden (69), corporatieve kamers (32) en vakbonden (10). Er zijn twee vrouwen lid van het parlement. De laatste verkiezingen hebben plaatsgevonden op 25 juni 1993. Deze leidden tot een overwinning voor de vier oppositiepartijen (Union Socialiste des Forces Populaires, Istiqlal, Parti du Progre`s et du Socialisme en de Organisation de l’Action De´mocratique et Populaire), die voor het eerste met een gemeenschappelijke kandidatenlijst uitkwamen en 99 zetels kregen van 222 die op het spel stonden. Toch behaalde oppositie niet de meerderheid. De regeringspartijen behielden ondanks aanzienlijk verlies (vooral de Union Constitutionnelle en de Rassemblement National des Inde´pendents) met 116 zetels een kleine meerderheid in het parlement. De uitslag van de getrapte verkiezingen voor de resterende 111 zetels die in september 1993 plaatshadden, leidden tot een grote winst voor de samenwerkende regeringspartijen (de Union Constitutionnelle, Mouvement Populaire, Mouvement Nationale Populaire, Parti National De´mocratique). De oppositiepartijen behaalden slechts 22 zetels. De uitvoerende macht is in handen van de Koning en de regering. Sinds 1961 is Hassan II Koning van Marokko. In dat jaar volgde hij zijn vader Mohamed V op. Deze leidde het land in 1956 naar de onafhankelijkheid van Frankrijk en geldt als een soort vader des vaderlands. Na een controversieel en turbulent begin van zijn regering – er werden in de jaren zeventig enige mislukte aanslagen op hem gepleegd, die werden gevolgd door een periode van onderdrukking – is Koning Hassan erin geslaagd in Marokko een stabiele regering te vestigen. Het land wordt bestuurd door een zakenkabinet. Voor de Koning is de constitutionele monarchie «a` la marocaine» de basis voor een staatsvorm die te zijner tijd een democratie moet worden. Een democratie die moet worden gebaseerd op de Islam. Een en ander moet leiden tot de sociale en economische ontwikkeling van het land en een geleidelijke groeiende controle van de Marokkaanse bevolking op het eigen bestuur. Voorlopig echter is de invloed van de Koning op de regering nog zeer groot. Van vermindering van de koninklijke prerogatieven lijkt op korte termijn nog geen sprake te zijn. 2. Programma
a. Inleiding De delegatie heeft zich tijdens het werkbezoek geconcentreerd op twee hoofdthema’s, te weten de remigratieproblematiek en een orie¨ntatie op de Marokkaanse samenleving. In de hoofdstad Rabat heeft de delegatie heeft de delegatie gesprekken gevoerd met centrale regeringsautoriteiten en parlementsleden en heeft er een briefing plaatsgevonden door de ambassadeur en zijn medewerkers over de algemene situatie in Marokko. In het noorden van het land heeft de delegatie kennis genomen van de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 870, nr. 1
2
problematiek in de samenleving aldaar. De delegatie heeft gekozen voor een bezoek aan het noorden van het land, omdat uit dat deel van Marokko de meeste emigranten naar Nederland afkomstig zijn. Tenslotte heeft de delegatie nog een kort bezoek gebracht aan Casablanca.
