Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2002–2003
21 501-08
Milieuraad
Nr. 163
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 11 april 2003 Hierbij zend ik u, mede namens de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, het verslag van de EU Milieuraad, die op 4 maart jl. te Brussel plaatsvond. De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P. L. B. A. van Geel
KST67632 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2003
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 21 501-08, nr. 163
1
Verslag van de EU Milieuraad van 4 maart 2003 te Brussel Inleiding De eerste Milieuraad onder Grieks Voorzitterschap werd vooral gekenmerkt door oriënterende debatten, Raadsconclusies, voortgangsraportages en presentaties. Alleen over de bossenverordening vond besluitvorming plaats. Oriënterende debatten vonden plaats over genetisch gemodificeerde organismen (markttoelating en coëxistentie met nietGGO-productie in de landbouw) en werd aan de hand van door het Voorzitterschap opgestelde vragen gedebatteerd over het Richtlijnvoorstel milieuaansprakelijkheid en zwemwater. Raadsconclusies werden aangenomen over de Commissiemededeling inzake de mariene strategie, de Pan-Europese Kiev-Conferentie «Environment for Europe» d.d. 21–23 mei 2003 en de voorbereiding van de Voorjaarstop d.d. 21 maart 2003. Tot slot hield de Commissie een aantal presentaties over de herziening van de verordening inzake de ozonlaagafbrekende stoffen halonen, chloorfluorkoolstoffen en broomchloormethaan, een bewakingsysteem voor de uitstoot van broeikasgassen, de tenuitvoerlegging van het Kyoto Protocol en de richtsnoeren voor de evaluatie van de aanwezigheid in het grondwater van metabolieten. De Voorzitter opende de Milieuraad na allereerst de nieuwe Oostenrijkse minister Josef Pröll welkom te heten. Kwaliteit zwemwater Commissaris Wallström leidde het debat, dat gevoerd werd aan de hand van vragen opgesteld door het Voorzitterschap, in met een toelichting op het nieuwe voorstel. Het nieuwe richtlijnvoorstel zal de huidige richtlijn uit 1976 vervangen. In haar inleiding gaf de Commissaris aan dat dit onderwerp een grote belangstelling van het publiek heeft. De voorgestelde normen zijn totstandgekomen op basis van wetenschappelijke kennis en na een kosten-batenanalyse door de Commissie. De normen zullen in de gehele EU gevolgd moeten worden, echter rekening houdend met subsidiariteit aangezien de lidstaten zelf de lijst opstellen met aangewezen zwemwateren en zelf het zwemseizoen kunnen bepalen. Ik heb aangegeven dat de nieuwe normstelling op zich akkoord is, maar dat deze wel uitvoerbaar en haalbaar moet zijn. De nieuwe richtlijn mag geen disproportionele kosten met zich meebrengen en daartoe zou het helpen indien er onderscheid wordt gemaakt tussen incidentele en structurele overschrijdingen. Voor de incidentele overschrijdingen is het van belang om flexibiliteit in te bouwen, bijvoorbeeld ten aanzien van periodes met zeer intensieve regenval. Voor het aanpakken van structurele overschrijdingen zou de termijn van de kaderrichtlijn water gevolgd moeten worden waardoor 2015 als ijkjaar gaat gelden. Over het algemeen kwam uit de discussie naar voren dat de voorgestelde normen niet expliciet ter discussie worden gesteld, hoewel er wel door enkele lidstaten vragen werden opgeworpen over de wetenschappelijke onderbouwing en de uitgevoerde kosten-batenanalyse. De meeste lidstaten pleitten voor meer flexibiliteit bij de toepassing van de normen, waarbij onderscheid mogelijk moet zijn tussen structurele en incidentele overschrijdingen. Door meerdere lidstaten werd tevens gevraagd om een duidelijke definitie van zwemwater door een betere invulling te geven aan het begrip «groot aantal zwemmers».
