Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2003–2004
28 807
Vogelpestcrisis (Aviaire influenza)
Nr. 78
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 23 augustus 2004
1
Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Cornielje (VVD), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Vos (GroenLinks), Herben (LPF), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA) en Mosterd (CDA). Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Örgü (VVD), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Veenendaal (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Eerdmans (LPF), Gerkens (SP), Vendrik (GroenLinks), Van As (LPF) Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Giskes (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA) en Dubbelboer (PvdA). 2 Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Kalsbeek (PvdA), Rijpstra (VVD), Lambrechts (D66), Buijs (CDA), Atsma (CDA), Arib (PvdA), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Blok (VVD), voorzitter, Smits
KST78943 0304tkkst28807-78 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2004
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 en de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport2 hebben op 29 juni 2004 overleg gevoerd met minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en minister Hoogervorst van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over: – de brief van de minister van LNV van 15 april 2004 met de aanbieding van de evaluatie van de AI-crisis 2003 en de kabinetsreactie (28 807, nr. 76); – de brief van de minister van LNV van 30 januari 2004 met nadere informatie naar aanleiding van zijn toezeggingen over AI en Blackhead (28 807, nr. 71); – de brief van de minister van LNV van 19 maart 2004 over het ophokken van pluimvee en preventie dierziekten (LNV0400163); – de brief van de minister van LNV van 15 april 2004 over monitoring van AI en Early Warning (28 807, nr. 75). Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissies
Overleg met de minister voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport De heer Atsma (CDA) leidt uit het rapport van het bureau Berenschot af dat de risico’s van aviaire influenza (AI) voor de volksgezondheid zijn onderschat. De vraag in hoeverre het ministerie van VWS daaruit lering heeft getrokken, is daarom buitengewoon relevant. Is een adequaat pakket
(PvdA), Örgü (VVD), Verbeet (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), ondervoorzitter, Vergeer (SP), Vietsch (CDA), Tonkens (GroenLinks), Joldersma (CDA), Van Heteren (PvdA), Smilde (CDA), Nawijn (LPF), Van Dijken (PvdA), Timmer (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Hermans (LPF), Schippers (VVD) en Omtzigt (CDA). Plv. leden: Rouvoet (ChristenUnie), Verdaas (PvdA), Griffith (VVD), Bakker (D66), Ferrier
(CDA), C q örüz (CDA), Blom (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Gerkens (SP), Veenendaal (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Weekers (VVD), Tjon-A-Ten (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), De Ruiter (SP), Ormel (CDA), Van Gent (GroenLinks), Koomen (CDA), Waalkens (PvdA), Mosterd (CDA), Varela (LPF), Bussemaker (PvdA), Heemskerk (PvdA), Oplaat (VVD), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD) en Eski (CDA).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 807, nr. 78
1
aan maatregelen genomen dat kan worden ingezet bij een eventuele volgende AI-crisis opdat de overheid daarop nu wel is voorbereid? Ook zijn er veel klachten geweest over de informatievoorziening over de mogelijke risico’s die verbonden zijn aan dit soort ziektes, onder andere door gemeenten. Welke lering is hieruit getrokken? Wordt de samenwerking tussen VWS, LNV en Sociale Zaken op dit gebied structureel in het beleid opgenomen? De heer Oplaat (VVD) erkent dat tot aan de uitbraak van AI niet bekend was dat de ziekte, anders dan in de vorm van conjunctivitus, kon worden overgedragen op de mens. Hoe was de coördinatie tussen LNV, VWS en de lokale GGD’s die het beschermingsbeleid moesten toepassen? Wisten de GGD’s wat ze moesten doen? Het is overigens frappant dat de organisaties die een belangrijke rol hebben gespeeld bij het humane aspect van de ziekte niet door Berenschot zijn bevraagd. Is de overheid zich nu meer bewust geworden van de volksgezondheidsrisico’s van AI? Zijn er voldoende vaccins en antivirale middelen voorhanden bij een pandemische uitbraak van een nieuw gevaarlijk virus? Prof. Osterhaus heeft tijdens de hoorzitting die door de Kamer is gehouden de suggestie gedaan om in Nederland een BSL-4-laboratorium (bio safety level 4) op te richten waar onderzoek kan worden gedaan naar dierlijke virussen die een gevaar op kunnen leveren voor de mens. Volgens hem heeft Nederland specifieke kennis over deze virussen en kan zo’n laboratorium de ziekenhuislaboratoria ontlasten. Wat vindt de minister daarvan? De heer Waalkens (PvdA) sluit zich aan bij de vragen die door de leden Atsma en Oplaat zijn gesteld. De commissie-Bot heeft aanbevolen de GGD’s vanaf het begin van een crisis bij de bestrijding van overdraagbare ziekten te betrekken. Is deze rol van de GGD’s in de draaiboeken opgenomen? Bij de hoorzittingen in de Kamer werd gesproken over de pijnlijke afwezigheid van medewerkers van VWS in Stroe. Daardoor verliep de communicatie tussen het veld, het centrum in Stroe en de medewerkers van VWS niet goed. Kan de minister daarop ingaan? De Infectieziekteautoriteit (IZA) wordt door VWS beschouwd als een panacee voor toekomstige problemen, die in onvoorziene omstandigheden ook een coördinerende rol kan spelen. De Landelijke coördinatiestructuur infectieziektebestrijding (LCI) heeft echter ook een coördinerende rol. Worden hier geen dingen dubbel gedaan en wat is hierbij nog de rol van het RIVM? De heer Waalkens mist de organisaties die een rol vervullen op humaan gebied in de evaluatie van Berenschot. In Nederland beschikken verschillende personen en instituten over kennis op dit gebied. Het inrichten van een BSL-4-lab lijkt hem dan ook verstandig. De heren Van der Vlies (SGP) en Slob (ChristenUnie) sluiten zich aan bij de gestelde vragen. De heer Van den Brink (LPF) vraagt de minister wat het ministerie van VWS doet als vandaag ergens op de wereld een besmettelijke dierziekte uitbreekt. Mevrouw Van Velzen (SP) neemt aan dat VWS lessen heeft getrokken uit het feit dat de risico’s van besmettelijke dierziekten voor de volksgezondheid zijn onderschat. Is het ministerie van VWS -personeel, kennis en beschikbare middelen – daarop nu wel voorbereid?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 807, nr. 78