b. Rabat (maandag 3 juni 1996) Als begin van het officie¨le werkbezoek heeft de voorzitter van de delegatie in de hoofdstad Rabat een krans gelegd bij het mausoleum ter nagedachtenis van Koning Mohamed V. Vervolgens werd een bezoek gebracht aan het Marokkaanse parlement. Hier werd de delegatie ontvangen door de voorzitter van het parlement dr. Mohamed Jalal Essaid. Deze was ingenomen met het bezoek. Volgens hem kan een en ander bijdragen aan het bewustwordingsproces van de positie van Marokkanen in Nederland. Hij onderkende dat Marokkanen in Nederland problemen ondervinden op het gebied van onderwijs, sociale zekerheid en het familierecht. Voorts vroeg de heer Essaid aandacht voor het vraagstuk van de Westelijke Sahara, waarbij hij de Marokkaanse opvattingen over territoriale souvereiniteit van Marokko over dat gebied benadrukte. Hij sprak de hoop uit dat het Europees Parlement het associatieverdrag tussen Marokko en de Europese Unie zou goedkeuren. Met betrekking tot de mensenrechten in Marokko is volgens hem vooruitgang geboekt. Zo is er een ministerie voor mensenrechten opgericht en wordt er onderzoek gedaan naar de mensenrechten in het land door een koninklijke commissie, bestaande uit de politieke partijen en de vakbonden en door een parlementscommissie. Het parlementair systeem in Marokko is sterk verbeterd. De aanstaande constitutionele hervormingen, waarbij onder meer een tweekamerstelsel wordt ingevoerd, zouden aan die verbeteringen verder moeten bijdragen. Voorts heeft de delegatie een gesprek gevoerd met parlementsleden van de partijen die de regering ondersteunen. In dit gesprek kwam onder meer de remigratieproblematiek aan de orde. Door de Marokkaanse parlementarie¨rs werd opgemerkt dat de positie van Marokkanen in Nederland over het algemeen beter is dan die van Marokkanen in andere Europese landen, onder meer door de goede sociale zekerheid in Nederland. Marokko ondervindt problemen van mensen die terugkeren en die geen werk hebben. Er bestaat in het land geen structuur om remigranten op te vangen en een toekomst te bieden. Er wordt wel geprobeerd iets op te zetten. Zo worden er woningbouwterreinen gereserveerd voor remigranten en wordt er bij kredietverlening door banken geprobeerd rekening te houden met deze categorie mensen. Deze maatregelen bevinden zich echter in een zeer pril stadium. Immers, het aantal remigranten is nog klein en over het algemeen is het de «eerste generatie» die terugkeert om van de oude dag te genieten. Hiervoor zijn niet direct speciale maatregelen nodig. De «tweede generatie» blijft vooralsnog uit Marokko weg en vertoont geen voornemens om op korte termijn terug te keren. Een tweede gespreksthema betrof de drugsproblematiek. De verbouw van hennepplanten vindt plaats in het noorden van Marokko en is voor dat gebied een belangrijke bron van inkomsten. De hennepteelt vindt overigens al eeuwen plaats, tot tien jaar geleden kleinschalig. Sinds die tijd hebben internationale drugshandelaren belangstelling voor het gebied en is transport van drugs op gang gekomen naar Europa. Deze handel wordt naar de mening van de Marokkaanse parlementarie¨rs mede in de hand gewerkt door de tolerante houding van sommige Europese landen ten opzichte van het gebruik van drugs. In opdracht van de Koning wordt er veel aandacht gegeven aan de opsporing van de grote handelaren. Daar tegenover staat dat Marokko verwacht dat vanuit Europa een
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 870, nr. 1
3
(financieel) gebaar wordt gemaakt ter ondersteuning van de verbouw van andere gewassen in plaats van de hennep, zulks in het kader van vooralsnog niet uitgewerkte plannen door een, formeel reeds in het leven geroepen, agentschap voor de ontwikkeling van het noorden. Op die manier kan een alternatieve inkomstenbron worden gecree¨erd. De parlementsleden pleitten voor een meer permanente band tussen het Marokkaanse en het Nederlandse parlement, bijvoorbeeld door een vriendschapsvereniging. Vervolgens heeft de delegatie een gesprek gevoerd met parlementsleden van de oppositie. Volgens hen bevindt Marokko zich op een cruciaal punt in zijn geschiedenis. Er zijn wijzigingen van de grondwet in voorbereiding die de grondbeginselen van de democratie versterken. Overigens is er op dit terrein en ook bij de eerbiediging van de mensenrechten de afgelopen jaren reeds veel verbeterd. Marokko