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 21 501-08, nr. 163
2
Op de vraag of ook andere recreatieve activiteiten onder de werking van de richtlijn zouden moeten vallen reageerden alle lidstaten negatief. Ik heb aangegeven dat deze richtlijn gaat over zwemwater. Weliswaar moet ook voor andere recreanten helder zijn welke risico’s zij lopen, maar het moet niet gaan om het uitbreiden van de normstelling voor zwemwater naar water dat niet voor zwemmen is bedoeld. Uiteindelijk concludeerde de Commissie dat er over het algemeen ruime steun is voor het voorstel. De Commissie beklemtoonde opnieuw de deugdelijkheid van de wetenschappelijke onderbouwing. Bovendien maakt het voorstel flexibiliteit mogelijk. De Commissie zal kijken hoe dit in de richtlijn kan worden weerspiegeld. Uitgangspunt blijft echter wel dat bij structurele problemen de zwemwateren gesloten moeten worden. De «andere recreatieve activiteiten» zullen vooralsnog buiten deze richtlijn worden gehouden. Mariene milieu a) Mededeling van de Commissie «Naar een strategie voor de bescherming en de instandhouding van het mariene milieu» De Milieuraad heeft Raadsconclusies aangenomen met betrekking tot de Mededeling van de Commissie over de totstandkoming van een strategie voor de bescherming en de instandhouding van het mariene milieu. Het enige onderdeel dat nog ter discussie stond was de door Spanje voorgestelde toevoeging dat de Commissie verder werkt aan veiligheidsmaatregelen voor maritiem transport om het mariene milieu nog verder te beschermen. De toevoeging hierbij dat daarbij ook de onderwerpen aansprakelijkheid en sancties worden meegenomen stond tijdens de Raad ter discussie. Uiteindelijk is overeengekomen dat deze onderwerpen «if appropriate» zullen worden meegenomen. b) Verslag over de activiteiten ter bestrijding van de gevolgen van de verontreiniging van de zee door het ongeval met de «Prestige» De Spaanse toevoeging onder het bovenstaande agendapunt heeft uiteraard alles te maken met het ongeval met de Prestige. Dit onderwerp was ook deze Milieuraad weer geagendeerd, als verslag over de activiteiten ter bestrijding van de gevolgen door het ongeval. De Commissie memoreerde dat er in minder dan een jaar veel scheepsongevallen zijn geweest. Naast de Prestige noemde zij de Tricolor, de Nicole (gezonken bij Italië), de Prinses Eva (gezonken bij Ierland) en een niet nader genoemde Finse tanker. De Commissie gaf aan dat preventie het uitgangspunt is en blijft. Daarom is het versneld uitfaseren van enkelwandige tankers belangrijk. De Europese Commissie heeft onderzoek gefinancierd naar de ecologische gevolgen van de ramp. Melding werd bovendien gemaakt van het infomatieuitwisselingssysteem voor respons op zeevervuiling. Binnen dit systeem wordt informatie uitgewisseld over de best bruikbare technieken om olierampen te bestrijden. Tot slot gaf de Commissaris aan dat er een voorstel in voorbereiding is over het gebruik van strafrechtelijke sancties (gericht op alle partijen) en een voorstel om het mandaat van het «European Maritime Safety Agency» te vergroten met de mogelijkheid om gespecialiseerd materiaal te kopen of in te huren om zeevervuiling te bestrijden. Spanje heeft vervolgens uiteengezet welke maatregelen de Spaanse overheid inmiddels ondernomen heeft om de olie op te ruimen en de natuurschade te herstellen. Spanje heeft o.a. ook bekeken met welke preventieve instrumenten de kans op herhaling beperkt kan worden. Alle lidstaten die materiële hulp en technische bijstand hebben verleend werden door
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 21 501-08, nr. 163
3
Spanje bedankt. Vervolgens heeft ook Frankrijk uiteengezet welke maatregelen zijn genomen. Frankrijk hamerde er bovendien op dat illegale olielozingen en slecht onderhoud van tankers niet ongestraft mogen blijven. Finland vroeg aandacht voor de Oostzee en de gevolgen die een vergelijkbare olieramp daar met zich mee zou brengen. De Oostzee is een gesloten zee, vaak met slechte meteorologische omstandigheden. De zeescheepvaart groeit er ook nog steeds. Er is inmiddels nauw contact met Rusland over verdergaande samenwerking inzake maritieme veiligheid. Finland dringt er op aan dat de maatregelen die de EU zichzelf heeft opgelegd zo spoedig mogelijk worden uitgevoerd. c) Satellietopsporing olielozingen Frankrijk bracht als diversenpunt onder de aandacht dat opsporing van olielozingen op zee per satelliet een goede aanvulling kan zijn op de maatregelen naar aanleiding van de ramp met de