2
Antwoord van de minister De minister geeft toe dat de humane risico’s in het begin zijn onderschat doordat het H7N7-virus in het verleden bij mensen nooit meer dan een milde ooginfectie heeft veroorzaakt. Door allerlei omstandigheden is het in het geval van de dierenarts toch fout gegaan. Tegelijkertijd kan worden geconcludeerd dat VWS en LNV steeds adequaat hebben gereageerd op het voortschrijdend inzicht. Een pandemie door het muteren van de vogelpest en een menselijk virus is voorkomen, alhoewel niet bekend is of dit komt door het gevoerde beleid of door het mogelijke feit dat de mutatie zich zonder meer niet zou hebben voorgedaan. Daarom zijn toch veel voorzorgsmaatregelen genomen. De draaiboeken van de ministeries van LNV en VWS zijn gewijzigd en op elkaar aangepast, zodat bij een volgende uitbraak sneller kan worden gereageerd.Veel aanbevelingen van de commissie-Bot en de IGZ zijn in deze draaiboeken verwerkt. VWS heeft sluitende surveillance systemen voor snelle signalering van infectieziekten opgezet, waarvan zoönosen een belangrijk onderdeel zijn. Door LNV wordt gemonitord en er zijn goede afspraken gemaakt over de aansluiting tussen de verschillende crisisorganisaties. De ministeries nemen deel aan elkaars crisisstaven en aan het IBT (interdepartementaal beleidsteam). Het beleidsdraaiboek vogelpest, dat nu nog in conceptvorm is, zal deel uitmaken van het draaiboek grieppandemie. De IZA is geen panacee voor alle kwalen. Het oprichten van een autoriteit is niet voldoende. Zij moet ook duidelijke bevoegdheden krijgen opdat de aansturing van GGD’s door het Rijk kan worden verstevigd. De GGD’s vervullen een centrale rol bij preventie, maar zowel het Rijk als de gemeenten vinden dat momenteel te weinig coördinatie mogelijk is. Waarschijnlijk wordt de IZA ingebed in het RIVM. De LCI zal opgaan in de IZA, zodat de IZA een lacune, zoals die optrad in Stroe, in de toekomst kan opvullen. Verder zal de IZA een rol vervullen bij de voorlichting en de nationale en internationale afstemming. De Kamer zal nog voor de begrotingsbehandeling een plan over de IZA ontvangen. Voor een BSL-4-lab is al geld gereserveerd. Naar verwachting kan eind van dit jaar met de bouw worden begonnen. Tijdens het voorzitterschap wordt een aparte conferentie gehouden over de risico’s van dierziekten voor de mens. Overleg met de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit De heer Atsma (CDA) wijst op de enorme financiële en maatschappelijke schade die de vogelpest heeft veroorzaakt. Hij vindt het daarom goed dat wordt bekeken welke problemen zich nog voordoen en welke verbeteringen nog kunnen worden aangebracht. Een van de eerste conclusies van het bureau Berenschot is dat Nederland niet was voorbereid op een uitbraak van AI en dat de draaiboeken niet op orde waren. Is Nederland nu wel voorbereid als zich een crisis voordoet? Het is vooral zaak dat de keten zodanig wordt ingericht dat sneller een diagnose kan worden gesteld. Bij de afgelopen crisis heeft dit te lang geduurd en dat heeft toch consequenties gehad. Het ministerie heeft in relatief korte tijd 4000 mensen op de been gebracht voor het ruimen van kippen. Dat is geen kleine operatie, maar een gebrek aan communicatie, kennis en motivatie hebben negatief uitgewerkt. Van deze les moet voor de toekomst geleerd worden. De Kamer heeft via de motie-Ormel in 2002 gevraagd om een jaarlijkse praktijkoefening. Hoe staat het daarmee? Wellicht is het verstandig om een organisatie op te tuigen die jaarlijks de bestrijding van dierziekten kan oefenen. Hoe wordt thans gedacht over de mogelijkheid van verspreiding van het virus door de lucht? De CDA-fractie hecht in ieder geval aan een onderzoek naar de extra risico’s van bedrijven met buitenlopend pluimvee. Het
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 807, nr. 78
3
ontbreken van voldoende destructiecapaciteit verhoogt de kwetsbaarheid. Tijdens de afgelopen AI-crisis is gebleken dat het realiseren van corridors in dat geval goed werkt. De heer Atsma pleit daarom niet alleen voor een spreiding van voorzieningen, maar ook voor het continu up to date houden van de corridorkaarten. De crisisorganisatie van LNV krijgt in algemene zin veel waardering. Men kan tevreden zijn met de wijze waarop het ministerie door de verschillende geledingen is geholpen. Toch hebben de externe veterinairs en epidemiologen geen duidelijke plek toegekend gekregen binnen de LNV-organisatie. Bovendien hebben de burgemeesters aangegeven dat de coördinatie en afstemming met de gemeenten beter kan en moet. Het ruimen van hobbydieren heeft veel maatschappelijke onrust veroorzaakt en er is commotie ontstaan doordat het ruimen van de ene op de andere dag werd gestopt. Deze zaken leiden toch tot vragen. Volgens het Centraal instituut voor dierziektecontrole (CIDC) is het nog maar de vraag of hobbydieren daadwerkelijk hebben bijgedragen aan de verspreiding van het influenzavirus. Meer onderzoek op dit vlak is op zijn plaats. Het CIDC heeft al aangegeven dat een aantal alternatieven onvoldoende in beeld is gebracht. Welzijnsproblemen hebben zeker in het begin tot grote onvrede geleid. Via de opkoopregeling heeft de Kamer geprobeerd om een adequate oplossing te bereiken, maar dat is niet altijd gelukt. Verschillen tussen de eerste en de tweede opkoopregeling hebben alleen maar tot meer commotie – en ook emotie – geleid. De heer Atsma is er wel blij mee dat niet met kortingen is gewerkt. Inmiddels zijn al veel aanvragen voor een beroep op het noodfonds ingediend, maar de balans is nog niet opgemaakt. Kan de minister hierop ingaan? De vermeerderaars hebben specifieke problemen gehad. Een aantal bedrijven heeft enorme schade geleden. De Kamer heeft de minister herhaaldelijk gevraagd om een financiële bijdrage om de nood te lenigen. De heer Atsma is blij met de toezegging van 3 mln door Brussel, maar dit bedrag zou gematcht moeten worden met een bijdrage door het Rijk. Is de minister bereid om aanvullend 3 mln voor de vermeerderaars op tafel te leggen? De CDA-fractie is bereid dit verzoek in een motie aan de regering voor de leggen en zo nodig te zoeken naar een dekking binnen begroting, maar zij gaat er vooralsnog van uit dat de minister dit bedrag zelf kan vinden. De heer Atsma heeft begrepen dat een bijdrage uit het noodfonds aan de overheid moet