Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Zitting 1981-1982
17 039
Wijziging van de Arbeidswet 1919 (Jongerenstatuut)
Nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING V A N HET VERSLAG Ontvangen 26 februari 1982 Met v o l d o e n i n g heb ik uit het eindverslag van de vaste C o m m i s s i e voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid kunnen o p m a k e n , dat dit w e t s o n t w e r p door alle fracties met i n s t e m m i n g is o n t v a n g e n . De leden van de C.D.A.-fractie v r o e g e n zich af, of het w e t s o n t w e r p v o l d o e n d e w a a r b o r g e n biedt o m oneigenlijk gebruik, bij v o o r b e e l d overwerk d o o r j o n g e r e n , tegen te gaan. Zij w i l d e n daarover nader g e ï n f o r m e e r d worden. Ik merk hierover het v o l g e n d e op. Volgens het w e t s o n t w e r p is het m o g e n arbeiden door jeugdige personen in variabele werktijden onlosmakelijk v e r b o n d e n aan een variabele w e r k t i j d regeling v o o r mannen en v r o u w e n . Laatstbedoelde regelingen, die v o o r het overgrote deel v o o r k o m e n in fabrieken of werkplaatsen en kantoren, zijn, w a n n e e r in dergelijke i n r i c h t i n g e n het wettelijk toegestane d a g m a x i m u m w o r d t overschreden, o n d e r h e v i g aan een v e r g u n n i n g van het districtshoofd van de Arbeidsinspectie, die daarvoor m a c h t i g i n g n o d i g heeft van de Directeur-Generaal v a n de A r b e i d . Bij die v e r g u n n i n g e n w o r d t steeds als een van de v o o r w a a r d e n o p g e n o m e n , dat de c o m p e n s a t i e van de overschrijding van de n o r m a l e arbeidstijd moet gebeuren in vrije t i j d , die o p g e n o m e n dient te w o r d e n buiten de in de v e r g u n n i n g als v o o r w a a r d e gestelde verplichte a a n w e z i g h e i d s t i j d , de zogenaamde bloktijd. In de gevallen, w a a r i n door v o l w a s s e n e n zonder een v e r g u n n i n g variabel kan w o r d e n gewerkt, zal de grens van 9 uur, die in artikel 9f, derde lid, w o r d t v o o r g e s t e l d , afdoende w a a r b o r g e n bieden tegen oneigenlijk gebruik ten aanzien van jeugdige personen. Met het bovenstaande a n t w o o r d op de vraag van de C.D.A.-fractie, m e e n ik tevens de eerste vraag van de leden van de G.P.V.-fractie v o l d o e n d e b e a n t w o o r d te hebben. Ten aanzien van de vraag van de leden van de G.P.V.-fractie of de 40-urige werkweek w o r d t overschreden merk ik het v o l g e n d e o p . Het stelsel van variabele w e r k t i j d e n betekent dat de 40-urige w e r k w e e k kan w o r d e n overschreden; op langere t e r m i j n dient zulks dan echter te w o r d e n gecompenseerd, zodat g e m i d d e l d 40 uur per week w o r d t gewerkt. Het w e t s o n t w e r p verandert hieraan niets; het beoogt slechts w e d e r o m mogelijk te maken wat v o o r de i n w e r k i n g t r e d i n g van het J o n g e r e n s t a t u u t v o o r jeugdigen reeds toegestaan w a s . Laatstgenoemde leden v r o e g e n v o o r t s w a a r o m voor 9 uur gekozen is, of dit uit medisch of sociaal-psychisch o o g p u n t een absoluut m a x i m u m is en of de voorgestelde uitbreiding v a n de mogelijke w e r k t i j d met een half uur wel v o l d o e n d e soelaas geeft.