Prestige. Satellietwaarnemingen kunnen – in combinatie met meteorologische gegevens – ook uitwijzen in welke richting olievlekken zich (gaan) bewegen. Frankrijk heeft de lidstaten en de Commissie gevraagd om een gecoördineerde aanpak, bijvoorbeeld binnen het Europese Ruimte Agentschap. De Commissie organiseert in oktober 2003 een workshop over dit onderwerp. Genetisch gemodificeerde organismen a) marktoelating nieuwe GGO-producten De Commissie meldde dat onder Richtlijn 2001/18 inzake de doelbewuste introductie van GGO’s in het milieu, die op 17 oktober 2002 in werking is getreden, thans 19 aanvragen voor toelating zijn ontvangen. Twee daarvan zijn met advies van de desbetreffende lidstaat doorgezonden naar de Commissie. Het lijkt de Commissie echter onwaarschijnlijk dat het Regelgevend Comité voor de herfst van dit jaar bijeen zal komen. Dat geeft niet alleen de lidstaten tijd om snel de richtlijn te implementeren maar daarnaast is hopelijk dan ook de onderliggende regelgeving (de verordeningen inzake traceerbaarheid en etikettering van GGO’s en inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders) in tweede lezing aanvaard. De Commissie zei begrip te hebben voor de politieke situatie in veel lidstaten, maar benadrukte dat de EU zich met het vasthouden aan het de facto moratorium een WTO procedure op de hals haalt die zeker zal worden verloren. Vooruitgang op dit dossier is dan ook van cruciale betekenis, wil de geloofwaardigheid van de EU internationaal geen verdere schade oplopen. De reactie van de lidstaten viel zoals verwacht in twee groepen uiteen: enerzijds de moratoriumlanden (Frankrijk, Luxemburg, Griekenland, Italië en Denemarken) die, gesteund door Duitsland, België en Oostenrijk handhaving van het de facto moratorium wensen totdat de onderliggende regelgeving niet alleen in tweede lezing met het Europees Parlement is aanvaard maar ook in werking is getreden. Naast Nederland stelden ook het Verenigd Koninkrijk en Ierland zich op achter het Commissie standpunt dat Richtlijn 2001/18 de verplichting in zich draagt om aanvragen in behandeling te nemen en door te zenden aan de Commissie. Ik heb bovendien aangegeven dat Nederland er altijd vanuit is gegaan dat met het aannemen van de onderliggende regelgeving door de Raad de weg is vrijgemaakt voor opheffing van het moratorium. Tevens heeft Nederland gepleit voor een case by case benadering in de beoordeling van de toelatingsaanvragen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 21 501-08, nr. 163
4
b) co-existentie met niet GGO-productie in de landbouw Wat betreft de coëxistentie van GGO en niet-GGO landbouw kondigde de Commissie een beleidsstuk aan met agronomische en «farmmanagement» maatregelen. Daarbij zal een afweging worden gemaakt tussen communautaire regelgeving en subsidiariteit. Eind april volgt een ronde-tafel-bijeenkomst met betrokken partijen. Met verwijzing naar het «voorzorgbeginsel», werd door de Raad eerst zekerheid bepleit. Ook werd het «vervuiler-betaalt-beginsel» aangehaald om «besmetting» te laten betalen door de GGO-landbouwer die het land van zijn buurman vervuilt. Alle Lidstaten gaven aan met spanning uit te zien naar de Commissiemededeling (het beleidsstuk) die in het vooruitzicht is gesteld. Voorbereiding Voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad De Milieuraad heeft Raadsconclusies aangenomen met betrekking tot de voorbereiding van de Europese Voorjaarstop van 21 maart. Deze bijdrage voor de Europese Raad heeft betrekking op de verdere uitvoering van de strategie voor duurzame ontwikkeling op een horizontale manier, waarin niet alleen milieu-elementen zijn begrepen maar ook bijdragen afkomstig van terreinen zoals ontwikkelingssamenwerking, vervoer, energie, bosbouw en visserij. In de bijdrage wordt met name de nadruk gelegd op: – verbetering van de bestaande instrumenten voor de uitvoering van de strategie voor duurzame ontwikkeling; – versterking van de milieupijler van de strategie voor duurzame ontwikkeling; – versterking van de samenhang tussen de interne en externe dimensie van de strategie voor duurzame ontwikkeling; – het in de praktijk brengen van de resultaten van de top van Johannesburg In de bijdrage worden tevens een aantal prioriteiten voorgesteld voor actie op intern en extern niveau in de komende twaalf maanden. De Raadsconclusies lagen voor tijdens de lunchbijeenkomst. Dit gebeurde op basis van een compromispakket van het Voorzitterschap. Tijdens de lunch kon uiteindelijk overeenstemming worden bereikt