Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1996–1997
19 637
Vluchtelingenbeleid
Nr. 216
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 3 oktober 1996 Tijdens het algemeen overleg inzake de jaarlijkse rapportage vluchtelingenbeleid van 29 augustus jl. meldde ik u dat ik in augustus een werkbezoek aan Denemarken, Noorwegen en Zweden heb gebracht. Tijdens dit werkbezoek heb ik mij uitgebreid laten informeren over opvang, toelating, terugkeer en andere belangrijke aspecten met betrekking tot het asielvraagstuk. Ik voerde gesprekken met beleidsmakers en politici alsmede met medewerkers van uitvoeringsorganisaties. Het bezoek bracht zowel overeenkomsten als verschillen met Nederland aan het licht. Het bezoek heeft hierdoor niet alleen geleid tot inhoudelijke kennis van de Scandinavische landen maar ook tot vergroting van het inzicht in de eigen situatie. Overeenkomstig mijn toezegging tijdens voornoemd algemeen overleg, doe ik u bijgaand de verslagen van de bezochte landen toekomen. De Staatssecretaris van Justitie, E. M. A. Schmitz
6K3083 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1996
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 19 637, nr. 216
1
VERSLAG VAN HET BEZOEK VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE AAN DENEMARKEN, NOORWEGEN EN ZWEDEN 16–23 augustus 1996 1. Denemarken
1.1 Algemeen Onder verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse zaken ressorteert de Deense Immigratiedienst. Het Deense Rode Kruis voert de opvang van asielzoekers uit. In Denemarken hebben gemeenten een belangrijke taak waar het gaat om de integratie van nieuwkomers. Ruim drie jaar geleden is er daarom voor gekozen om de verantwoordelijkheid voor opvang en toelating van asielzoekers onder te brengen bij het ministerie van Binnenlandse Zaken. Zodoende streeft men een optimale afstemming tussen deze beleidsterreinen na. De informatie is opgedaan tijdens diverse gesprekken en discussies. Gesproken is met de secretaris-generaal van het ministerie van Binnenlandse Zaken, de directeur-generaal van de Deense Immigratiedienst en diverse medewerkers van het Rode Kruis.
1.2 Toelating De asielprocedure begint met een registratie door de politie. De politie doet tevens een eerste onderzoek naar de vluchtroute. Tot 1 januari 1996 deed de politie tevens het gehoor. Met ingang van deze datum is deze taak echter overgedragen aan de Immigratiedienst. De asielprocedure begint met het invullen door de asielzoekers zelf van een uitgebreide vragenlijst in de eigen taal. Op basis van de gegeven antwoorden vindt een gehoor plaats. De ambtenaar die het gehoor doet, is tevens beslissingsambtenaar. De gemiddelde asielprocedure duurt ongeveer 20 maanden. Het streven is er op gericht dit terug te brengen naar 10 maanden. Evenals in Nederland het geval is wordt politieke druk uitgeoefend om de proceduretijd terug te dringen. Denemarken kent naast de gewone procedure tevens een versnelde kennelijke ongegrondheidsprocedure. Indien na onderzoek een zaak in de gewone procedure wordt afgewezen is er een automatische beroepsgang bij de Refugee Appeals Board. De Board is een uit 5 leden bestaande onafhankelijke instantie met een rechter als voorzitter. Verder hebben zitting een afgevaardigde van het ministerie van Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken, de Advocatuur en iemand van de Danish Refugee Council. Er is gekozen voor een automatische beroepsgang omdat men in 90% van de gevallen toch in beroep ging. Indien de Immigratiedienst een zaak in eerste aanleg wegens kennelijke ongegrondheid afwijst dan is er geen beroepsmogelijkheid, tenzij de Danish Refugee Council het oneens is met de Immigratiedienst. De Danish Refugee Council is een private humanitaire organisatie die participeert in de kennelijke ongegrondheidsprocedure. Is de Danish Refugee Council het eens met de Immigratiedienst, dan is dat het eind van de asielprocedure en moet de asielzoeker Denemarken verlaten. In zo’n 25% is de Danish Refugee Council het oneens met de Immigratiedienst. De zaak wordt dan in beroep afgedaan door de Refugee Apeals Board. In 6% van de gevallen neemt de Refugee Appeals Board een andere
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 19 637, nr. 216
2
beslissing dan de Immigratiedienst. In de meeste gevallen gaat het hier om een nieuwe uitleg van regelgeving. Indien het asielverzoek door de Refugee Appeals Board is afgewezen staat nog de mogelijkheid open dat een humanitaire status wordt verleend. De minister van Binnenlandse Zaken is hierover beslissingsbevoegd. Tijdens deze procedure mag de asielzoeker in Denemarken blijven. Tot in de jaren ’80 was de minister verantwoordelijk voor alle asielverzoeken. In een poging om de politieke controversen rond asielaanvragen te verminderen is voor het systeem van de Immigratiedienst met een beroepsmogelijkheid bij de onafhankelijke Refugee Appeals Board gekozen.
