Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2001–2002
28 380
Financiële verantwoordingen over het jaar 2001
Nr. 18
FINANCIËLE VERANTWOORDING VAN DE NATIONALE SCHULD (IXA) OVER HET JAAR 2001 Deze financiële verantwoording bestaat uit: –
de rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten, zoals blijkt uit bijgevoegde staten, voorzien van een toelichting;
–
de op deze rekening aansluitende saldibalans per 31 december 2001, voorzien van een toelichting.
Den Haag, 5 juni 2002 De Minister van Financiën, G. Zalm
KST59611 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2002
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 18
1
INHOUDSOPGAVE REKENINGSTAAT (verplichtingen, uitgaven en ontvangsten)
blz. 3
ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE REKENING 1. Inleiding 2. Financiering Staatsschuld 2.1. Dekking van de financieringsbehoefte in 2001 2.2. Renteuitgaven 2.3. Uitgifte van DTC’s 2.4. Operationele doelstellingen 2.5. Garantieverlening 3. Kasbeheer 3.1. Geïntegreerd middelenbeheer 3.2. Betalingsverkeer Rijksoverheid
5 5 5 5 6 7 7 10 10 10 11
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE REKENING – Verplichtingen en uitgaven – Ontvangsten
12 16
SALDIBALANS (inclusief toelichting)
18
BIJLAGEN: I Afgesloten renteswaps in 2001 II Emissies voor de dekking van de reguliere financieringsbehoefte in 2001 III Begrippenlijst
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 18
22 23 24
2
Financiële verantwoording van de Nationale Schuld (IXA) over het jaar 2001 Staat behorende bij de financiële verantwoording over het jaar 2001 Rekening 2001 Nationale Schuld (IXA) Onderdeel uitgaven en verplichtingen (bedragen x € 1000)
Art.
Omschrijving
(1)
(2)
(3) = (2) – (1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie1
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Verplichtingen TOTAAL 11
1
Verplichtingen
31 966 384
01 02 03 04 05
Vaste schuld Rente vaste schuld Aflossing vaste schuld Agio bij inkoop schuld Disagio bij uitgifte schuld Overige uitgaven vaste schuld
01 02
Vlottende schuld Rente vlottende schuld Overige uitgaven vlottende schuld
12
Uitgaven
Uitgaven
Verplichtingen
32 681 184
Uitgaven
714 800
13 015 107 18 343 318 0 0 17 811
31 376 236 13 015 107 18 343 318 0 0 17 811
11 818 536 19 357 736 42 984 84 906 41 544
31 368 401 11 818 536 19 357 736 42 984 84 906 64 239
– 1 196 571 1 014 418 42 984 84 906 23 733
– 1 196 571 1 014 418 42 984 84 906 46 428
589 694 454
590 148 589 694 454
1 312 361 422
1 312 783 1 312 361 422
722 667 – 32
722 667 – 32
De gerealiseerde bedragen zijn steeds afgerond naar boven (op duizenden euro’s).
Mij bekend, De Minister van Financiën,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 18
3
Financiële verantwoording van de Nationale Schuld (IXA) over het jaar 2001 Staat behorende bij de financiële verantwoording over het jaar 2001 Rekening 2001 Nationale Schuld (IXA) Onderdeel ontvangsten (bedragen x € 1000)
Art.