over onder andere de passages met betrekking tot de hervorming van niet-duurzame subsidies en het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Een discussie heeft plaatsgevonden over de bewoordingen met betrekking tot transport. Uiteindelijk is in de tekst opgenomen «een significante ontkoppeling van de milieu gevolgen van groei van transport en BNP». Richtlijn Milieuaansprakelijkheid De Voorzitter gaf aan dat het voorstel voor de Richtlijn Milieuaansprakelijkheid een van de prioriteiten is van het Griekse Voorzitterschap en gaf aan te streven naar een politiek akkoord op de komende Milieuraad van juni. Het debat vond plaats aan de hand van vragen van het Voorzitterschap over de onderwerpen financiële zekerheid en de beschermde soorten en natuurlijke habitats. Met betrekking tot de financiële zekerheid richtte de discussie zich op het Voorzitterschapscompromis dat een verplicht systeem voorstelt dat gefaseerd wordt ingevoerd. Het oorspronkelijke voorstel van de Commissie behelst een vrijwillig systeem van financiële zekerheid. Uit de discussie bleek dat een groot aantal landen zich in het voorstel van het Voorzitterschap kan vinden. Een aantal van hen is vanaf het begin voor een verplicht systeem geweest, andere lidstaten zijn oorspronkelijk voor een vrijwillig systeem maar staan door de voorgestelde fasering sympathiek
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 21 501-08, nr. 163
5
tegenover het Voorzitterschapsvoorstel. Hoe die fasering zou moeten plaatsvinden moet in ieder geval nog verder worden uitgewerkt ten aanzien van de termijnen en de mogelijke (gevaars)criteria. Ook Nederland heeft aangegeven de voorkeur te hebben voor een vrijwillig systeem. Op grond van jarenlange ervaringen in de praktijk is echter gebleken dat ingrijpen van de overheid noodzakelijk is en dat een systeem van verplichte financiële zekerheid geboden kan zijn. Een verplicht systeem van financiële zekerheidstelling is naar Nederlands oordeel evenwel pas aan de orde indien aan een aantal voorwaarden is voldaan: a) de richtlijn moet meer duidelijkheid geven over de wijze van berekening van de omvang van de milieuschade; b) verzekeringsmarkt dient meer duidelijkheid te verschaffen over de mogelijkheid tot dekking van de aansprakelijkheid; en c) er dient meer duidelijkheid te zijn over de uitvoeringslasten voor de overheid. Daarom geeft Nederland de voorkeur aan een vrijwillig systeem met een review na 2,5 jaar. Het compromisvoorstel van het Voorzitterschap zet wel een stap in de richting van Nederland. Een aantal lidstaten hield vast aan een vrijwillig systeem, zoals de Commissie het oorspronkelijk heeft voorgesteld, met een herzieningsclausule om te bezien of een verplicht systeem op termijn nodig is. De Commissie stelde dit tijdens de Raad nogmaals voor en benadrukte nog eens dat een verplicht systeem van financiële zekerheid niet noodzakelijk is voor het behalen van de milieudoelstelling van het voorstel. Met betrekking tot het begrip biodiversiteit werd door het Voorzitterschap de vraag aan de lidstaten voorgelegd welke gebieden en soorten onder de richtlijn moeten worden gebracht. Een groot aantal lidstaten kon het voorstel van het Voorzitterschap steunen, dat wil zeggen dat onder het begrip biodiversiteit valt: de gebieden en de soorten zoals opgenomen in de EU-regelgeving en de gebieden zoals die door de lidstaten zelf worden aangegeven. Een klein aantal lidstaten wilde echter een bredere definitie waarbij ook de nationaal beschermde gebieden worden meegenomen. Daartegenover stond een klein aantal lidstaten dat juist vond dat het Voorzitterschapscompromis te ver gaat en een beperktere definitie wilde waarbij de soorten alleen worden beschermd voor zover deze zich binnen de beschermde gebieden bevinden. Dit laatste was voor de Commissie in geen geval aanvaardbaar en de Commissie gaf aan dat ook nationale soorten en habitats onder de richtlijn zouden moeten vallen. Nederland heeft aangegeven het Voorzitterschapsvoorstel te willen aanvaarden en daarmee mee te willen werken aan een het bereiken van een akkoord in juni. Om echter een aantal zorgen weg te nemen heeft Nederland een aantal vragen gesteld aan de Commissie, die door de Commissie op korte termijn zullen worden beantwoord. Het betreft een verduidelijking over eventuele extra verplichtingen bij de uitvoering van de Habitatrichtlijn, de vraag of herstel van soorten redelijkerwijs verzekerbaar is en verduidelijking van de criteria van significante schade aan een populatie. Wetgevingspakket «chemische producten» Commissaris Wallström gaf aan dat uitstel geen afstel betekent. De architectuur van het nieuwe systeem ligt vast in het Witboek, over de reikwijdte bestaat geen verschil van inzicht en – zo voegde zij er aan toe – het principe van «de meest gevaarlijke stoffen eerst» wordt gerespecteerd. Een belangrijke oorzaak voor uitstel is dat het een omvangrijk pakket gedetailleerde wetgeving betreft. Afgesproken is dat de Commissie het voorstel