1.3 Opvang In Denemarken wordt een duidelijk onderscheid gemaakt in de opvang van Bosnie¨rs en andere asielzoekers. In Denemarken zijn de ervaringen met de opvang van Bosnie¨rs aanleiding geweest tot een aantal veranderingen in het opvangsysteem als geheel. Per 1 april is daartoe nieuwe wetgeving in werking getreden. Bij de opvang van Bosnie¨rs heeft vanaf het begin af aan zeer sterk de nadruk gelegen op zelfwerkzaamheid, veel activiteiten, voorbereiding op terugkeer en participatie bij het dagelijkse reilen en zeilen van het centrum. Toen op grote schaal definitieve verblijfsvergunningen aan Bosnie¨rs werden gegeven bleken zij veel beter op de integratie voorbereid te zijn dan de overige asielzoekers. De nieuwe wetgeving – die voor alle asielzoekers geldt – legt een aantal rechten en plichten van asielzoekers vast. Zo moeten asielzoekers verplicht corveetaken uitvoeren, tegelijkertijd is er een vorm van medezeggenschap in de centra geı¨ntroduceerd en mogen zij vrijwilligerswerk verrichten, dat tot voor kort niet mogelijk was. Tot voor kort was het integratietraject een exclusieve taak van de Danish Refugee Council. Met de inwerkingtreding van de nieuwe wet mogen gemeenten deze taak eveneens uitvoeren. Inmiddels doen 60 gemeenten dit. Tevens kunnen asielzoekers op kleine schaal in reguliere woningen in gemeenten verblijven. Deze huizen zijn een soort dependance van de reguliere asielzoekerscentra.
1.4 Het Deense Rode Kruis Het DRK is sinds jaar en dag de opvangorganisatie in Denemarken. In 1984 begon men op kleine schaal met de opvang van Irakezen. In 1986 maakte men de omschakeling van een vrijwilligers- naar een professionele organisatie. Juridisch gezien is de opvangtak van het DRK strikt gescheiden van de rest van het DRK. De opvangtak van het DRK wordt volledig door de Deense overheid gesubsidieerd. Het DRK is ook adviesorgaan bij wetgeving over opvang. Ee´n van de uitgangspunten van het DRK is professionaliteitsvergroting bij externe organisaties zoals ziekenhuizen, plaatselijke autoriteiten e.d. Bijzondere aandacht wordt besteed aan asielzoekers met psychosociale problemen, gehandicapten en getraumatiseerden. In sommige gevallen worden voor deze asielzoekers appartementen gehuurd alwaar men betere opvang kan garanderen dan in de reguliere centra.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 19 637, nr. 216
3
DRK bevindt zich thans in een periode van sterke krimp. In 1994 verbleven er 25 000 asielzoekers in de centra en had het Rode Kruis 3 500 betaalde medewerkers. Thans wordt het personeelsbestand afgebouwd tot 750. Het aantal centra wordt teruggebracht van 116 tot uiteindelijk zo’n 25–30. Hoewel dit uiteraard niet zonder slag of stoot is gegaan, wordt de krimp tegelijkertijd met een zekere nuchterheid benaderd. Het DRK ziet zichzelf primair als een humanitaire organisatie en constateert in dat kader dat thans minder behoefte is aan opvang en daarom bouwt men de activiteiten (voorlopig) af. Van de overtollige DRK-medewerkers heeft 75% inmiddels nieuw emplooi gevonden. Tegelijkertijd houdt men echter wel rekening met eventuele nieuwe pieken in de instroom van asielzoekers. De beste centra van het DRK worden verhuurd aan gemeenten die ze gebruiken als studentenhuisvesting, voor sport- en sociale activiteiten