Omschrijving
(1)
(2)
(3) = (2) – (1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Ontvangsten
Ontvangsten
Ontvangsten
TOTAAL
18 890 353
20 617 764
1 727 411
01 02 03 04 05
Vaste Schuld Ontvangen rente bij uitgifte vaste schuld Uitgifte vaste schuld Agio bij uitgifte schuld Disagio bij inkoop schuld Overige ontvangsten vaste schuld
18 880 256 525 572 18 354 684 0 0 0
20 537 569 683 244 19 560 345 292 776 1 196 8
157 672 1 205 661 292 776 1 196 8
01 02
Vlottende Schuld Rente kortlopende vorderingen Rentevergoeding op schatkistsaldo
10 097 0 10 097
80 195 1 272 78 923
1 272 68 826
11
12
Mij bekend, De Minister van Financiën,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 18
4
ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE REKENING 1. INLEIDING De algemene toelichting bij de rekening 2001 gaat in op de beleidsmatige aspecten van de financiering van de staatsschuld en het kasbeheer in 2001. Daarbij wordt een vergelijking gemaakt tussen de raming bij ontwerpbegroting 2001 en de realisatie. Sinds het opstellen van de ontwerpbegroting 2001 zijn er verschillende veranderingen opgetreden in de begrotingssystematiek. Belangrijkste wijziging is dat met ingang van de ontwerpbegroting 2002 de begroting wordt opgesteld conform de VBTB-systematiek. Daarnaast is de ontwerpbegroting 2002 op transactiebasis opgesteld en niet langer op kasbasis. Verder is er op de begroting een onderscheid aangebracht tussen de beleidsartikelen Financiering Staatsschuld en Kasbeheer. Deze Financiële Verantwoording heeft nog betrekking op de oude begrotingssystematiek. De ontwerpbegroting 2001 is immers opgesteld op kasbasis en kende geen beleidsagenda, zoals nu in de VBTB-systematiek gebruikelijk is. Om de ontwikkelingen op het terrein van VBTB in het afgelopen jaar aan te geven, is er voor gekozen om in deze rekening – naast de gebruikelijk verantwoording – een paragraaf op te nemen over de voortgang bij het realiseren van de operationele doelstellingen aan het einde van 2001. Tevens bevat de rekening een afzonderlijke toelichting voor het beleidsartikel Financiering Staatsschuld (paragraaf 2) en Kasbeheer (paragraaf 3). In de artikelsgewijze toelichting is per begrotingsartikel een vergelijking gemaakt tussen de raming bij de ontwerpbegroting 2001 en de realisatie. Daarbij zijn alleen verschillen groter dan 5% van het beschikbare bedrag bij ontwerpbegroting 2000 en een omvang van tenminste € 2,27 mln. toegelicht. Bedragen in deze rekening luiden in euro’s. 2. FINANCIERING STAATSSCHULD 2.1. Dekking van de financieringsbehoefte in 2001 De financieringsbehoefte in 2001 bedroeg ongeveer € 23 mld. Hiervan bestond € 19,4 mld. euro uit aflossingen van de gevestigde schuld. Het feitelijk financieringstekort van het Rijk bedroeg € 3,6 mld. in 20011. De totale financieringsbehoefte is daarmee € 4,7 mld. hoger uitgekomen dan geraamd bij ontwerpbegroting. De hogere financieringsbehoefte is het gevolg van een hoger feitelijk tekort (+ € 3,6 mld.) en meer vervroegde aflossingen (+ € 1,1 mld.). Het feitelijk tekort is hoger uitgevallen door onder andere de aankoop van aandelen KPN en het uitkopen van het belang van DSM in de aardgasbaten.
1
Voor de overheid als geheel is in 2001 een overschot gerealiseerd (volgens EMU-saldo). Het EMU-saldo wijkt af van het feitelijk financieringstekort. Voor een definitie van het EMUsaldo wordt verwezen naar Miljoenennota 2002.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 18
5
Tabel 1. Financieringsbehoefte van het Rijk in 2001 (€ mld.)
