Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1987-1988
Minderhedenbeleid
BRIEF V A N DE MINISTER V A N SOCIALE ZAKEN EN WERK GELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-Gravenhage, 29 juni 1988 Hierbij doe ik u mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken toekomen een Tussentijdse evaluatie van het project Vrouwen en minderhedenbeleid. Hierin wordt een globale beschrijving gegeven van de doelstellingen, de opzet, de resultaten en de produkten van de verschillende projecten in het kader van het Deelproject Vrouwen en Minderhedenbeleid. Het betreft de volgende projecten: - Werkgelegenheid in de zorgsector 1982-1986 en coöperatieve werkplaatsen 1983-1985 - Gezondheidszorg - deskundigheidsbevordering van huisartsen 1985-1938 gezondheidsvoorlichting 1985-1988 Berbertolkenopleiding 1985-1987 - Ondersteuning eigen organisaties 1984-1988 - Educatie 1986-1988 - Informatievoorziening, voorlichting en mediabeleid 1986-1988 Gelet op de gefaseerde aanpak van de projecten is dit voor de Werkgelegenheidsprojecten in de zorgsector een eindevaluatie, voor het project gezondheidszorg en het project ondersteuning eigen organisaties een tussentijdse evaluatie. Gezien de relatief korte looptijd van de projecten Educatie en Informatievoorziening beperkt de beschrijving ervan zich tot de doelstellingen en enkele opmerkelijke resultaten. Zoals in Hoofdstuk II staat beschreven, is gekozen voor de projectaanpak om op basis van praktijkervaring een duidelijker inzicht te verkrijgen in knelpunten en mogelijke oplossingen. Voor deze aanpak is gekozen vanwege de vrij gecompliceerde problematiek, waar al doende wordt onderzocht en geprobeerd welke methoden en oplossingen succesvol zijn. In de Hoofdstukken III t/m VIII wordt een beknopte rapportage gegeven van het verloop van de projecten, van de resultaten, de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 16 102, nr. 160
1
produkten alsmede van de conclusies. In Hoofdstuk IX wordt een slotbeschouwing gewijd aan de projectaanpak meer in het algemeen. Met deze projecten is nagegaan welke belemmeringen zich voor allochtone vrouwen op verschillende terreinen voordoen en is met behulp van vaak ongebruikelijke methoden en een resultaatgerichte aanpak nagegaan hoe deze belemmeringen overwonnen kunnen worden. Behalve de resultaten, die kwantitatief aan te geven zijn (bij voorbeeld welk percentage van de betrokken vrouwen stroomde daadwerkelijk door naar een arbeidsplaats) acht ik de resultaten in kwalitatieve zin die moeilijk meetbaar zijn, niet minder belangrijk. Daarbij denk ik aan het specifiek ontwikkelde materiaal voor voorlichting, werving en opleidingen, de discussie die binnen diverse organisaties op gang is gekomen en de houding en het gedrag van de betrokken partijen, zoals deelneemsters, werkgevers, opleiders, onderwijswerkbegeleiders en beleidsmakers. 2. Voorstellen voor nieuwe projecten De werkwijze met de projecten op kleinschalig niveau die beogen de opleidingen, een gedeelte van de arbeidsmarkt, c.q. van de dienstverlening open te stellen voor vrouwen uit minderheidsgroepen, blijkt zeer bruikbaar. Derhalve is besloten in 1989 en 1990 deze projectaanpak voort te zetten voor enkele nieuwe terreinen, te weten werkgelegenheid in de administratieve/informaticasector, maatschappelijke hulpverlening voor weggelopen en mishandelde vrouwen en meisjes uit minderheidsgroepen en voorlichtingsactiviteiten van eigen organisaties. De overwegingen die tot de keuze van de nieuwe projecten hebben geleid, de doelstellingen en middelen staan beschreven in deel II. 3. Conclusies Op basis van de ervaringen, resultaten en conclusies tot nu toe is het van belang meer structureel beleid te ontwikkelen teneinde ook in de komende jaren de positie van vrouwen uit minderheidsgroepen te verbeteren. Ter verbetering van het reguliere beleid worden de volgende activiteiten ontplooid: A. Uitstraling en overdracht van opgedane kennis en ervaring Tijdens de projectperiode is steeds bijzondere aandacht besteed aan het vastleggen en overdragen van opgedane kennis en ervaring. Er is naar gestreefd deze in zodanige vorm vast te leggen dat hiervan op ruime schaal gebruik kan worden gemaakt. Als voorbeelden kunnen worden genoemd de onderzoeksrapporten met betrekking tot de verschillende sectoren in de werkgelegenheidsprojecten (politie, gezinsverzorging, inrichtingswerk, maatschappelijke dienstverlening), voorlichtingsmateriaal dat bij wervingsactiviteiten kan worden gebruikt, handleidingen op het gebied van gezondheidsvoorlichting, lesmateriaal en modelbeschrijvingen van (kader)cursussen. B. Overleg over positieve
