Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2004–2005
28 785
Armoedebestrijding: de financiële ondersteuning
24 515
Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting
Nr. 12
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 10 mei 2005 De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 23 maart 2005 overleg gevoerd met staatssecretaris Van Hoof van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het kabinetsstandpunt over het advies van de Denktank armoedebestrijding (28 785, nr. 10). Hierbij kunnen ook worden betrokken: – de brief d.d. 15 februari 2005 inzake schuldenproblematiek (24 515, nr. 67); – de brief d.d. 22 maart 2005 over de reactie op het rapport «Rond of Rood 2004» (28 785, nr. 11). Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie
Samenstelling: Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Bibi de Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), voorzitter, Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD).Plv. leden: Depla (PvdA), Kos¸erKaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GroenLinks), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GroenLinks), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Egerschot (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF), Schippers (VVD).
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA) waardeert het dat in het advies van de Denktank armoedebestrijding breed wordt ingegaan op de problematiek van mensen met een laag inkomen en hun kinderen. Daarom betreurt zij het dat de regering de aanbevelingen van de Denktank armoedebestrijding om de participatie van kinderen en jongeren uit arme gezinnen te vergroten, eigenlijk alleen maar voor kennisgeving aanneemt en niet de indruk wekt dat het haar echt kan schelen hoe de positie van die mensen verbeterd kan worden. Cijfers aangaande de inkomensontwikkeling van arme gezinnen en de kansen van hun kinderen laten zien dat armoedebestrijding geen overbodige luxe is. Daarom moet de regering duidelijker maken wat haar plannen op dit punt zijn, bijvoorbeeld waar het gaat om de kinderopvang en de dagopvang. Ook moet zij aangeven hoe zij de problematiek van zwerfjongeren en alleenstaande tienermoeders wil aanpakken en hoe zij de armoedeval een halt wil toeroepen. Wil de staatssecretaris aangeven hoe hij de verschillende aanbevelingen van de Denktank denkt te gaan uitvoeren, wat dat kost, welke middelen daarvoor beschikbaar zijn en op welke termijn een en ander haalbaar is? In een proefschrift heeft oud-staatssecretaris Van Eijk aangegeven hoe een beter inzicht verkregen kan worden in de inkomensontwikkeling van kwetsbare groepen. Wil de staatssecretaris er met zijn collega van Financiën voor zorgen dat de systematiek die ontwikkeld wordt voor het bepalen van de inkomensontwikkeling, echt leidt tot een beter inzicht in de koopkracht en de draagkracht van kwetsbare groepen? In zijn brief inzake de schuldenproblematiek heeft de staatssecretaris meer
KST86551 0405tkkst28785-12 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 785 en 24 515, nr. 12
1
1
toezeggingen op het vlak van schuldsanering gedaan dan de minister van Justitie in het kader van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp). Is de staatssecretaris bereid om de verdere afhandeling van dit wetsvoorstel gezamenlijk met de minister van Justitie aan te pakken? Voorkomen moet namelijk worden dat de schuldenproblematiek verkokerd aangepakt wordt door Justitie. In de reactie van de regering op het rapport Rond of Rood 2004 wordt slechts summier ingegaan op de constatering dat de gevolgen van het inkomensbeleid veel harder zijn aangekomen bij mensen met een laag inkomen dan voorspeld. Doet de in het rapport genoemde schrikbarende stijging van de woonlasten zich alleen in