1. Feitelijk financieringstekort 2. Aflossing gevestigde schuld – w.v. regulier – w.v. vervroegd en inkoop 3. Financieringsbehoefte (1+2)
Realisatie
Ontwerpbegroting
Verschil
3,6
0,0
3,6
19,4 17,4 1,9
18,3 18,3
23,0
1,1 – 0,9 1,9
18,3
4,7
De totale financieringsbehoefte (€ 23 mld) is voor het grootste gedeelte gedekt op de kapitaalmarkt. Het kapitaalmarktberoep bedroeg in 2001 € 19,6 mld. Verder is ultimo 2001 € 4,7 mld. op de geldmarkt aangetrokken doordat in de laatste maand van 2001 het schatkisttekort sterk is opgelopen, onder andere door de transacties met KPN en DSM. Daarnaast is een klein deel van de financieringsbehoefte gedekt door een hogere uitgifte van DTC’s. Tabel 2. Dekking van de financieringsbehoefte van het Rijk in 2001 (€ mld.) Realisatie
Ontwerpbegroting
Verschil
Financieringsbehoefte
23,0
18,3
4,7
Dekking door: – Kapitaalmarktberoep – Hogere uitgifte DTC’s – Overig
19,6 0,3 3,1
18,3
1,3 0,3 3,1
Totale dekking
23,0
18,3
4,7
Het kapitaalmarktberoep is gespreid over drie leningen. Ten eerste is er een nieuwe 10-jarige lening uitgegeven. Daarnaast is de 3-jarige lening, die in 2000 nieuw is uitgegeven, nog eenmaal heropend om het uitstaande volume te brengen op een omvang van meer dan € 10 mld. Verder is tweemaal een bestaande lening met een resterende looptijd van 3 jaar heropend. Het gemiddelde effectieve rendement van de emissies was 4,70%. Bij de ontwerpbegroting 2001 werd uitgegaan van een rekenrente van 5,75%. 2.2. Renteuitgaven De renteuitgaven op kasbasis zijn € 0,5 mld. lager uitgekomen ten opzichte van de ontwerpbegroting. De lagere renteuitgaven zijn het gevolg van lagere renteuitgaven vaste schuld enerzijds en hogere uitgaven vlottende schuld anderzijds. De lagere renteuitgaven vaste schuld vloeien met name voort uit een lager kapitaalmarktberoep in 2000, waardoor in 2001 en latere jaren minder rente betaald hoeft te worden. De hogere uitgaven voor rente vlottende schuld komt doordat in de eerste
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 18
6
helft van 2001 een groter beroep op DTC’s en daggeldleningen is gedaan dan geraamd. Tabel 3. Renteuitgaven in 2001 (€ mld., kasbasis) Realisatie
Ontwerpbegroting
Verschil
Rente vaste schuld Rente vlottende schuld
11,8 1,3
13,0 0,6
– 1,2 0,7
Totaal
13,1
13,6
– 0,5
2.3. Uitgifte van DTC’s In 2001 zijn 12 DTC-programma’s uitgegeven met een totale omvang van € 34,8 mld. Gemiddeld was de omvang van ieder programma € 2,9 mld. Eind 2001 bedroeg het uitstaande volume van DTC’s € 5,8 mld. (ultimo 2000: € 5,5 mld.). In 2001 is begonnen met de elektronische veiling van DTC’s via het Bloomberg Auction System. De ervaringen met deze nieuwe wijze van uitgifte zijn zeer positief. De elektronische uitgifte maakt de veiling efficiënt en transparant. Uit het grote aantal biedingen blijkt dat de deelnemers vertrouwen hebben in de veiling. De vormgeving van de veiling blijft in 2002 ongewijzigd. Tevens is in 2001 gestart met het DTC marktstelsel, waaraan de Primary Dealers en zeven geselecteerde banken, de Single Market Specialists, deelnemen. Deze partijen hebben exclusief toegang hebben tot de elektronische veiling van DTC’s. Bovendien kunnen Primary Dealers en de Single Market Specialists een beroep doen op de repofaciliteit voor DTC’s. Deze faciliteit kan voorzien in extra liquiditeit wanneer de marktomstandigheden daartoe aanleiding geven. Verder treden de Primary Dealers en Single Market Specialists op als market maker voor DTC’s op MTS Amsterdam. Door te quoteren in DTC’s zorgen de 20 deelnemers aan het DTC-marktstelsel voor een liquide markt voor het geldmarktpapier van de Nederlandse Staat. Het stelsel heeft in 2001 uitstekend gefunctioneerd en zal in 2002 worden gecontinueerd. 2.4. Operationele doelstellingen Voor het beleidsartikel Financiering Staatsschuld zijn in de ontwerpbegroting 2002 drie operationele doelstellingen geformuleerd. Hieronder wordt per doelstelling aangegeven welke voortgang in 2001 is gemaakt bij het realiseren van de doelstellingen. Deze paragraaf is bedoeld ter informatie. Het beoordelen van de resultaten aan de hand van de operationele doelstelling maakt pas sinds ontwerpbegroting 2002 onderdeel uit van de begrotings- en verantwoordingscyclus.