worden terugbetaald als de bedrijven uit Brussel een vergoeding ontvangen. Daarmee kan misschien op korte termijn een deel van de financiering worden gerealiseerd. Kan de minister daarop ingaan? De heer Oplaat (VVD) erkent dat iedere crisis anders is en zich nooit helemaal laat vastleggen in een draaiboek. De overheid moet altijd bereid zijn om het beleid aan te passen en dat is ook gebeurd, maar in zijn ogen te laat. De VVD-fractie waardeert de aanpak en de bestrijding van de vogelpestcrisis dan ook niet met een ruim voldoende, zoals Berenschot, maar met een matig. De periode tussen het waarnemen van de eerste symptomen van de ziekte en de definitieve diagnose, zes dagen, was te lang waardoor de ziekte zich op grote schaal kon verspreiden. Kan bij een volgende crisis sneller een diagnose worden gesteld en zo ja, hoe dan? In het begin is te langzaam en op te kleine schaal geruimd. Er was geen effectieve ruimingsmethode en er was onvoldoende materiaal, en dat terwijl de aanpak in de eerste 24 uur van groot belang is. Is Nederland nu beter voorbereid? De heer Oplaat stelt voor om binnen de Europese Unie één plaats aan te wijzen waar voldoende materialen en capaciteit voorhanden zijn om van daaruit op te treden bij uitbraken van crises. Doet zich ergens in de EU een crisis voor, dan kan dit materiaal onmiddellijk naar de brandhaard worden gebracht. Op deze wijze kunnen de kosten gezamenlijk worden gedragen en is er
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 807, nr. 78
4
meer capaciteit beschikbaar voor een adequate bestrijding in de eerste uren. Hoewel dit makkelijker is gezegd dan gedaan, lijkt het de Oplaat toch mogelijk om hierover binnen de EU afspraken te maken. Op de hoorzittingen is aangegeven dat het beter is om van buiten naar binnen te ruimen. Ook was men van mening dat het virus in belangrijke mate werd verspreid door de lucht en via stof. Het CIDC gaf toe dat dit aspect is onderschat. Kan de minister dit als een beleidskader opnemen in de draaiboeken, zodat daarmee in de toekomst rekening wordt gehouden? Het lijkt de heer Oplaat verstandig dat de rol van hobbykippen bij de verspreiding van het vogelpestvirus wordt onderzocht. Aan de hand daarvan kan alsnog worden besloten of ook hobbykippen moeten worden geruimd, dan wel of tot een vorm van registratie of vaccinatie tegen andere vogelziekten moet worden overgegaan. Bij verschillende bedrijven is de taxatiewaarde na ondertekening van de overeenkomst alsnog gekort, wat ten koste is gegaan van het vertrouwen in de overheid. Er lopen nog steeds zaken over schadevergoedingen en taxaties. De overheid dient in dezen snel actie te ondernemen, zodat de zaken op korte termijn kunnen worden afgerond. Brussel heeft uiteindelijk voor de vermeerderaars 3 mln euro beschikbaar gesteld. Een aanbod van eenderde sector, eenderde Brussel en eenderde overheid is eerder door de sector afgewezen, maar zij wil dat nu accepteren. De heer Oplaat vindt dat LNV binnen de begroting 3 mln moet vrijmaken, zodat dit dossier kan worden gesloten. De heer Waalkens (PvdA) kan de conclusie van Berenschot dat de bestrijding van de vogelpest ruim voldoende is geweest, niet onderschrijven. De bestrijding is op onderdelen absoluut tekortgeschoten. De emotionele benadering slaat zelfs door naar een onvoldoende. De slag van de bestrijding is in de eerste dagen verloren; iedereen werd overrompeld door het virus. Bij crisisbeheersing zijn coördinatie en communicatie van essentieel belang, evenals een bevelstructuur, die de heer Waalkens, bijvoorbeeld na de uitbraak in de Gelderse Vallei, heeft gemist. Later is enorm veel commotie ontstaan doordat de mest van geruimde stallen buiten het bedrijfspand werd neergelegd. Eenduidige opvattingen over wat er met de mest zou gebeuren, waren er niet. Regionale zenders hebben op de communicatie binnen een regio redelijk handen en voeten gegeven, maar eigenlijk zou in zo’n situatie zendtijd geclaimd moeten worden zodat een crisisteam regionaal en nationaal duidelijk kan maken wat de boodschap is en waarom bepaalde dingen gebeuren. Lokale interventies moeten heel duidelijk vanuit het crisismanagement gekozen worden. Het mag niet meer voorkomen dat een locoburgemeester een pauw de kop aftrekt terwijl heel Nederland toekijkt. Dat kan in deze beschaafde wereld geen plek krijgen. Kippen in kratten aan de weg, mensen die over de toeren gejaagd worden omdat zij hun hobbydieren te pakken moeten krijgen: het gaat de PvdA-fractie te ver. Het lijkt de heer Waalkens zinvol om een epidemiologisch onderzoek te verrichten zodat duidelijk wordt in hoeverre hobbydieren en buitenlopend pluimvee op bedrijven een risico vormen. Op het verzoek van de Kamer om een syndroom surveillance systeem op te zetten, heeft de minister in een brief aangegeven dat een en ander wordt onderzocht. De heer Waalkens wijst erop dat zo’n systeem echt nodig is om de enorme risico’s te verminderen. Verder sluit hij zich aan bij het pleidooi van de heer Oplaat om een soort vliegende brigade operationeel te maken die door Brussel wordt aangestuurd. Kan het aanstaande voorzitterschap van Nederland niet worden gebruikt om een studie te verrichten naar zo’n vliegende brigade? Ten tijde van de vogelpest is al snel gebleken dat het Diergezondheidsfonds onvoldoende was. De AI-crisis heeft de belastingbetaler uiteindelijk veel geld gekost. Een Kamermeerderheid is al voor een korting op de schadeloosstelling, maar bij de nieuwe afspraken over de vulling van het fonds zou ook een vorm van gedifferentieerde heffingen moeten worden
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 807, nr. 78
5