Rotterdam voor of is dat een landelijke ontwikkeling? Ook in het licht van dit tweejaarlijkse onderzoek van de gemeente Rotterdam is het trouwens van belang om te kijken naar de draagkracht van het inkomen. Zo kan ook meer inzicht worden verkregen in de inkomenspositie van chronisch zieken en ouderen. Tot slot wijst mevrouw Noorman erop dat in Almelo een armoedeeffectrapportage wordt toegevoegd aan alle gemeentelijke voorstellen, opdat de gemeenteraad welbewust kan kiezen voor een beleid dat zo goed mogelijk uitpakt voor de minst draagkrachtigen in die gemeente. Armoedebestrijding is ook niet alleen een zaak van het Rijk, maar ook van de gemeenten. Dat neemt niet weg dat de staatssecretaris ervoor moet zorgen dat bij de Voorjaarsnota aanvullende middelen beschikbaar komen voor de schuldhulpverlening en de armoedebestrijding, ook op lokaal niveau. Mevrouw Koomen (CDA) is voorstander van gerichte inkomensondersteuning voor ouders die onvoldoende middelen hebben om hun kinderen goed op te voeden. De Denktank armoedebestrijding heeft hier goede aanbevelingen voor gedaan, in die zin dat er aangesloten is bij bestaand beleid en dat de verantwoordelijkheid daar neergelegd is waar die het beste tot zijn recht komt. De staatssecretaris heeft in zijn reactie aangegeven aan welke aanbevelingen uitvoering wordt of zal worden gegeven. Wil hij ook nog ingaan op het voorstel om in het Nationaal actieplan armoedebestrijding (NAP) voortaan specifiek in te gaan op jongeren en armoede, en de aanbeveling om een verbindingsofficier aan te stellen? Het is overigens een goede zaak om te streven naar bevordering van de creativiteit van niet alleen de beleidsmakers, maar ook de uitvoerders. Een op de acht jongeren verkeert in een situatie van armoede. De staatssecretaris moet dan ook doelstellingen formuleren om dat aantal van ruim 370 000 terug te brengen. Gaat het hier overigens om jongeren van wie de ouders een laag inkomen hebben, om jongeren die een schuld hebben, of om een combinatie van beide? Verder moet er nadrukkelijk aandacht besteed worden aan zwerfjongeren. Hun problemen vragen een specifieke aanpak, bijvoorbeeld op het psychiatrische vlak. Ook mevrouw Koomen wil dat de staatssecretaris betrokken wordt bij de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wsnp. Hierdoor kan mede uitvoering worden gegeven aan het verzoek in de motie-HuizingaHeringa (24 515, nr. 63) om te komen tot een integrale aanpak van de schuldenproblematiek. Vooral jongeren blijken steeds vaker grote schulden te hebben. Er kan echter niet worden volstaan met het opzetten van een website voor jongeren met schulden. Om preventief te werk te kunnen gaan, moet de schuldenregistratie bij het BKR (Bureau Krediet Registratie) uitgebreid en verbeterd worden. Vroegtijdige signalering is mogelijk, als hierbij ook de gegevens van bijvoorbeeld woningbouwverenigingen en aanbieders van mobiele telefonie worden betrokken. Tot slot vraagt mevrouw Koomen een reactie op de aanbeveling van de Denktank om niet tot uithuiszetting over te gaan als er kinderen bij betrokken zijn, en wil zij weten wat de samenhang is met het aangekondigde moratorium in het kader van de Wsnp.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 785 en 24 515, nr. 12
2
