Tweede Kamer der Staten Generaal
Zitting 1976-1977
14 360
Nr. 1
herdruk 1
Maatregelen ter beperking van het roken
BRIEF V A N DE STAATSSECRETARIS V A N VOLKSGEZONDHEID EN MILIEUHYGIËNE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Leidschendam, 24 januari 1977 Onder verwijzing n a a r d e m o n d e l i n g e b e a n t w o o r d i n g van vragen van de leden van de Tweede Kamer, de geachte afgevaardigden Kolthoff en V o o g d op 2 september 1976, treft u in het hieronder volgende m e m o r a n d u m ter inf o r m a t i e aan de voorstellen betreffende de maatregelen ter beperking van het roken, zoals deze in de Ministerraad aan de orde zijn geweest.
I. INLEIDING
■ Herdruk i.v.m verbetering van het vet en ondernummer
Als gevolg van vele onderzoekingen en publikaties in binnen- en buitenland is de conclusie dat het gebruik van tabaksprodukten, met n a m e van sigaretten en shag, ernstige gevaren oplevert voor de gezondheid van de gebruiker, reeds enige t i j d a l g e m e e n aanvaard. In verband met dit gezondheids aspect hebben de o p e e n v o l g e n d e bewindslieden van dit d e p a r t e m e n t sedert het eind van de vijftiger jaren aandacht gegeven aan de beperking van het tabaksgebruik. Dit geschiedde vooral door activiteiten op dit terrein van particuliere instellingen en organisaties zoveel mogelijk te s t i m u l e r e n en f i nancieel mogelijk te maken. Deze activiteiten zijn er v o o r n a m e l i j k op gericht geweest het publiek informatie te verschaffen over de aan het roken verbonden gevaren, in de verw a c h t i n g op deze wijze het gebruik van tabaksprodukten te v e r m i n d e r e n . De bij de bevolking gegroeide bekendheid met de bedoelde gezondheidsrisico's plus de duidelijke publieke belangstelling voor de gehele problematiek rond het tabaksgebruik enerzijds en het uitblijven, desondanks, van een significante v e r m i n d e r i n g van het gebruik van deze produkten anderzijds, geven echter aan dat de tot nu toe gevolgde aanpak ontoereikend is o m het tabaksgebruik terug te d r i n g e n . Aangezien het gebruik van tabaksprodukten nauw gerelateerd is aan de sociale acceptatie en integratie van het roken in onze samenleving dient een beleid tot beperking van het tabaksgebruik gericht te zijn op het bevorderen van een sociaal klimaat, waarin het roken effectief afgeremd kan w o r d e n . Hiertoe zal in de eerste plaats via v o o r l i c h t i n g gestreefd dienen te w o r d e n naar een meer doeltreffende m o t i v e r i n g en s t i m u l e r i n g van de bevolking en met name van de opgroeiende j e u g d tot een instelling die een beperking of
S-Vg & M 2 vel
Tweede Kamer, zitting 1976-1977, 14 360, nr. 1
1
wijziging van het rookgedrag bevordert en zoveel mogelijk van het gebruik van deze produkten doet afzien. Deze v o o r l i c h t i n g over het roken vindt plaats in het kader van de g e z o n d h e i d s v o o r l i c h t i n g en - o p v o e d i n g (GVO). Het tabaksgebruik w o r d t echter mede beïnvloed d o o r r o k e n b e v o r d e r e n d e factoren die slechts d o o r overheidsmaatregelen kunnen w o r d e n beïnvloed. Voorstellen betreffende deze laatste categorie van maatregelen van meer structurele aard, die d i e n e n ter o n d e r s t e u n i n g v a n het GVO-beleid, w e r d e n aan de Ministerraad v o o r g e l e g d , mede o m d a t deze maatregelen niet zonder medewerking van de andere b e w i n d s l i e d e n zijn te realiseren. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen maatregelen o p korte en o p lange t e r m i j n (IV). In dit m e m o r a n d u m is tevens aandacht besteed aan de aspecten van het roken met betrekking tot de volksgezondheid (II) en aan de essentie van de t e g e n w o o r d i g e opvattingen over de g e z o n d h e i d s v o o r l i c h t i n g en - o p v o e d i n g (III). In verband met de naar huidige inzichten relatief beperkte schadelijke gevolgen voor de g e z o n d h e i d van het gebruik van pijp en sigaar heeft dit mem o r a n d u m betrekking op het roken van sigaretten en shag, tenzij anders is aangegeven.
