Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zitting 1980-1981
2
Rijksbegroting voor het jaar 1981
16400 Hoofdstuk VIII Departement van Onderwijs en Wetenschappen
Nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS EN WETENSCHAPPEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-Gravenhage, 12 november 1980 Tijdens de behandeling van hoofdstuk VIII van de Rijksbegroting 1980 heb ik gezegd het zinvol te achten met de vaste Commissie voor Onderwijs en Wetenschappen uit de Tweede Kamer te spreken over de verdere ontwikkeling van het NLO-Eindhoven (Handelingen 1979-1980, blz. 1524, r.k.). Ten behoeve van dit gesprek zend ik u hierbij mijn beleidsnotitie inzake de ontwikkeling van de NLO-Eindhoven. De Minister van Onderwijs en Wetenschappen, A. Pais
2 vel
Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16 400 hoofdstuk VIII, nr. 11
1
BELEIDSNOTITIE ONTWIKKELING NLO-EINDHOVEN 1. Beknopte voorgeschiedenis In m i j n Beleidsvoornemen met betrekking tot de stichting van nieuwe instituten v o o r d e lerarenopleiding d d . 3 n o v e m b e r 1978 heb ik de stichting aangekondigd van een instituut v o o r een aantal technische vakken, aangevuld met w i s k u n d e en n a t u u r k u n d e te Eindhoven. In m i j n Beleidsvoornemen inzake de opleiding van leraren in technische vakken dd. 9 f e b r u a r i 1979 heb i k o n d e r punt A 7 met enige t e r u g h o u d e n d heid gesproken over de t w e e d e g r a a d s opleidingen in deze sector. De reden hiervoor was gelegen in de rechtspositionele onduidelijkheden die er op dat m o m e n t bestonden ten aanzien v a n de te v e r w e r v e n o n d e r w i j s b e v o e g d h e den. O m dezelfde reden kreeg de NLO te Eindhoven slechts mijn t o e s t e m m i n g o m per augustus 1979 te starten met derdegraads o p l e i d i n g e n . Na overleg in de vaste k a m e r c o m m i s s i e op 12 februari en 12 mei 1979 en in de Tweede Kamer op 31 mei 1979 w e r d e n moties van de kamerleden Konings en Mertens betreffende een uitbreiding van de NLO-Eindhoven met niet-technische vakken v e r w o r p e n . Tijdens de behandeling van de O n d e r w i j s b e g r o t i n g 1980 in de Tweede Kamer heeft het kamerlid Deetman vragen gesteld over de verdere ontwikkeling van de NLO-Eindhoven. Ik heb daarop schriftelijk g e a n t w o o r d dat ik het zinvol achtte met de vaste k a m e r c o m m i s s i e over deze problematiek te spreken, onder andere over de tweedegraads o p l e i d i n g e n in technische vakken en over w i s - en natuurkunde in relatie met de technische vakken. Dit schriftelijk a n t w o o r d is o p g e n o m e n in de Handelingen 1979-1980, blz. 1524, r.k. O m z i n v o l t e kunnen spreken over de tweedegraads opleidingen in deze sector moeten eerst de b o v e n g e n o e m d e rechtspositionele onduidelijkheden rond de bevoegdheden w o r d e n w e g g e n o m e n . Ik heb in een concept-circulaire, die ik in mei 1980 aan de Bijzondere C o m m i s s i e van het Georganiseerd Overleg heb v o o r g e l e g d , uiteengezet welke regeling mij v o o r ogen staat. Op g r o n d van deze ontwikkeling was het mogelijk de tweedegraads applicatiecursussen in deze sector per augustus 1980 o m te zetten in reguliere partt i m e o p l e i d i n g e n , die w o r d e n verzorgd d o o r het Nederlands Genootschap tot Opleiding van Leraren v o o r het Beroepsonderwijs (NGOLB). Mijn beleidsv o o r n e m e n ten aanzien van de hiermee corresponderende tweedegraads d a g o p l e i d i n g e n is uitgewerkt in punt 3 van deze beleidsnotitie. 2. Beleidsoverwegingen Bij mijn v o o r n e m e n s inzake de verdere ontwikkeling van de NLO-Eindhoven ben ik in hoofdzaak uitgegaan van de volgende o v e r w e g i n g e n : A. Ontwikkelingen bij de lerarenopleidingen moeten dienstbaar zijn aan het goed functioneren van het voortgezet o n d e r w i j s . B. De lerarenopleiding zelf dient een s a m e n h a n g e n d vakkenpakket te verzorgen en een zekere o m v a n g te hebben, qua aantal studenten en docenten, o m goed toegeruste leraren te kunnen leveren aan het voortgezet o n d e r w i j s . Alleen dan kan u i t g a n g s p u n t A w o r d e n gerealiseerd. C. De verdere o n t w i k k e l i n g van de NLO-Eindhoven moet passen in het kader van mijn eerdere beleidsvoornemens inzake de lerarenopleidingen, die onder punt 1 zijn g e n o e m d . 3. Tweedegraads opleidingen technische vakken Het ligt in mijn v o o r n e m e n o m per augustus 1981 eenjarige tweedegraads v e r v o l g o p l e i d i n g e n toe te kennen aan de NLO-Eindhoven in de v o l g e n d e vakken: - mechanische techniek I en II - motorvoertuigentechniek I en II - bouwtechniek I en II - schilderen I en II - electrotechniek I en II