1. Het inlenen van lange gelden tegen zo laag mogelijke kosten binnen een aanvaardbaar risico op fluctuaties in de budgettaire rentelasten Het financieringsbeleid van de Staat is erop gericht om in de komende jaren geleidelijk de modified duration van de staatsschuld te verlagen. Eind 2000 bedroeg de modified duration 4,2. Eind 2001 is de modified duration verlaagd tot 4,0 en daarmee uitgekomen op het doel voor 2001. De langetermijnportefueille wordt in beginsel gerealiseerd met
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 18
7
de uitgifte van 3-, 10- en 30-jarige leningen (DSL’s) en kortlopende leningen met een looptijd van 3, 6, 9 en 12 maanden (DTC’s). Tijdens 2000 is gebleken dat het sturen van het risicoprofiel van de portefeuille wordt bemoeilijkt als door de verbeterde budgettaire situatie minder schuld wordt uitgegeven. Daarom zijn met ingang van 2001 renteswaps ingezet om het risico van de schuldportefeuille te sturen. Een renteswap is een contract tussen twee partijen, waarbij wordt overeengekomen om gedurende de looptijd de lange renteverplichting van de ene partij te ruilen tegen de korte renteverplichting van de ander. Met een swap waarbij een partij een lange rente ontvangt en een korte rente gaat betalen, zoals bij de swaps die de Staat afsluit, wordt de modified duration van de schuldportefeuille verlaagd. In 2001 zijn 26 swaps afgesloten met een totale nominale waarde van € 3 mrd. Zonder swaps was de modified duration uitgekomen op 4,1 eind 2001. Door de swaps is het eerder genoemde doelniveau van 4,0 bereikt. In de bijlage is een overzicht opgenomen van de afgesloten renteswaps in 2001. Met het oog op het sturen van de modified duration worden swaps in 2002 opnieuw voor het risicomanagement ingezet.
2. Bevordering van distributie, promotie, verhandelbaarheid en liquiditeit De Nederlandse Staat hecht een groot belang aan een goed ontwikkelde markt in Nederlandse staatsleningen en DTC’s. Een efficiënte, liquide markt schept een gunstig klimaat voor de uitgifte van nieuwe leningen. Hierdoor kunnen de rentelasten voor de Staat dalen. Het stelsel van Primary Dealers en het nauw daarmee verbonden handelsplatform MTS Amsterdam hebben een belangrijke bijdrage aan het vergroten van de verhandelbaarheid en daarmee de liquiditeit van het Nederlandse schuldpapier. In 2001 is de liquiditeit op de secundaire markt voor DTC’s sterk verbeterd. Dit is in belangrijke mate toe te schrijven aan het DTC marktstelsel, dat op 19 maart 2001 op initiatief van de Staat van start is gegaan. De Primary Dealers en de Single Market Specialists hebben de verplichting op zich genomen om gedurende 5 uur per dag te quoteren in de verschillende DTC programma’s. Daarbij mag de spread, het verschil tussen de bied- en laatprijs, ten hoogste 4 basispunten bedragen. Net als in de lange markt geldt dat de quotes van de Primary Dealers en de Single Market Specialists niet identiek zijn en de spreads overlappen. Daardoor laten de beste prijzen op de handelsschermen vaak een aanzienlijk krappere spread zien. Doorgaans ligt deze spread voor DTC’s tussen één en anderhalve basispunt. De gemiddelde omzet per dag in DTC’s op MTS Amsterdam in 2001 bedroeg € 175 mln., met een hoogste omzet van € 500 mln. op één dag. Periodiek publiceert het Agentschap een ranglijst op basis van de marktomzetten in de primaire en secundaire markt. De ranglijst verschijnt in het kwartaalbericht en op de Reuters en Bloomberg pagina’s van het Agentschap. In 2001 was Credit Agricole Indosuez de grootste afnemer bij de veiling van DTC’s. Daarnaast is er in 2001 naar gestreefd om een zo groot mogelijk deel van de staatsschuld te concentreren in