II. ASPECTEN V A N HET ROKEN MET BETREKKING TOT DE VOLKSGE ZONDHEID In een aantal recente rapporten en adviezen w o r d t aandacht besteed aan de belangen die zijn g e m o e i d met het t e g e n g a a n van het roken en aan de mogelijkheden o m dit te realiseren. Een t w e e t a l daarvan zijn ter i n f o r m a t i e bijgevoegd, te w e t e n : - het «Advies inzake maatregelen tot beperking van het roken», dat de Gezondheidsraad in juli 1975 aan mij uitbracht; - het rapport van een commissie van d e s k u n d i g e n , «Smoking and its effects on health», dat de Wereldgezondheidsorganisatie ongeveer tegelijkertijd publiceerde. Voorts is van belang het «Advies inzake maatregelen tot beperking van de reclame voor sigaretten en shag en tot het aanbrengen van aanduidingen op de verpakking van sigaretten en shag», van de Interdepartementale Werkgroep Tabaksreclame, dat reeds eerder ter v e r t r o u w e l i j k e k e n n i s n e m i n g ter Griffie van de T w e e d e Kamer is g e d e p o n e e r d . 1. Gevolgen v o o r d e gezondheid Nadrukkelijk blijken uit deze rapporten de negatieve g e v o l g e n van het roken voor de g e z o n d h e i d . De Gezondheidsraad schat dat jaarlijks circa 12 000 Nederlanders v r o e g t i j d i g overlijden ten g e v o l g e van het roken. Dit cijfer stemt overeen met schattingen in het b u i t e n l a n d ; op basis van prospectieve onderzoekingen in de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Canada k o m t een rapport van de «Arztliche Arbeitskreis Rauchen u n d Gesundheit» (Öffentliches Gesundheitswesen, 36, 373 - 385, 1974) tot een aantal van t e n m i n s t e 50 000 «rookdoden» in West-Duitsland. De relatie tussen roken en m o r t a l i teit en morbiditeit ten gevolge van ziekten als longkanker, hartinfarct, chronische bronchitis en e m p h y s e e m , is d o o r wetenschappelijk onderzoek vastgesteld; daarnaast is een duidelijke relatie g e l e g d tussen roken en een g r o o t aantal andere ziekten. Evenals in het WHO-rapport (bladzijde 8) kan de conclusie w o r d e n onderschreven dat «smoking-related diseases are such i m p o r t a n t causes of disability and premature death in developed countries that the control of cigarette smoking w o u l d do more to i m p r o v e health and p r o l o n g life in these countries than any other single action in the w h o l e field of preventive medicine».
Tweede Kamer, zitting 1976-1977, 14 360, nr. 1
2
2. Financieel-economische gevolgen De gevolgen van het roken zijn niet alleen van belang voor het leven en welzijn van de rokers, maar hebben ook consequenties in financieel en economisch opzicht. Nederlandse gegevens, die een duidelijk inzicht kunnen geven in de g e v o l g e n in financieel-economisch opzicht van de schade die het roken aan de g e z o n d h e i d toebrengt, ontbreken v o o r zover bekend. Gegevens uit het b u i t e n l a n d geven echter aan dat de kosten voortvloeiende uit ziekte (medische behandeling en opname) en v r o e g t i j d i g overlijden ten gevolge van het roken aanzienlijker zijn dan w e l l i c h t tot nu toe is gedacht. («Smoking and its effects on health», bladzijde 19). 3. Roken door de jeugd Van bijzondere ernst is het roken door de j e u g d . De gegevens onder andere in het advies van de Gezondheidsraad (bijlage III bij dat advies) tonen aan dat bij de tieners zowel het percentage rokenden als de g e m i d d e l d e hoeveelheid gerookte sigaretten toeneemt, terwijl op steeds jongere leeftijd met roken w o r d t b e g o n n e n . Bij een voortzetting van deze o n t w i k k e l i n g bij de j e u g d is de vrees gerechtvaardigd dat in de t o e k o m s t meer gevallen van ziekte en vroegtijdige invaliditeit ten gevolge van het roken zullen o p t r e d e n . 4. «Passieve roker» Van recente d a t u m is de aandacht voor de b e s c h e r m i n g van de «passieve roker». A a n g e t o o n d is dat het bloed van de niet-roker, die w o r d t blootgesteld aan tabaksrook (en in dit v e r b a n d betreft het de rook van alle tabaksprodukten) in een besloten r u i m t e , een v e r h o o g d gehalte bevat aan nicotine en k o o l m o n o x i d e , beide bekende giftige stoffen. In dit verband speelt meer in het algemeen de maatschappelijke vraag of, en onder welke o m standigheden de niet-roker, w a a r b i j niet in de laatste plaats gedacht moet w o r d e n aan kinderen, niet gevrijwaard behoort te w o r d e n tegen de overlast veroorzaakt d o o r het roken van anderen.
