Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1983-1984
17 847
Verslag van de Algemene Rekenkamer over 1982
Nr. 44
NADERE ANTWOORDEN VAN DE MINISTER VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING Ontvangen 12 juni 1984 1 en 4 De Nederlandse sectie van de CONS heeft bij herhaling bij de Surinaamse sectie aangedrongen op het beter door Suriname naleven van de verdragsbepalingen. Het effect hiervan was evenwel lang niet altijd merkbaar. Er moest daarom gekozen worden tussen het naar de letter vasthouden aan de verdragsbepalingen enerzijds en het noodgedwongen accepteren van een zekere vrijmoedige interpretatie daarvan anderzijds. In het eerste geval zou de facto stopzetting van committeringen voor nieuwe projecten, c.q. van de voortgang van bepaalde projecten niet ondenkbaar zijn, en daarmee het risico van een ernstig conflict met Suriname aanwezig, met als gevolg een langdurige stagnatie van vrijwel alle ontwikkelingsactiviteiten. In het tweede geval zou in principe nog de mogelijkheid bestaan om via een permanente dialoog tot bijsturing van procedures te komen. Wat betreft het niet meer door Suriname presenteren van jaarplannen na 1978 zij opgemerkt, dat de omstandigheden de Nederlandse acceptatie van deze afwijking van de overeenkomst kunnen verklaren. In 1979 was immers de matrix-exercitie aan de orde, die bedoeld was ter actualisering van het verouderde MOP. In 1980 vond de machtsovername door militairen plaats, waarna nieuwe beleidsvoornemens op ontwikkelingsterrein in de z.g. herallocatie gestalte kregen. Daarbij was nauwelijks plaats voor een op het MOP geënt jaarplan. 2 Naarmate duidelijker is geworden dat Suriname niet in staat is om via eigen besparingen een essentiële bijdrage te leveren aan de uitvoering van het MOP, verdwijnt het begrip medefinanciering steeds meer op de achtergrond. De ontwikkeling van Suriname sedert 1975 is - helaas grotendeels qua financiering een exclusief Nederlandse aangelegenheid geweest. 3 Een cijfermatig opstelling van de bestedingen van de restantfondsen ad f77 min. is bijgevoegd. Het deel van de restantfondsen dat niet besteed is blijft gereserveerd voor uitgaven in - of ten behoeve van - Suriname.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1983-1984, 17 847, nr. 44
1
1. Saldo projecten van sociale en opvoedkundige aard (SEOA) ad f50,4 min. Het saldo werd besteed aan de voltooiing van de bij de onafhankelijkheid nog in uitvoering zijnde projecten in dit programma van 101 projecten, als volgt verdeeld over de categorieën, in Surinaams courant. Onderwijs: 13 projecten totaal Sf 5,5 min. Gezondheidszorg: 8 projecten totaal Sf 15,3 min. Bejaarden- en andere tehuizen: 10 projecten Sf 4,3 min. Gemeenschaps- en vormingscentra, maatschappelijk opbouwwerk: 9 projecten Sf 5,4 min. Diversen: 9 projecten Sf 3,3 min. Totaal Sf 33,8 min. = f50 min. 2. Saldo culturele projecten ad: f 14,4 min. Bestedingen in de periode nov. 1975 t/m dec. 1978: Nat. wetenschappelijk onderzoek Bibliotheken Culturele centra Restauratie historische geb.
1 2 4 2
project projecten projecten projecten
Sf. Sf. Sf. Sf.
54 388 303 444
000 000 000 000
Sf. 1 915 0 0 0 = f betaling Sticusa (subsidie) f
1 668 000 176 000
Totaal besteed
1,84 m i n .
f
Nog niet besteed f 12,6 min.
3. Saldo Fondsen ad: f 11,8 min. In de periode nov. 1975 t/m 1978 zijn de volgende betalingen gedaan: Kosten Ned. Participatie M i j .
f
218 000
Landbouwmij. Victoria credietverlening Kosten voedselhulp Afwikkelingskosten te beëindigen hulpactiviteiten Totaal
f f f f
349 000 291000 213 000 1 071 000
Nog niet besteed globaal f 10 min.