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 21 501-08, nr. 163
6
voor Pasen behandelt. Daarna volgt een korte internetconsultatie die er niet toe strekt om een nieuwe inspraakronde te starten, maar wel om af te tasten of het geheel werkbaar is. Daarna gaat het voorstel naar de Raad en het Europees Parlement. De Commissie noemde daarbij geen termijn. Vijfde pan-Europese ministeriële conferentie «Milieu voor Europa» (Kiev, Oekraïne, 21–23 mei 2003) De Milieuraad heeft Raadsconclusies aangenomen ter voorbereiding van de zogenaamde Kiev-conferentie d.d. 21–23 mei 2003. De voorzitter gaf aan dat er bij de onderhandelingen een week eerder in Genève belangrijke vooruitgang was geboekt, vooral met betrekking tot het derde protocol over civiele aansprakelijkheid. In eerdere ambtelijke onderhandelingsrondes was reeds overeenstemming bereikt over de twee andere protocollen, namelijk met betrekking tot strategische milieubeoordeling en emissieregistratie. Gezien de vooruitgang die is geboekt heeft Nederland nogmaals voorgesteld om naast vaststelling ook de «openstelling voor ondertekening» als succesvol resultaat van Kiev aan te merken. Het Voorzitterschap ging hier echter niet verder op in. Verordening betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (halonen, chloorfluorkoolstoffen en broomchloormethaan) De Commissie verwees naar de schriftelijke bijdrage ten behoeve van de presentatie van het voorstel. Zweden gaf aan bezwaren te hebben tegen het mogelijk maken van bulkuitvoer van halonen voor kritische toepassingen. De Commissie benadrukte dat het exportvolume zeer gering is en dat de voorgestelde wijziging juist betere controle op de uitvoer mogelijk maakt. Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakingssysteem voor de uitstoot van broeikasgassen in de Gemeenschap en de tenuitvoerlegging van het Protocol van Kyoto De Commissie verwees naar de schriftelijke bijdrage ten behoeve van de presentatie van het voorstel. Niemand vroeg het woord. Richtsnoeren voor de evaluatie van de aanwezigheid in het grondwater van metabolieten van onder Richtlijn 91/414/EEG van de Raad vallende stoffen Denemarken heeft zorgen uitgesproken over de bescherming van het Deense grondwater. Denemarken vreest dat zij met het vaststellen van een technisch document voor de beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen in het kader van Richtlijn 91/414/EG het hoge beschermingsniveau van grondwater niet kunnen handhaven. Denemarken kreeg van Commissie de gevraagde zekerheid dat zijn land gezien de specifieke bodemgesteldheid ook specifieke eisen aan pesticidentoepassing en -toelating mag stellen. Op de vraag van Denemarken aan de Commissie om geen bindende besluiten voor te stellen op basis van dit technische document maakte Commissaris Wallström echter een uitzondering daar waar het gaat om het initiatiefrecht van de Commissie, zoals de aanpassing van RL 91/414 die is voorzien voor het einde van dit jaar. Diversen a) Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de beperking van emissies van vluchtige organische stoffen ten
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 21 501-08, nr. 163
7
gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen in decoratieve verven en vernissen en producten voor het overspuiten van voertuigen De Commissie verwees naar de schriftelijke bijdrage t.b.v. de presentatie van het voorstel. Niemand vroeg daarop het woord. b) Strengere grenswaarden voor de uitlaatgassen van personenauto’s en vrachtwagens met dieselmotor Dit Frans-Duitse voorstel om snel te komen tot strengere EURO VI normen werd door Minister Trittin kort ingeleid. Er vond slechts een korte gedachtewisseling plaats, waaraan maar enkele Lidstaten deelnamen. In de Raad waren zowel positieve als afhoudende geluiden te horen. De Commissie liet weten bezig te zijn met de voorbereiding van de aanpassing van de betreffende richtlijn doch liet zich onverbindend uit qua inhoud en tijdsschema.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 21 501-08, nr. 163
8