e.d. In de huurovereenkomsten is een clausule opgenomen dat de centra binnen een maand weer opgeleverd moeten worden indien daaraan behoefte bestaat. Het gaat om een capaciteit van 6 000 plaatsen. In het centrum van Kopenhagen heeft het DRK het «Cross Cultural House» geopend. Dit huis is als het ware een groot proeflaboratorium waarin het DRK zijn ideee¨n over opvang van asielzoekers in de praktijk brengt. Het Cross Cultural House is geen regulier asielzoekerscentrum waar asielzoekers kunnen verblijven, maar is een soort cultureel centrum waar asielzoekers uit centra in Kopenhagen en wijde omgeving gebruik van kunnen maken. Het doel is om asielzoekers te stimuleren en te begeleiden bij het opzetten en uitvoeren van diverse activiteiten in hun eigen centra. Er worden ook cursussen Deens, karate, kooklessen enz. gegeven. De staf stelt zich terughoudend op; men is een soort begeleider of consultant en doet zelf geen uitvoerende activiteiten. In principe is alles mogelijk, als de asielzoekers het zelf maar doen. Onlangs is een academisch geschoolde Ethiopie¨r begonnen met een soort opfriscursussen voor andere academici. Het DRK wil nog enkele soortgelijke regionale centra elders in Denemarken openen in de hoop dat deze een katalysator zullen zijn voor activiteiten in de reguliere asielzoekerscentra.
1.5 Terugkeer In Denemarken is een duidelijke verschuiving in aandacht van de toelatingsprocedure naar de terugkeer van afgewezen asielzoekers waar te nemen. De problemen die men daarbij ondervindt zijn vrijwel identiek aan die in Nederland. Zo heeft men ook geprobeerd asielzoekers naar Somalie¨ uit te zetten. De moeilijkheid hierbij was het verkrijgen van de juiste informatie. De verantwoordelijkheid voor terugkeer ligt bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Over terugkeer wordt regelmatig overleg gevoerd met de landen van de Noordse Raad. Bij de aandacht voor terugkeer is er sprake van een soort bewustwordingsproces. De optie van terugkeer wordt steeds opengehouden. In de activiteiten worden onder andere Engelse taallessen gegeven en praktische cursussen, zoals elementaire computercursussen. Asielzoekers die niet uitgezet kunnen worden krijgen naar verloop van tijd een tijdelijke verblijfsstatus. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen uitgeprocedeerden die wel en niet meewerken. Over de laatste categorie werd niet echt duidelijk wat hun status is. Zij zouden een minimale bijstand krijgen. Het gaat om een klein aantal mensen. De indruk was dat de discussie hierover nog niet geheel afgerond is.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 19 637, nr. 216
4
1.6 Ambtsberichten/fact finding In Denemarken is regelmatig kritiek geweest op de ambtsberichten van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Daarom stuurt de Immigratiedienst tegenwoordig zelf ook missies naar het buitenland. Op deze missies gaan tevens medewerkers van de Danish Refugee Council mee, die ook aan het rapport meeschrijven. Naar sommige landen worden fact finding missies gestuurd in samenwerking met Zweden. Voorts houdt de Immigratiedienst reguliere bijeenkomsten met NGO’s, die gericht zijn op het uitwisselen van informatie. Er is een speciale werkgroep die zich op internationaal vlak onderhoudt met NGO’s.