III. VOORLICHTING De hierboven aangegeven gevolgen van het roken en de belangen die daarbij op het spel staan rechtvaardigen de conclusie dat aan een beleid tot beperking van het roken hoge prioriteit moet w o r d e n toegekend. Binnen de sfeer van het d e p a r t e m e n t van Volksgezondheid en Milieuhygiëne is de aandacht in dit v e r b a n d vooral gericht op de preventie via de gezondheidsvoorlichting en o p v o e d i n g . De v o o r l i c h t i n g over tabaksgebruik is in het verleden v o o r n a m e l i j k gekenmerkt door passieve kennisoverdracht via c a m p a g n e s gericht op het verschaffen van informatie aan het publiek over de gevaren van het roken. Deze benadering heeft zich i n m i d d e l s echter i n g r i j p e n d g e w i j z i g d . Naar de huidige opvattingen o m t r e n t GVO dient de nadruk te liggen op de m o t i v e r i n g en stimulering tot g e d r a g s w i j z i g i n g , hetgeen impliceert dat de v o o r l i c h t i n g nauw afgestemd dient te w o r d e n op de ontvanger of de doelgroep. Het scheppen van de best mogelijke condities hiertoe kan leiden tot integratie van de v o o r l i c h t i n g , niet alleen inhoudelijk, d o o r inpassing in geschikte v e r b a n d e n , maar daardoor veelal ook organisatorisch, door een systematische, sluitende taakverdeling. Deze benadering heeft bij voorbeeld voor de schoolgaande j e u g d gevolg gekregen in de taak van de C o m m i s s i e M o d e r n i s e r i n g Leerplan Gezondheidskunde en O m g a n g s k u n d e , die de opdracht heeft te adviseren over de wijze w a a r o p de o p v o e d i n g tot gezond gedrag in het gehele niet-universitaire onderwijs moet w o r d e n gebracht.
Tweede Kamer, zitting 1976-1977, 14 360, nr. 1
3
Bovendien betekent deze benadering ook dat voorlichting via massamedia, groepsvoorlichting en individuele voorlichting op elkaar afgestemd en gecoördineerd gegeven dienen te worden. De uitvoering van deze zienswijze wordt nader uitgewerkt in het kader van het Nationaal Plan voor GVO.
IV. STRUCTURELE MAATREGELEN, WAARMEE DE MINISTERRAAD AKKOORD GAAT Roken is in zo sterke mate geaccepteerd en geïntegreerd in de bestaande sociale structuur en cultuur dat de ontmoediging die uitgaat van de natirook-GVO alleen, onvoldoende effect zal sorteren. Er zijn de laatste tijd tekenen die zouden kunnen duiden op een wijziging van de tolerante houding die onze samenleving met betrekking tot het roken inneemt; de positie van de niet-rokende, «passieve» roker bij voorbeeld vindt wat meer begrip. Wil er echter sprake kunnen zijn van een werkelijke mentaliteitsverandering, dan zullen naast en mede ter ondersteuning van de gezondheidsvoorlichting en -opvoeding, overheidsmaatregelen van meer structurele aard dit begin van een verbetering moeten versterken en stimuleren. In beginsel zijn de mogelijke maatregelen en beleidsinitiatieven legio. In het rapport van de Gezondheidsraad wordt een groot aantal genoemd. Het is echter duidelijk dat de uitvoering van een deel van de aanbevelingen van de Gezondheidsraad minder eenvoudig en zeker niet op korte termijn realiseerbaar is. Het lijkt niet reëel een omvangrijk pakket maatregelen te nemen, waarvan de haalbaarheid op een aantal punten dubieus is. Bovendien is het van belang dat van overheidszijde de intentie de problematiek van het roken aan te pakken zichtbaar wordt doordat van haar kant aan deze intentie op korte termijn een begin van uitvoering wordt gegeven. Het gaat hier in de eerste plaats om voorstellen, die voor realisatie op relatief korte termijn in aanmerking komen. Bij de keuze van deze maatregelen is mede rekening gehouden met wat in het buitenland haalbaar is gebleken. Deze maatregelen betreffen: - de bescherming van de niet-roker (1), - de etikettering van de verpakking van tabaksprodukten door middel van de opdruk van een waarschuwende tekst en van de gehalten aan schadelijke stoffen (2) en - de beperking van de tabakreclame (3). Naast deze maatregelen op korte termijn verdient het aanbeveling nu reeds te bezien welke aanvullende maatregelen op langere termijn voor realisering in aanmerking komen (4). 1. Bescherming van de niet-roker Thans gelden reeds op zeer beperkte schaal rookverboden in bepaalde ruimten of gedeelten daarvan (vele theaters, middelen van openbaar vervoer), veelal ingesteld op brandpreventieve overwegingen. Een sterke uitbreiding van deze rookvrije ruimten is dringend gewenst. Hiermede wordt tegemoet gekomen aan de gerechtvaardigde wens van niet-rokers om niet tegen hun wil onder alle omstandigheden overlast te moeten ondervinden van het tabaksgebruik van anderen. Naast de duidelijke erkenning van de «rechten» van de niet-roker, kan een algemene invoering van rookvrije ruimten een duidelijke bijdrage leveren tot het ontstaan van een rokenafremmend klimaat, waarin het niet-roken als norm geldt en daarnaast bepaalde mogelijkheden tot roken gereserveerd zijn. Voor wat betreft de in aanmerking komende ruimten wordt allereerst gedacht aan ruimten die voor het publiek toegankelijk zijn, zoals overheidsgebouwen, wachtkamers etc, daarnaast komen in aanmerking ruimten bestemd voor meer dan één persoon,