uitgewerkt afhankelijk van het risico dat een bedrijf met zich brengt, zodat een parallel wordt getrokken tussen inkomsten en uitgaven. De vogelpestcrisis heeft een enorme schade opgeleverd, ook voor de vermeerderaars. Zij kunnen een beroep doen op het noodfonds. Ook komt er 3 mln uit Brussel. Op de vraag of hij het pleidooi van de andere Kamerleden voor een extra bedrag van LNV deelt, antwoordt de heer Waalkens dat hij daarop eerst de reactie van de minister wil horen. De heer Van der Vlies (SGP) wijst erop dat Nederland de crisis nog lang niet te boven is. Veel gezinnen zijn diep getroffen. De evaluatie is een terugblik met daarin leerpunten die moeten worden verwerkt in draaiboeken; een snellere diagnose moet gezaghebbend tot stand komen en capaciteit moet gereserveerd zijn. Achteraf pleit heel veel voor een strakke en strenge aanpak, maar dat kan ook leiden tot een aanpak die achteraf gezien niet nodig was. Juist dat aspect leidt tot een spanningsveld dat onder ogen moet worden gezien. In het rapport-Berenschot wordt de conclusie getrokken dat de bestrijding van AI succesvol is verlopen, zij het dat de beperkte dodingscapaciteit in het begin zijn prijs heeft gevraagd. Een snelle, gezaghebbende diagnose, een snelle en op afroep beschikbare capaciteit voor ruiming, slacht en destructie, crisismanagement, een bevelstructuur, logistiek en een communicatienetwerk tussen betrokken: het gaat erom deze zaken te optimaliseren. Het ruimingsbeleid krijgt de steun van de SGP-fractie, maar de inzetbaarheid van de dodingscapaciteit heeft een te lange aanlooptijd gekend. Onderzocht moet worden of de verspreiding van het virus plaatsvindt door de lucht en via de mens, zodat daaruit harde conclusies kunnen worden getrokken. Dit is nu nog een vaag punt. De heer Van der Vlies hoopt overigens dat met de positie van de gewetensbezwaarden tegen vaccinatie prudent wordt omgegaan. Aanvankelijk moesten alle hobbydieren geruimd worden. Later is, mede onder maatschappelijke druk, besloten dat dit niet meer nodig was. De hobbydierhouder die de overheid heeft gehoorzaamd, is zijn dieren snel kwijtgeraakt. Degenen die weerstand hebben geboden, wat emotioneel gezien begrijpelijk is, konden de dans ontspringen. Dat wringt: gehoorzaamheid wordt zo afgestraft en ongehoorzaamheid beloond. De heer Van der Vlies vindt dat dit zo niet mag zijn. In samenspraak met Brussel moet daarvoor in de toekomst een oplossing worden gevonden. De hobbydierhouders komen op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in aanmerking voor een vergoeding uit het Diergezondheidfonds, terwijl zij daarin niet hebben ingelegd. Moet dat niet veranderd worden? Hij is het verder eens met het pleidooi voor een onderzoek naar het risico van hobbydieren. De heer van der Vlies sluit zich aan bij de reeds gestelde vragen over communicatie en pleit voor een open en snelle gedachtewisseling met andere overheden, organisaties en ondernemers. Berenschot stelt dat de minister een beëdigd deskundige heeft aangewezen voor het verrichten van taxaties. Volgens de Gezondheids- en welzijnswet dienen de waardetabellen te worden gehanteerd als maatstaf en niet als richtlijn. Dat zou betekenen dat taxateurs binnen een bepaalde bandbreedte gevolg kunnen geven aan eigen inzichten, maar dat is bij de AI-crisis niet toegestaan. Kan de minister dat verhelderen? Van de 369 gevallen van hertaxatie zijn nog maar enkele tientallen afgehandeld. Kan dat niet wat sneller? Brussel heeft voor de vermeerderaars 3 mln toegezegd. De sector zou voor een bedrag van 6 mln aanspreekbaar zijn. De heer Van der Vlies vindt dat hiervoor een oplossing moet worden gevonden, zodat de sector eindelijk zekerheid kan worden gegeven. Hij vindt het verder onbegrijpelijk dat pluimveehouders geen geld krijgen uit het noodfonds als zij nog vermogen in de vorm van grond hebben. Hij kan niet begrijpen dat mensen wordt gevraagd hun productiemiddel af te stoten om zo hun
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 807, nr. 78
6
schade te financieren. Kan de minister in dezen geen ruimhartiger beleid voeren? De heer Van den Brink (LPF) zegt op het ministerie te hebben geleerd dat de aanpak in de eerste 72 uur maatgevend is voor de grootte van de crisis. Berenschot geeft het ministerie een ruim voldoende voor de aanpak van het AI-virus, maar de heer Van den Brink wil dat anders omschrijven. Het ministerie krijgt voor vlijt een 9,5 of zelfs een 10, want nergens is ook maar de minste twijfel geweest over de noodzaak van de aanpak. Tot op de dag van vandaag is hem echter onduidelijk waarom Nederland op dit virus niet was voorbereid nu het in Italië al eerder de kop had opgestoken. Hoe komt het dat een ministerie dat weet dat de eerste 72 uur het belangrijkst zijn, op deze uitbraak niet was voorbereid? Als morgen weer een crisis uitbreekt, is er dan wel voldoende dodingscapaciteit en zo ja, waar bevindt die zich dan nu? Het ministerie had beter naar Italië moeten kijken, het verschil in de hoeveelheid kippen moeten opmerken en daaruit voortvloeiend voor een andere aanpak moeten kiezen. Waarom is daar niet op ingespeeld en waarom heeft de minister zo moeizaam geluisterd naar praktische adviezen over de omgang met de dode kippen, stof en wind? Bij de uitbraak van de varkenspest en mond- en klauwzeer, maar ook nu bij het AI is tijdens de crisis de uitbetalingssystematiek aangepast. Daardoor ontstaat in de praktijk veel wrevel. Waarom wordt de systematiek tijdens een crisis dan toch gewijzigd? In de draaiboeken moeten alles over uitbetalingen en schattingen worden vastgelegd zodat er ten tijde van een crisis geen vragen meer zijn. Tot slot sluit de heer Van den Brink zich aan bij de gemaakte opmerkingen over de vermeerderaars. De heer Slob (ChristenUnie) vindt het goed dat een crisis die zulke diepe sporen heeft achtergelaten grondig is geëvalueerd, zodat de opgedane ervaringen hun weerslag kunnen krijgen in de draaiboeken die worden gebruikt bij een eventuele nieuwe crisis. In de eerste periode van de crisis is veel kostbare tijd verloren gegaan. Dat is niet alleen het ministerie van LNV aan te rekenen; elke betrokkene heeft daarbij zijn eigen verantwoordelijkheid. Het is van belang dat zo’n periode in de toekomst zo kort mogelijk wordt gehouden. Na 28 februari bleek dat de ruimingscapaciteit beperkt was. Ook is toen behoorlijk gediscussieerd over de methode van ruimen. Kan de minister achteraf een open reflectie geven over de positie van het ministerie in die discussies? Daaruit kan worden geleerd voor de toekomst. Ook een goed monitoringssysteem is voor de toekomst van belang. Hoe staat het met het AI-monitoringssysteem waar nog volop aan wordt gewerkt? De betrokkenheid van de minister bij de sector ten tijde van de crisis, zoals het bezoek op biddag in Kootwijkerbroek, heeft de fractie van de ChristenUnie positief getroffen. Dat is bij de sector weldadig overgekomen en dat is belangrijk. Er is een flinke strijd geleverd om de crisis de baas te worden en af en toe is daarbij onnodig flink te werk gegaan. Met name bij de hobbydieren zijn situaties voorgekomen die niet wenselijk zijn. Door de wijze waarop de ruiming van hobbydieren heeft plaatsgevonden, hebben veel burgers hun vertrouwen in de overheid verloren en dat is ernstig. Bij het ruimen van het pluimvee op bedrijven is door veel mensen hard gewerkt, maar dat is niet altijd even deskundig gebeurd. Dat heeft tot allerlei spanningen geleid. Bij een eventuele volgende crisis moet echt geprobeerd worden, dit soort zaken te voorkomen. Het Europese non-vaccinatiebeleid dat in de discussies telkens wordt opgevoerd, is voor de fractie van de ChristenUnie een frustratiepunt. De heer Slob blijft daarom onverminderd aandacht vragen voor een oplossing in dit kader op Europees niveau. Hij roept de minister op om van alle mogelijkheden en momenten gebruik te maken om in dezen een verandering te bewerkstelligen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 807, nr. 78