1.7 Registratiecentrum Sandholm Een bijzonder centrum is het registratiecentrum te Sandholm, gelegen op zo’n 30 kilometer buiten Kopenhagen. Op het centrum bevinden zich het Deense Rode Kruis, de Immigratiedienst, de politie en gevangenisautoriteiten. Sandholm is een doorgangscentrum waar alle asielzoekers die in Denemarken komen naar doorverwezen worden. Hier wordt de intake gedaan door de politie en het eerste gehoor door de Immigratiedienst. Na de beslissing in eerste aanleg kan men door naar de reguliere centra, tenzij het asielverzoek meteen afgewezen kan worden in de versnelde procedure. Dan vindt terugkeer vanuit Sandholm plaats, eventueel vanuit het gevangenisgedeelte. Het centrum is een soort tussenvorm tussen een AC en een OC. Men probeert er de kennelijk ongegronde asielaanvragen af te doen, zij het niet binnen 24 uur, en van de asielaanvragen in de normale procedure probeert men de beslissing in eerste aanleg af te ronden. In tegenstelling tot de overige asielzoekerscentra wordt er in Sandholm niet zelf gekookt. Er is een apart gebouw voor alleenstaande vrouwen en gezinnen. Alleenstaande mannen verblijven apart. 10 tot 30% van de asielzoekers verblijft langer dan drie maanden in het centrum. Er wordt niet met vrijwilligers gewerkt omdat men vreest voor te grote hechting aan de asielzoekers.
1.8 Medische zorg Ook in Denemarken wordt men geconfronteerd met het zgn. waiting syndrom. Uit statistieken blijkt dat hoe langer de verblijfsduur van asielzoekers in de centra, des te meer medische klachten zij vertonen. Voor psychosociale klachten geldt dit des te meer. De rol van verpleger is belangrijk als vraagbaak en doorverwijzen naar de reguliere zorg. Speciale asielzoekersartsen zijn er niet. Reguliere huisartsen hebben een asielzoekerscentrum als deel van hun praktijk. Asielzoekers hebben alleen recht op urgente medische zorg.
1.9 Alleenstaande minderjarige asielzoekers Ama’s krijgen speciale begeleiding. In Denemarken is een experiment gestart waarbij nieuw aangekomen ama’s met al eerder aangekomen ama’s contact hebben. Vooralsnog werkt dit bevredigend. Ook Denemarken heeft de afgelopen jaren een stijging van het aantal ama’s te zien gegeven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 19 637, nr. 216
5
2. Noorwegen
2.1 Algemeen De Noorse Immigratiedienst (UDI) is verantwoordelijk voor toelating, opvang, terugkeer, integratie en vraagstukken betreffende gelijke behandeling van vreemdelingen ten aanzien van de Noorse bevolking. UDI valt onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Local Government and Labour, terwijl de juridische aspecten voor wat betreft toelating onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Justitie vallen. UDI wordt dus door twee ministeries aangestuurd. Het beheer van de opvangcentra is door UDI uitbesteed aan gemeenten en NGO’s. De tijdens het bezoek aan Noorwegen opgedane kennis is verkregen tijdens bezoeken en gesprekken met de politiek adviseur van de minister van Lokaal bestuur en Arbeid, de staatssecretaris van Justitie, de directeur van de Immigratiedienst, de voorzitter van de Norwegian Association for Asylum Seekers (NOAS), de secretaris-generaal van Norwegian People’s Aid, alsmede diverse medewerkers zowel werkzaam op het terrein van opvang als toelating.
2.2 Toelating Het toelatingsbeleid in Noorwegen is reeds geruime tijd een heikel politiek en maatschappelijk onderwerp. De Noorse regering staat aan verschillende kanten onder druk vanwege het lage aantal statussen dat wordt afgegeven (in 1996 – stand augustus – 5 A-statussen en 20–30 verblijfsvergunningen op humanitaire gronden). De Noorse minister van Justitie heeft nu toegezegd een iets ruimhartiger beleid te gaan voeren en tevens vervolging door derden als grond voor het toekennen van een A-status te zullen hanteren. Of dit een toename van het totaal aantal verblijfsvergunningen zal betekenen of meer een verschuiving van vluchtelingenstatus