is al lang geen feodaal land meer. De oppositie heeft als taak de voortgang in het proces van democratisering te bevorderen en te bewaken. Voorwaarde om te zijner tijd aan de regering deel te nemen zijn vrije en eerlijke verkiezingen. De oppositie, die in een blok samenwerkt, neemt deel aan de voorbereiding van de volgende verkiezingen. Zo is een proces gaande om de kiezerslijsten op te schonen en te actualiseren. Hierdoor wordt een belangrijke bron van mogelijke fraude weggenomen. De rol van de Koning zal geleidelijk in passende constitutionele verhoudingen moeten worden ingebed. Hierbij valt op dat de Koning de democratisering aanmoedigt. Ontwikkeling van het noorden van Marokko is noodzakelijk. Immers, op die manier kan de drugshandel worden bestreden en kan meer perspectief worden geboden aan Marokkanen die uit het buitenland naar hun geboorteland willen terugkeren. Ook deze parlementsleden pleitten voor financie¨le hulp uit Europa bij de (industrie¨le) ontwikkeling van het noorden. In Rabat heeft de delegatie voorts een ontmoeting gehad met de staatssecretaris voor de Marokkaanse Gemeenschap in het Buitenland (Communaute´ Marocaine Re´sident a` l’Etranger), de heer Lahcen Kaboune. Er bestaat veel belangstelling in Marokko om de contacten met de (voormalige) landgenoten in het buitenland in stand te houden. De staatssecretaris is speciaal belast met het beleid op dat terrein. Daarnaast is er de nieuwe stichting Hassan II, die zich bezig houdt met de behartiging van de sociale belangen van Marokkanen in het buitenland. Er wordt geprobeerd de Marokkaanse gemeenschap in het buitenland betrokken te houden bij het moederland, onder meer via imams. Deze zorgen voor de verspreiding van de Marokkaanse islam, die wordt gekenmerkt door tolerantie en de religieuze band met de Koning. Een goede opleiding van deze imams vindt Marokko belangrijk. Het streven van Nederland om de imamopleiding in Nederland zelf te regelen is voor Marokko niet echt aanvaardbaar, omdat de Marokkaanse regering de beleving van de islam door haar onderdanen als een zeer specifieke beschouwt binnen de moslimwereld. Sturing vanuit Marokko is dan ook naar zijn mening noodzakelijk. Wel bestaat de bereidheid tot samenwerking met Nederland om tot een betere imamopleiding te komen. Marokko hecht er sterk aan dat in het Nederlandse onderwijs ook binnen schooltijd en niet slechts daarbuiten, aandacht wordt besteed aan onderwijs in de eigen taal en cultuur. Op die manier kan een bijdrage worden geleverd aan de instandhouding van de band tussen de Marokkanen in het buitenland en het moederland. Vooral voor personen van de tweede en de derde generatie is het van belang dat zij onderwijs in de Arabische taal kunnen genieten. Volgens de staatssecretaris is remigratie van Marokkanen niet primair een probleem van Marokko maar van Nederland. Hij houdt zich niet bezig met het remigratiebeleid, maar zijn ministerie verstrekt wel inlichtingen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 870, nr. 1
4
over de mogelijkheden die er zijn voor terugkerende landgenoten, bijvoorbeeld met betrekking tot huisvesting, startende ondernemingen en financie¨le ondersteuning. Met betrekking tot de jongeren is het opvallend dat slechts 1% van de Marokkaanse jongeren hoger onderwijs heeft genoten en 6% middelbaar onderwijs. Dit is te laag en zou verhoogd moeten worden. Er zou meer samenwerking tussen Nederland en Marokko moeten zijn om de jongerenproblematiek aan te pakken. Deze samenwerking zou gericht moeten zijn op het gezinsverband. Immers, het gezinsverband zorgt er voor dat problemen met jongeren kunnen worden verminderd. Volgens de staatssecretaris bestaat er geen bemoeienis van de Marokkaanse overheid met de besturen van Nederlandse moskeee¨n. Wel is het belangrijk dat via de moskeee¨n kennis van de Marokkaanse islam en van het land wordt overgebracht aan de Marokkanen die wonen in Nederland. Naar de mening van de Marokkaanse overheid mag die niet verloren gaan. Van infiltratie van de moskeebesturen door drugshandelaren is niets bekend. Dit is echter niet uitgesloten, maar in verband met de vele stromingen en de grote verscheidenheid in de islam moeilijk vast te stellen. Ter afsluiting van het bezoek aan Rabat heeft de ambassadeur op maandagavond de delegatie en vertegenwoordigers uit de Marokkaanse samenleving een voortreffelijk diner aangeboden.