Tweede Kamer, zitting 1976-1977, 14 360, nr. 1
4
zoals v e r g a d e r r u i m t e n of gemeenschappelijke w e r k r u i m t e n . In een aantal gevallen zullen deze «ruimtelijke r o o k v e r b o d e n » v o o r g e s c h r e v e n kunnen w o r d e n . Waar dit niet mogelijk is kan langs i n f o r m e l e w e g het doel w o r d e n nagestreefd. In v e r b a n d hiermede zal op ieder d e p a r t e m e n t de instelling van rookvrije ruimten moeten w o r d e n b e v o r d e r d ; de d e p a r t e m e n t e n w e r k e n , waar dit noodzakelijk mocht blijken, eraan m e d e dat ook buiten de sfeer v a n de rijksoverheid een soortgelijke maatregel tot stand komt. Hierbij zij aangetekend dat het effect van deze maatregel in hoge m a t e zal w o r d e n bepaald door de mate van z o r g v u l d i g h e i d w a a r m e e de i n v o e r i n g w o r d t gefaseerd en met v o o r l i c h t i n g w o r d t begeleid. Interdepartementaal overleg h i e r o m t r e n t alsmede o v e r e e n gecoördi neerde wijze van uitvoering zal derhalve noodzakelijk zijn. 2. Etikettering van de verpakking van tabaksprodukten a. Opdruk van een waarschuwende
tekst
In een g r o o t aantal landen w o r d t op de verpakking van sigaretten en shag gewezen op de gevaren van het roken v o o r de gezondheid. Ongeacht het effect dat van een dergelijke opdruk v e r w a c h t zou m o g e n w o r d e n , leggen de gegevens die bekend zijn over de betekenis van het roken v o o r de gezondheid de plicht op o m het publiek ook op deze wijze attent te maken op de schade die men zich zelf en anderen d o o r het gebruik van deze produkten kan t o e b r e n g e n . b. Opdruk van de gehalten
aan schadelijke
stoffen
De v e r m e l d i n g op de verpakking van sigaretten en shag van de gehalten van in deze produkten aanwezige of bij het roken ervan v r i j k o m e n d e schadelijke stoffen verschaft de gebruiker kwantitatieve informatie die v o o r de bepaling van zijn rookgedrag relevant is. De v e r m e l d i n g van deze stoffen in m i l l i g r a m m e n per eenheid, die als meer directe en ondubbelzinnige a a n d u i d i n g te verkiezen valt boven de aanduiding in de v o r m van s y m b o l e n , heeft het bezwaar dat een eenvoudige vergelijking van diverse merken o n d e r l i n g m i n der goed mogelijk is. De aanvullende periodieke publikatie van een lijst, waarin van alle merken sigaretten en shag de respectieve gehalten aan schadelijke stoffen w o r d t vergeleken, kan dit bezwaar o n d e r v a n g e n . Een dergelijke lijst met door TNO verkregen gegevens over teer- en nicotinegehalten van sigaretten en shag is reeds d o o r het Ministerie van Volksgezondheid en M i l i e u h y g i ë n e gepubliceerd. De ondergetekende stelt zich v o o r o m in deze publikatie een plaats in te r u i m e n v o o r i n f o r m a t i e over de betekenis van deze schadelijke stoffen en over m o g e l i j k h e d e n o m de risico's, die aan het roken zijn v e r b o n d e n , te v e r m i n d e r e n . De hierbedoelde aanduidingen op de verpakking, een waarschuwende tekst en de gehalten aan schadelijke stoffen, alsook de in verband met de effectiviteit van deze aanduidingen noodzakelijke v o o r s c h r i f t e n , kunnen voorshands op basis van de bestaande in de Warenwet gegeven mogelijkheden w o r d e n gerealiseerd. 3. Tabakreclame Een algeheel v e r b o d tot reclame v o o r sigaretten en shag is alleen mogelijk via w e t in f o r m e l e zin. Daarbij bestaat een tweetal m o g e l i j k h e d e n : een algemeen v e r b o d , met daaraan v e r b o n d e n een limitatieve o p s o m m i n g van de uitingen die bij wijze van uitzondering w e l toegelaten zijn - het betreft hier uitingen die n a u w verweven zijn met de fabrikage van en handel in deze produkten - of een serie afzonderlijke v e r b o d s b e p a l i n g e n v o o r alle specifieke v o r m e n van reclame, met uitzondering van die v o r m e n , w a a r v o o r een verbod ongewenst of minder goed mogelijk is.