naar de verblijfsvergunning op humanitaire gronden is vooralsnog niet goed in te schatten. Nadat de UDI de beslissing in eerste aanleg heeft genomen is het mogelijk voor de asielzoeker om in bezwaar bij het ministerie van Justitie te gaan. Vervolgens bestaat de mogelijkheid om in beroep bij de rechter te gaan. Tot en met de bezwaarfase heeft de asielzoeker recht op door de overheid gefinancierde rechtsbijstand. Daarna niet meer. Het ministerie schat zo’n 90% van de zaken te winnen. De beroepsfase duurt tussen de 6 maanden tot een jaar. Op dit moment wordt in Noorwegen een voorstel bezien om de mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen bij het ministerie van Justitie te verleggen naar een onafhankelijke instantie die de beslissing in bezwaar neemt. Als belangrijkste redenen worden hiervoor aangevoerd een betere rechtsbescherming en een vermindering van de politieke aandacht voor individuele beslissingen door het ministerie van Justitie. Een specifiek probleem in Noorwegen (gezien de schaal) is het verschijnsel kerkasiel. Noorwegen kent een lange traditie op dit terrein die teruggaat tot de 12e–13e eeuw. Vorig jaar verbleven zo’n 600 a` 700 asielzoekers in kerken, sommigen al 2 jaar. Na zeer veel politieke beroering sloten de kerk en de staat een overeenkomst die inhield dat de staat alle asielaanvragen van deze groep opnieuw zou beoordelen. Uiteindelijk leidde dat tot tamelijk veel inwilligingen. Bosnie¨rs hebben een status gekregen op grond waarvan zij 3 jaar in Noorwegen mogen verblijven. Deze status kan met e´e´n jaar verlengd worden. Het komende half jaar is men niet voornemens de status in te
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 19 637, nr. 216
6
trekken. Alle asielzoekers die vrijwillig willen terugkeren, inclusief de Bosnie¨rs, krijgen NOK 10 000 (ca. f 2 500) en de transportkosten. Speciaal ten behoeve van de Bosnie¨rs, wordt na een jaar NOK f 000 gegeven en krijgen de gemeenten waarnaar de Bosnie¨rs terugkeren NOK 5 000. Dit geld kan gebruikt worden voor wederopbouw, scholen etc.
2.3 Opvangsysteem Alle asielzoekers die naar Noorwegen komen, verblijven eerst in een zgn. transit-centrum, dat door het Rode Kruis beheerd wordt. In dit centrum vinden het interview en de intake door de politie plaats. De verblijfsduur varieert, maar is meestal zo’n twee weken. Bij overduidelijk kansloze zaken wordt in deze periode meteen de afwijzende beslissing genomen. Vervolgens worden de asielzoekers doorgeplaatst naar centra die met AZC’s te vergelijken zijn. In 1994 verbleven er 16 000 asielzoekers in 147 centra. Nu zijn dat er 1 400 in 32. De grootte van de centra varieert van zo’n 80 tot 120 plaatsen. Thans overweegt men om de centra iets te vergroten tot zo’n 250 plaatsen. De redenen hiervoor zijn dat de bedrijfsvoering economischer is en dat het eenvoudiger wordt om programma’s aan te bieden. In de meeste centra wordt zelf gekookt, kinderen in de leerplichtige leeftijd hebben recht op onderwijs. Alle asielzoekers dienen bij te dragen aan het schoonhouden van het centrum. Hiervoor wordt geen vergoeding gegeven. Asielzoekers die geen werkzaamheden verrichten krijgen een boete van NOK 300 (ca. f 75,–). Het verblijf in de AZC’s kan oplopen tot meer dan een jaar. Indien een asielzoeker toegelaten wordt tot Noorwegen dan volgt wat secondary phase reception genoemd wordt. Tijdens deze fase wordt een begin gemaakt met de integratie en inburgering van asielzoekers. Er worden Noorse taallessen en cursussen maatschappij-orie¨ntatie gegeven. Verblijfsgerechtigden worden over alle gemeenten van Noorwegen gespreid. Daarom zijn de centra zoveel mogelijk over Noorwegen verspreid. Men streeft er naar om geen asielzoekerscentra in of nabij de grote steden te vestigen. In het verleden bleek het vaak moeilijk om verblijfsgerechtigden die eerst een tijd in Bergen of Oslo hadden gewoond, op het platteland in het midden of noorden van Noorwegen uit te plaatsen.