actieplannen
De aanpak van de werkgelegenheidsprojecten, waarbij is samengewerkt met organisaties van minderheidsgroepen, GAB's, opleidingsinstellingen en organisaties en werkgevers heeft tot nuttige resultaten geleid. Met werving, selectie, scholing en inspanning in de arbeidsorganisatie in de sectoren van deze werkgelegenheidsprojecten zijn voldoende goede ervaringen opgebouwd om over te kunnen gaan tot grootschaliger activi-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 16 102, nr. 160
2
teiten. Inmiddels is met diverse betrokkenen overleg gestart om te bezien of in die sectoren positieve actieplannen kunnen wordt opgesteld en uitgevoerd. Het betreft onderdelen van de politie, de jeugdzorg in rijksinstellingen en de gezinsverzorging. De geïntegreerde aanpak van intermediaire kaders, werkgevers en de betrokken educatieve instellingen is uitgewerkt in de vorm van concept-positieve actieprogramma's. Hierin wordt rekening gehouden met de tijdens de projectperiode gesignaleerde knelpunten en de ervaringen met een gunstig effect. Zodra de besprekingen hieromtrent zijn afgerond, zal ik u nader informeren. De uitwerking van de resultaten en ervaringen van de werkgelegenheidsprojecten tot vormen van positieve actieprogramma's in enkele sectoren kan als voorbeeld dienen voor de andere sectoren, waar projecten hebben plaatsgevonden. Het gaat daarbij om de maatschappelijke dienstverlening, de gemeentelijke sociale diensten en de jeugdzorgd en inrichtingswerk in de particuliere sector. Wat de overheid als werkgeefster betreft verwijs ik naar het plan «Etnische Minderheden bij de rijksoverheid» en de nota «Positieve actie voor vrouwen bij de rijksoverheid». Daarin wordt in zijn algemeenheid verwezen naar de bevordering van de totstandkoming van positieve actieplannen als instrument om de werkgelegenheidsmogelijkheden voor minderheidsgroepen respectievelijk voor vrouwen te verbeteren. Er mag van worden uitgegaan dat een substantieel aandeel van de hiervoor gereserveerde arbeidsplaatsen door vrouwen uit minderheidsgroepen zal worden vervuld. Tevens kan ten aanzien van beleidsvoornemens met betrekking tot positieve actieplannen worden verwezen naar het kabinetsstandpunt over de adviezen van de SER en de Raad voor het Jeugdbeleid betreffende een werkgelegenheidsprogramma voor minderheden. Daarin wordt het belang onderstreept van inspanningsverplichtingen van sociale partners op decentraal niveau, ter realisering waarvan, onder andere door ondersteuning van positieve actieprogramma's, ook middelen ter beschikking zullen worden gesteld. C. Regulier beleid a. Werkgelegenheidsprojecten. Tijdens de uitvoering van de werkgelegenheidsprojecten bleken zich problemen voor te doen, die in de vorm van meer algemene maatregelen dienen te worden opgelost. Deze hebben vooral betrekking op de toegankelijkheid van de arbeidsmarkt en op het beroepsbegeleidend onderwijs. Voor het arbeidsvoorzieningsbeleid zijn de belangrijkste conclusies: - Om de toegankelijkheid tot een breder scala aan beroepen te vergroten is aangepaste voorlichting in eigen taal, via eigen media en met gebruikmaking van de rol van eigen organisaties, over beroepen en beroepskeuze van belang. - De werving dient zoveel mogelijk multicultureel te worden opgezet om stignatisering te voorkomen, waarbij zowel toekomstige werkgevers als organisaties en personen uit minderheidsgroepen betrokken moeten zijn. - Voor een effectieve voorlichting is de vorming van netwerken van contactpersonen uit bedrijfstakken, GAB's, intermediairs en vertegenwoordigers van minderheidsgroepen belangrijk. Bij de ondersteuning door de GAB's dienen bij voorkeur medewerkers uit allochtone groepen betrokken te zijn. - Gebruikmaking van opstapcursussen en opstapfuncties is een goede mogelijkheid om met behulp van scholing capaciteiten van vrouwen uit minderheidsgroepen tot ontwikkeling te brengen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 16 102, nr. 160
