Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2004–2005
23 645
Openbaar vervoer
Nr. 89
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 18 april 2005 De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1 heeft op 30 maart 2005 overleg gevoerd met minister Peijs van Verkeer en Waterstaat over: – de brief van de minister van Verkeer en Waterstaat, d.d. 16 februari 2005, inzake stand van zaken introductie in Rotterdam/reizigersbijdrage OV-chipkaart (23 645, nr. 85); – de brief van de minister van Verkeer en Waterstaat houdende de antwoorden op vragen van de leden Van Hijum en Mastwijk over de beperking van de verkoop van strippenkaarten alsmede de antwoorden op aanvullende vragen van het lid Gerkens over het schrappen van een groot aantal verkooppunten van strippenkaarten (aanhangsel van de Handelingen, nrs. 1117 en 1118). Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie
1
Samenstelling: Leden: Duivesteijn (PvdA), Dijksma (PvdA), Hofstra (VVD), ondervoorzitter, Atsma (CDA), voorzitter, Van Gent (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Depla (PvdA), Van As (LPF), Mastwijk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Bruls (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Boelhouwer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Hermans (LPF), Dezentjé Hamming (VVD) en Van Hijum (CDA). Plv. leden: Heemskerk (PvdA), Samsom (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Hessels (CDA), Vos (GroenLinks), Smeets (PvdA), De Ruiter (SP), Slob (ChristenUnie), Aptroot (VVD), Szabó (VVD), Van Dijken (PvdA), Waalkens (PvdA), Herben (LPF), Van Winsen (CDA), Halsema (GroenLinks), Jager (CDA), Vergeer (SP), Ten Hoopen (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Bakker (D66), De Pater-van der Meer (CDA), Van Dam (PvdA), Van Beek (VVD), Dubbelboer (PvdA), Van den Brink (LPF), Luchtenveld (VVD) en Buijs (CDA).
De heer Mastwijk (CDA) heeft hoge verwachtingen van de chipkaart op het gebied van gemak en veiligheid. Hij heeft echter zorgen over de invoering van de chipkaart. Om risico’s te vermijden, is gekozen voor een gedeeltelijke invoering van het systeem in Rotterdam. Als de techniek werkt, wordt het systeem uitgebreid. Hoewel deze aanpak verstandig lijkt, zijn de gevolgen voor de rest van het traject onduidelijk. Wordt de geplande invoering in september gehaald? De concrete aanwezigheid van personeel op de stations bij de introductie van de chipkaart is positief omdat mensen op die manier goed geïnformeerd kunnen worden over het nieuwe systeem. In de brief van de minister wordt een rijksbijdrage van 2,2 mln euro aangekondigd. Het niet ten volle kunnen invoeren van de chipkaart rechtvaardigt deze bijdrage; de eigen bijdrage van de reiziger kan daarmee worden verlaagd naar € 3 en € 1,50. Kan de minister bevestigen dat over de reizigersbijdrage geen onduidelijkheden meer zijn met de partners in Rotterdam? Is het hen duidelijk dat de bijdrage tijdelijk van aard en alleen bedoeld is als ondersteuning in de periode dat de chipkaart nog niet breed is ingevoerd? Uit de brief van de minister blijkt niet of met RET en Connexxion harde afspraken zijn gemaakt over het kosteloos beschikbaar stellen van de
KST85874 0405tkkst23645-89 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 23 645, nr. 89
1
opgedane kennis en ervaring in Rotterdam. Kan zij bevestigen dat daarover inderdaad afspraken zijn gemaakt? Naar de mening van de minister is het technisch mogelijk om de chipkaart in te voeren in het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV), maar zijn de financiële consequenties daarvan tamelijk fors. De minister is echter bereid om uit maatschappelijke overwegingen invoering mogelijk te maken, hetgeen door de CDA-fractie wordt gesteund. Het CVV kan in het landelijke gebied immers een alternatief vormen voor het reguliere openbaar vervoer. De stelling van de minister dat de straattaxi niet behoort tot het openbaar vervoer is vreemd. In de discussie over het taxibeleid is de straattaxi immers steeds de laatste schakel in het openbaar vervoer genoemd. Ook in het taxivervoer kan de chipkaart van nut zijn. Met haar antwoorden heeft de minister afdoende gereageerd op de schriftelijke vragen over de