c. Berkane (dinsdag 4 juni 1996) Dinsdag, woensdag en donderdag heeft de delegatie doorgebracht in het Noord-Oosten van Marokko. Van oudsher was dit gebied een lastig gebied voor de machthebbers. Nog in de jaren zestig werd een opstand onderdrukt. Deze regio heeft dan ook nooit de prioriteit gekregen bij de ontwikkeling van Marokko, zoals de economische, politieke en toeristische centra als Rabat, Casablanca, Agadir in het Westen en de steden Meknes, Fez en Marrakech in Midden-Marokko. Er bestaat in het Noord-Oosten van het land dan ook een grote achterstand in ontwikkeling van de economische en mentale infrastructuur, die nodig is voor een goed investeringsklimaat. De wegen, de electriciteit en watervoorziening zijn nog steeds verre van optimaal. Banken moeten voor elke handeling eerst toestemming krijgen in Casablanca. Er bestaat een fatalistische en passieve houding bij de burgers in het gebied, vooral bij de jongeren. Deze willen het liefst het gebied verlaten om geld te verdienen in Europa. In Berkane heeft de delegatie een gesprek gevoerd met vertegenwoordigers van de Stichting Steunpunt Remigranten (SSR). Deze stichting is in 1988 opgericht op initiatief van de Raad van Kerken, met als doel: het ondersteunen van terugkerende migranten bij de wederinpassing in hun land van herkomst en bij het effectueren van de sociale rechten die ze in Nederland hebben opgebouwd. De stichting is actief in de nazorg van remigranten in Marokko en heeft daartoe een steunpunt opgezet in de stad Berkane. Op het steunpunt is een (Nederlandse) veldwerker werkzaam, de heer drs. J. Belie¨n, die een sociaal-juridisch spreekuur houdt. Hierbij kunnen problemen worden aangekaart op het gebied van pensioenrechten, sociale verzekeringen, belastingen en alimentatie. Vanuit het steunpunt worden contacten gelegd met de Nederlandse ambassade, maar ook met instellingen in Nederland, zoals Sociale Verzekeringsbank, het GAK, de bedrijfsverenigingen, de advocatuur en het Nederlands Migratie Instituut. Op die wijze worden sociale rechten gee¨ffectueerd. Voorts worden in Marokko remigranten ondersteund door middel van persoonlijke en groepsgerichte contacten. Tevens wordt advies gegeven
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 870, nr. 1
5
en steun verleend bij de ontwikkeling van lokale werkgelegenheid in de regio Berkane. De delegatie heeft op het steunpunt een gesprek gevoerd met de heer Belie¨n. Volgens hem is de relatie tussen emigranten en de achterblijvers in Marokko zeer complex, maar ook zeer intens. De familiebanden zijn zeer hecht. Deze familiecultuur is een belangrijke oorzaak van de specifieke problemen van Marokkanen in Nederland, waar de familiebanden los raken en vooral jongeren gemakkelijk ontsporen. De remigratie wordt sterk beı¨nvloed door de mogelijkheden van behoud van uitkeringen. Marokkanen die bij terugkeer naar Marokko hun uitkering verliezen, keren liever niet terug. De uitkering houdt hun in Nederland. Veranderingen in het sociaal stelsel hebben voor veel problemen gezorgd. Zo krijgen jonge «afgeschatte» wao’ers geen uitkering meer in Marokko. Veranderingen worden veelal slecht bekend gemaakt. Er wordt weinig informatie gegeven over de wijzigingen in het sociaal stelsel. Daarnaast leven de meeste remigranten (ten onrechte) in de vaste overtuiging dat de uitkering die bij remigratie is verstrekt voor het leven is gegarandeerd. Volgens de heer Belie¨n is op de wat langere termijn economische ontwikkeling van het gebied een noodzakelijke voorwaarde om de remigratie te kunnen stimuleren. Aan remigranten zal iets geboden moeten worden bij hun terugkeer. Ook achtte hij een bedenktijd van zes maanden waarbinnen de remigrant in Marokko zijn besluit kan terugdraaien en alsnog naar Nederland kan terugkeren aan de korte kant. Hij pleitte ervoor bij visumverlening van teruggekeerde Marokkanen die voor een bezoek naar Nederland willen komen soepele criteria toe te passen. Vervolgens heeft de delegatie een gesprek gevoerd met een vertegenwoordiger van de Stichting A.C.A.I. (Association de Conseil et d’Aide aux Investissements), de heer Abdellatif Mabtoul. Deze