De heer Weekers (VVD) meent dat het beleid gericht moet zijn op het voorkomen van sociale uitsluiting, met name van kinderen. In dit licht moet gestreefd worden naar het stoppen van de armoedeval, met name door mensen aan betaald werk te helpen. Het mag echter niet langer zo zijn dat mensen met een betaalde baan tot 125% van het minimumloon een kwetsbaarder groep vormen dan mensen die op een uitkering zijn aangewezen. Hoe kan dit probleem effectief aangepakt worden, mede om demotivatie bij het zoeken naar werk door mensen met een uitkering te vermijden? De Denktank heeft een goede poging gedaan om aan te geven wie waarvoor verantwoordelijk is in het kader van armoedebestrijding. Hoe staat het volgens de staatssecretaris echter met de verantwoordelijkheid van mensen zelf en waar begint de verantwoordelijkheid van de overheid? Het lijkt de heer Weekers bijvoorbeeld geen taak van de overheid om te zorgen voor een computer met internetaansluiting per huishouden. Wel dient de overheid te zorgen voor goed onderwijs, waar kinderen ook de mogelijkheid krijgen om te leren werken met computers. Overigens moet ervoor gewaakt worden dat de rijksoverheid gemeentelijke verantwoordelijkheden op het vlak van armoedebestrijding gaat overnemen. Het Rijk moet er echter wel voor zorgen dat gemeenten hun taken adequaat kunnen uitvoeren. Het mag bijvoorbeeld niet zo zijn dat mensen door een verkokerd Haags systeem tussen wal en schip vallen bij schuldhulpverlening. Het is evenwel de vraag wie hier nu precies op aangesproken kan worden. De staatssecretaris verwacht dat een nieuw stelsel voor kinderalimentatie zal leiden tot minder spanningen tussen ouders en dat daardoor de problemen op dat vlak ook opgelost zullen worden. De heer Weekers meent dat het stelsel wel enigszins aangepast moet worden, maar niet op de door de regering voorgestelde wijze. Mensen moeten natuurlijk niet aan hun lot overgelaten worden, maar gemeenten zouden bijvoorbeeld wat meer gebruik moeten maken van hun mogelijkheden om bij de alimentatieplichtige ex-partner over te gaan tot terugvordering en verhaal. De kosten voor het onderwijs zijn de afgelopen drie jaar met gemiddeld 15% gestegen, terwijl de inkomens en uitkeringen in die periode niet zijn toegenomen. Scholen hebben een zekere mate van autonomie, maar de overheid moet toch proberen te bewerkstelligen dat de kosten in de hand worden gehouden. Ook zou een einde moeten worden gemaakt aan het onnodig rondpompen van geld door mensen tegemoetkomingen te geven voor de kosten van het onderwijs. Tot slot vraagt de heer Weekers aandacht voor de problematiek van de zwerfjongeren. Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie) vraagt de staatssecretaris om mondeling alsnog in te gaan op de aanbevelingen van de Denktank armoedebestrijding waarop niet is gereageerd in het kabinetsstandpunt. Het is wel een goede zaak dat er een breed onderzoek zal worden verricht naar het niet-gebruik van inkomensvoorzieningen. Het is overigens de vraag of er wel voldoende afstemming plaatsvindt tussen de studiefinanciering en de Wet werk en bijstand (WWB), opdat ook arme jongeren kunnen studeren. Naar aanleiding van een artikel in De Telegraaf wil mevrouw Huizinga voorts weten wat de actuele stand van zaken is met de gezinscoaches. Verder merkt zij op, problemen te hebben met het aanhangige wetsvoorstel inzake de kinderalimentatie. Er zou juist wel moeten worden overgegaan tot een systeem van centrale inning van alimentatie in alle gevallen. Jongeren blijken in toenemende mate problematische schulden te hebben. Aan deze groep, ook de dak- en thuisloze jongeren, moet dan ook extra aandacht besteed worden. Waarom is de regering niet ingegaan op de aanbeveling van de Denktank om een noodfonds voor schrijnende gevallen op te zetten? Ook is zij niet ingegaan op de relatie tussen de schuldenproblematiek van jongeren en huisuitzettingen. Bij de behande-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 785 en 24 515, nr. 12
3
