Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1997–1998
25 600 XIII
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 1998
Nr. 7
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 28 oktober 1997 Als vervolg op mijn regelmatige verslaglegging aan u over handelsmissies en bilaterale bezoeken, bied ik u hierbij een verslag van mijn reis naar Ivoorkust en Ghana aan. De reis naar deze twee Afrikaanse landen vloeit voort uit de accentverlegging in de relatie met landen op het Afrikaanse continent. Ook daar wordt – mede als uitvloeisel van de herijking van het buitenlandse beleid – getracht de economische samenwerking meer gewicht te geven. Vanwege deze nieuwe accenten is mede ter voorbereiding van deze reis door mij een conferentie belegd over economische relaties met Afrika. Ook daarvan wordt hieronder verslag gedaan. Achtergrond Tot voor kort was het Afrikaanse continent een gebied dat weinig aandacht genoot vanuit het Nederlandse economische beleid. Gelukkig zijn er sinds enige tijd duidelijke lichtpunten waarneembaar en ik meen dat we die vanuit Nederland nauwlettend moeten volgen en daar waar nodig, vanuit de overheid ondersteunen. Enkele landen bevinden zich, zij het nog bescheiden, in een economische lift, waarbij een BNP groei van boven de 6 procent sinds enkele jaren gerealiseerd wordt. Dit is het gevolg van een democratiseringsgolf binnen Afrika, waarbinnen een nieuwe generatie Afrikaanse leiders zich kenbaar maakt, die het menens is met corruptiebestrijding en die adequaat management van de economie hoog op de agenda heeft staan. Deze positieve ontwikkeling en als consequentie hiervan een toenemende interesse bij het bedrijfsleven voor deze landen, vraagt om een actievere houding vanuit de Nederlandse overheid waarin de economische samenwerking met deze landen gestimuleerd wordt. De kans op een commerciële spin-off wordt hiermee vergroot. Om deze redenen wordt ook een betere afstemming gezocht tussen de instrumenten van ontwikkelingssamenwerking en die van EZ. Dit zal ook zijn weerslag hebben in het binnenkort vast te stellen regiobeleid Sub-Sahara Afrika 1997–2000. Juist door deze twee terreinen in elkaars
KST24780 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1997
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 XIII, nr. 7
1
verlengde te brengen, kunnen mogelijkheden voor duurzame economische samenwerking op kansrijke markten optimaal benut worden. Het Programma Samenwerking Opkomende Markten (PSOM) zal vanaf 1 januari 1998 van toepassing zijn op Ghana en Ivoorkust. Dit programma is een instrument dat steun aan de economische ontwikkeling in een land enerzijds en investeringsmogelijkheden van het Nederlandse bedrijfsleven anderzijds verenigt en bevordert. Binnen Afrika ten zuiden van de Sahara is dit programma reeds van toepassing op Zuid-Afrika en het zal, behalve in Ghana en Ivoorkust, in 1998 tevens starten in Zimbabwe. Ingevolge de afspraken met Jan Pronk zal Ontwikkelingssamenwerking het programma aansturen. Tevens is het de bedoeling om de Investerings Faciliteit Opkomende Markten (IFOM) op korte termijn van toepassing te doen zijn op Ghana en Ivoorkust. Binnen dit programma kan een joint-venture in een opkomende markt waarin vanuit Nederland wordt geïnvesteerd een achtergestelde lening krijgen om het risicodragend vermogen te versterken. Hierdoor wordt de onderneming financieel sterker en kredietwaardiger. Met de introductie van PSOM en IFOM wordt het beschikbare instrumentarium verbreed: samen met ORET/MILIEV (en de in ontwikkeling zijnde garantiefaciliteit t.b.v. ORET- en MILIEV-transacties voor landen waarop de NCM dicht is) en de activiteiten van het FMO kunnen