stichting verleent steun aan ondernemers die een bedrijf willen beginnen. De economische ontwikkeling van het noorden van Marokko loopt achter bij de rest van het land. Dit wordt volgens de heer Mabtoul veroorzaakt door de afwachtende houding van de bevolking. Er is weinig aandrang om te investeren, terwijl er op zich wel geld beschikbaar is. De banken zijn zeer terughoudend bij de kredietverlening en staan sterk onder de invloed van de hoofdvestigingen in Casablanca. Veelal moet vanuit Casablanca toestemming worden gegeven voor individuele kredietverstrekkingen en worden hoge eigen bijdragen van de ondernemer gee¨ist. De banken zijn niet bereid veel risico te lopen en frustreren daardoor de financiering van projecten. De terughoudendheid vanuit Casablanca wordt mede veroorzaakt door de concurrentie die bestaat tussen het westen van Marokko en het noorden van het land. Het westen heeft onvoldoende belang om het noorden tot ontwikkeling te brengen. Overigens heeft de regering wel belangstelling voor het Noorden, maar oefent zij te weinig invloed uit. De slechte economische situatie van het Noorden zet een rem op de terugkeer van Marokkanen uit het buitenland. Er zou moeten worden geprobeerd via (vermogende) Marokkanen in Nederland investeringen te lokken. Daarmee zal remigratie kunnen worden bevorderd. Remigranten moeten zien dat er iets wordt opgebouwd, dat er mogelijkheden zijn een bestaan op te bouwen. Daarvoor moet ondernemerschap worden getoond. Om de remigratie te bevorderen zou vanuit Nederland een subsidie moeten worden gegeven aan de remigrant gedurende 3 jaar. Deze heeft dan de tijd zich aan te passen aan de situatie in Marokko en heeft middelen om te zorgen voor huisvesting e.d. Ter verbetering van economische situatie is het noodzakelijk dat het toerisme wordt bevorderd. Meer toerisme betekent een betere naam voor het gebied en dat betekent meer investeringen. Ook is een betere infrastructuur noodzakelijk. Deze is op dit moment onvoldoende. Verbetering zal
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 870, nr. 1
6
bijdragen aan meer toerisme en versterking van de economie en de werkgelegenheid. De projecten zijn er wel, maar komen door de gebrekkige infrastructuur niet van de grond. Het Westen van Marokko heeft wel een goede infrastructuur en dus wordt daar veel meer geı¨nvesteerd. Ook zal het overheidsgeld anders verdeeld moeten worden, niet langer 50% naar de 2 westelijke regio’s (Casablanca en Rabat), maar evenwichtig gespreid over het land. Na het gesprek heeft de delegatie een bezoek gebracht aan het confectie-atelier van de heer Mabtoul, een voorbeeld van een nieuw bedrijf dat in korte tijd met succes van de grond is gekomen en dat voor werkgelegenheid heeft gezorgd in Berkane. Het viel de delegatie overigens op dat de arbeidsomstandigheden van de werknemers niet optimaal waren.
d. Nador (woensdag 5 juni 1996) In de stad Nador heeft de delegatie gesproken met de manager van Algemene Bank Marokko (ABM), de heer A. Kachad. De ABM heeft te maken met emigranten, woonachtig in het buitenland, die geld sturen naar Marokko. Deze overmakingen leveren over het algemeen geen problemen op, tenzij het gaat om grote bedragen ineens. Daarvoor gelden Europese regels voor de opsporing van zwart geld. Tachtig procent van alle overmakingen naar het noorden van Marokko is afkomstig van migranten uit het buitenland. Het betreft hier dus een aanzienlijke inkomstenbron voor het gebied. Voor Marokko als geheel zijn de overmakingen uit het buitenland de tweede inkomstenbron na de fosfaten. Over het algemeen is het geld bestemd voor de familie (kinderen, maar ook andere familieleden) en om te sparen, bijvoorbeeld voor een huis. Er blijft daarnaast weinig geld over om te investeren. De bank verstrekt krediet aan remigranten die een bedrijf willen beginnen. Deze kredietverstrekking vindt alleen plaats als het project levensvatbaar is en is voldaan aan de algemene voorwaarden (er is een bedrijfsterrein beschikbaar en er zijn voldoende vergunningen). Veelal worden nieuwe bedrijven opgezet door remigranten van tussen 50 en 60 jaar, die de zaak na enkele jaren