verkooppunten van strippenkaarten. Gelet op de door haar genoemde cijfers is de situatie minder ernstig dan aanvankelijk gedacht. Overigens moet de chipkaart op voldoende plaatsen verkrijgbaar zijn. Voor een geslaagde invoering van de chipkaart moet elk risico op een fiasco worden vermeden. Begeleiding van en informatie over de invoering, het onmiddellijk verhelpen van storingen aan tourniquets en een goede verkrijgbaarheid van de chipkaart gelden daarbij als voorwaarden. Mevrouw Gerkens (SP) steunt de introductie van de chipkaart ten volle en kijkt uit naar de overstap van strippenkaart naar chipkaart. Vooralsnog dient de strippenkaart echter goed verkrijgbaar te zijn, hetgeen in de loop der jaren steeds moeilijker is geworden vanwege veranderingen in de verkooppunten. Het besluit van Vervoerbewijzen Nederland (VBN) om vanaf 1 mei ongeveer 350 verkooppunten te sluiten komt daarom niet goed uit. Dit besluit is genomen zonder consumentenorganisaties te raadplegen maar de minister gaat niettemin klakkeloos akkoord. De brancheorganisatie van de tabaksdetailhandel (NSO) geeft aan dat de afspraken met VBN vaag zijn en onvoldoende blijvende waarborgen bieden. Wat wordt bijvoorbeeld bedoeld met «een voldoende dekkend net», «in de omgeving» en «gemakkelijk verkrijgbaar»? Is de minister zich ervan bewust dat het vervallen van verkooppunten gevolgen heeft voor de samenhang van gemeenschappen op het platteland? De verkoop van strippenkaarten is wellicht niet groot op bepaalde punten, maar gaat vaak wel vergezeld van de aankoop van andere kleine artikelen. Kan de minister aangeven wat de kosten zijn van het instandhouden van de verkooppunten? Naast de duidelijke voordelen van de chipkaart, zijn er ook onduidelijkheden. Op welke manier is voorzien in het in- en uitchecken met een chipkaart in de bus? Kunnen reizigers frauderen door na het inchecken direct uit te checken zonder de bus daadwerkelijk te verlaten? Wordt de mogelijkheid om locaties met reizigers snel te ontruimen niet belemmerd door de aanwezigheid van tourniquets? Het is teleurstellend dat het taxivervoer wordt uitgesloten van het gebruik van de chipkaart; de veiligheid van taxichauffeurs kan met de invoering van de chipkaart enorm verbeterd worden. Is de minister bereid om met de taxibranche over introductie van de chipkaart te onderhandelen? Mevrouw Dijksma (PvdA) onderstreept het belang van de introductie van de chipkaart. Het zwartrijden wordt ermee aangepakt, hetgeen de veiligheid in het openbaar vervoer ten goede komt. De brieven van de minister wekken echter geen vertrouwen in een vlekkeloze introductie. De «launch» in Rotterdam is vertraagd; het startmoment is dus uitgesteld en de opzet van het experiment is kleiner dan aanvankelijk gepland. Die vertraging zal in de praktijk zeker een bepaald effect hebben. Kan de minister aangeven hoe ernstig de situatie is?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 23 645, nr. 89
2
Over experimenten elders in de regio is eens een lijst verstrekt aan de Kamer, inclusief middelenverdeling. Uit gesprekken met de regio’s blijkt evenwel dat de introductie van de chipkaart vooral een onderwerp is dat zich in de Randstad afspeelt. Het is de bedoeling dat de chipkaart uiteindelijk in heel Nederland wordt ingevoerd en de vraag is dan ook hoe het met die andere experimenten staat. Het is positief dat de niet-anonieme kaarthouders slechts € 1,50 hoeven te betalen voor een chipkaart. Toch verdient het de voorkeur om zeker in de beginfase geen kosten in rekening te brengen voor de chipkaarten van niet-anonieme kaarthouders. Waarom is niet gekozen voor een nultarief voor abonnementhouders? Overigens is het logisch dat degenen die anoniem met een chipkaart willen reizen, daarvoor moeten betalen. Het uitgangspunt is dat informatie over reizigers wordt vastgelegd zodat met het gebruik van de chipkaart de sociale veiligheid toeneemt. Het is belangrijk dat voor de chipkaart een sluitend systeem wordt ontworpen. In het verleden liep het contact tussen NS en streekvervoerders niet altijd soepel. Wat is de stand van zaken op dit punt momenteel? Kan de minister bevestigen dat de decentrale overheden volledig op de hoogte zijn van de perikelen omtrent de