3
- Bedrijven en bedrijfstakken hebben voor de opbouw van deskundigheid voor het werven, inpassen en in dienst houden van vrouwen uit minderheidsgroepen ondersteuning nodig, bijvoorbeeld managementtraining, deskundigheidsbevordering van personen belast met werving en selectie en voorlichting en training ten behoeve van toekomstige chefs, collega's om vooroordelen weg te nemen en discriminatie op de werkvloer te bestrijden. Op grond hiervan heb ik besloten, zoals in § B is aangegeven, prioriteit te leggen bij de ondersteuning van positieve actieprogramma's en hiervoor via de GAB's middelen ter beschikking te stellen. Ten aanzien van het inschakelen van medewerkers uit minderheidsgroepen van de GAB's ben ik van mening dat deze binnen de huidige formatie van de GAB's gezocht dienen te worden; zonodig dient bij vacaturevervulling voorrang aan leden van minderheidsgroepen gegeven te worden. Deze zouden kunnen meewerken aan de uitvoering van positieve actieplannen, de opbouw van deskundigheidsbevordering van de huidige en nog aan te trekken functionarissen en het opbouwen van netwerken. Ten aanzien van de ondersteuning bij de ontwikkeling van opstapfuncties en begeleiding van deelneemsters ga ik ervan uit dat deze uit de taakstellende financiële middelen te financieren zijn. De voornaamste conclusies voor het beroepsbegeleidend onderwijs zijn: - er zijn schakelcursussen voor allochtone meisjes en vrouwen nodig voor de diverse beroepsopleidingen. Deze cursussen dienen niet langer dan een jaar te duren en uitzicht te bieden op een leerarbeidsovereenkomst. Schakelcursussen kunnen vóór en nevenschakelend zijn (gelijktijdig met de opleiding); - programma's en examens van leerlingwezenopleidingen dienen onderzocht te worden op belemmeringen in taal en context voor allochtone cursisten; - er dienen begeleidingsmodellen ontwikkeld te worden voor praktijk en theorie van het leerlingwezen om kwalificatie van allochtone deelnemers te bevorderen; - het aantrekken van allochtone docenten kan ertoe leiden dat de effectiviteit van onderwijs aan minderheidsgroepen wordt vergroot. Deze conclusies zijn meegenomen bij de beleidsnotitie «culturele minderheden in het beroepsonderwijs» van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen die binnenkort aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Hier wordt expliciet aandacht besteed aan de problematiek van meisjes en vrouwen binnen het leerlingwezen met de nadruk op schakeling naar werk. Tevens worden binnen de Emancipatieprojecten in BBO, Kort MBO en vormingswerk programma's en methoden ontwikkeld ten behoeve van allochtone meisjes en vrouwen. Binnen het actieplan is gekozen voor speerpunten, onder andere economische en administratieve beroepen, midden- en kleinbedrijf en dienstverlening en gezondheidszorg, omdat allochtone meisjes en vrouwen juist in deze sectoren een opleiding wensen. Via een projectmatige aanpak wordt getracht te komen tot facetbeleid waarbinnen bij alle overwegingen en beslissingen nagegaan wordt welke effecten zij hebben voor meisjes en vrouwen. b. Ten aanzien van de in de Tussentijdse evaluatie vermelde voorlopige conclusies bij de projecten Gezondheidszorg en Ondersteuning eigen organisaties zal ik bij de afronding van deze projecten u een eindrapportage doen toekomen. In overleg met de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur zal dan bezien worden welke aanbevelingen voor het reguliere beleid daaruit gedestilleerd kunnen worden. Tot slot wijs ik er op dat meer achtergrondinformatie over de werkgelegenheidsprojecten te vinden is in bijgaande eindrapportage en onderzoeksrapporten.'
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 16 102, nr. 160
4
Vorig jaar is u reeds het onderzoeksrapport betreffende de politie «Binnen komen, binnen blijven» aangeboden. De Ministervan Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. de Koning
Terinzage gelegd op de bibliotheek
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 16 102, nr. 160
5