7
De taxaties en de vergoedingen hebben tijdens de crisis veel frustraties veroorzaakt. Hoe beoordeelt de minister deze zaken nu? De PVE, de LTO en de Nederlandse organisatie van pluimveehouders hebben verschillende suggesties voor verbetering gedaan die er in feite allemaal op neerkomen dat duidelijk moet zijn wat wel en niet wordt vergoed. Die duidelijkheid moet er in de toekomst zijn. Over de vermeerderaars merkt de heer Slob op dat hij hoopt dat dit heikele punt in harmonie wordt opgelost. Het noodfonds heeft niet alleen bij deze crisis maar ook bij eerdere crises tot frustraties geleid. De criteria die worden gehanteerd voor een uitkering uit het noodfonds zijn ongelooflijk hoog. Het is de vraag of dat nog wel reëel is. Bedrijven worden in een haast onmogelijke spagaat gedwongen als ze gebruik willen maken van het fonds. Kan geen regelingen worden getroffen die de drempel verlaagt, of ontstaan dan problemen met Brussel? Mevrouw Van Velzen (SP), die mede namens de fractie van GroenLinks spreekt, vindt dat de evaluatie van de AI-crisis een akelig positief toontje heeft. Heel veel dieren zijn geruimd, families zijn getroffen, een dierenarts is dood, er was groot maatschappelijk verzet en een grondig aantal burgers is de overheid zelfs gaan wantrouwen. Een andere toon was beter geweest. Bij de ruimingen van de dieren hebben zich een aantal problemen voorgedaan. De ruimingsploegen waren niet getraind en niet goed voorbereid. Asielzoekers werden ingezet, waarbij zich allerlei schermutselingen voordeden, terwijl deskundig personeel thuiszat en werkloos toekeek. Dierenartsen werden er vaak niet bij betrokken. Er was een gebrek aan dodingscapaciteit, de logistiek coördinatie van de ruimingen was chaotisch en op getroffen bedrijven ontstonden welzijnsproblemen door de standstill. Hygiënevoorschriften lieten te wensen over en nog steeds is er het gerucht dat de ruimers het virus verspreid hebben van de Gelderse Vallei naar Brabant en Limburg. Nu is het moment om hieruit lessen te leren en oplossingen te vinden. Er zou permanent een getrainde ruimingsploeg paraat moeten staan. Het is jammer dat het beleid mede door toedoen van de Europese Unie nog steeds niet is gewijzigd. Gemeenten geven nog steeds aan dat het draaiboek te centralistisch is en dat de bestrijding beter regionaal gecoördineerd kan worden. Dat kan door de regeling voor calamiteiten en rampenbestrijding als uitgangspunt te hanteren. Wat vindt de minister van de suggesties van de betrokken regio’s? Pluimveehouders en dierenartsen zijn wettelijk verplicht om problemen en symptomen vroegtijdig te melden, maar het early warning systeem (EWS) geeft daartoe niet genoeg prikkels. De minister wil dit probleem bij de verdere uitwerking van het systeem bezien, maar bij de uitbraak van de vogelpest in Azië slaan de PVE, die mede verantwoordelijk zijn voor de uitwerking van het EWS, een flink aantal stappen over en schreeuwen direct om een algehele ophokplicht. Dat geeft opnieuw aan dat het EWS niet werkt. Wat doet de minister daarmee? Schaft hij het EWS af, of past hij het aan? Is hij bereid om te bezien of positieve prikkels kunnen worden ingebracht, zodat het EWS wel werkt? Het heeft mevrouw Van Velzen verwonderd dat Berenschot in de stukken van het ministerie geen alternatieve strategieën heeft aangetroffen. Waren er geen andere scenario’s, anders dan vaccineren? Als dat zo is, moet dringend naar andere oplossingen worden gezocht, want uit de afgelopen crisis blijkt dat de hobbydierhouders dit niet langer pikken. Het is van belang om naar deze mensen te luisteren en te bezien hoe daarmee kan worden omgegaan. In de hobbydiersector blijken nog steeds geen duidelijke richtlijnen te zijn voor dierziektepreventie en -bestrijding. Kan er echt niet gevaccineerd worden? Welke alternatieven zijn thans ontwikkeld, zijn de risico’s goed in beeld gebracht en is er wel een definitie gegeven van
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 807, nr. 78
8
de hobbydierhouderij? Hoe worden de spanningen tussen de commerciële sector en de hobbydiersector opgelost? De minister schrijft in zijn reactie op de evaluatie dat hij een maatschappelijk geluid in de crisisorganisatie wil inbrengen. Zijn dat het plaatselijk bestuur of dierbeschermingsorganisaties? Wat is daarvan de status en hoe wordt daarmee de slagvaardigheid gegarandeerd? De discussie hierover moet niet worden gevoerd als een nieuwe crisis uitbreekt, maar nu. De bestrijding van dierziektes zit een spagaat: er is geen maatschappelijk draagvlak voor ruimen, er is geen economisch draagvlak voor enten en een verscherping van de hygiëne in de sector is praktisch onmogelijk en onwenselijk. De enige optie lijkt het verbeteren van de natuurlijke weerstand van dieren. Is de minister bereid om te inventariseren welke onderzoeken op dit gebied zijn gedaan? De uitkomst van het maatschappelijk debat over deze crisis is dat de sector het zelf moet oplossen en dat de overheid aan de zijlijn toekijkt. Dat werkt niet. De ingediende moties zijn allemaal netjes weggestemd. Er is veel gepraat, maar er zijn geen lessen getrokken. De partijen komen er niet uit. Als de minister niet zelf een helder geluid laat horen, is het alleen nog maar wachten op een volgende crisis. Antwoord van de minister De minister gaat eerst in op de vraag waarom Nederland niet op de crisis was voorbereid. De vorige AI-crisis vond 76 jaar geleden plaats. Het bestaan van een laagpathogeen virus in Italië was bekend, maar de besmettelijkheid en de persistentie daarvan zijn volstrekt anders dan van het virus in Nederland. De herkenning van de ziekte door de pluimveehouder en de dierenarts en de uiteindelijke vaststelling door laboratoriumtesten hebben enige tijd gevergd. De minister is het ermee eens dat dit sneller had gemoeten, maar hij vraagt zich af of het ook sneller had gekund. Wat er