2.4 Fluctuaties in de instroom van asielzoekers Was de capaciteit aan opvangplaatsen in 1994 nog 16 000, in 1997 zal deze naar schatting niet hoger zijn dan 500 a` 600. Hoewel de sluiting van zoveel centra niet zonder slag of stoot is gegaan, is het volgens UDI toch gelukt om dit vrij geruisloos te voltrekken. Volgens inschatting van UDI kwam dit omdat de opvang van asielzoekers in vrij vergaande mate uitbesteed is aan andere organisaties. Bij de sluiting van centra wordt afgegaan op een prioriteitenlijst die is samengesteld op basis van de criteria ligging (platteland of niet) en de financie¨le situatie van het centrum. De prioriteitenlijst is bij iedereen bekend. De centra die nog open zijn weten wanneer zij aan de beurt komen om gesloten te worden. In Noorwegen zijn plannen in voorbereiding om een eventuele onverwachte instroom tot zo’n 50 000 asielzoekers op te vangen. Aan het plan is lange tijd gewerkt. Er bestaat een landelijk plan en 6 regioplannen. In het kader van het opstellen van de plannen zijn afspraken gemaakt met
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 19 637, nr. 216
7
gemeenten en de diverse opvangorganisaties. De plannen voorzien niet in een fysieke infrastructuur maar zijn veeleer afspraken over wie wat doet bij onverwachte pieken in de instroom. Opvallend is dat men nadrukkelijk rekening houdt met instroom van vreemdelingen als gevolg van ecologische rampen (er ligt een slecht onderhouden Russische kernreactor vlakbij de Noors–Russische grens).
2.5 Terugkeer Opvallend aan het Noorse opvangsysteem is de grote nadruk die gelegd wordt op de mogelijkheid dat de asielzoeker terug dient te keren naar het land van herkomst indien het asielverzoek definitief afgewezen wordt. In Noorwegen wordt terugkeer als een vanzelfsprekend onderdeel beschouwd van wat men de vluchtelingencyclus noemt.
2.6 Norwegian People’s Aid Naar aanleiding van de recente uitwisseling tussen een directeur van een Nederlands asielzoekerscentrum en een directeur van een Noors asielzoekerscentrum die in dienst was van Norwegian People’s Aid, is aan deze organisatie een bezoek gebracht. NPA is e´e´n van de organisaties die opvang van asielzoekers verzorgt. NPA heeft zijn wortels in de sociaal-democratie en is opgericht in 1939 om hulp aan de democratische beweging in Spanje te verlenen tijden de burgeroorlog. NPA onderhoudt nauwe banden met de vakbeweging. Opvang van asielzoekers is een relatief nieuwe taak voor NPA. De kernactiviteiten liggen tegenwoordig in de ontwikkelingshulp, in die zin is NPA wellicht het best te vergelijken met de NOVIB, met dien verstande dat de NPA zelf operationele taken uitvoert. NPA ontvangt ten behoeve van zijn activiteiten onder andere subsidies van NOVIB en het Nederlandse ministerie voor Ontwikkelingssamenwerking. NPA was ten tijde van de grote aantallen asielzoekers de grootste opvangorganisatie. Thans beheert NPA nog e´e´n centrum. De opvang wordt evenals in de andere centra uitgevoerd in opdracht en onder supervisie van UDI. Het motto van NPA is help people to help themselves. Dit motto past goed in de opvangfilosofie van de Noorse overheid waar de nadruk ligt op zelfstandigheid, zelfredzaamheid en bewustwording van mogelijke terugkeer. NPA beheert tevens enkele centra in de landen van herkomst (bijvoorbeeld Bosnie¨ en Rwanda). De opvang in landen van herkomst gebeurt meestal op verzoek van de UNHCR. De aard van de werkzaamheden in landen van herkomst is anders dan bij opvang in Noorwegen. Bij opvang in de regio wordt zoveel mogelijk met de plaatselijke autoriteiten samengewerkt teneinde het beheer van de centra na verloop van tijd daadwerkelijk aan hen over te dragen. De staf van NPA is in de landen van herkomst daarom kleiner dan bij opvang in Noorwegen. Het beheer van de centra in Bosnie¨ is inmiddels overgedragen aan de lokale autoriteiten aldaar. De vraag die zich bij deze vorm van opvang aandient, is waar langetermijnontwikkelingshulp begint en noodhulp eindigt. 3. Zweden
3.1 Algemeen Met het aantreden van het nieuwe kabinet in Zweden heeft er een aantal veranderingen in de portefeuilleverdeling tussen de ministeries plaatsge-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 19 637, nr. 216
8
vonden. De verantwoordelijkheid voor de opvang van asielzoekers is overgegaan naar het ministerie van Buitenlandse Zaken, dat tevens verantwoordelijk is voor toelatings- en terugkeerbeleid. De gedachte achter deze nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling is dat men het immigratievraagstuk meer en meer in verband met ontwikkelingssamenwerking en het terugkeerbeleid wil brengen. De verantwoordelijkheid voor integratie van verblijfsgerechtigden ligt bij het ministerie van Binnenlandse Zaken. Evenals in Denemarken het geval is, krijgt de Zweedse Immigratiedienst (SIV) meer taken. Zo wordt het eerste gehoor thans nog door de politie gedaan, in de toekomst gaat de SIV dat doen. De SIV gaat ook van alle asielzoekers de vingerafdrukken nemen, voorheen gebeurde dat alleen bij documentloze asielzoekers. In Nederland wordt reeds geruime tijd van alle asielzoekers een vingerafdruk genomen. De informatie is opgedaan tijdens diverse gesprekken en discussies. Gesproken is met de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken en diverse medewerkers, het hoofd van de Zweedse Immigratiedienst (SIV) en diverse medewerkers, zowel werkzaam op het terrein van toelating als opvang.