chipkaart, zoals introductie en verkooppunten? De betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van het systeem worden bedreigd door het feit dat niet alle stations van tourniquets worden voorzien, ook niet in de proef. Hoe kan daarin worden voorzien? Kan de minister aangeven op welke manier wordt omgegaan met technische aspecten, zoals de windgevoeligheid van materiaal? Het is belangrijk, ook voor vervoerders, dat strippenkaarten goed te verkrijgen zijn. Wat is in die zin het gevolg van de sluiting van 350 verkooppunten? Wat zijn de gevolgen van die sluiting voor de latere uitgifte van de chipkaart? Hoewel het positief is dat er technische mogelijkheden zijn om de chipkaart ook in te voeren in het CVV en het taxivervoer, moet de prioriteit liggen bij het realiseren van een totaalsysteem. Uitzonderingen voor bepaalde doelgroepen moeten zoveel mogelijk voorkomen worden. De stelling van de minister dat straattaxi’s vanwege hun commerciële aard niet behoren tot het openbaar vervoer gaat niet op. Bij aanbestedingen behoort het busvervoer immers ook tot de commerciële sector. De brancheorganisatie KNV Taxi is in elk geval voorstander van introductie van de chipkaart in het taxivervoer. De heer Duyvendak (GroenLinks) is enthousiast over de chipkaart, maar maakt zich zorgen over de introductie ervan. Deze mag niet ten koste gaan van de inzet van personeel. De NS hebben gezegd dat het personeelsaantal niet verminderd wordt en dat mensen hooguit op andere plaatsen worden ingezet. Is de minister bereid om in het volgende vervoersplan harde afspraken daarover te maken met de NS: wanneer worden mensen ingezet, hoeveel personeel wordt bij de tourniquets geplaatst en wordt introductie van de chipkaart niet gebruikt, onder het mom van een automatiseringsoperatie, om mensen te ontslaan? De schaal van het experiment in Rotterdam is zo verkleind, dat het gebruik van de chipkaart bijna niet meer klantvriendelijk is. Kunnen uit de proef nog wel voldoende en valide conclusies worden getrokken? Het GVB Amsterdam verwacht niet op 1 januari 2007 gereed te zijn voor de introductie van de chipkaart. Welke actie onderneemt de minister op dit punt? Wanneer wordt het mogelijk om als reiziger reizen te specificeren? Dit is noodzakelijk om gebruik te maken van overstappen van trein op streekvervoer. De vestiging van verkoop- en oplaadpunten van chipkaarten lijkt te zeer verspreid te worden. Kan de minister een goede beschikbaarheid over de chipkaarten, ook op het platteland, garanderen?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 23 645, nr. 89
3
Uit de verschillende stukken blijkt dat de introductie van de chipkaart niet synoniem is aan het uitroeien van zwartrijden. Zelfs in het streekvervoer, waar zwartrijden door het toezicht van de buschauffeur nauwelijks voorkomt, zal het met de chipkaart gemakkelijk zijn om te frauderen met de chipkaart. Als iemand bij het instappen de chipkaart scant en direct naar een uitgang loopt om deze weer te scannen zonder uit te stappen, heeft hij gratis busvervoer. Het taxivervoer wordt in alle beleidsdebatten tot openbaar vervoer gerekend en mag daarom niet van het systeem van de chipkaart worden uitgezonderd omdat het een commerciële aard zou hebben. Taxi’s zijn voor iedereen te gebruiken en dus openbaar. De heer Hofstra (VVD) vraagt de minister, te bevestigen dat alleen in de startfase subsidie wordt verstrekt ten behoeve van het experiment. Kan zij verder bevestigen dat de totaalbijdrage een lumpsum is die niet onverhoopt hoger kan uitvallen? Op bestuurlijk niveau is overeenstemming bereikt over de migratiekosten. Geldt dit ook voor de betrokken bedrijven? Volgens de planning wordt in september 2005 een besluit genomen over de verdere introductie van de chipkaart. De twee criteria daarvoor zijn: decentrale overeenstemming en een goed verloop van de proef in Rotterdam. Kan op die termijn al een goede conclusie worden getrokken over het verloop van het experiment? Onlangs stond in de Frankfurter Algemeiner Zeitung een artikel over de toepassing van een soortgelijk systeem in het Duitse Dresden. Wordt met de chipkaart nog wel gekoerst op de introductie van een modern systeem dat nog jarenlang gebruikt kan worden? Het