Tweede Kamer, zitting 1981 - 1 9 8 2 , 17039, nr. 6
1
Ik merk daarover het volgende op. Het werken in variabele werktijden kent naast voordelen ook nadelen. Deze nadelen liggen in de belasting, die een langere arbeidstijd dan 8 uur per dag met zich brengt en zijn zowel voor volwassenen als voor jeugdigen van fysieke en psychische aard (zie de brief van de Directeur-Generaal van de Arbeid aan de Commissie Arbeidswetgeving van de SER dd. 23 april 1974 in het SER-advies inzake variabele werktijden, uitgave 1975 nr. 1, bijlage III). Daarom wordt thans in de door mij afgegeven vergunningen voor volwassenen een maximale arbeidstijd per dag van 9 uur gesteld. Als deze bezwaren al gelden voor volwassenen, hoeveel te meer gelden zij dan voor jeugdigen. Op grond hiervan moet de bovengrens van 9 uur per dag voor laatstgenoemde categorie dan ook als een maximum beschouwd worden. Deze leden stelden voorts de vraag of de uitbreiding met een half uur (vergeleken met de regeling van artikel 9f, lid 2,) wel voldoende soelaas geeft. Ik wil daarover vooreerst opmerken dat artikel 9f, tweede lid, slechts kan worden toegepast bij wisseling van ploegen op koopavonden. In het wetsontwerp gaat het evenwel niet om een speciale regeling voor koopavonden, doch om een uitbreiding van de in het eerste lid van artikel 9f bedoelde tijd van 8 naar 9 uur ten einde jeugdige personen de mogelijkheid te bieden variabel te kunnen werken. Uit het bovenstaande blijkt, dat met opzet is afgezien van een stelsel waarbij de maximale arbeidstijd per week als criterium is genomen. Voor alle duidelijkheid wil ik er naar aanleiding van de door deze leden gestelde vraag met betrekking tot de artikelen 9e tot en met 9n nog eens op wijzen, dat bij toepassing van variabele werktijden door jeugdigen binnen de thans in de wet neergelegde grenzen van deze artikelen overschrijding van de 8-urige werkdag niet mogelijk is, reden waarom het noodzakelijk is in de wet een opening te maken langer dan 8 uur per dag te werken. Ten slotte vroegen de leden van de G.P.V.-fractie of artikel 9g geen belemmering is voor variabele werktijden voor jongeren en of het daarin genoemd minimum aantal rusturen niet met 1 uur benedenwaarts moet worden bijgesteld. Ik merk hierover op, dat de praktijk uitgewezen heeft, dat de wettelijk gestelde werktijdgrenzen ruimschoots gelegenheid bieden om variabele werktijdregelingen toe te passen. Ik zie dan ook geen aanleiding dat daarvan zou moeten worden afgeweken. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H. d'Ancona
Tweede Kamer, zitting 1981 -1982, 17 039, nr. 6
2
Bijlage III Brief van de Directeur-Generaal van de Arbeid van 23 april 1974 aan de Commissie Arbeidswetgeving Ten behoeve van de behandeling van de adviesaanvrage in u w c o m m i s s i e betreffende variabele w e r k t i j d e n , doe ik u, i n g e v o l g e uw verzoek, onderstaand een beknopte schets t o e k o m e n van de p r o b l e m e n welke naar het inzicht van m i j n dienst met de uitvoering en toepassing van variabele werktijdregelingen samenhangen. In het eerste hoofdstuk zijn enkele h o o f d v o r m e n van deze systemen aangegeven. In het t w e e d e hoofdstuk zijn een aantal voor- en nadelen bijeengebracht welke een regeling kan hebben voor de werknemer(s), het bedrijf of de m a a t s c h a p p i j . I. Bedoelde systemen kunnen globaal w o r d e n opgedeeld in t w e e categorieën. A. Glijdende werktijdregelingen: Dit is een regeling met een eventueel per dag wisselende aanvangstijd maar met een constant aantal arbeidsuren per dag en per week. De eindtijden per dag liggen daardoor vast ten opzichte van de aanvangstijden tenzij de pauze in lengte varieert. Dit is een werktijdregeling w a a r b i j de w e r k n e m e r door v r o e g te k o m e