moest gebeuren was bekend, maar de voorhanden capaciteit was zeer beperkt. Die is wel in buitengewoon korte tijd opgebouwd, maar daardoor is toch een achterstand ontstaan. De minister meent dat Nederland nu wel is voorbereid in geval van een nieuwe crisis. Apparatuur en capaciteit zijn beschikbaar en er vindt een internationale uitwisseling van ervaringen plaats. Een aantal mensen heeft een bezoek gebracht aan Azië om ook daar te leren van opgedane ervaringen, maar zij voelden zich niet aangespoord om de bestrijdingswijze die daar werd gehanteerd, op te volgen. Door het monitorsysteem en de screening wordt nu alert gereageerd. Misschien wordt daardoor sneller ingegrepen en rigoureuzer te werk gegaan dan strikt noodzakelijk is, maar dat is beter dan niet ingrijpen terwijl het wel nodig is. Over de rol van de wind bij de verspreiding van het virus en de methode van ruimen krijgt een minister allerlei adviezen, van veterinairen, epidemiologen, virologen. Tijdens de crisis zijn deze adviezen een op een opgevolgd. De inzichten van de wetenschappers waren op dat moment eenduidig: gelet op de beperkte capaciteit moest het virus worden bestreden waar het voorkwam. Achteraf kan worden geconcludeerd dat sneller grotere gebieden geïsoleerd hadden moeten worden, maar een bewindsman moet afgaan op de inzichten van dat moment. Tijdens de bestrijdingsprocessen is elke dag bijgeleerd en de ervaringen die tijdens de crisis zijn opgedaan, zijn nu in het beleid verwerkt. Als wetenschappers op basis van geverifieerde resultaten een bewindsman duidelijk maken dat de verspreiding van het virus door de wind wezenlijk is, dan zal ook dat aspect onderdeel uitmaken van het nieuwe beleid. Er zal overigens een nieuwe groep van deskundigen worden ingesteld die de minister bij een onverhoopte crisis kan bijstaan. Daarmee worden oude inzichten vervangen door nieuwe. De faculteit diergeneeskunde van de universiteit van Utrecht heeft in beperkte mate onderzoek gedaan naar de rol van hobbydieren bij de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 807, nr. 78
9
verspreiding en de persistentie van het AI-virus. Een uitgebreider onderzoeksvoorstel is al gedaan. De definitie van hobbydieren blijft echter een probleem. Het doet de minister wel deugt dat de Europese Commissie in haar voorstel voor een nieuwe bestrijdingsrichtlijn een nieuwe definitie heeft opgenomen. Bij het noodfonds zijn tot 21 juni 267 aanvragen ontvangen. Tot en met 31 augustus kunnen nog nieuwe aanvragen worden ingediend. Uiteindelijk worden ongeveer 300 aanvragen verwacht. Het grootste gedeelte van de aanvragen, 236, komt uit de pluimveesector. 16 aanvragen komen van niet agrarische bedrijven en de overige aanvragen komen van agrarische bedrijven zonder pluimvee. Tot nu toe zijn 221 verzoeken afgerond. 164 verzoeken zijn toegewezen, 45 verzoeken zijn afgewezen, 8 zijn er ingetrokken en 4 verzoeken zijn niet in behandeling genomen. 46 verzoeken zijn nog in behandeling. De bedoeling van het noodfonds kan geen andere zijn dan bedrijven die in financiële nood verkeren, te helpen. Anders zou het exploitatiesteun of staatssteun zijn, en dat is niet toegestaan. Bedrijven die over vermogen beschikken in de vorm van grond, hebben bedrijfseconomisch gezien vermogen dat bijvoorbeeld door een hypothecaire lening af te sluiten, liquide kan worden gemaakt. De minister erkent dat het voor een boer een hard gelag is om zijn grond te belenen, maar mede gelet op de criteria die voor de bijstand gelden, moet worden gesteld dat vermogen aanwezig is dat kan worden gebruikt om het bedrijf nieuw leven in te blazen. De minister is zich ervan bewust dat een goede crisisbestrijding oefening en training van de crisisorganisatie vereist. Jaarlijks worden cursussen gegeven en oefeningen gehouden, door de medewerkers van LNV, maar ook met de andere ministeries en de buurlanden. Afgesproken is dat vooral met de deelstaat aan de oostgrens van de Bondsrepubliek en met België wordt geoefend. De lessen die uit de AI-evaluatie worden getrokken worden in de oefeningen geïmplementeerd. Conform de motieOrmel wordt de Kamer binnenkort over de stand van zaken van het afgelopen jaar geïnformeerd. Als de omvang van de crisis zodanig is dat grote aantallen mensen nodig zijn, dan moeten deze worden ingehuurd. De eerstverantwoordelijke daarvoor is de Voedsel en waren autoriteit (VWA/ RVV). Oefenen met een groep van 4000 mensen is praktisch onmogelijk. Nu wordt geoefend met de kern van de ministeries en gemeenten die direct bij de bestrijding betrokken zijn, de VWA en mensen van ruimbedrijven. De VWA heeft ongetwijfeld geleerd van de ervaringen met de rekrutering van mensen. De minister wijst erop dat het tijdens de crisis onmogelijk was om een vangploeg uit het noorden bijvoorbeeld naar het midden van het land te halen, door de wachttijd van 72 uur, maar ook vanwege het ongewenste risico op het verplaatsen van het virus door de vangers en ruimers. Voor zover daarin nog niet is voorzien, worden de beleidsdraaiboeken voor lijst A-ziekten verfijnd. De ervaringen die met de vogelpestcrisis zijn opgedaan, worden daarin verwerkt, evenals de aanbevelingen van Berenschot en de praktijk, de inbreng van belanghebbenden en de maatschappelijke belangen. Op dit moment wordt ook gewerkt aan een draaiboek AI, dat eind dit jaar gereed zal zijn. Het uitvoeringsdraaiboek is al gereed. Verder worden alle ziektes nagelopen om te bezien in hoeverre aanpassingen of acties nodig zijn. Daarvoor is een half tot drie kwart jaar nodig. 154 veehouders hebben bezwaar aangetekend tegen het toegekende taxatiebedrag. 25 bezwaren zijn niet ontvankelijk verklaard of ingetrokken, 37 zijn ongegrond verklaard en 21 gedeeltelijk gegrond verklaard. 80 aanvragen zijn nog in behandeling. Voorts hebben 489 veehouders aangegeven niet akkoord te gaan met de taxatie. 188 van hen hebben hun bezwaar ingetrokken. De voornaamste reden daarvoor was het uitbetalen van de dagvergoeding. Van de 301 veehouders die uiteindelijk hebben aangegeven een hertaxatie te willen, zijn in overleg met vertegenwoordigers van LTO/NLP 40 hertaxaties geselecteerd, verdeeld over de verschil-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 807, nr. 78
10