5 Een harder toetsingsbeleid van de Nederlandse sectie van de CONS, met als gevolg meer afwijzingen, zou volgens de toendertijd bij de Nederlandse overheid levende gedachte wel haast onvermijdelijk hebben geleid tot een ernstig conflict met Suriname. In dit verband zij ook verwezen naar het antwoord op de vragen 1 en 4. In dit licht werd het risico van het goedkeuren van minder goed voorbereide projecten minder zwaarwegend geacht dan de consequenties van een conflict voor de algehele projectuitvoering. Er zij op gewezen dat een goed voorbereid project sneller zal kunnen worden uitgevoerd dan een minder goed voorbereid project; in het laatste geval zal een deel van de voorbereidingsactiviteiten na de goedkeuring plaats vinden. De CONS heeft herhaaldelijk «voorlopig» of «onder zekere voorwaarden» goedgekeurd, wanneer twijfel aan de noodzaak op opzet van een project bestond.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1983-1984, 17 847, nr. 44
2
6 De relevante brieven en documenten zijn bijgevoegd. COMMISSIE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING NEDERLAND-SURINAME Aan: De regering van Suriname t.a.v. de president en de regering van Nederland t.a.v. de minister voor Ontwikkelingssamenwerking Onderwerp: Committeringsruimte NHAS-middelen Tijdens de 16de vergadering van de CONS kwam tot uiting dat onvoldoende nauwkeurig inzicht bestaat in het totaal van de committeringen, reserveringen en andere vormen van beslag op de hulpgelden die krachtens de overeenkomst tussen Suriname en Nederland voor ontwikkelingssamenwerking beschikbaar zijn. Per brief heeft de CONS op 3 februari jl. aan het Surinaamse Planbureau en het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken gevraagd exacte gegevens ter zake ter tafel te willen brengen avant de 17e CONS-vergadering. Op basis van overleg hebben beide instanties gezamenlijk het dokument «Committeringen en reserveringen» opgesteld dat per 13 maart jl. ter beschikking van de CONS kwamen (zie bijlage). Over dit document en aan de hand van additionele gegevens heeft tijdens de 17de vergadering van de CONS beraad plaatsgevonden. Dit heeft geresulteerd in conclusies die ten dele betrekking hebben op de reeds bestaande, actuele situatie en die ten dele betrekking hebben op potentiële ontwikkelingen met aanzienlijke financiële gevolgen. Deze beide categorieën worden in deze brief aan u voorgelegd. Over de actuele situatie kan worden opgemerkt, dat blijkens het document «committeringen en reserveringen» het beslag op de hulpgelden per 30 december 1980 rond Nf 2780 min. bedroeg. In dit bedrag zijn niet meegerekend de kosten die verbonden zijn aan de overname van de OGEM-aandelen in de EBS (rond Nf 30 min.) en de toename van de kosten van het «Urgentieprogramma» ten gevolge van veranderingen in de internationale wisselkoersen (rond Nf 65 min.). De kosten van alle overige projecten zijn in de berekening op de aktuele wisselkoersen gewaardeerd. Uit één en ander vloeit voort dat het totaal beslag op de hulpgelden bedraagt Nf 2780 min. + Nf 30 min. + Nf 65 min. = Nf 2875 min. Aangezien volgens de overeenkomst voor ontwikkelingssamenwerking tussen Suriname en Nederland Nf 2700 min. beschikbaar is, komt dit neer op een overschrijding van Nf 175 min. Bij dez' overschrijding dient de kanttekening te worden geplaatst dat de financiering van het «Urgentieprogramma», waartoe tijdens de 15de CONS-vergadering werd besloten, geschiedde onder voorwaarde dat voor Nf 80 min. aan eerder goedgekeurde projecten zou worden teruggenomen. Op verzoek van de CONS heeft de Surinaamse regering de selectie van terug te nemen projecten ad Nf 80 min. verricht; de betreffende lijst is in het