ling van de wijziging van de Faillissementswet komt mevrouw Huizinga hierop terug. Thans wil zij al wel weten of het ministerie van SZW een actieve rol zal spelen bij de certificering van private schuldhulpbemiddelingsbureaus. Tot slot vraagt zij of er niet eerder dan in het najaar meer duidelijkheid kan worden geboden over centrale schuldenregistratie. De heer Bakker (D66) merkt op dat werk en onderwijs van groot belang zijn voor het voorkomen van armoede én voor het ontsnappen uit armoede. Het blijkt echter nogal moeilijk te zijn om mensen met problemen te bereiken en te motiveren. Zo waren er in 2003 149 000 jongeren niet of nauwelijks op school of aan het werk. Van die groep konden er 108 000 als jeugdwerkloos aangemerkt worden. Ongeveer de helft daarvan was op zoek naar een baan, 19 000 waren passieve zoekers, 16 000 hadden een zorgtaak en 16 000 wilden gewoon niets. Er is dus een grote groep die al op jonge leeftijd buiten de maatschappij dreigt te vallen, met alle gevolgen van dien. Gebleken is dat verhoging van de bijzondere bijstand niet direct soulaas biedt voor die mensen. Er moet dan ook gericht beleid ontwikkeld worden om hen te helpen, bijvoorbeeld op het gebied van de schuldhulpverlening en de kinderopvang. Verder moeten gemeenten gestimuleerd worden om de mogelijkheden die zij hebben om mensen die in armoede leven, te helpen, ook daadwerkelijk aan te wenden. Voorkomen moet worden dat armoede een erfelijke aangelegenheid is en blijft. Inkomensregelingen moeten dan ook gericht worden ingezet, opdat mensen met een minimuminkomen hun kinderen een zorgeloze jeugd kunnen geven. De Denktank armoedebestrijding heeft de problemen met armoede en sociale uitsluiting duidelijk geanalyseerd. Het rapport Doen en meedoen geeft dan ook een belangrijke impuls aan het debat over deze maatschappelijke problemen. Daarom is het teleurstellend dat het kabinet hier slechts in zeer wollig taalgebruik op heeft gereageerd. Kan de staatssecretaris een en ander thans verduidelijken? Mevrouw Van Gent (GroenLinks) memoreert dat bijna 400 000 kinderen, dus één op de acht, in Nederland in armoede opgroeien omdat hun ouders een laag inkomen hebben. Aangezien zij daar zelf niet veel aan kunnen doen, moeten er concrete maatregelen worden genomen om hen te helpen. In die zin is de reactie van de staatssecretaris op het advies van de Denktank armoedebestrijding en het rapport Rond of Rood 2004 veel te laconiek. Immers, het kabinet is onder meer vanwege het inkomensbeleid medeverantwoordelijk voor de toenemende armoede onder gezinnen met kinderen. De verschillen in inkomen zouden juist verkleind moeten worden om kinderen uit arme gezinnen meer kansen te geven, bijvoorbeeld door de kinderbijslag inkomensafhankelijk te maken. Verder moet het gebruik van fiscale kinderkortingen en gemeentelijke tegemoetkomingsregelingen bevorderd worden. Is de staatssecretaris bereid, te bevorderen dat de bestanden van sociale diensten en de Belastingdienst worden gekoppeld en dat op grond daarvan aan arme gezinnen actief die bedragen worden uitgekeerd waarop zij recht hebben? Om sociale en maatschappelijke uitsluiting van kinderen uit arme gezinnen uit te bannen, zou er een kinderclubkaart ingevoerd moeten worden waarmee die kinderen, zonder een eigen bijdrage te moeten betalen, met name kunnen participeren in sportverenigingen. Zo worden zij niet alleen gestimuleerd om te bewegen, maar kunnen zij ook contact maken met leeftijdsgenoten. Het zou mooi zijn als een en ander op gemeentelijk niveau gestalte zou kunnen krijgen. Ingevolge de WWB is hier echter minder geld voor beschikbaar. Daarom moet de pot voor de bijzondere bijstand verhoogd worden opdat gemeenten zo’n kinderclubkaart kunnen financieren. Wanneer kinderen vervolgens gewoon een budget krijgen van bijvoorbeeld € 500, behoeft zo’n kaart ook niet stigmatiserend te werken. Desgevraagd merkt mevrouw Van Gent nog op dat
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 785 en 24 515, nr. 12
4