lende categorieën van bezwaar. De 40 hertaxaties worden verricht om van deze «modeltaxaties» een beleid te bepalen voor de anderen. De door LNV aangedragen deskundigen zijn met deze hertaxaties klaar, maar de door de sector voorgedragen deskundigen zijn nog niet tot een afronding gekomen. Om een en ander te versnellen heeft het ministerie van LNV onlangs voorgesteld om aan de hand van de 30 wel afgeronde hertaxaties een voorstel te doen voor de overige. Op de suggestie om een differentiatie in de tarieven voor het Diergezondheidsfonds (DGF) aan te brengen, antwoordt de minister dat de gelden die afkomstig zijn van het bedrijfsleven voor het DGF door de productschappen worden geïnd door middel van een heffing. De minister kan niet in de bevoegdheid van de productschappen treden en een gedifferentieerde heffing voorschrijven. Het verband tussen de manier van bedrijfsvoering en de financiële gevolgen daarvan is wel onderwerp van overleg over de financiering van het DGF. Het operationaliseren van deze gedachte is echter nog een groot probleem. Hierover wordt nog onderhandeld. De minister toont zich een voorstander van een soort Europese vliegende brigade die ergens in Europa is gestationeerd en kan uitrukken in geval van nood. Hij verwacht evenwel dat nog heel veel overleg nodig is voordat alle lidstaten ervan overtuigd zijn dat zij daar bijvoorbeeld aan moeten betalen. Veel landen hebben ook een andere visie op dierziekten, maar wellicht kan dit een onderwerp zijn op de conferentie over dierziektebestrijding tijdens het voorzitterschap. Het early warning systeem houdt in dat de dierenarts en veehouder verplicht zijn om verschijnselen die op AI wijzen te melden, te weten 3% uitval en 20% vermindering in voer- en wateropname. Ook is er een meldplicht voor «vreemde verschijnselen», anders dan verschijnselen die wijzen op AI. De naleving hiervan laat echter te wensen over. Het is immers schadelijk voor het bedrijf als het wordt gesloten. Bovendien is de sociale druk groot. Soms is ook een andere diagnose waarschijnlijker. Om deze problemen het hoofd te bieden is afgesproken dat bij melding een specialistenteam kan beslissen dat AI onwaarschijnlijk is en dat een blokkade onnodig is. De uitslag van de snelle PCR-test, die al na 1 dag wordt gegeven, is daarvoor bepalend. Het is van belang dat de syndroom surveillance zo dicht mogelijk staat bij degene die ermee te maken heeft, zodat er bij een melding zo min mogelijk schroom of vermoed nadeel is. De problemen met de besmette mest zijn tijdig onderkend, maar de actuele kennis over de levensduur van een virus in de mest was niet voorhanden. Na enige tijd is vastgesteld dat 120 dagen een veilige termijn is. Daarop is besloten dat de mest op de bedrijven moest blijven. Om herbevolking tijdens de afbouwfase eerder mogelijk te maken, is na intensief overleg met het bedrijfsleven besloten om de mest op kosten van het bedrijfsleven vroegtijdig af te voeren naar centrale opslaglokaties, waar de mest 120 dagen is blijven liggen. De waardetabellen die conform de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren worden gehanteerd, hebben geen wettelijke status. Daarvan kan dus worden afgeweken, maar dat is in de praktijk weinig gebeurd. De waardebepaling geschiedt door een beëdigd deskundige en die heeft een onafhankelijk, en leidend, oordeel. Of in de waardetabellen een verschil wordt gemaakt tussen leghennen en moederdieren, is de minister niet bekend. Dat wordt nog uitgezocht. Het AI-virus maakt geen onderscheid tussen professioneel gehouden dieren en hobbydieren. De juridische basis voor de bestrijdingsaanpak ligt vast in Europese richtlijnen. De vogels die niet bestemd zijn voor de productie van vlees of consumptie-eieren of om in het wild te worden uitgezet, vallen niet onder de controlemaatregelen van de bestrijdingsrichtlijnen voor AI. Deze richtlijn staat wel toe dat lidstaten maatregelen nemen voor andere vogels. Wordt AI ontdekt bij andere vogels dan voor commerciële doeleinden gehouden pluimvee, dan moet de betrokken
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 807, nr. 78
11
lidstaat de Commissie in kennis stellen van alle in dat kader genomen maatregelen. Formeel gezien had Nederland op basis van de bestrijdingsrichtlijn voor AI dus de vrijheid om al dan niet maatregelen te nemen ten aanzien van hobbydieren. Op basis van een andere richtlijn is een lidstaat echter verplicht tot het nemen van alle passende maatregelen om de ziekte te bestrijden, dus ook ten aanzien van hobbymatig gehouden pluimvee. De Commissie kan nadere maatregelen vaststellen in de context van deze richtlijn. Voor een effectieve bestrijding van de vogelpest was het dus noodzakelijk om ook hobbydieren te ruimen. In de laatste weken van de crisis nam de veterinaire noodzaak daartoe af. Tegen een overtreding van de regels door hobbydierhouders kon daardoor eigenlijk niet meer opgetreden worden. De minister wijst erop dat hij meermalen heeft aangegeven de gang van zaken onbevredigend te vinden. De wijze waarop de hobbydieren zijn geruimd, moet een onderwerp van nadere reflectie zijn. De minister stelt voor hierover nader van gedachten te wisselen als meer is nagedacht over alternatieven – vaccinatie, registratie – en de diergezondheidsconferentie is gehouden. Op het moment is vaccineren niet mogelijk; er is geen markervaccin. Het registreren van dieren is een absolute voorwaarde waarover met vertegenwoordigers van hobbydierhouders sluitende afspraken moeten worden gemaakt. Hoewel zij bereid zijn om daaraan mee te werken, is het geen eenvoudige zaak om daarbij te voldoen aan eisen die Brussel stelt. De minister zegt toe te bezien in hoeverre er een veterinaire noodzaak is om bij een crisis ook tot het ruimen van hobbydieren over te gaan. Hij verwacht niet dat op korte termijn duidelijk wordt hoe deze dieren geruimd moeten worden, dat een vaccin beschikbaar komt of dat geweldige alternatieven worden gevonden, maar hij wil wel alles in het werk stellen om daar samen met de vertegenwoordigers van de hobbydierhouders goed over na te denken. Hij verwacht begin 2005 een voorstel te kunnen doen over de uitvoering van een registratie. De vergoedingen aan hobbydierhouders worden inderdaad uit het Diergezondheidsfonds betaald. Deze kosten worden niet doorberekend aan het bedrijfsleven, maar komen uiteindelijk voor rekening van LNV. Voor het verrichten van de evaluatie is gekozen voor een onafhankelijk bureau. Dat bureau is de gelegenheid gegeven om alle door het bureau noodzakelijk geachte informatiebronnen te raadplegen. Berenschot heeft niet alleen bij LNV informatie vergaard, maar ook bij externe partijen. De conclusies heeft Berenschot gebaseerd op informatie die is verschaft door partijen met verschillende