Tweede Kamer, zitting 1976-1977, 14 360, nr. 1
b
De reclame voor tabaksprodukten in zijn huidige v o r m loopt niet parallel aan het beleid dat w o r d t g e v o e r d met betrekking tot de gezondheidsvoorlichting en - o p v o e d i n g , gericht op het t e r u g d r i n g e n van het roken. De reclame, niet beperkt tot die voor tabaksprodukten, staat overigens op dit m o m e n t op meer plaatsen ter discussie. Ter v o o r b e r e i d i n g van een regeringsstandpunt ten aanzien van het gehele reclamevraagstuk v i n d t overleg plaats b i n n e n de w e r k g r o e p reclame van de Interdepartementale C o m m i s s i e Consumentenaangelegen heden (ICC). Gezien de relatie tussen tabakreclame en de g e z o n d h e i d s v o o r l i c h t i n g en ■opvoeding verdient het de voorkeur de tabakreclame uit het lopende interdepartementale overleg te lichten zodat de beperking van de tabakreclame afzonderlijk kan w o r d e n v o o r b e r e i d . De uitzondering die hiermede v o o r tabakreclame w o r d t gemaakt w o r d t gerechtvaardigd d o o r de o m s t a n d i g h e i d dat in tegenstelling tot andere produkten het gebruik van bij v o o r b e e l d sigaretten en shag direct schadelijk is v o o r de gezondheid. 4. Maatregelen op langere termijn Naast de hiervoor g e n o e m d e maatregelen, die o p kortere t e r m i j n te realiseren zijn, verdient het o v e r w e g i n g nu reeds te bezien welke maatregelen in een later stadium v o o r realisering in aanmerking k o m e n . De aanbevelingen uit het advies van de Gezondheidsraad kunnen hierbij als richtsnoer dienen. Gedacht kan bij voorbeeld w o r d e n aan een t o e k o m s t i g e beperking van verk o o p p u n t e n van tabaksprodukten (verwijdering van sigarettenautomaten, v e r k o o p uitsluitend via de officiële detailhandel) of g e b r u i k m a k i n g van de accijnswetgeving als i n s t r u m e n t tot beperking ( v e r h o g i n g van accijnzen) dan w e l regulatie (accijns gekoppeld aan gehalten schadelijke stoffen) van het tabaksgebruik. Aan de realisering van maatregelen als de g e n o e m d e zijn p r o b l e m e n verbonden van nationale en internationale aard. Zo zullen de g e v o l g e n van deze en andere mogelijk nog te realiseren maatregelen op financieel-economisch terrein zwaar kunnen w e g e n . O m de uitvoerbaarheid en wenselijkheid te kunnen o v e r w e g e n zal meer inzicht dienen te w o r d e n verkregen in het kosten-baten-aspect. Met de bestudering van op langere t e r m i j n eventueel te nemen maatregelen zal echter, in interdepartementaal verband, een begin w o r d e n gemaakt. De Ministerraad heeft zich met de hierboven uiteengezette voorstellen akkoord verklaard. Uiteraard zal interdepartementaal overleg bij de u i t v o e r i n g w o r d e n gepleegd, o.m. over de grondwettelijke aspecten en de modaliteiten van de beperking van tabakreclame. De Staatssecretaris van Volksgezondheid en Milieuhygiëne, J.P.M. Hendriks
Tweede Kamer, zitting 1976-1977, 14 360, nr. 1
6