3.2 Toelating SIV is de centrale instantie waar het gaat om verzoeken tot toelating. SIV valt onder de politieke verantwoordelijkheid van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De Aliens Appeals Board (AAB) is de hoogste instantie voor bijna alle individuele toelatingsbeslissingen. Er is geen hoger beroep mogelijk op beslissingen van de AAB. Daar waar het om individuele zaken gaat met een principieel karakter kan de AAB een zaak terugverwijzen naar het ministerie. De AAB is enigszins te vergelijken met een jury. Het hoofd bestaat uit een rechter. De leden bestaan uit door de politieke partijen benoemde personen. In de Zweedse traditie wordt zoveel mogelijk vermeden dat de politiek zich uitspreekt over individuele zaken. In dat licht moet de AAB begrepen worden. De SIV streeft er naar om een beslissing in eerste aanleg binnen 3 maanden te nemen. Na een afwijzende beschikking is bezwaar bij de SIV mogelijk. Als de SIV zijn beslissing niet wijzigt, wordt de zaak automatisch aan de AAB voorgelegd. Dit beroep duurt tot zo’n 6 maanden. In het algemeen duurt een asielverzoek gemiddeld circa een jaar.
3.3 Opvang Op 1 januari 1994 is nieuwe wetgeving in werking getreden met betrekking tot georganiseerde activiteiten, verstrekkingen aan asielzoekers en de vorm van opvang waarvan asielzoekers kunnen kiezen. Toelating en opvang berusten in Zweden bij e´e´n organisatie, de SIV. Er wordt naar gestreefd om e´e´n medewerker zowel inzetbaar te maken voor opvang als voor toelatingstaken. In asielzoekerscentra waar de medewerkers dagelijks met de asielzoekers omgaan is men daar wat terughoudender in, maar met name ten behoeve van asielzoekers die zelfstandig woonruimte hebben gevonden (zie verder in dit verslag) en dus wat verder van de medewerkers af staan probeert men de taken in elkaar over te laten vloeien. Op dit moment verblijven ± 18 600 asielzoekers in de opvang. 7 600 asielzoekers verblijven langer dan 2 jaar in de opvang.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 19 637, nr. 216
9
Asielzoekers verblijven in Zweden gedurende de eerste fase van hun asielprocedure in centra die het best te vergelijken zijn met onze OC’s. Daarna gaat men naar AZC-achtige opvang door, o´f men mag op eigen gelegenheid onderdak zoeken. Van alle asielzoekers slaagt 60% er in om zelf onderdak te vinden, bijvoorbeeld bij vrienden of familie. Asielzoekers die hun eigen onderdak vinden krijgen een verhoogde toelage1, maar dit is niet te vergelijken met de toelagen die asielzoekers in de Nederlandse decentrale opvang krijgen, die zijn voldoende om geheel zelfstandige woonruimte te vinden. De Zweedse toelage is daarvoor te laag. Men moet dus bij familie of vrienden wonen. Het is nog niet zeker of de mogelijkheid tot het zoeken naar eigen onderdak gehandhaafd zal blijven. Aan de ene kant heeft het voordelen. Eigen onderdak is veel goedkoper voor de Zweedse regering dan opvang in asielzoekerscentra. Van de zijde van verschillende immigratiemedewerkers en gemeenten wordt bovendien aangegeven dat asielzoekers die in eigen onderdak voorzien hebben veel beter zijn voorbereid op de Zweedse samenleving dan asielzoekers die uit de asielzoekerscentra komen. Als nadeel wordt genoemd het feit dat asielzoekers veel meer uit het zicht zijn van de SIV en minder goed beschikbaar blijven ten behoeve van de toelatingsprocedure. Tevens kiezen bijna alle asielzoekers voor verblijf in de grote steden, veelal