antwoord van de minister De minister gaat in op de verschillende brieven die naar de Kamer zijn gestuurd. Op 16 februari is een brief gestuurd over de stand van zaken OV-chipkaart waarin uitgebreid is ingegaan op de launch in Rotterdam. Een aanvullende brief is kort voorafgaand aan het algemeen overleg toegestuurd. Verder zijn Kamervragen over de sluiting van verkooppunten van strippenkaarten beantwoord. Die sluiting is gebaseerd op de omzetcriteria voor de verkoop van vervoersbewijzen en staat los van de introductie en de verkoop- en oplaadpunten van de chipkaart. Het verkooppuntenbeleid is altijd gebaseerd geweest op de omzetcriteria. Met de bedrijfstak is globaal afgesproken hoeveel verkooppunten er in elk geval moeten zijn en hoe die gespreid moeten zijn; er moet sprake zijn van een voldoende dekkend net, hetgeen het geval is. De consumentenorganisaties zijn niet geraadpleegd over de inrichting van de verkooppunten van strippenkaarten, maar er is van hen ook geen klacht ontvangen. De decentrale overheden en de OV-bedrijfstak ontwikkelen een distributienetwerk voor de chipkaart. De oplaadpunten voor de chipkaart hoeven niet bemand te zijn en kunnen dus op veel plaatsen gelokaliseerd worden. Sommige chipkaarten zullen automatisch opgeladen kunnen worden na een afspraak van de vervoerde met de vervoerder. Voorstellen daarover worden voor de zomer verwacht en vervolgens getoetst. Desgevraagd zegt de minister toe dat de Kamer daarover wordt geïnformeerd voordat deze worden goedgekeurd. Het project van de introductie van chipkaarten verloopt goed. Op cruciale punten zijn vorderingen en resultaten geboekt. Zowel met decentrale overheden als OV-bedrijfstak is overeenstemming bereikt over de voorwaarden waaraan een «go-besluit» moet voldoen en verder gegaan kan worden met de introductie van de chipkaart. Acceptatie van het systeem door de reiziger geldt daarbij als belangrijke voorwaarde. Met de vervoersbedrijven die deelnemen aan de launch in de Rotterdamse regio zijn afspraken gemaakt over de op te leveren producten. Tijdens de proef
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 23 645, nr. 89
4
moeten zij kennis en ervaring opdoen en deze delen met de andere OV-bedrijven, zodat die zich kunnen instellen op eventuele moeilijkheden. Om de overstap van strippenkaart naar chipkaart een impuls te geven, wordt door het ministerie bijgedragen aan het experiment zodat de kosten van de kaart fors kunnen worden verlaagd. Als er geen bijdrage wordt gevraagd, en dus een nultarief wordt gehanteerd, gaat het effect van de veiligheid op de perrons verloren want dan kan iedereen met een gratis chipkaart de perrons op. Desgevraagd benadrukt de minister dat over mogelijkheden tot toegang tot het station voor mensen die niet reizen – en slechts iemand wegbrengen – nog wordt nagedacht. Bovendien betaalt een niet-anonieme kaarthouder voor bepaalde voordelen, zoals behoud van het saldo als de kaart bij verlies direct wordt geblokkeerd; dat voordeel heeft een strippenkaart niet. Met decentrale overheden worden in het voorjaar bilaterale overeenkomsten gesloten over de invoering van de chipkaart. De afspraken met het ministerie betreffen de invoeringsdatum en de financiële bijdrage. Vervolgens dienen de decentrale overheden afspraken te maken met de bedrijven; het ministerie vervult daarin geen rol. Volgens planning moet de chipkaart eind 2007 landelijk zijn ingevoerd; in de markt leeft echter de wens om dat moment te vervroegen naar januari 2007. De bedrijven in de Rotterdamse regio hebben laten weten dat de launch anders wordt aangepakt. Om de reiziger zoveel mogelijk te vrijwaren van technische problemen is besloten om niet overhaast van start te gaan. Het experiment gaat op zeer kleine schaal van start, met het personeel van de vervoersbedrijven, en wordt langzaam uitgebreid. Deze voorzichtige werkwijze moet worden toegejuicht omdat op die manier de kans op negatieve ervaringen voor de reiziger wordt verkleind. Volledig gebruik van de chipkaart bij de drie betrokken bedrijven wordt voorzien voor half juni. De regie van het project door het ministerie loopt over twee sporen. Ten eerste via de overeenkomsten met decentrale overheden, waarbij de nadruk ligt