Tweede Kamer, zitting 1980-1981,16 400 hoofdstuk VIII, nr. 11
2
Tevens zal het instituut per augustus 1981 m o g e n starten m e t t w e e d e graads opleidingen in de vakken: - w e r k t u i g b o u w k u n d e I en II - b o u w k u n d e I en II In de laatstgenoemde gevallen is er geen sprake van eenjarige v e r v o l g opleidingen na de vierjarige derdegraadsopleidingen. Het zijn vijfjarige opleid i n g e n die alleen zijn gericht op het behalen van een tweedegraads bev o e g d h e i d , o m d a t het betrokken leerstofgebied niet v o o r k o m t in het derdegraads gebied. Met het bovenstaande w o r d t nu gevolg gegeven aan m i j n onder punt 1 g e n o e m d e b e l e i d s v o o r n e m e n en dat van mijn a m b t s v o o r g a n g e r , waarin aan de NLO-Eindhoven (derde- en tweedegraads) o p l e i d i n g e n in het v o o r u i t zicht w e r d e n gesteld in de vakken w e r k t u i g b o u w , motorvoertuigentechniek, b o u w k u n d e en electrotechniek. Deze v a k b e n a m i n g e n w a r e n v o o r l o p i g e aand u i d i n g e n . Op g r o n d van het advies van de S t r u c t u u r c o m m i s s i e Opleidingen Leraren Technische vakken (SCOLT) is het noodzakelijk gebleken twee van deze vakgebieden, voorzover het het tweedegraads gebied betreft, als v o l g t uit te splitsen: « w e r k t u i g b o u w » is g e w o r d e n : - mechanische techniek - werktuigbouwkunde; «bouwkunde» is g e w o r d e n : - bouwtechniek - schilderen - bouwkunde Het aantal studenten zal n i e t t o e n e m e n als gevolg van deze uitsplitsing: de huidige n u m e r u s fixus zal over de b o v e n g e n o e m d e vakken moeten w o r den verdeeld. Het bovenstaande betekent een specialisatie binnen de technische lerarenopleidingen. Ik acht deze van g r o o t belang o m het, in vergelijking met het LTO meer gespecialiseerde M T O van adequaat opgeleide leraren te kunnen voorzien. 4. Geen verdere uitbreiding technische vakken Tijdens de behandeling van de o n d e r w i j s b e g r o t i n g 1980 is de vraag gesteld of bij de NLO-Eindhoven niet moet w o r d e n g e k o m e n t o t een verdere u i t b r e i d i n g , bij voorbeeld met een o p l e i d i n g grafische of c o n s u m p t i e v e techniek (Handelingen 1979-1980, blz. 1524 r.k.). O m de volgende redenen acht ik een dergelijke uitbreiding o n g e w e n s t : a. Het is zeer bezwaarlijk de beginfase van het e x p e r i m e n t NLO-Eindhoven te belasten met vakken die w e i n i g verwantschap bezitten met de onder punt 3 g e n o e m d e vakken. b. De TH-Eindhoven, met w i e de NLO een overeenkomst van samenwerking is aangegaan, kan bij deze nieuwe vakken v r i j w e l geen p r o g r a m m a t i sche en materiële o n d e r s t e u n i n g verlenen. c. De jaarlijkse behoefte aan nieuwe docenten c o n s u m p t i e v e technieken bedraagt ongeveer 15 en aan docenten grafische technieken ongeveer 10. In deze behoefte w o r d t reeds voorzien door t w e e parttime o p l e i d i n g e n cons u m p t i e v e technieken en een p a r t t i m e opleiding grafische technieken. Ook uit het o o g p u n t van de behoefte aan docenten is de v o r m i n g van een dagopleiding v o o r deze vakken derhalve niet te v e r a n t w o o r d e n . d. Gezien de beperkte belangstelling van studenten v o o r de parttime opleid i n g e n c o n s u m p t i e v e en grafische technieken valt te verwachten dat de corresponderende dagopleidingen een zeer g e r i n g aantal studenten zullen trekken. De benodigde personele en materiële investeringen zouden bijgevolg een v e r h o u d i n g s g e w i j s onaanvaardbare o m v a n g krijgen.