n v r o e g kan vertrekken. Sparen van arbeidsuren is hier niet mogelijk. De aanvangstijden kan m e n , afhankelijk van de o n t w o r p e n regeling dagelijks, wekelijks of maandelijks wisselen. B. Variabele werktijdregelingen, ook w e l flexibele soms zelfs vrije w e r k t i j d r e g e l i n g e n g e n o e m d , afhankelijk van de mogelijke v a r i a n t e n : Dit is een regeling w a a r b i j variatie mogelijk is in het aantal arbeidsuren per dag en per week, a l s m e d e variatie in de aanvangstijd, in de lengte van de pauze en in de e i n d t i j d . Men is slechts verplicht o m per periode van bij voorbeeld 4, 8 of 13 w e k e n , een in de c a . o . vastgesteld aantal arbeidsuren te werken. In dit systeem is het mogelijk arbeidsuren te sparen en deze gespaarde uren o p een gegeven m o m e n t o m te zetten in vrije uren of vrije dagen. In bijlage 1 treft u een meer uitgebreide systeemuiteenzetting aan waarin nog subvarianten besproken w o r d e n . Sinds begin 1971 bereiken m i j n dienst in t o e n e m e n d e mate verzoeken o m de arbeidsuren per dag op g r o n d van persoonlijke of collectieve voorkeuren te m o g e n verschuiven c.q. v e r l e n g e n . Variabele w e r k t i j d r e g e l i n g e n van het type IB w o r d e n tot op heden v r i j w e l uitsluitend aangevraagd door o n d e r n e m i n g e n voor hun kantoorafdelingen, laboratoria e.d. Dit betreft sinds einde 1972 ca. 120 bedrijven in het gehele land. De uiteindelijk voorgestelde regeling is v e e l v u l d i g na mede-overleg met de Arbeidsinspectie tot stand g e k o m e n . Dit was noodzakelijk o m d a t m i j n dienst v o o r de g o e d k e u r i n g begrenzingen stelt ten aanzien van de m a x i m a l e arbeidsduur per dag en per week. Na experimenten in enkele bedrijven zijn met het oog op o n g e w e n s t e g e v o l g e n ten aanzien van verkorting van de werkweek ook nog andere beperkende bepalingen in de v e r g u n n i n g o p g e n o m e n . Deze bepalingen zijn bij de adviesaanvrage aan de Stichting van de A r b e i d in de l o o n c o m m i s s i e besproken en b e a n t w o o r d e n mijns inziens aan de i n d e laatste alinea van haar advies gestelde w a a r b o r g e n voor het toelaten van experimenten op dit t e r r e i n . Zie adviesaanvrage en advies in bijlage 2 en 3. Goedgekeurd w e r d e n systemen welke v o o r w a a r d e n inhielden als g e n o e m d in bijlage 4. Glijdende w e r k t i j d r e g e l i n g e n van het type IA w e r d e n in naar schatting enkele h o n d e r d e n bedrijven toegepast, zo ook bij de overheid op een g r o o t aantal ministeries en diensten. Het aantal bedrijven is niet bekend o m d a t bedrijven in de regel voor dit systeem geen v e r g u n n i n g nodig hebben. Wel plegen die bedrijven meestal overleg o m d a t het systeem enige p r o b l e m e n geeft met betrekking tot het hanteren van de arbeidslijst of het arbeidsrooster.
Tweede Kamer, zitting 1981 - 1 9 8 2 , 17 039, nr. 6
3
II. Voor- en nadelen van verschillende stelsels a f g e w o g e n aan regelingen met een n o r m a l e v e r d e l i n g v a n de wekelijkse a r b e i d s d u u r van 8 uren per dag en 5 dagen per week (eventueel 5 x 8'A» uren). A. Voor de werknemer 1. Glijdende w e r k t i j d e n bieden de w e r k n e m e r het v o o r d e e l dat de totale diensttijd ingepast kan w o r d e n aan zijn persoonlijke instelling, aan de eigen ritmiek en zijn b e h o e f t e n p a t r o o n . De matineuze werker kan bij v o o r b e e l d beginnen o m 7.30 uur, de slowstarter o m 9 uur. Het systeem heeft het v o o r d e e l dat hierbij wellicht geen persoonlijke tijdregistratie behoeft te w o r d e n v o o r g e s c h r e v e n . 