toetsingsverslag van de 15de CONS-vergadering opgenomen. Echter tot op heden is deze terugname nietten opzichte van de respectieve departementen geëffectueerd. Hierdoor is - naast andere oorzaken, zoals de verandering in de wisselkoersen - de overschrijding ad Nf 175 min. ontstaan. De CONS is van oordeel dat de afgesproken terugname van projecten ad Nf 80 min. alsnog dient te geschieden. Gegeven de bestaande overschrijding is het onontkoombaar dat de terugname van projecten ad Nf 80 min. eerst geschiedt, alvorens verdere projecttoetsing door de CONS kan plaatsvinden, ook wanneer het zou gaan om herallokatie van middelen of financiering ten laste van reserveringen of van pariteitsmiddelen. De afgesproken terugname van projecten ad Nf 80 min. zal de overschrijding terugbrengen tot Nf 95 min.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1983-1984, 17 847, nr. 44
3
De potentiële ontwikkelingen met aanzienlijke financiële gevolgen betreffen met name twee terreinen, te weten aanvullende projectonderdelen en kostenstijgingen. Analyse van de dossiers van goedgekeurde projecten heeft uitgewezen dat in een aantal gevallen de projecten dusdanig onvolledig zijn, dat zij zonder aanvullingen niet tot realisatie kunnen worden gebracht. Het gaat daarbij niet om vergroting of verandering van de projecten, maar om onmisbare aanvullende onderdelen zonder welke de projecten niet kunnen functioneren. Een eerste, globale taxatie heeft uitgewezen dat voor deze aanvullende onderdelen minimaal Nf 165 min. nodig zal zijn. Gegeven de reeds bestaande overschrijding van het beslag op de hulpgelden, kan dit bedrag niet uit vrije middelen worden gefinancierd. In concreto betekent dit dat deze aanvullende projecten gefinancierd zullen moeten worden uit eigen Surinaamse middelen dan wel uit herallokatie van hulpgelden (dus het op voorstel van de Surinaamse regering vervallen van eerder goedgekeurde projecten), dan wel uit de pariteitsmiddelen onder handhaving van de daaraan verbonden voorwaarden. Financiering middels herallokatie of uit pariteitsmiddelen zal alleen kunnen geschieden als de terugname van projecten ad Nf 80 min. in het raam van de financiering van het «Urgentieprogramma» heeft plaatsgevonden en als nadere Surinaamse beleidsinzichten duidelijk zijn geworden. Op dit laatste wordt onderstaand ingegaan. De tweede categorie van potentiële problemen betreft de kostenstijgingen en de daarvoor beschikbare inflatiereserve. Tijdens de 17de CONS-vergadering zijn eerst informele taxaties gepresenteerd inzake de te verwachten kostenstijgingen voor de vier grote projecten: KABALEBO, LOC, MCPen PATAMACCA. Blijkens deze schattingen wordt voor de projecten een kostenstijging van ruim Nf 400 min. verwacht. Aangezien de resterende inflatiereserve Nf 510 min. bedraagt, is het duidelijk dat een beslag van Nf 400 min. voor alleen de vier grote projecten tot ernstige tekorten in de inflatiereserve zal leiden. In dit licht is de CONS tot twee conclusies gekomen. In de eerste plaats moet het onwaarschijnlijk worden geacht dat de genoemde Nf 400 min. alleen inflatie betreft. Ter illustratie kan dienen dat in de informele schattingen het MCP thans op Nf 325 min. wordt begroot, terwijl het in 1978 goedgekeurd is door de CONS op basis van een bedrag ad Nf 135 min. Gezien het korte tijdsverloop sindsdien, kan het getaxeerde onderdeel kostenstijgingen ad Nf 140 min. naast aanvullende werken, geschat op Nf 50 min. niet alleen uit inflatie voortvloeien en zal tenminste voor Nf 100 min. andere oorzaken moeten hebben. Hetzelfde lijkt te gelden voor de geschatte verhogingen van LOC en Patamacca. Verhogingen van gemelde omvang en aard, bovendien veelal in combinatie