zowel export- als investeringsrelaties effectief worden ondersteund. Daarbij is het goed te bedenken dat voor veel opkomende markten handels- en investeringstransacties in de praktijk nauw met elkaar verbonden zijn. Belangrijke randvoorwaarden voor private investeringen zijn immers o.a.: een stabiel politiek klimaat met een betrouwbaar en voorspelbaar overheidshandelen, heldere wet- en regelgeving ten aanzien van investeringen en voldoende infrastructurele voorzieningen. Exporttransacties verbonden aan investeringen in infrastructuur zijn daarom veelal instrumenteel voor het totstandkomen van investeringen. Per definitie geldt zoiets voor kapitaalgoederenleveranties in het algemeen. Daarnaast geldt natuurlijk a priori dat bedrijven alleen investeren in landen waar zij een markt zien voor hun produkten of diensten. Daarom gaat het opbouwen van een exportrelatie vaak vooraf aan een investeringsrelatie. Conferentie «Investeren in Afrika» Op 23 september vond op het ministerie van Economische Zaken een strategische Afrika-conferentie plaats. In samenwerking met het ministerie van Buitenlandse Zaken, VNO-NCW en de Netherlands African Business Council (NABC) was de conferentie georganiseerd om met het bedrijfsleven en NGO’s van gedachten te wisselen over duurzame economische relaties op de Afrikaanse markten. De conferentie behandelde de thema’s «kansen en knelpunten op de Afrikaanse markten», en «de rol van de overheid en het bedrijfsleven op deze markt». De aanwezige bedrijven (plus minus 30) hebben reeds ervaring met investeren in Afrika of zijn geïnteresseerd om dit in de nabije toekomst te gaan doen. Organisaties als het Novib en het FMO waren tevens aanwezig. De vertegenwoordigers van het bedrijfsleven onderschreven de positieve politieke en economische ontwikkelingen die zich aftekenen in een (nog beperkt) aantal landen in Sub-Sahara Afrika. Liberalisering en daardoor kansen op een bestendige economische groei zijn geen uitzonderingen meer. Tegelijkertijd blijven de bedrijven voorzichtig: kansen doen zich slechts voor in bepaalde regio’s en sectoren en de risico’s verbonden aan het zaken doen met Afrika beschouwen zij als groot. De kansen liggen vooral in het zuiden (met name Zuid-Afrika en Zimbabwe) en het Westen (met name Benin, Ivoorkust, Senegal, Ghana). De meeste Afrikaanse markten lenen zich niet voor korte termijn acties,
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 XIII, nr. 7
2
maar vergen een langdurige aanwezigheid en investering. Samenwerking met lokale partners is hierbij essentieel. In die landen en in die sectoren waar duidelijk kansen liggen, maar waar ondernemingen nog aarzelen vanwege de risico’s, wordt een ondersteuning van de Nederlandse overheid als vruchtbaar gezien. In de conclusie kwam naar voren dat: 1 Afrika vanuit een economisch oogpunt de moeite waard is, indien men zich richt op specifieke sectoren en landen. Door middel van een effectief beleid en instrumentarium (van overheid, financieringsinstellingen en NGO’s) kunnen investeringen daadwerkelijk worden bevorderd. 2 Het beleid zich dient te richten op die Afrikaanse landen die de wil hebben getoond een goed openbaar bestuur en economische hervormingen door te voeren. Het Nederlands beleid moet erop gericht zijn dit verder te bevorderen. Dit kan door middel van ontwikkelingssamenwerking en het onderhouden van bilaterale contacten op overheidsniveau. 3 Belangrijke obstakels kunnen worden verkleind met behulp van een gericht investeringsinstrumentarium. Dat dient ondermeer te bestaan uit een verzekering tegen politieke risico’s en financieringsinstrumenten. 