leningen met een minimale omvang van € 10 mld. In 2001 is daarom één nieuwe lening uitgegeven met een omvang van € 13,6 mld. en zijn verder met vervolgemissies twee bestaande staatsleningen gebracht op de gewenste minimale omvang. In 2001 is op beperkte schaal vervroegd afgelost en ingekocht (in totaal voor € 1,9 mld.). Eén van de ingekochte leningen betreft de zogenoemde Mexico-lening, die in 1990 is afgesloten in het kader van de herstructureringsoperatie van Mexicaanse overheidsschuld (zie kader). Van de Mexico-lening is iets meer dan 95% inge-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 18
8
kocht. Eind 2001 vormden leningen met een uitstaand volume van meer dan € 10 mld. 75% van de totale vaste schuld (gelijk aan het doel ultimo 2002). Mexico-lening
In 1990 heeft een herstructureringsoperatie van Mexicaanse overheidsschuld, die in bezit was van internationale commerciële banken, plaatsgevonden. Commerciële banken wisselden oude schuld om in nieuwe Brady bonds, waarbij tegelijkertijd oude schuld werd geherstructureerd. Het resultaat van deze herstructurering was dat de omvang van de schuld en de rentebetalingen op de uitstaande schuld aan commerciële banken daalde. Ter zekerheidsstelling van de nieuwe schuld werd er geld in de vorm van een zero coupon lening neergelegd bij een aantal overheden. Het ging hier om schuld in verschillende valuta’s, waaronder in guldens. Mexico heeft aan Nederland een onderhandse lening verstrekt met een omvang van 38,9 miljoen gulden (€ 17,6 mln.). Zowel de hoofdsom als de rentebetalingen op deze lening (7,8% per jaar, welke elk jaar op 31 december aan de hoofdsom wordt toegevoegd en rentedragend wordt) worden aan het eind van de looptijd uitgekeerd, waardoor de lening het karakter heeft van een zero coupon lening. De lening bouwt zich op deze wijze op tot een omvang van 363,7 miljoen gulden (€ 165 mln.) in 2019. In 2000 is Mexico begonnen met het terugkopen van haar Brady bonds. In juli was de eerste terugkoopoperatie. In totaal werd toen 6 650 miljoen dollar aan Brady bonds teruggekocht. In oktober 2000 heeft er opnieuw een terugkoop operatie plaatsgevonden. Toen is er 1339 miljoen dollar aan Europese Brady bonds teruggekocht. In totaal is met deze operaties 72% van de in DM, 63% van de in Franse franc, 98% van de in Zwitserse franc en 95% van de in guldens gedenomineerde Brady bonds teruggekocht. De prijs die de Staat heeft betaald aan Mexico, lag op een niveau dat de Staat gewoonlijk bereid is te betalen bij het inkopen van onderhandse schuld.
3. In- en uitlenen van korte gelden tegen zo laag mogelijke kosten respectievelijk zo hoog mogelijk opbrengsten binnen een aanvaardbaar risico Bij de ontwerpbegroting 2002 is aangegeven dat in 2002 een prestatieindicator ontwikkeld zou worden voor het in- en uitlenen van gelden voor de regulering van het schatkistsaldo. Tot nu toe lag de nadruk bij het risicomanagement in het kader van de regulering van het schatkistsaldo op het beperken van het kredietrisico en het liquiditeitsrisico. Dat betekent in het kort dat de Staat alleen geld aan kredietwaardige partijen uitleent en dat grote debetstanden van het schatkistsaldo worden voorkomen. In de loop van 2001 heeft het Agentschap in eigen beheer een studie verricht naar de optimale strategie voor de financiering van het schatkistsaldo. Een uitgebreide beschrijving van de uitkomsten van dit onderzoek staan in het beleidsoverzicht «Nederlandse Staatsobligaties 2002», dat begin februari 2002 is uitgekomen en naar de Tweede Kamer is gestuurd. De uitkomsten van het onderzoek laten op basis van de beschikbare gegevens over de afgelopen 10 jaar zien dat financiering van de