ook het Rijk in het kader van de armoedebestrijding een taak heeft op dit punt en dus de 150 mln euro die een en ander zou kosten, voor zijn rekening moet nemen. Aangezien ruim € 30 voor een identiteitskaart voor minima een aderlating is, zouden ook andere gemeenten dan Hof van Twente die kaart gratis moeten verstrekken aan die mensen. Wil de staatssecretaris hierover afspraken maken met de VNG? Het is een goede zaak dat uithuisplaatsing bij huurschulden niet meer toegestaan wordt, mits de huurder meedoet aan een traject voor schuldsanering. Ook schulden bij energiebedrijven kunnen echter tot grote problemen leiden. Kan de staatssecretaris bewerkstelligen dat gas, water en licht niet afgesloten worden, zeker niet als er kinderen bij betrokken zijn? De Denktank heeft voorgesteld om over te gaan tot centrale inning en verrekening van alimentatie. Waarom neemt de staatssecretaris dat voorstel niet over? De voorkeur verdient een integrale regeling voor al degenen die alimentatieplichtig zijn. Verder is het de vraag of de staatssecretaris wil bevorderen dat mensen na het aanvragen van een bijstandsuitkering direct een voorschot krijgen. Voorkomen moet namelijk worden dat die mensen wekenlang op hun geld moeten wachten, terwijl zij (en hun kinderen) vaak in een kwetsbare positie verkeren. Tot slot vraagt mevrouw Van Gent of de staatssecretaris met zijn collega van VWS wil zoeken naar een oplossing voor de schrijnende problematiek van zwerfjongeren. Het antwoord van de staatssecretaris De staatssecretaris merkt op dat de Denktank armoedebestrijding is ingesteld om in vervolg op eerdere werkmethoden het onderwerp «armoede», in het bijzonder waar het gaat om kinderen, in beeld te brengen. De Denktank heeft goed werk verricht door in het advies Doen en meedoen niet zozeer te pleiten voor extra geld, maar meer nadruk te leggen op het zoeken naar oplossingen middels bestaande regelingen. Om vererving van armoede tegen te gaan, moeten juist jongeren impulsen krijgen om zich op te werken. Het is nu de vraag hoe de armoedebestrijding het beste aangepakt kan worden. Dat de gemeenten verantwoordelijkheid zijn voor inkomensondersteuning, wil niet zeggen dat de centrale overheid niet het nodige kan doen. Zo krijgen de gemeenten middels brieven en de website van het departement van SZW en de website van de VNG veel informatie waar zij hun voordeel mee kunnen doen op diverse terreinen. Verder zijn er verschillende operaties gaande die wellicht nog niet als zodanig herkenbaar zijn voor de Kamer. Op de website van het departement van SZW is onder Gemeenteloket te vinden welke innovatieprojecten met subsidie van het ministerie door gemeenten zijn opgestart, ook voor jongeren. Deze IPW-projecten (Innovatieprogramma Werk en Bijstand) betreffen bijvoorbeeld de trajectuitval van jongeren, een sluitende aanpak van dak- en thuisloze jongeren, verslaafden en mensen in de crisisopvang, nazorg voor duurzame uitstroom uit de bijstand, een startlocatie voor jongeren en de reïntegratie van tienermoeders. Op deze manier kunnen best practices uitgewisseld worden. Er worden trouwens ook voorbereidingen getroffen voor masterclasses waarin goede voorbeelden kunnen worden uitgewisseld. Het takenpakket van de gemeenten op het vlak van armoedebestrijding is weliswaar uitgebreid, maar de bedragen voor bijzondere bijstand zijn de afgelopen jaren ook verhoogd. Achteraf gezien, is het trouwens de vraag of dat geld wel altijd goed aangewend is. Sinds de invoering van de WWB is er zelfs meer dan 1 mld aan bijstandsgeld niet besteed door de gemeenten. Ook dit jaar is er weer sprake van onderuitputting, zij het dat dit niet bij alle gemeenten het geval is. Het beeld dat gemeenten steeds minder middelen ter beschikking hebben om mensen met een minimu-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 785 en 24 515, nr. 12
5