4 Hulpgelden dienen, naast basisvoorzieningen als onderwijs, in belangrijke mate te worden gericht op de private sector. Aandacht voor investeringsbevorderings-instrumenten staat hierbij centraal. Het PSOM werd in deze context aangehaald als goed initiatief. Aan het stimuleren van handelsstromen wordt minder belang gehecht, met uitzondering van ondersteuning ten aanzien van export van ontwikkelingsrelevante kapitaalgoederen. 5 Het Nederlandse ambassade-netwerk in Afrika zou meer benut kunnen worden voor de ondersteuning van het bedrijfsleven. 6 Voor opkomende markten in Afrika kan het werken met zogenaamde Task-Forces van bedrijven een goede aanpak zijn. Know-how op verschillende terreinen kan worden gebundeld en de overheid kan meer gericht ondersteuning bieden. Handelsmissie Ivoorkust en Ghana Van 27 september tot en met 3 oktober bracht ik een bezoek aan respectievelijk Abidjan en Accra. Tijdens het bezoek werd ik vergezeld door een bedrijvendelegatie van 24 bedrijven in Ivoorkust en 36 bedrijven in Ghana, onder leiding van de heer Van den Akker, voorzitter van de Nederlandse Export Combinatie. De deelnemende bedrijven zijn met name actief op het terrein van infrastructuur (haven en wegen), transport, watermanagement en in de financiële sector. Reden voor dit bezoek was de groeiende belangstelling van het bedrijfsleven voor Ivoorkust en Ghana, wat tot uiting komt in de handelsen investeringscijfers, die over het algemeen een stijgende lijn vertonen. Het PSOM-instrument, kon ik, namens Jan Pronk, in beide landen presenteren. De aard van het bezoek kan gekenschetst worden als verkennend, zowel wat het ministerie als het merendeel van de bedrijven aangaat. Voor de bedrijven was met name Ivoorkust nog een onbekend terrein.
Bevindingen Het bezoek kan gezien worden als een follow-up van het recente bezoek aan Nederland van de Ivoriaanse Eerste Minister, de heer D. Kablan Duncan in april jl. en van de Ghanese handelsmissie, onder leiding van de presidentiële adviseur de heer P.V. Obeng in 1996. Beide missies werden toen tevens vergezeld door een omvangrijke regerings- en bedrijvendelegatie. In Ivoorkust heb ik onder meer ontmoetingen gehad met de heren Kouassi (gastheer), Bédié (president van Ivoorkust), Duncan (eerste
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 XIII, nr. 7
3
minister), Kouassi Konan (minister van landbouw en veeteelt), de heer Bombet (minister van BiZa, waarnemend BuZa), mevrouw Ba-N’daw (onderminister economische infrastructuur, belast met energie en transport), de heer Kabbaj (president Afrikaanse Ontwikkelings Bank) en de heer Moulod (haven van Abidjan). Tevens heb ik een bezoek gebracht aan het Nederlandse textielbedrijf Uniwax-Vlisco. Op het programma in Ghana stonden ontmoetingen met onder meer de heren Abu (gastheer), Mills (vice-president), Peprah (ministerie van Financiën), mevrouw Brookman- Amissah (minister van Gezondheidszorg), mevrouw Amoako-Nuama (minister van Onderwijs), de heren Hammah en Akorli (vice-ministers Wegen en Transport), Newman (Cocoboard) en Akyea (Ghana Export Promotion Council). De delegatie was aanwezig bij de ondertekening van een contract tussen Heineken en ABC Breweries ten aanzien van een acquisitie van een brouwerij. Tevens werd ter gelegenheid van de opening van een nieuw plantagecomplex van de Volta River Estate Ltd (OKE bananen) een gedenksteen onthuld. De bananenplantage is opgezet met behulp van FMO participatie. Uit de hartelijke ontvangst, alsmede de aandacht in de media bleek dat beide landen veel waarde hechten aan het Nederlandse bezoek. Opvallend was de openheid, met name in Ghana, waarmee de gesprekken gevoerd werden. Aanwezige bedrijven konden hun wensen (maar ook klachten) ter sprake brengen. Een