met aanvullende projectonderdelen, betekenen dat in feite andere projecten dan de oorspronkelijke aan de orde zijn, dat er dus sprake is van een geheel nieuwe situatie. De CONS heeft besloten de genoemde vier projecten tijdens haar 18de vergadering opnieuw te bezien en na te gaan of en in hoeverre de gegeven goedkeuringen nog relevant zijn. Het CONSsecretariaat zal in overleg met het Planbureau over de vier genoemde projecten gedetailleerde informatie bijeenbrengen. In de tweede plaats is de CONS tot de conclusie gekomen, dat op grond van het bovenstaande ernstig rekening moet worden gehouden met de noodzaak om de inflatiereserve aan te vullen. Evenals bij de aanvullende projectonderdelen kan dit geschieden uit eigen Surinaamse middelen, uit herallocatie en uit pariteitsmiddelen, een en ander onder toevoeging van dezelfde kanttekeningen als gesteld bij de financiering van aanvullende projecten. Om in de thans ontstane situatie redelijk en verantwoord te kunnen handelen en besluiten heeft de CONS, naast de toetsingskriteria die in het Verdrag van ontwikkelingssamenwerking zijn vastgelegd, duidelijker inzicht nodig in het ontwikkelingsbeleid van de Surinaamse regering. Daarover
Tweede Kamer, vergaderjaar 1983-1984, 17847, nr. 44
4
zijn gedetailleerde vragen gesteld in de «Adviesnota inzake beleidskeuzen» die de CONS per 3 februari 1981 aan de beide regeringen heeft aangeboden. Voor wat betreft de aan Nederland gestelde vragen is aangekondigd dat binnen enkele weken een schriftelijk antwoord tegemoet kan worden gezien. Over het per sector en per regio te voeren Surinaamse beleid heeft de CONS nog geen duidelijk inzicht. Dit maakt het toetsen van projecten buitengewoon moeilijk; hetzelfde geldt voor herallocatie van middelen, te meer daar van het ene project tegenover het andere dient te worden afgedwongen. Tegen deze achtergrond zal de CONS het op hoge prijs stellen vóór haar 18de vergadering nadere reacties van de Surinaamse regering op de «Adviesnota inzake beleidskeuzen» te mogen ontvangen. Samenvattend is de CONS tot de volgende conclusie gekomen: 1. Gegeven de bestaande overschrijding van het beschikbare bedrag aan hulpgelden kan geen goedkeuring tot projectfinanciering uit vrije middelen meer plaatsvinden gedurende de huidige verdragsperiode. 2. Alvorens verdere toetsing kan plaatsvinden is het noodzakelijk dat de Surinaamse regering aangeeft welke projecten zullen worden teruggenomen ad Nf 80 min. in het kader van de financiering van het «Urgentieprogramma», een en ander onverlet latend de werkzaamheden van de CUP. 3. De CONS acht het noodzakelijk dat scherp en helder inzicht per 18de CONS beschikbaar is voor tenminste de grote projecten inzake de elementen aanvullende projectonderdelen, kostenstijgingen en inflatie. Zij machtigen de beide sectievoorzitters om, indien daartoe behoefte bestaat, maatregelen te nemen ten einde de benodigde gegevens te verzamelen. 4. Gegeven de voorlopige geschatte aanzienlijke kostenstijgingen en aanvullende kosten van de projecten LOC, MCP en Patamacca zal tijdens de 18de CONS-vergadering worden herbezien of de eerder gegeven goedkeuringen nog relevant zijn. 5. Gegeven de noodzaak van dekking van de overschrijding van de beschikbare hulpgelden, van de financiering van aanvullende projectonderdelen en van het potentiële tekort van de inflatiereserve, is het noodzakelijk de resterende pariteitsmiddelen voor deze doeleinden te reserveren onder handhaving van de voorwaarden die aan het beschikbaar stellen van deze middelen zijn verbonden. Dekking van de overschrijding van de beschikbare hulpgelden ad Nf 2700 min. dient prioriteit te hebben. 6. Voor het verrichten van haar werkzaamheden is het onontbeerlijk dat de CONS nader inzicht heeft in het ontwikkelingsbeleid van de Surinaamse regering. Zij zal het op prijs stellen die inzichten voorafgaand aan de 18de CONS-vergadering te mogen ontvangen. De voorzitter van de Surinaamse sectie, H. R. Ferrier De voorzitter van de Nederlandse sectie, F. van Dam Paramaribo, 24 maart 1981