2. Het toepassen v a n z.g. variabele w e r k t i j d e n geeft de w e r k n e m e r meer vrijheid de werktijd qua m o m e n t en duur aan eigen behoefte aan te passen en b e a n t w o o r d t m e d e aan een groeiend v e r l a n g e n naar meer inspraak m e t betrekking tot het bepalen van de eigen w e r k t i j d . 3. Wat betreft de relatie tussen glijdende en variabele w e r k t i j d r e g e l i n g e n en de arbeidsbelasting van het i n d i v i d u , kan het v o l g e n d e w o r d e n opgemerkt. Een glijdende w e r k t i j d r e g e l i n g kan tot een a f n a m e v a n de arbeidsbelasting leiden, bij v o o r b e e l d d o o r de arbeidsperiode zo te kiezen dat spitsen in het verkeer w o r d e n v e r m e d e n . Dit kan bij v o o r b e e l d v o o r oudere w e r k n e m e r s van belang zijn. Een a f n a m e van de arbeidsbelasting kan ook ontstaan d o o r de werktijden zo te kiezen dat in de periode van de dag dat m e n werkt de a r b e i d s o m s t a n d i g h e d e n het gunstigst zijn. Aan variabele w e r k t i j d r e g e l i n g e n zijn d o o r de g r o t e r e vrijheden van handelen consequenties v e r b o n d e n van fysieke en psychische aard. Gesteld mag w o r d e n dat een 8-urige w e r k d a g het meest aanbevelenswaardig moet w o r d e n geacht. Een arbeidsdag van 8 uren betekent ook een aanvaardbare dagelijkse a r b e i d s i n s p a n n i n g , w a a r b i j de arbeidstijd + rustpauze + reistijd een aanvaardbare totale afwezigheidstijd v a n huis van g e m i d d e l d 91/2 uur en m a x i m a a l 101/2 uur betekent. Verlenging van de dagelijkse arbeidsduur kan i n d i e n met dezelfde intensiteit per uur g e w e r k t w o r d t tot overbelasting leiden in fysisch en psychisch opzicht. Uit een o o g p u n t van a r b e i d s b e s c h e r m i n g zullen d a a r o m bij dergelijke regelingen zeker beperkingen m o e t e n w o r d e n gesteld aan de lengte van de arbeidsdag. Het toestaan van w e r k t i j d e n t o t een hoog m a x i m u m per dag houdt naar mijn m e n i n g b o v e n d i e n het gevaar in dat niet alleen de sterken er een uitputtend gebruik v a n m a k e n , maar dat zo'n schema van lange w e r k d a g e n ook zelfs o n g e w i l d w o r d t o p g e d r o n g e n aan m i n d e r sterken en dat deze laatste groep w o r d t aangezet hun (lagere) belastbaarheidsgrenzen te o v e r s c h r i j d e n ; een v e r g r o t i n g van het ziekteverzuim kan hiervan het g e v o l g zijn. Reeds een 9-urige w e r k d a g w o r d t in het a l g e m e e n als te lang ervaren. Overschrijden van de «normale» w e r k t i j d zou eveneens tot schadelijke effecten kunnen leiden in die gevallen w a a r i n de w e r k n e m e r s zijn blootgesteld aan toxische stoffen, lawaai, etc. De h i e r v o o r opgestelde n o r m e n gelden v o o r de 8-urige w e r k d a g . Bij v e r l e n g i n g v a n de arbeidsdag treedt in die gevallen een v e r s m a l l i n g van de v e i l i g h e i d s m a r g e o p die mogelijk leidt tot een bedreiging v a n de g e z o n d h e i d . 4. Daar de verlangens van de w e r k n e m e r s veelal blijken te gaan naar een langer w e e k e i n d e , kan toepassing van het systeem van variabele w e r k t i j d e n , w a a r b i j op s o m m i g e dagen langer w o r d t gewerkt en op andere dagen korter, ertoe leiden dat - indien geen beperkingen in het systeem w o r d e n gesteld - een 4 of 4','2-daagse w e r k w e e k w o r d t gerealiseerd. Voorbeelden van m o g e l i j k e regelingen (verzoeken o m v e r g u n n i n g hiervoor zijn in v o o r k o m e n d e gevallen afgewezen) zijn: 4 x 9'M + 5'/2 (421/2>; 4 x 91/2 + 1 x 4V2 (42V2); 4 x 101/4 (41); of de ene week 5 x 9 (45) en de andere week 4 x 91/2 (38; g e m i d d e l d 41V2 uur per week); en bij een 40-urige werkweek bij voorbeeld 4 x ca. 9 en 4 x 9 + 1 x 8 uur in t w e e w e k e n .