groot aantal concrete problemen kon hierbij ter plekke tot een oplossing worden gebracht. Met mijn Ghanese counterpart is afgesproken dat over sommige handelsbelemmeringen nog contacten zullen zijn. Kenmerkend in Ivoorkust was de wil om het land ook te openen voor niet-Franse bedrijven. De Ivoriaanse wens om Nederlandse investeerders aan te trekken, werd geconcretiseerd door de ondertekening van een Memorandum of Understanding. Hierin kwam ik met mijn counterpart overeen dat op korte termijn een Investeringsbeschermingsovereenkomst met Ivoorkust getekend zal worden. In beide landen is uitvoerig gesproken over het stimuleren van een economische relatie tussen Nederland en Ivoorkust en Ghana. Het beschikbare instrumentarium (o.a. ORET, MILIEV, PSOM) vanuit Nederland om deze relatie te bevorderen kon hierbij naar voren gebracht worden. Mijn Ivoriaanse en Ghanese gesprekspartners gaven tijdens de gesprekken te kennen zeer geïnteresseerd te zijn in een handelsrelatie met Nederland. In hun huidige economische beleid wordt ook sterk de nadruk gelegd op het aantrekken van (private) investeringen. De overheid trekt zich op veel economische terreinen terug, terwijl de private sector door middel van verschillende maatregelen actief aangemoedigd wordt om activiteiten te ontplooien. Dit beleid ligt in beide landen in lijn met de aanbevelingen van de IMF en WB en komt tot uiting in de volgende beleidsaanpak: 1) nastreven van een goede macro-economische omgeving, waarbij de nadruk ligt op de beteugeling van de inflatie (met name in Ghana is deze hoog) en het in de hand houden van bestedingen door de publieke sector; 2) nadruk op de verdere terugtrekking van de staat uit (commerciële) activiteiten (o.a. cacao, telecom, electriciteit, infrastructuur). Een groot aantal infrastructurele projecten wordt in dit verband in een Build Operate and Transfer (BOT) constructie gegoten; 3) het scheppen van een adequaat juridisch kader t.b.v. de ontwikkeling van de private sector; 4) terugdringen van de bureaucratie tot een minimaal niveau. Het nieuwe PSOM werd in het kader van het stimuleren van de private sector bijzonder welkom ontvangen, waarbij de bewindslieden al een eerste reactie gaven ten aanzien van mogelijke samenwerkingsterreinen. De suggesties concentreerden zich op: economische infrastructuur (met name de ontwikkeling van de havens, telecom en energie), landbouw/
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 XIII, nr. 7
4
agro-industrie (leveren van toegevoegde waarde aan visverwerking, melk, cacao en opzetten van bloementeelt, alsmede verpakking en distributie) en de ontwikkeling van de dienstensector (o.a. toerisme). In beide landen vormde de discussie die in de EU wordt gevoerd inzake een mogelijke harmonisatie van 5% cacao vervangende vetten in chocolade, een thema in vrijwel alle gesprekken. Tevens liet Ghana weten goede hoop te hebben op een betere toegang van haar bananen tot de EU markt, nu het WTO beroepslichaam bepaald heeft dat het huidige EU-bananenregime strijdig is met de bepalingen van GATT/WTO. Tijdens de evaluatie met de deelnemende bedrijven bleek dat zij de kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven in beide landen als positief en veelbelovend ervoeren. De resultaten tijdens deze missie varieerden van het aanhalen van contacten en het tekenen van contracten tot concrete toezeggingen van de overheid ter plaatse om te werken aan het opheffen van specifiek opgebrachte handelsbelemmeringen. Graag bespreek ik de opgedane ervaringen in nader overleg met u. De Staatssecretaris van Economische Zaken, A. van Dok-van Weele
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 XIII, nr. 7
5