op migratie van de strippenkaart naar de chipkaart. Ten tweede via de bedrijven Connexxion, RET en NS waarbij wordt gestuurd op het go/no go-besluit naar aanleiding van de launch in Rotterdam. Een mogelijke doorloop van het experiment heeft geen doorslaggevende negatieve gevolgen. Omdat rekening is gehouden met tegenslag, is in een eventuele uitloop voorzien. Als in september onvoldoende informatie beschikbaar is, kan het experiment zonder gevolgen een maand worden voortgezet. Het streven is echter gericht op september zodat er ruimte blijft voor uitloop in de rest van het traject. De decentrale overheden zijn over het algemeen geen voorstander van directe invoering van de chipkaart in het CVV. Zij geven de voorkeur aan een beheerste introductie van de chipkaart in het reguliere openbaar vervoer om daarna te bezien op welke wijze deze kan worden ingevoerd in het CVV. Een aantal regio’s, waar het CVV een volwaardige positie heeft in het openbaar vervoer, streeft wel naar een algehele invoering van de chipkaart. Op korte termijn worden de argumenten van deze regio’s geïnventariseerd en wordt overlegd over het oplossen van knelpunten bij de introductie van de chipkaart in het CVV. Hoewel het vervoer met taxi’s openbaar is, wordt het taxivervoer niet volgens de daarvoor geldende, formele definitie tot het openbaar vervoer gerekend. Op basis van die definitie komt vervoer in aanmerking voor subsidie. Dit geldt zeker niet voor taxivervoer. Niettemin kunnen taxiondernemers via hun brancheorganisatie besluiten om zich bij het chipkaartsysteem aan te sluiten; daarover is echter nog geen bericht ontvangen. Overigens ontvangen zij daarvoor geen tegemoetkoming. De minister is niet bereid om in dit stadium actief met de taxibranche in gesprek te gaan over deelname aan het chipkaartsysteem omdat zij prioriteit geeft aan een goede invoering daarvan in het openbaar vervoer. De chipkaartsubsidie wordt besteed aan het opzetten van de proef in Rotterdam en aan de ondersteuning van bedrijven om kennis op te doen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 23 645, nr. 89
5
over invoering van de chipkaart. De bedrijven moeten immers een backoffice organiseren om voor een goede administratieve verwerking te zorgen. Van het beschikbare totaalbedrag van 10 mln euro is 7,8 mln euro uitgegeven; het restbedrag van 2,2 mln euro is besteed aan Rotterdam ten behoeve van vermindering van de kaartbijdrage. Het bedrag van 10 mln euro wordt dus niet overschreden. Verder is via de concessies overeenstemming met de vervoersbedrijven; er is dus geen discussie gaande over een eventuele bijdrage van het Rijk. De volgende pilots worden gestart na het go/no go-besluit in september; in Amsterdam wordt voor 1,1 mln euro een tram/bus-pilot gestart. In Friesland wordt door Arriva een buspilot gestart, maar deze is verkleind omdat Groningen en Friesland het treinvervoer gezamenlijk aanbesteden. Het bedrag dat daarmee gemoeid is, is vooralsnog niet bekend. Buiten de randstad was sprake van nog twee pilots. Het samenwerkingsverband regio Eindhoven (SRE) heeft onlangs laten weten geen pilot meer te willen starten; een brief daarover volgt. In Noord-Brabant wordt de concessie waarin de BBA-proef zou plaatsvinden aanbesteed. Het is onzeker of de BBA de concessie wint. De BBA overlegt met de provincie Gelderland over mogelijkheden om daar een pilot te doen zodat ervaring kan worden opgedaan met het systeem. De decentrale overheden bereiden zich voor op invoering van de OV-kaart aan de hand van een ambtelijke werkgroep waarin zij alle vertegenwoordigd zijn. Deze werkgroep komt maandelijks bijeen om de problemen in de markt te bespreken en aan te pakken. Het ministerie voert daarop geen toezicht uit maar heeft zicht op de uitkomsten door de bestuursovereenkomsten. Niet alle NS-stations kunnen volledig worden afgesloten voor personen zonder chipkaart. De fysieke omstandigheden laten dat niet toe, bijvoorbeeld omdat er een mogelijkheid is om het perron via het spoor te bereiken. Verder moet rekening worden gehouden met het aantal reizigers dat met de tourniquets geconfronteerd wordt. In de praktijk betreft het de kleinere stations waar de veiligheid relatief groot