minkomen te helpen, kan dus niet altijd standhouden. Overigens wordt er in bestuurlijke overleggen met de VNG regelmatig op gewezen dat gemeenten ervoor dienen te zorgen dat regelingen goed toegankelijk zijn voor de mensen die daar recht op hebben, en dat er geen «hoge» eigen bijdragen worden gevraagd. Gemeenten hebben natuurlijk hun eigen verantwoordelijkheden, maar middels bijvoorbeeld de AWIR (Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen) zullen zij wel aangespoord kunnen worden om bijstandsregelingen goed uit te voeren. Verder dienen gemeenteraden ook de vinger aan de pols te houden. De controle op private schuldhulpbemiddelingsbureaus is gelegen bij het ministerie van Economische Zaken. Ter uitvoering van de motie-HuizingaHeringa c.s. (24 515, nr. 64) wordt momenteel met het ministerie van EZ bekeken of er gekomen kan worden tot certificering van schuldhulpbemiddelingsbureaus en, zo ja, hoe. De staatssecretaris hoopt dat hier voor de zomer meer duidelijkheid over geboden kan worden. De minister van Financiën heeft bij de behandeling van het wetsvoorstel Wet financiële dienstverlening toegezegd dat bekeken zou worden of de mogelijkheid van centrale schuldenregistratie opnieuw in overweging genomen moest worden. De AMvB bij de WFV wordt voorbereid, ligt momenteel ter consultatie voor aan de Tweede Kamer en het veld. Het ligt in de bedoeling om deze zaak in de loop van dit jaar af te handelen. Het Landelijk Platform Integrale Schuldhulpverlening, dat financieel gefaciliteerd wordt door het ministerie van SZW, heeft de afgelopen jaren gewerkt aan kwaliteitsverbetering en uniformering van de schuldhulpverlening. Dit heeft geresulteerd in de Handreiking Integrale Schuldhulpverlening. Aan de hand hiervan wordt geprobeerd, de gemeenten te bewegen tot een meer uniforme handelwijze op het vlak van de schuldhulpverlening. Uiteindelijk is het echter aan de gemeenten zelf om te bepalen hoe zij hiermee omgaan. De staatssecretaris is wel bereid om met de minister van Justitie te bekijken in hoeverre hij direct betrokken kan worden bij de wijziging van de Wsnp. Op dit moment vindt er op ambtelijk niveau al intensief contact plaats over deze wetswijziging om ervoor te zorgen dat het traject van de minnelijke schuldhulpverlening voor mensen met problematische schulden veiliggesteld wordt. Overleg met de minister van Justitie heeft er trouwens al wel toe heeft geleid dat in het wetsvoorstel inzake de Wsnp een moratorium is opgenomen om uithuiszettingen tijdens een schuldsaneringstraject te voorkomen. Daartoe wordt artikel 305, lid 2, van de Faillissementswet aangepast. Op initiatief van het Leger des Heils heeft de staatssecretaris onlangs met deze organisatie, de minister van Financiën en de staatssecretaris van VWS verkennende besprekingen gevoerd over verbetering van de problematiek van dak- en thuislozen, waaronder zwerfjongeren. Bekeken zal worden wat voor mogelijkheden het Rijk en de hulpinstanties hiervoor hebben en hoe gemeenten hierbij betrokken kunnen worden. Op 5 september zal hier opnieuw over gesproken worden. Desgevraagd zegt de staatssecretaris toe dat hij de Kamer zal informeren over de uitkomsten van dit overleg. Dit initiatief staat overigens los van de reguliere regelingen van het ministerie van VWS voor dak- en thuislozen. De schriftelijke Kamervragen over tienermoeders zullen deze week door het ministerie van VWS, mede namens het ministerie van SZW, worden beantwoord. Voor beantwoording van de in dit overleg over tienermoeders gestelde vragen verwijst de staatssecretaris naar die schriftelijke antwoorden. De minister van Justitie staat een verandering van het alimentatiebeleid voor en is daarover in discussie met de Kamer. Het voorstel terzake beoogt een vereenvoudiging van de vaststelling van het bedrag en niet van de inning. In het licht van de WWB zou de staatssecretaris er echter ook wel wat aan gelegen zijn als de inning van alimentatie verbeterd wordt. Om die reden zal hij hierover nog eens contact opnemen met de minister van Justitie. Tot die tijd kan hij er slechts bij de gemeenten op