Tweede K a m e r z i t t i n g 1980-1981,16400 hoofdstuk VIII, nr. 11
3
5. Wis- en natuurkunde in relatie met technische vakken. Het ligt in mijn v o o r n e m e n o m de NLO-Eindhoven t o e s t e m m i n g te verlenen o m per augustus 1981 te beginnen met derde- en tweedegraads opleid i n g e n van leraren w i s - en natuurkunde. Deze vakken zullen vooralsnog alleen met elkaar kunnen w o r d e n g e c o m b i n e e r d . In mijn eerdergenoemde beleidsvoornemen inzake de opleiding van leraren in technische vakken heb ik onder punt A.3 uitgesproken dat de combinatie van een technisch vak met een ander vak o n g e w e n s t is, zolang de evaluatie van deze experimentele d a g opleiding niet heeft geleid tot een eventuele heroverweging van het principe van het opleiden in een breed technisch leerstofgebied. Als v o o r w a a r d e voor de toekenning van deze vakken zal ik het bevoegd gezag van de NLO de garantie vragen dat de opleidingen wis- en natuurkunde uitdrukkelijk w o r d e n georiënteerd op het leraarschap in het lager en m i d delbaar beroepsonderwijs en in het leerlingwezen. Dit betekent overigens niet dat de te verkrijgen bevoegdheid beperkt zou blijven tot de genoemde sectoren. Het verschil met de over het algemeen meer o p de AVO-sector gerichte MO- en overige NLO-opleidingen ligt niet in het niveau van de w i s k u n dige en natuurkundige kennis en vaardigheden. Het onderscheid w o r d t veroorzaakt d o o r een andere invulling van het programmagedeelte dat uitstijgt boven de basiskennis en -vaardigheden die iedere leraar w i s - en natuurkunde moet bezitten. Wellicht nog belangrijker is het verschil in de benadering van de gehele leerstof: een andere, meer op de beroepspraktijk gerichte presentatie van de leerinhouden en een andere toepassing van de leerinhouden in v o o r b e e l d e n . Dit verschil in benadering van de leerinhouden is vergelijkbaar met het verschil tussen de eerstegraads lerarenopleidingen wis- en nat u u r k u n d e aan de TH's enerzijds en aan de meeste instellingen van W O anderzijds. Ook hier zijn de te behalen bevoegdheden even breed, maar het is opvallend dat de leraren met een ingenieursdiploma vooral in HTO functioneren. Het m a x i m u m aantal eerstejaars dat jaarlijks door de NLO-Eindhoven v o o r de combinatie w i s - en natuurkunde kan w o r d e n ingeschreven, bedraagt dert i g . Dit is de helft van het aantal eerstejaars in deze vakken bij de andere NLO's. Dit is v e r a n t w o o r d o m d a t in Eindhoven sprake zal zijn van een vaste vakkencombinatie. In v e r b a n d met de beschreven technische oriëntatie valt te verwachten dat hoofdzakelijk MTS'ers zich zullen aanmelden voor deze nieuwe o p l e i d i n g . Deze verwachting is gebaseerd o p het feit dat de studenten aan de corresponderende avondopleidingen w i s - en natuurkunde van het NGOLB v o o r 9 0 % een MTO-diploma of een vergelijkbare technische v o o r o p l e i d i n g bezitten, t e r w i j l dezelfde categorie nog geen 7 % v a n de NLOstudenten in de vakken w i s - en natuurkunde uitmaakt. Mijn v o o r n e m e n is gebaseerd op de volgende o v e r w e g i n g e n : A. In het LTO, MTO en leerlingwezen is een sterke behoefte aan leraren wis- en natuurkunde die hun vak kunnen geven in nauwe relatie met, en als steunvak v o o r de technische vakken. Hier ligt een duidelijk verschil met het AVO, waar deze vakken meer gericht zijn op de ontwikkeling van het exacte en abstracte denken. In het AVO gaat men daarbij meer deductief te werk, terwijl men in het