Tweede Kamer, vergaderjaar 1983-1984, 17 847, nr. 44
5
Den Haag, 17 juni 1981 Aan de Commissie Ontwikkelingssamenwerking Nederland-Suriname te Paramaribo Onderwerp: committeringsruimte NHAS-middelen De Nederlandse regering is uw commissie erkentelijk voor de inhoud van uw brief dd. 24 maart 1981, waarin op duidelijke wijze de stand van zaken wat betreft de committeringen binnen het kader van de Nederlandse hulpallocatie voor Suriname (NHAS) is uiteengezet. Zij is, met de CONS, van mening dat er sprake is van een zorgwekkende overschrijding van de beschikbare verdragsmiddelen. Blijkens recente gegevens zal deze in de praktijk nog groter blijken te zijn dan in maart jl. werd verondersteld. Hiernaast laat het zich aanzien, dat de door uw Commissie gesignaleerde noodzaak van het financieren van aanvullende projectonderdelen meer geld zal vragen dan bij de opstelling van uw brief werd voorzien. Ditzelfde geldt voor de gevolgen van de inflatie. In het licht van het bovenstaande is de Nederlandse regering van mening, dat op korte termijn maatregelen genomen moeten worden die ertoe leiden dat de gesignaleerde overschrijding van de beschikbare middelen wordt verminderd en dat de nog resterende verdragsmiddelen optimaal worden aangewend voor de ontwikkeling van Suriname, zulks met inachtneming van de momenteel binnen de Surinaamse regering aan de gang zijnde beleidsheroriëntatie. Wat betreft de conclusie zoals neergelegd op de bladzijden 5 en 6 van uw brief zij het volgende opgemerkt. Ad 1 Dezerzijds wordt de mening gedeeld dat, gegeven de bestaande overschrijding van de beschikbare hulpgelden, geen goedkeuring tot projectfinanciering uit vrije middelen meer kan plaatsvinden gedurende de huidige verdragsperiode. Ad 2 Het is wenselijk en noodzakelijk dat de Surinaamse regering op korte termijn aangeeft welke projecten zullen worden teruggenomen ad Nf 80 min. in het kader van de financiering van het urgentieprogramma. Indien zulks niet geschiedt komt de mogelijkheid tot verdere projecttoetsing door uw commissie, mede gezien in het licht van het hierboven ad 1 vermelde, te vervallen. Ad 3 en 4 De Nederlandse regering ziet met belangstelling uit naar het avant de 18de CONS door de Surinaamse regering toegezegde overzicht van de elementen aanvullende projectonderdelen, kostenstijgingen en inflatie voor tenminste de grote projecten (Kabalebo, LOC, MCP en Patamacca). Naar dezerzijdse mening kan uw commissie zonder een dergelijk overzicht niet adequaat functioneren. Geenszins mag worden uitgesloten, dat uit het te vervaardigen overzicht zal blijken dat de noodzaak aanwezig is om te komen tot een geheel nieuwe opzet van één of meer projecten, gericht op versobering en grotere efficiëntie. Ad 5 De kwestie van de aanwending van de nog resterende garantiemiddelen en partiteitsmiddelen is momenteel nog onderwerp van beraad binnen de Nederlandse regering.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1983-1984, 17 847, nr. 44
6
Ad 6 De grote lijnen van het nieuwe Surinaamse ontwikkelingsbeleid zijn reeds aangegeven tijdens het ministersoverleg van 7 mei j l . De Nederlandse regering hoopt dat op korte termijn van Surinaamse zijde een nadere invulling zal plaatsvinden. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking, J. de Koning
Tweede Kamer, vergaderjaar 1983-1984, 17 847, nr. 44
7