Tweede Kamer, zitting 1981 - 1 9 8 2 , 17 039, nr. 6
4
5. Niet alle groepen werknemers kunnen variabele werktijden toepassen. Sommige bedrijven kunnen wel, andere bedrijven kunnen niet hun organisatie daaraan aanpassen. Ook binnen een bedrijf zullen groepsverschillen gaan ontstaan tussen hen die volgens een vast rooster moeten blijven werken, hen die glijdende werktijden kunnen toepassen en hen die variabele werktijden mogen bezigen. Het toepassen van vormen van variabele werktijdenregelingen zal derhalve zeker de statusverschillen vergroten. Deze statusverschillen zullen sterker wegen wanneer bovendien daardoor de andere groep nog een kortere werkweek weet te realiseren. 6. Het afwisselen van korte met lange werkdagen kan - hoewel dit op eigen initiatief geschiedt - leiden tot ritmeverstoringen en daarmede invloed hebben op welbevinden en arbeidsmotivatie. Talrijke fysiologische processen verlopen namelijk ritmisch. Van groot belang is het 24-uurs ritme respectievelijk het dag-nacht-ritme van de lichaamsfuncties. Verstoringen van dit ritme leiden tot allerlei klachten, zoals o.a. bij ploegendienst het geval is. Het werken in «normale» dagdienst is globaal in overeenstemming met het normale dag-nacht-ritme. Echter: het dag-nacht-ritme vertoont van individu tot individu verschillen; we kennen de z.g. «ochtend-» en «avondmensen». Doch ook bij een individu kan het ritme enigermate variëren. 7. Indien een vierdaagse werkweek zou worden gerealiseerd welke afgewisseld wordt met 3 dagen vrije tijd dan zal - zo zeggen een aantal arbeidspsychologen - de gerichtheid op de arbeid verminderen en de arbeidslust en de arbeidsmotivatie afnemen. 8. Indien variabele werktijdregelingen worden toegepast zal het bedrijf gedwongen kunnen zijn om per individu een objectieve tijdregistratie toe te passen in de vorm van een registratie-apparaat. Ook de overheid kan het noodzakelijk achten dat, in verband met arbeidsbelastingsaspecten, de arbeidstijden per individu worden geregistreerd. 9. De organisatie van het poolen van door werknemers georganiseerd gemeenschappelijk vervoer wordt door variabele werktijden bemoeilijkt. B. Voor het bedrijf 1. Realiseerbaarheid van variabele werktijden. Het bedrijf heeft bij de huidige structuur van opbouw en investering slechts in beperkte mate de mogelijkheid om arbeid zodanig te organiseren of te reorganiseren dat het toepassen van glijdende of variabele werktijdregelingen mogelijk wordt. Bij solitaire functies zal zulks weinig moeilijkheden geven, echter naarmate het samenwerkingsverband strakker is, zal ook meer en meer eenzelfde samenvallende werktijd moeten worden aangehouden. Het blijkt in het algemeen slechts voor bepaalde bedrijfsonderdelen mogelijk te zijn om geheel variabele werktijdregelingen te realiseren, zoals in laboratoria, administraties e.d. Glijdende en variabele werktijdregelingen roepen organisatorische problemen op, moeilijkheden van werkafstemming en samenwerking zowel binnen het eigen bedrijf alsook in de contacten met andere bedrijven. 2. Indien variabele werktijdregelingen leiden tot sterke verlengingen van de arbeidsduur per dag moet het bedrijf er rekening mee houden dat de produktiviteit op die dagen niet dezelfde zal zijn als bij een 8-urige werkdag. Voortdurend langere werkdagen dan 8 uren doen de produktiviteit per uur dalen, terwijl van korte werkdagen niet een evenredig hogere produktiviteit mag worden verwacht. Echter ook halve werkdagen kunnen een verlaging van de produktiviteit inhouden. Verwezen kan in dit verband worden naar de ervaring tot 1961 met de 51/2-daagse werkweek. Destijds verklaarde men de zaterdagochtend een weinig produktieve klusjesdag waartegenover een kostenpakket stond van reistijd, reisgeld, bedrijfsverwarming e.d. Dit oordeel droeg zeker bij tot een versnelde uitvoering van de vijfdaagse werkweek.