in wijken waar reeds een bovengemiddeld aantal allochtonen woont. Omdat de asielzoekers voor het onderdak afhankelijk zijn van vrienden en familie komt het nogal eens voor dat men van adres naar adres gaat, dat komt de (medisch-sociale) situatie van jonge asielzoekers vaak niet ten goede. Over enige tijd zal de Zweedse regering deze nieuwe vorm van opvang evalueren en zich beraden op de voortzetting ervan. Alle asielzoekers zijn op basis van een recente wet verplicht om deel te nemen aan georganiseerde activiteiten. Op het niet-deelnemen daaraan staat een boete. Op verschillende wijzen kan aan de verplichting gestalte gegeven worden. Sommige asielzoekers verrichten betaald werk (indien de asielprocedure langer dan 4 maanden duurt dan heeft een asielzoeker recht op een tijdelijke werkvergunning; in de praktijk geldt dit dus voor bijna alle asielzoekers). Andere asielzoekers verrichten vrijwilligerswerk in een soort sociale werkplaatsen. Tevens worden lessen Zweeds en maatschappij-orie¨ntatie gegeven.
3.4 Terugkeer Terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers is problematisch. Er verblijven thans naar schatting zo’n 7 000 uitgeprocedeerde moeilijk verwijderbare asielzoekers in Zweden. Deze asielzoekers krijgen tijdelijke bescherming van 2 jaar, nog eens met 2 jaar te verlengen. Asielzoekers die niet meewerken aan hun terugkeer krijgen een korting op hun zakgeld. Bij vrijwillige terugkeer wordt de terugreis betaald, maar verder worden geen aanvullende bijdragen toegekend. De motivering hiervoor is dat dit onrechtvaardig zou zijn ten opzichte van de achterblijvers in het land van herkomst. Zgn. look and see reizen voor Bosnie¨rs worden wel betaald. Het terugkeerbeleid wordt thans herzien. 1
Alleenstaanden krijgen SKR 500 (f 125,–) per maand extra, gezinnen SKR 1 000, ongeacht de gezinsgrootte. Het standaard zakgeld voor alle asielzoekers is zo’n f 100,– per week, daar moeten voeding, kleding, recreatieve activiteiten en artikelen voor de persoonlijke verzorging van betaald worden.
3.5 Kerkasiel Ook in Zweden is men bekend met het fenomeen kerkasiel. In het verleden heeft de kerk aan verschillende asielzoekers opvang verleend waarop de regering meestal vrij ruimhartig verblijfsvergunningen verleende. Nu lijkt daar enigszins een kentering in te zijn opgetreden en stelt de regering zich harder op. Juist tijdens het bezoek van de Neder-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 19 637, nr. 216
10
landse delegatie vond er een ontmoeting plaats tussen de minister van Buitenlandse Zaken en de Aartsbisschop. De ontmoeting vond plaats omdat de kerk op dit moment asiel biedt aan een groep voornamelijk bestaande uit kinderen.
3.6 Alleenstaande minderjarige asielzoekers Hoewel het aantal asielzoekers terugloopt, neemt het aantal ama’s toe. Naar de indruk van betrokkenen komen veel ama’s uit andere Westeuropese landen (onder andere Nederland).
3.7 Medische opvang Asielzoekers die in Zweden aankomen kunnen op verzoek een medische screening krijgen. Hoewel dit vrijwillig is, wordt er wel op aangedrongen van deze mogelijkheid gebruik te maken. Asielzoekers hebben alleen recht op urgente medische en tandheelkundige hulp. Asielzoekers tot 18 jaar hebben recht op dezelfde voorzieningen als Zweedse ingezetenen. Er is tevens een speciaal asielzoekerscentrum voor asielzoekers met psychosociale problemen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 19 637, nr. 216
11