overdragen aan de kinderen. Het komt daarnaast veel voor dat remigranten een cafe´ beginnen of gaan speculeren in onroerend goed. Het Noorden van Marokko heeft veel schade ondervonden van de sluiting van de grens met Algerije. Toen er wel grensverkeer tussen beide landen mogelijk was zorgde dat voor veel Algerijnse bestedingen in Marokko. Zo werd bijvoorbeeld in Oujda veel geld geı¨nvesteerd in hotels. Door de sluiting van de grens is de Algerijnse geldstroom opgedroogd met alle negatieve gevolgen van dien voor Marokko. Een groot probleem voor het Noorden van Marokko is de gebrekkige infrastructuur. Dit heeft de economische ontwikkeling ernstig vertraagd. Er zijn wel plannen, maar die worden niet uitgevoerd. Door de regering wordt naar verhouding weinig financie¨el bijgedragen aan het gebied. De nadruk ligt op het Westen van het land. Daarnaast bestaat het probleem van de Spaanse enclaves (Mellilla en Ceuta), die belastingvrij zijn en een grote concurrentie vormen voor het omringende Marokkaanse gebied. Ook komt er veel smokkel voor. In Nador heeft de delegatie voorts gesproken met de heer Mohamed Figuigui, voorzitter van de vereniging van Marokkaanse remigranten uit Nederland en enkele bestuursleden, over de problemen die remigranten ondervinden bij terugkeer in Marokko. De vereniging is een jaar geleden opgericht om de problemen collectief aan de orde te kunnen stellen bij de Nederlandse en Marokkaanse autoriteiten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 870, nr. 1
7
De grootste problemen voor remigranten liggen op het terrein van de uitkeringen. Dit betreft voornamelijk de AOW, de belastingheffing (hoe kan dubbele belasting worden voorkomen) en in het algemeen de dekking van de Nederlandse sociale verzekeringen in Marokko. De communicatie gaat moeizaam, terwijl de regelingen ingewikkeld zijn. De activiteiten van een sociaal attache´ aan de Nederlandse ambassade in Rabat hebben overigens wel voor verbetering gezorgd. Verder bestaan er problemen bij de visumaanvragen. Veel remigranten ondervinden moeilijkheden om tijdelijk naar Nederland te gaan voor familiebezoek e.d. Een bijkantoor van de ambassade voor visumverlening (en voor sociale aangelegenheden) in het gebied zou een deel van het probleem kunnen oplossen. Bij de vereniging leeft de wens een voorwaardelijke terugkeer naar Marokko mogelijk te maken met bijvoorbeeld een proeftijd, c.q. bedenktijd van 2 jaar. Nu is een terugkeer naar Marokko definitief en kan niet op de beslissing worden teruggekomen. Veel mensen willen wel terugkeren (vooral van de eerste generatie), maar blijven in Nederland vanwege de uitkering en de zekerheid die dat biedt. Voor vrouwen is de terugkeer nog moeilijker. Zij hebben geen recht op de remigratie-uitkering. Een splitsing van die uitkering zou een oplossing kunnen bieden, maar de mannen hebben daartegen onoverkomelijke bezwaren. Bovendien is een splitsing gecompliceerd in het geval een man meerdere vrouwen heeft. Marokko doet zelf weinig om remigratie te stimuleren. Marokkanen in het buitenland zorgen immers voor een belangrijke bron van inkomsten. Aan goed opgeleide mensen bestaat in Marokko veel behoefte. Wanneer Marokkanen in Nederland goed onderwijs hebben genoten en een vak hebben geleerd is hun terugkeer over het algemeen veel gemakkelijker. Aan Nederland komt in deze aldus een taak toe. Overigens is de wens om terug te keren bij de tweede en derde generatie veel minder. Dezen zijn over het algemeen veel meer in de Nederlandse samenleving opgenomen, hebben minder emotionele binding met Marokko en hebben daardoor veel minder behoefte om terug te gaan. Vanuit Nador is de delegatie gereisd naar Oujda. Onderweg is een bezoek gebracht aan de plaats Zaio. Vanuit hier zijn in de loop der tijd veel bewoners naar Nederland gee¨migreerd. Het was de bedoeling om in Zaio te spreken met de burgemeester en leden van het gemeentebestuur, maar door de landelijke staking van die dag konden de gesprekken geen doorgang vinden. Wel is het de delegatie tijdens enkele informele gesprekken duidelijk geworden dat er slechts weinig mogelijkheden zijn voor de opvang van remigranten.