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 785 en 24 515, nr. 12
6
aandringen dat zij gebruikmaken van hun mogelijkheden tot verhaal en terugvordering bij alimentatieplichtige ex-partners. In het komende bestuurlijke overleg met de VNG zal hier ook nog eens aandacht voor worden gevraagd. In het NAP 2003 is al aandacht besteed aan jongeren en armoede. Ook zijn daarin verschillende doelstellingen geformuleerd om armoede onder jongeren te verminderen, zoals terugdringing van de jeugdwerkloosheid en het tegengaan van vroegtijdig schoolverlaten. Onderzocht is of het rondpompen van geld door ouders een tegemoetkoming te geven voor de schoolkosten van hun kind(eren), tegengegaan kan worden. Daaruit is evenwel gebleken dat het niet mogelijk is om dit budgettair neutraal en inkomensneutraal te regelen. Desgevraagd zegt de staatssecretaris dat hij zal verifiëren of dit antwoord overeenstemt met datgene wat tijdens de financiële beschouwingen is toegezegd, en dat hij hier, zo nodig, op terugkomt. Het introduceren van een kinderclubkaart is bij uitstek een gemeentelijke aangelegenheid. Zo’n kaart zou onderdeel kunnen zijn van een project in het kader van de BOS-regeling (buurt, onderwijs en sport). In het kader van de armoedebestrijding gaat het enerzijds om het oplossen van de problematische situatie van mensen en anderzijds om het tegengaan van armoedeval. In ieder geval moet voorkomen worden dat het voor mensen financieel niet aantrekkelijk is om een baan met een laag inkomen te accepteren. In de begroting voor 2006 zal nader op dit probleem worden ingegaan. Overigens is de staatssecretaris van mening dat het aan de gemeente Rotterdam is om te reageren op de bevindingen in het rapport Rond of Rood 2004. Er zou in ieder geval iets gedaan moeten worden aan het feit dat zo’n 75% van de uitkeringsgerechtigden in Rotterdam geen zin heeft om te solliciteren of daar althans niet mee bezig is. Werk is namelijk een goede manier om uit de armoede te komen. Als er voor mensen mogelijkheden zijn om werk te krijgen, dan moeten zij ook aan de slag gaan. Reïntegratietrajecten mogen dan ook niet worden gebruikt als argument om bijvoorbeeld geen seizoensarbeid te aanvaarden. De reïntegratie van mensen kan juist bevorderd worden als zij aan het werk gaan, ook al is dat maar tijdelijk. Tijdelijk werk kan namelijk ook leiden tot duurzaam werk. Het staat gemeenten vrij om mensen met een minimuminkomen een gratis identiteitskaart te verstrekken. Zij moeten dit echter wel uit eigen middelen bekostigen. Overigens kent de staatssecretaris het proefschrift van oud-staatssecretaris Van Eijk niet. Hij wil evenwel in overleg met zijn collega van Financiën bezien of de aanbevelingen in dat proefschrift kunnen bijdragen aan een beter inzicht in de ontwikkelingen op het vlak van inkomen en draagkracht. Tot slot zegt de staatssecretaris toe dat hij de aanbevelingen van de Denktank armoedebestrijding nog eens stuk voor stuk zal nalopen en daarbij in heldere bewoordingen zal aangeven welk standpunt de overheid ten aanzien daarvan inneemt en welke activiteiten de overheid op dat punt heeft ontplooid of zal ontplooien. Uitzondering daarop vormt de aanbeveling om ervoor te zorgen dat ieder huishouden een computer met internetaansluiting heeft. Dat is namelijk geen taak van de overheid. De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Smits De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Post
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 785 en 24 515, nr. 12
7