Tweede Kamer, zitting 1981 -1982, 17 039, nr. 6
5
3. Glijdende en variabele werktijden geven een onrustig beeld in de z.g. g l i j t i j d p e r i o d e 's ochtends en 's avonds hetgeen de produktiviteit niet g u n s t i g beïnvloedt. Vooral het vroegere vertrek in de n a m i d d a g heeft g e d u r e n d e enige tijd geen gunstige s t i m u l a n s op de werklust van de blijvers. Of daarna de weergekeerde vergrote rust een extra gunstige i n v l o e d heeft op de werklust is niet bekend. 4. Glijdende en variabele werktijden bemoeilijken de v e r v o e r s p r o b l e m e n v o o r zover die door en v o o r het bedrijf collectief verzorgd w o r d e n . 5. Glijdende en variabele werktijden zullen zeker een gunstige invloed hebben op de verkeersspreiding. In Frankrijk heeft m e n reeds in 1957 in een aantal steden projecten georganiseerd met het oog op spreiding en afvlakking v a n verkeerspieken. Dit w a r e n geen variabele werktijden. Die spreiding had een gunstige invloed op de verkeersafwikkeling terwijl door de lagere piekbelasting de geïnvesteerde verkeerscapaciteit kon w o r d e n verlaagd. Gezegd zij dat aldaar de aanvangstijden, de middagpauze van 12 tot 2 en de eindtijd v o o r d i e n zeer gelijk w a r e n en 4 x per dag e n o r m e verkeerspieken veroorzaakten. Van individueel glijdende of variabele w e r k t i j d e n zal echter ook een gunstige invloed uitgaan op de verkeersspreid i n g . De w e r k n e m e r zal die r e i s m o m e n t e n kiezen die de minste stagnatie g e v e n , zodat de afwezigheidstijd van huis zo g u n s t i g mogelijk w o r d t . Tevens m o g e nog w o r d e n verwezen naar een artikel in Economisch-Statistische Berichten nr. 59 (1974) « W o n d e r m e d i c i j n e n tegen verkeersspitsen» van Dr. F. van Dam. C. Voor de maatschappij 1. Indien de m o g e l i j k h e d e n v o o r de ene w e r k n e m e r duidelijk verschillen met die v o o r a n d e r e n , door bij v o o r b e e l d de ene categorie meer vrijheid te geven dan de andere categorie, dan zal dit aanleiding geven tot sociale onrust. Dit zal te meer het geval zijn indien verschillen groter zijn. Indien het niet uitsluitend een kwestie is van eigen begin-/eindtijden te bepalen zoals bij glijdende werktijden maar indien via volledig variabele w e r k t i j d e n 4-daagse werkweken kunnen w o r d e n toegepast door bepaalde g r o e p e n w e r k n e m e r s , zal dit tot grote verschillen aanleiding kunnen geven. 2. Gelet o p een reeds in de aanvragen herkenbaar streven o m de n o r m a l e wekelijkse arbeidsduur tot een 4 1 /2-daagse werkweek te c o m p r i m e ren, zal druk ontstaan op de totale arbeidsduur per week. Enerzijds zal het d a g m a x i m u m 9 uren of meer al altijd als te lang w o r d e n bevonden en een motief v o r m e n t o t v e r k o r t i n g van de arbeidsduur, anderzijds zal de halve dag op v r i j d a g weer een grotere inefficiency verkrijgen zoals v o o r h e e n op z a t e r d a g m o r g e n het geval was (zie B, onder 2). Het is mijns inziens dan ook te v e r w a c h t e n dat - in analogie hieraan - een 4'/2-daagse werkweek o p n i e u w voedsel zal geven aan een streven naar een nog verder gaande arbeidstijdverkorting. 3. Een te snelle overgang naar een 4-daagse werkweek, v o o r l o p i g nog met langere w e r k d a g e n dan 8 uren zal tevens het t e m p o van de arbeidstijdv e r k o r t i n g doen versnellen. Bovendien zullen dit t e m p o en de lange w e r k d a g e n het g r o e i t e m p o van de e c o n o m i e in ongunstige zin beïnvloeden. In dit kader m o g e ik nog de aandacht vestigen op het voorstel van de Europese C o m m i s s i e tot een aanbeveling van de Raad inzake het principe van de 40-urige w e r k w e e k en 4 weken betaalde vakantie. In dit voorstel w o r d t de lid-staten aanbevolen de nodige stappen aan te w e n d e n via de nationale w e t g e v i n g en/of, zo n o d i g , via nauwe s a m e n w e r k i n g met de sociale partners, resulterend in collectieve arbeidsovereenkomsten, o m ervoor te zorgen dat de arbeidsuren in beginsel (die sectoren waar dit o n u i t v o e r b a a r is, uitgesloten) w o r d e n gespreid over vijf w e r k d a g e n . (Publikatieblad v a n de Europese Gemeenschappen Nr. C 8/27 d d . 31-1-1974). 4. Indien via systemen van variabele werktijden een 4 1 /2-daagse en een 4-daagse w e r k w e e k in handel, industrie en zakelijke dienstverlening kan w o r d e n bereikt, rijst de vraag welke invloed deze verkorte werkweek heeft