e. Oujda (donderdag 6 juni 1996) In de stad Oujda heeft de delegatie gesproken met de rector van de Universiteit Mohamed I, de heer Hassan Mekouar, en enkele medewerkers van het Centre d’E u tudes sur les Mouvements migratoires maghre´bins, een instituut dat migratieonderzoek doet. De universiteit van Oujda is gesticht in 1978 en is geschoeid op Amerikaanse leest. De overige universiteiten in Marokko hebben een meer Europees karakter. Er is discussie gaande over hervorming van het universitaire systeem, met als doel de opleidingen meer aan te laten sluiten bij de behoefte van de Marokkaanse samenleving, c.q. arbeidsmarkt in het land, de instroom van studenten te beperken en de kwaliteit te verhogen. De hervormingen moeten volgend jaar hun beslag krijgen. Studeren is jarenlang gestimuleerd door de overheid, met als gevolg een grote toeloop van studenten. Op zijn beurt heeft toeloop, naast de gebrekkige aansluiting op de arbeidsmarkt, een relatief hoge werkloosheid onder academici veroorzaakt, vooral sinds 1985. Dit geldt in mindere mate voor technici en gespecialiseerden. Deze werkloosheid zorgt voor veel onrust.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 870, nr. 1
8
Het migratie-instituut is opgericht in 1990 naar aanleiding van een conferentie over migratie uit de Maghreb-regio naar Europa. Het onderzoek wordt interdisciplinair, d.w.z. vanuit verschillende invalshoeken (sociologisch, juridisch) verricht. Het instituut beschikt over veel informatie (kwalitatief en kwantitatief) betreffende migratie. Opvallend is dat de laatste jaren de emigratie vanuit Marokko naar Europa afneemt en nu voornamelijk gezinshereniging betreft. De belangrijkste oorzaak van deze afneming is het Europese beleid om emigratie naar de lidstaten zoveel mogelijk te beperken. Voorts wordt er weliswaar veel geld uit Europa naar Marokko overgemaakt, maar wordt dit geld nauwelijks geı¨nvesteerd in bedrijvigheid. Als er al wordt geı¨nvesteerd, gebeurt dit voornamelijk in Tanger en in het Westen van het land. Ook is de bevolking slecht op de hoogte van de mogelijkheden om te investeren en de steun die daarbij van de overheid kan worden verkregen.
f. Casablanca (vrijdag 7 juni 1996) In Casablanca heeft de delegatie een kort bezoek gebracht aan het hoofdkantoor van de Algemene Bank Marokko. Met de heer A. Rutgers, Pre´sident Directeur Ge´ne´ral is van gedachten gewisseld over de algemene economische situatie in Marokko.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 870, nr. 1
9
Bijlage
Programma
Zaterdag 1 juni 1996 Aankomst in Rabat
Zondag 2 juni 1996 Briefing door de Nederlandse ambassadeur en medewerkers van de ambassade
Maandag 3 juni 1996 – Kranslegging bij Mausoleum Mohamed V – Ontvangst door de voorzitter van het Marokkaanse parlement, dr. Mohamed Jalal Essaid – Gesprekken met vertegenwoordigers van de regeringspartijen – Gesprekken met vertegenwoordigers van de oppositiepartijen – Gesprek met de staatssecretaris voor de Marokkaanse Gemeenschap in het Buitenland, Lahcen Kaboune
Dinsdag 4 juni 1996 – Vertrek van Rabat naar Oujda – Vervoer naar Berkane – Bezoek aan de Stichting Steunpunt Remigranten. Gesprek met drs. J. Belie¨n – Bezoek aan de Stichting ACAI (Association de Conseil et d’Aide aux Investissements). Gesprek met de heer Abdellatif Mabtoul – Vervoer naar Nador
Woensdag 5 juni 1996 – Gesprek met de manager van de Algemene Bank Marokko te Nador, de heer A. Kachad – Gesprek met de Vereniging van Marokkaanse Remigranten uit Nederland – Bezoek aan Zaio – Vervoer naar Oujda
Donderdag 6 juni 1996 Gesprek met de rector en enkele medewerkers van de Universiteit Mohamed I
Vrijdag 7 juni 1996 – Vervoer van Oujda naar Casablanca – Gesprek op het hoofdkantoor van de Algemene Bank Marokko met de heer A. Rutgers, Pre´sident Directeur Ge´ne´ral – Vertrek naar Amsterdam
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 870, nr. 1
10