gehele geldmarktpositie op daggeldbasis over een periode van meerdere jaren leidt tot gemiddeld de laagste rentelasten. Daarmee is een strategie van daggeldfinanciering aantoonbaar efficiënt. Het liquiditeitsrisico laat echter niet toe uitsluitend op daggeldbasis te lenen. De schommelingen in het schatkistsaldo zijn daarvoor gewoon te groot. Voor de praktijk van het geldmarktbeleid betekent dit dat het schatkistsaldo nog steeds gedekt zal worden met de uitgifte van DTC’s, korte deposito’s en daggeldleningen en dat de doelportefeuille gerealiseerd gaat worden met Eonia-renteswaps. Een Eonia-swap is een contract tussen twee partijen, waarbij wordt overeengekomen om een korte vaste rente, bijvoorbeeld een 3-maands of 6-maands renteverplichting, te ruilen tegen de variabele Eonia
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 18
9
daggeldrente. «Eonia» staat voor «Euro OverNight Index Average», een gemiddelde van overnight rentetarieven dat dagelijks wordt berekend door de Europese Centrale Bank. Voor het afsluiten van de Eoniarenteswaps zal de Staat van dezelfde contracten gebruik maken die het met alle Primary Dealers heeft afgesloten. In het voorjaar van 2002 wordt met een pilot gestart waarbij zal worden bezien of het Eoniadaggeldtarief een bruikbaar referentiepunt is voor de beoogde prestatiemeting. De resultaten van de pilot zullen naar verwachting worden opgenomen in de ontwerpbegroting 2003 voor de nationale schuld. 2.5. Garantieverlening Bij het aangaan van door het Rijk gegarandeerde leningen beoordeelt het Agentschap de marktconformiteit van de rente in relatie tot de overige modaliteiten van de lening. Daarbij is het uitgangspunt dat het rendement van dergelijke leningen in lijn moet zijn met dat van een vergelijkbare openbare staatslening, waarbij o.m. rekening wordt gehouden met de omvang van het te lenen bedrag. De procedure waarborgt dat de overheidssector zoveel mogelijk uniforme leningvoorwaarden hanteert. De beoordeling van garanties heeft ook in 2001 op bovenvermelde wijze plaatsgevonden. Tabel 6. Door het Ministerie van Financiën beoordeelde garanties (in € mln.) Ministerie
XVI XII XIII V VIII XIV
VWS V&W EZ BuZA OCW LNV
Totaal
2000 Totaal
2001 Totaal
w.v. herfinanciering
w.v. nieuw
45,8 60,0 129,7 100,0 98,6 0,0
155,9 0,0 104,9 154,6 179,7 26,2
120,5 0,0 30,0 6,8 141,9 17,1
35,4 0,0 74,9 147,8 37,9 9,1
434,1
621,4
316,3
305,1
3. KASBEHEER Naast de staatsschuld heeft begroting IXA tevens betrekking op het kasbeheer. Algemene doelstelling van beleid is het bundelen van geldstromen onder gelijktijdige aanbieding van een infrastructuur waarmee het betalingsverkeer van het rijk en aan de schatkist gelieerde instellingen zo doelmatig mogelijk kan worden afgewikkeld. Het kasbeheer heeft betrekking op het geïntegreerd middelenbeheer en op het betalingsverkeer van het rijk. 3.1. Geïntegreerd middelenbeheer Doelstelling van geïntegreerd middelenbeheer is een risico-arm en doelmatig beheer van publieke gelden van het rijk en van instellingen die aan de schatkist zijn gelieerd. Hierbij worden publieke geldstromen gebundeld en houden daarvoor in aanmerking komende instellingen hun gelden rentedragend aan bij de schatkist. Tevens kan, afhankelijk van specifieke afspraken, gebruik worden gemaakt van leenfaciliteiten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 18
10