Tweede Kamer, zitting 1981 - 1 9 8 2 , 17 039, nr. 6
6
op het onderwijsritme. Bij verlenging van een vrij weekeinde zal zeker aandacht gegeven moeten worden aan zich wijzigende wensen ten opzichte van de recreatie. Maatschappelijk gezien zal een verlenging van het vrije weekeinde zeer beslist van invloed zijn op de verkeersspreiding, onderwijs en recreatie. Dit eist echter wetenschappelijk onderzoek en vergt veel tijd. De Minister voor wetenschapsbeleid heeft inmiddels reeds contact opgenomen met de Stichting Universitair Instituut voor Sociaal Wetenschappelijk Onderzoek (SISWO) te Amsterdam. Zoals in de voorgaande analyse tot uitdrukking is gebracht, kan het toepassen van glijdende werktijden aan een deel der werknemers meer vrijheid geven de dagelijkse vaste arbeidsduur zodanig in te passen, dat deze beter past in het persoonlijke levensritme. Aangezien niet alle werknermers een zodanige vrijheid kan worden gegeven, zullen er verschillen met de categorie werknemers met een vast rooster ontstaan. De verschillen die optreden zijn evenwel beperkt. Allen hebben een 8-urige arbeidsdag (of 8'M en 5 werkdagen per week. Wel kan één categorie vrijelijk het aanvangsuur en daarmee het einde van de werktijd naar eigen goeddunken bepalen. Ten aanzien van de categorie waarvoor variabele werktijdregelingen mogelijk zijn, kan naast eerder genoemde voordelen de toepassing ook leiden tot ongewenste gevolgen voor de werknemer zelve, voor de onderlinge verhoudingen, voor het bedrijf en voor de maatschappij. Voor de bescherming van werknemer is het noodzakelijk een maximale arbeidsduur per dag aan te geven. Dit maximum mag, omdat onbekend is om welke arbeid het gaat, noch welk individu die taak uitvoert, niet te hoog liggen. Aangezien het menselijk prestatievermogen per leeftijdscategorie reeds kan uiteenlopen en deze verschillen nog verder uiteenwijken indien men 25a 30-jarigen vergelijkt met 60/65-jarigen moeten voor variabele regelingen bescheiden maxima in arbeidsduur in acht worden genomen. Dit is bovendien nodig omdat minder sterken wel ongewild gedwongen kunnen zijn met een bepaald werktijdenpatroon mee te draaien. Indien men de onderlinge verschillen tussen werknemers weinig uit elkaar wil laten groeien, zullen in het strikte geval variabele werktijden niet moeten worden toegepast doch zal men alleen glijdende regelingen moeten toelaten. In dat geval is het zeker dat de arbeidsduur per dag 8 uren blijft en voor allen een 5-daagse werkweek blijft gelden. Worden variabele werktijdregelingen toegelaten doen wil men het realiseren van 4 of 4'/2-daagse werkweken om maatschappelijke redenen niet toelaten dan moeten bepalingen in elke regeling worden geëist opdat de opgespaarde tijd uitsluitend buiten de stamtijd mag worden opgenomen. Evenmin mag dan opgespaarde tijd worden omgezet in vrije dagen. De problematiek aangestipt in II C 4 is zeker van belang bij overwegingen en de beoordeling inzake het vrijlaten, het gebonden toelaten of het verbieden van systemen van glijdende en variabele werktijden. Onderzoek ten aanzien van probleemvelden genoemd in II C 4 vergt evenwel zeer veel tijd. Er bestaat behoefte nu reeds een voorlopige beleidsstandpunt in te nemen (te bepalen). Wellicht is het mogelijk dat uw beoordeling van de in de overige punten genoemde aspecten reeds leidt tot een zodanig advies voor een te voeren beleid dat daarmede eventuele conclusies uit het nog te verrichten wetenschappelijk onderzoek niet zullen worden doorkruist.
Tweede Kamer, zitting 1981 -1982, 17039, nr. 6
7