verantwoordelijkheden en belangen. Het departement heeft zich gericht op de correctheid van de feitelijke informatie, en dus niet op de oordeelsvorming. De Europese Commissie is om een bedrag van 3 mln euro gevraagd voor de vermeerderaars. Samen met 3 mln euro nationaal zou dit ongeveer de helft van de schade dekken. Het productschap heeft zich aanvankelijk bereid verklaard om deze weg te bewandelen. De Commissie heeft uiteindelijk een buitengewone maatregel getroffen in het kader van marktordening. Het feit dat Brussel de eis van cofinanciering niet meer stelt, betekent niet dat het productschap niet mag matchen. De minister wil zich hiervoor sterk maken bij de vereiste Brusselse afstemming daarover. Hij wijst er evenwel op dat een match door de overheid neerkomt op een vergoeding van gevolgschade en waarschuwt voor de precedentwerking die daarvan kan uitgaan. De minister ontraadt de Kamer dan ook om haar wens ten aanzien van de vermeerderaars door te zetten; in plaats daarvan zou het bedrijfsleven de indertijd gemaakte afspraak gestalte moeten geven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 807, nr. 78
12
Nadere gedachtewisseling De heer Atsma (CDA) vindt de opening die Brussel voor de vermeerderaars biedt – matching door het productschap – interessant. Dat kan ruimte bieden. Hij nodig de minister uit alvast een verkenning uit te voeren. Kan het geld uit het noodfonds dat moet worden teruggestort bij een uitbetaling door Brussel, een handreiking zijn voor het geven van een eerste financiële steun? Kan de minister nog ingaan op de communicatiestructuur? De heer Oplaat (VVD) handhaaft zijn verzoek inzake de vermeerderaars. De heer Waalkens (PvdA) betwijfelt dat Nederland nu beter is voorbereid op een crisis. Hij verzoekt de minister nog in te gaan op de bedrijven met buitenlopend pluimvee. De demotivatie die bij het RVV is ontstaan, heeft de minister door de beantwoording naar zijn inzicht niet kunnen wegnemen. De heer Waalkens vindt het jammer dat het syndroom surveillance systeem niet meer aandacht krijgt van het kabinet. De heer Van der Vlies (SGP) blijft de criteria die bij het noodfonds worden gehanteerd onbevredigend vinden, alhoewel hij begrip heeft voor de opmerkingen van de minister. Is er geen nationale ruimte om de criteria te verruimen? Brussel heeft 3 mln beschikbaar gesteld voor de vermeerderaars. Als LNV geen bijdrage wil of kan geven, komt dan twee derde van het totale bedrag ten laste van de sector? De heer Van den Brink (LPF) vindt het beter om na overleg met het bedrijfsleven precies in de draaiboeken op te nemen wat de vergoedingen zijn, opdat de systematiek niet tijdens een crisis wordt gewijzigd. Dat het moeilijk is om de problematiek van de vermeerderaars op te lossen, maakt de uitdaging alleen maar groter. De heer Slob (ChristenUnie) is verrast door het aantal mensen dat een beroep op het noodfonds heeft gedaan. Kan de minister de gegevens over het noodfonds schriftelijk aan de Kamer kenbaar maken? Zijn er op nationaal niveau nog marges om de criteria te verzachten zonder dat Nederland door Brussel op de vingers wordt getikt? De uitkomst van de conferentie over diergezondheid wacht hij af, maar over de hobbydieren is het laatste woord nog niet gezegd. Mevrouw Van Velzen (SP) is niet duidelijk welke afspraken in eerste instantie tussen de minister en het productschap over de vermeerderaars zijn gemaakt. Zijn er verslagen van de besprekingen tussen het productschap en de minister, de minister en de Commissie of de Commissie en het productschap? Deze informatie wil zij graag op papier hebben. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit antwoordt dat afspraken over de vermeerderaars zijn gemaakt in mondelinge overleggen van een jaar geleden. De minister wil best reconstrueren hoe een en ander is gegaan, maar wil niet alles op papier gaan zetten. Indertijd is afgesproken dat LNV, Brussel en het productschap ieder voor een derde zou bijdragen. Dat aanbod is door het productschap niet geaccepteerd, waarop Financiën de melk heeft opgetrokken. Ondanks dat is het de minister toch gelukt om van Brussel 3 mln euro te krijgen. De communicatie is in de Gelderse Vallei buitengewoon goed verlopen, maar in de zuidelijke provincies was dat lastiger. Daarover is later nog met de verantwoordelijke burgemeesters gesproken. De minister erkent dat dit anders had gekund en gemoeten. Er moest een bevelvoerende officier zijn en dat was in dit geval de minister. Voor lokale overheden is dat niet altijd
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 807, nr. 78
13
even gemakkelijk omdat zij ook een eigen crisisbestrijdingscenario hebben. Dat heeft spanning veroorzaakt. Bedrijven met buitenlopend pluimvee worden bij het onderzoek betrokken. Conform het monitoringssysteem worden deze bedrijven viermaal per jaar gemonitord. Met de medewerkers van RVV is tweemaal indringend over de gang van zaken gesproken. Het is de minister niet bekend dat men daar nog steeds gedemotiveerd is. De criteria die bij het noodfonds worden toegepast zijn door Brussel getoetst en akkoord bevonden. Tevens is aansluiting gezocht bij de criteria die golden voor het MKZ-fonds en de bijstandswet. Er is geen beleidsvrijheid om daarvan af te wijken anders dan op straffe van kapitteling door Brussel. De minister wil zich dan ook aan de criteria houden. Als de Kamer uitdrukkelijk verantwoordelijkheid neemt voor de vervolgschade die door precedentwerking kan ontstaan, is de minister bereid om het oorspronkelijke voorstel ten aanzien van de vermeerderaars gestalte te doen en wel in die zin dat LNV 1,5 mln euro bijdraagt, mits de sector ook 1,5 mln euro bijdraagt en Brussel 3 mln, zodat de beoogde 6 mln wordt bereikt. De heer Oplaat (VVD) vindt dat deze handschoen moet worden opgepakt. De voorzitter vat de gedane toezeggingen als volgt samen: – in het najaar 2004 volgt een brief over de uitvoering van de motieOrmel inzake de jaarlijkse oefeningen; – begin 2005 ontvangt de Kamer een brief over de uitwerking van de diverse draaiboeken van de lijst A-ziekten; – de minister komt nog terug op de waardetabellen; – begin 2005 ontvangt de Kamer een brief over alternatieven voor de ruiming van hobbydieren. De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Schreijer-Pierik De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Blok De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Van Leiden
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 807, nr. 78
14