In 2001 zijn voorbereidingen getroffen tot verdere invoering van het geïntegreerd middelenbeheer naar rechtspersonen met een wettelijke taak. Hiertoe is de eerste wijziging van de Comptabiliteitswet 2001 ingediend bij de Tweede Kamer (vergaderjaar 2001–2002, 28 035). Voorts zijn in 2001 in de interne organisatie en financiële informatievoorziening voorbereidingen getroffen om een adequate uitvoering van het geïntegreerd middelenbeheer te ondersteunen. Hierbij wordt aangesloten bij de uitvoering van geïntegreerd middelenbeheer voor de reeds lopende deelnemers, te weten de sociale fondsen, baten-lastendiensten en een aantal derden-organisaties. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de tegoeden en leningen bij de schatkist per ultimo 2001. (x € 1 mln.) Baten-lastendiensten Sociale Fondsen Derden
Tegoeden
Leningen
244 10 511 2 553
4 435 488
De uitstaande leningen aan baten-lastendiensten namen in 2001 marginaal toe van € 4,3 naar € 4,4 mrd. Hiervan neemt de Rijksgebouwendienst met € 4,3 mrd veruit het grootste gedeelte voor zijn rekening. De tegoeden in rekening-courant (inclusief deposito’s) van de diensten namen af van € 0,6 mrd naar € 0,2 mrd. De saldi van de sociale fondsen namen in 2001 toe met € 0,7 miljard. Derden, waaronder de Stichting Nationaal Restauratiefonds, Railinfrabeheer, Stichting Groenfonds, Stichting het Gebaar, hielden per ultimo 2001 voor € 2,5 mrd tegoeden en voor € 0,5 mrd aan leningen aan bij de schatkist. 3.2. Betalingsverkeer Rijksoverheid Doelstelling is het aanbieden van een betrouwbare en efficiënte infrastructuur voor de afwikkeling van het betalingsverkeer van het rijk. Sinds 1999 wordt, voortvloeiend uit een Europese aanbesteding, voor de afwikkeling van het betalingsverkeer van het Rijk gebruik gemaakt van de diensten van de Rabobank en de ING/Postbank. De overeenkomsten met deze banken lopen tot 1 mei 2003. Het overleg over een eventuele verlenging van de contracten dient, gelet op de mogelijkheid van een nieuwe Europese aanbesteding, in 2002 te beginnen. Hieraan voorafgaand zullen de betreffende bankrelaties worden doorgelicht om de dienstverlening van de Rabobank en de ING-Bank te kunnen beoordelen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 18
11
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE REKENING VERPLICHTINGEN EN UITGAVEN 11.01 Rente vaste schuld Realisatie-overzicht (bedragen x € 1 mln.) Begroting
Realisatie
Verschil
13 015,1
11 818,5
– 1 196,6
Het verschil wordt als volgt verklaard (x € 1 mln.): –
–
–
–
–
De inkoop van openbare leningen in de tweede helft van 2000 heeft geleid tot bijstelling in de reguliere renteverplichtingen
– 221,2
Een hoger beroep op Dutch Treasury Certificates heeft in 2000 geleid tot een lagere uitgifte van openbare leningen. Hierdoor dalen de renteverplichtingen op het onderdeel rente vaste schuld
– 113,4
Om een evenredige spreiding van aflossingen over het jaar te bewerkstelligen geeft de Staat vanaf 1998 leningen uit met een lange coupon. De eerste rentebetaling betreft dan een vergoeding over een periode van meer dan één jaar. De mutatie betreft een verlaging van een stelpostraming op dit onderdeel en wordt voornamelijk veroorzaakt door een lager kapitaalmarktberoep
– 431,1
De mutatie heeft betrekking op een lager kapitaalmarktberoep in 2000 en wordt voornamelijk veroorzaakt doordat sociale fondsen, agentschappen en ZBO’s hogere saldi aanhouden in de schatkist. Hiertegenover staat de hogere rentevergoeding over deze saldi die verantwoord wordt bij het onderdeel uitgaven vlottende schuld. Verder heeft de mutatie ook betrekking op een lager feitelijk tekort in 2000
– 490,2
De mutatie heeft betrekking op de rentevergoeding over in de eerste helft van 2001 afgesloten renteswaps. Hier tegenover staan de renteontvangsten welke op artikel O11.01 worden verantwoord
+ 22,6
–
Overige mutaties staatsschuld
–
De rentetoevoeging aan het Fonds Economische Structuurversterking in 2001 bedraagt € 364,9 mln, hetgeen meer was dan geraamd