technisch onderwijs de leerlingen vanuit concrete situaties tot algemene begrippen en w e t m a t i g h e d e n brengt. In het LTO en MTO zijn de leerlingen vaak slecht gemotiveerd v o o r het onderwijs in wis- en natuurkunde. Deze motivatie kan w o r d e n bevorderd, als de leraar in zijn opleiding heeft geleerd de stof in een technische context te plaatsen. B. Voor de o p l e i d i n g van technische leraren zelf is samenwerking met een afdeling w i s - en natuurkunde van groot belang, o m d a t dit basisvakken zijn voor hun o p l e i d i n g . De huidige situatie, waarin slechts ruimte is v o o r een enkele docent in deze vakken aan de NLO-Eindhoven doet geen recht aan het bovenstaande u i t g a n g s p u n t , zeker wanneer m e n deze situatie vergelijkt met die aan de andere technische lerarenopleidingen (cf. punt C). Om adequaat te kunnen reageren op de v o o r t d u r e n d e technologische ontwikkelingen hebben deze lerarenopleidingen in het bijzonder behoefte aan een goed b e m a n -
Tweede Kamer, zitting 1 9 8 0 - 1 9 8 1 , 16 400 hoofdstuk VIII, nr. 11
4
de afdeling w i s - en natuurkunde. Zonder w i s - en natuurkunde zou de NLOEindhoven bovendien een uiterst klein instituut blijven. De overige NLO's hebben ieder 8 a 19 vakken met 270 a 685 eerstejaars. De NLO-Eindhoven zou slechts 4 vakgebieden verzorgen met 120 eerstejaars. Deze beperkte o m vang dreigt een negatief effect te hebben op de kwaliteit van de opleiding. C. Alle bestaande lerarenopleidingen in de technische vakken, dat w i l zeggen de lerarenopleidingen aan de TH's en de a v o n d o p l e i d i n g e n van het NGOLB, verzorgen opleidingen voor leraren w i s - en natuurkunde. Ik acht het een onjuiste ontwikkeling dat de NLO-Eindhoven de enige technische lerarenopleiding zou zijn die geen opleiding w i s - en natuurkunde heeft. Bovendien zouden dan alle NLO's w i s - en natuurkunde verzorgen behalve de ene NLO die specifiek is gericht op het beroepsonderwijs. D. Met de toekenning van w i s - en natuurkunde w o r d t uitvoering gegeven aan de toezeggingen die mijn a m b t s v o o r g a n g e r en ik hebben gedaan in het kader van de eerdergenoemde beleidsvoornemens inzake de stichting van nieuwe NLO's. Bij de verlaging van de n u m e r u s fixus v o o r w i s - en natuurkunde bij d e z e v e n «oude» NLO's per augustus 1979 is reeds uitgegaan van de toekenning van deze vakken aan de NLO-Eindhoven. Naar aanleiding van het standpunt van de meerderheid van de Tweede Kamer, dat t o t uitdrukking k w a m in de v e r w e r p i n g van de m o t i e terzake van de leden Konings en Mertens en o m een verzachting mogelijk te maken van de beperkende n u m e r u s fixus-maatregelen bij de o p l e i d i n g U b b o E m m i u s te Leeuwarden en Groningen heb ik g e m e e n d geen g e v o l g te moeten geven aan mijn beleidsvoornemens, voor zover dit de toekenning van wis- en natuurkunde aan de NLO-Eindhoven betrof. Op g r o n d van nadere o v e r w e g i n gen, neergelegd in de bovenstaande punten A, B en C acht ik het echter w e n selijk mijn oorspronkelijke b e l e i d s v o o r n e m e n ook o p dit punt u i t t e voeren. Ten gevolge van de g e n o e m d e maatregelen ten gunste van de opleiding Ubbo Emmius is het m a x i m u m aantal eerstejaars voor w i s - en natuurkunde dat mij oorspronkelijk v o o r ogen s t o n d , gehalveerd tot dertig per jaar. Deze halvering staat een goede ontwikkeling van de g e n o e m d e opleidingen niet in de weg.
Tweede Kamer, zitting 1980-1981,16 400 hoofdstuk VIII, nr. 11
5