is. Het Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA) is gericht op introductie van de chipkaart in het openbaar vervoer voor 4 januari 2007. De bestuurders van de decentrale overheden bezien of die datum haalbaar is en daarover zijn nog geen negatieve signalen ontvangen. De discussie met het GVB betreft de kilometerprijs en de verrekening van de chipkosten. Dat probleem moet in eerste instantie worden opgelost door de vervoersbedrijven. Pas in tweede instantie kan het ministerie een rol spelen. Zwartrijden kan nooit geheel voorkomen worden; dat is ook nooit gesuggereerd. In trein en metro zal het zwartrijden drastisch worden teruggebracht, maar in bus en tram worden op dat punt geen grote veranderingen verwacht. Overigens zal het in elk geval niet gemakkelijker worden om zwart te rijden. Ook de vervoersbedrijven gaan daar niet van uit. Bij de introductie van het chipkaartsysteem zal ongetwijfeld aandacht worden besteed aan de praktische toepasbaarheid in bus en tram om de kans op misbruik zo klein mogelijk te maken. In het vervoersplan kan niet klakkeloos worden opgenomen dat invoering van de chipkaart niet ten koste mag gaan van NS-personeel. Er wordt immers van uitgegaan dat introductie van de chipkaart positief van invloed zal zijn op het zwartrijden in treinen hetgeen wellicht op den duur gevolgen heeft voor de personeelsbehoefte. Anonieme kaarthouders moeten hun reis van tevoren specificeren. Met een persoonsgebonden kaart is dat niet noodzakelijk. Het Duitse systeem is bekend en vergelijkbaar met het systeem dat in Nederland wordt geïntroduceerd. Dat systeem is up to date. De heer Mastwijk (CDA) heeft er enerzijds begrip voor dat de minister prioriteit geeft aan een gedegen invoering van de chipkaart in het openbaar vervoer maar vindt anderzijds dat de positieve kanten van de chip-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 23 645, nr. 89
6
kaart ook moeten gelden voor het CVV en het taxivervoer. Hij vraagt de minister om daar in het traject ruimte voor te maken. Mevrouw Dijksma (PvdA) betreurt het dat de informatievoorziening over de andere pilots tot nu toe is achtergebleven. Is de minister bereid om de consumentenorganisaties om advies te vragen over het voorstel om het aantal verkooppunten terug te brengen? Is zij bereid om die sluiting uit te stellen tot dat advies is opgesteld? De minister herhaalt dat de prioriteit wordt gelegd bij een gedegen invoering van de chipkaart in het openbaar vervoer. Vervolgens wordt gekeken naar invoering van de kaart in het CVV, waarbij de regio’s die aangegeven hebben behoefte te hebben aan een directe koppeling voorrang krijgen. Op dat moment wordt ook aandacht besteed aan eventuele invoering in de taxibranche. Het plan is om ongeveer 350 van de 5424 verkooppunten van strippenkaarten te sluiten. De verkooppunten zijn verdeeld over postkantoren en postagentschappen, kioskvestigingen op NS-stations en verkooppunten van de openbaarvervoerbedrijven. De consumentenorganisaties wordt bij brief gevraagd of zij na de sluiting van de verkooppunten op 1 mei moeilijkheden verwachten. Als sluiting van een specifieke locatie tot problemen leidt, dan wordt dat verkooppunt heropend. De voorzitter somt de volgende toezeggingen en conclusies op: voor 1 mei wordt consumentenorganisaties gevraagd naar hun verwachtingspatroon omtrent de sluiting van de strippenkaartverkooppunten op 1 mei 2005; aandacht wordt besteed aan het zwartrijden en de technische mogelijkheden om dat verder te beperken; het go/no go-besluit kan eventueel met een maand worden vertraagd zonder problemen voor het vervolgtraject; regio’s die daaraan behoefte hebben kunnen het CVV direct betrekken bij de introductie van de chipkaart; desgewenst wordt het CVV op een later moment in het traject betrokken, waarbij tegelijkertijd aandacht wordt besteed aan het taxivervoer; voor de zomer wordt de Kamer geïnformeerd over het distributienetwerk van de chipcard; de Kamer ontvangt nadere informatie over de andere pilots, buiten het experiment in Rotterdam. De voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat, Hofstra De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat, Kool
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 23 645, nr. 89
7