–
Overige mutatie kasbeheer
+ 4,1
+ 39,5 – 6,9 – 1 196,6
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 18
12
11.02 Aflossing vaste schuld Realisatie-overzicht (bedragen x € 1 mln.)
Reguliere aflossingen Niet reguliere aflossingen
Begroting
Realisatie
Verschil
18 332,0 11,3
17 442,3 1 915,4
– 889,7 + 1 904,1
18 343,3
19 357,7
+ 1 014,4
Het verschil wordt als volgt verklaard (x € 1 mln.):
Reguliere aflossingen –
Door de vervroegde aflossing en inkoop van onderhandse leningen in 2000 en 2001 zijn reguliere aflossingen in 2001 komen te vervallen
– 889,7
Niet reguliere aflossingen –
–
Vervroegde aflossing en inkoop van onderhandse leningen in 2001 hebben geleid tot bijstelling van de niet reguliere aflossingen Voor de inkoop van Grootboekschuld is jaarlijks een budget van € 11,34 mln. beschikbaar. In 2001 is voor € 2,5 mln. ingekocht. De mutatie betreft een bijstelling op de stelpost voor dit onderdeel bij Voorjaarsnota en de onderuitputting op dit budget.
+ 1 912,9
– 8,8 + 1 904,1
11.03 Agio bij inkoop schuld Realisatie-overzicht (bedragen x € 1 mln.) Begroting
Realisatie
Verschil
0
43,0
+ 43,0
De mutatie heeft betrekking op het gerealiseerde agio dat verschuldigd is bij de inkoop van onderhandse leningen in 2001. Deze post wordt pro memorie begroot omdat het beleid er niet op is gericht om agio te realiseren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 18
13
11.04 Disagio bij uitgifte schuld Realisatie-overzicht (bedragen x € 1 mln.) Begroting
Realisatie
Verschil
0
84,9
+ 84,9
Bij de vervolguitgiften van de 5%-lening 2001 per 15 juli 2011 (uitgifte in juni, juli en september 2001) lag de koers onder pari waardoor disagio is gerealiseerd. Deze post wordt pro memorie begroot omdat het beleid er niet op is gericht om disagio te realiseren. 11.05 Overige uitgaven vaste schuld
Verplichtingen Realisatie-overzicht (bedragen x € 1 mln.)
Provisie en kosten Boete Overig
Begroting
Realisatie
Verschil
17,7 0,0 0,1
11,9 29,5 0,1
– 5,8 + 29,5 0,0
17,8
41,5
+ 23,7
Begroting
Realisatie
Verschil
17,7 0,0 0,1
11,9 52,2 0,1
– 5,8 + 52,2 0,0
17,8
64,2
+ 46,4
Uitgaven Realisatie-overzicht (bedragen x € 1 mln.)
Provisie en kosten Boete Overig
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 18
14
Het verschil wordt als volgt verklaard (x € 1 mln.):
Provisie en kosten –
Sinds 1 januari 1999 werkt het Agentschap met een stelsel van Primary Dealers om de internationale plaatsing van Nederlandse Staatsschuld te bevorderen en de concurrentiepositie van Nederlandse Staatsobligaties in de eurokapitaalmarkt te versterken. De mutatie heeft voornamelijk betrekking op de onderuitputting op het budget dat beschikbaar is voor de vergoeding aan de Primary Dealers
– 5,8
Boete –
Het verschil tussen de oorspronkelijke begroting en de realisatie wordt veroorzaakt door de verschuldigde boete op in 2001 betaalde vervroegde aflossing van onderhandse leningen. Wat betreft het verschil bij de uitgaven en de verplichtingen geldt dat een deel (€ 22,7 mln.) van de verplichtingen al in 2000 is aangegaan waardoor de realisatie van de verplichtingen lager ligt dan de realisatie van de uitgaven.
+ 52,2
12.01 Rente vlottende schuld Realisatie-overzicht (bedragen x € 1 mln.)
Rente DTC’s Rente overig kort papier Overige rentelasten
Begroting
Realisatie
Verschil
535,7 36,3 17,7
639,4 137,7 535,3
+ 103,7 + 101,4 + 517,6
589,7
1 312,4
+ 722,7
Het verschil wordt als volgt verklaard (x € 1 mln.):
Rente DTC’s –
–
De lagere rentelasten van de DTC’s wordt zowel door een lager volume veroorzaakt door een gunstiger ontwikkeling van het kassaldo als door een lagere rente in de tweede helft van 2001. Voor de dekking van tijdelijke schatkisttekorten wordt primair gebruik gemaakt van Dutch Treasury Certificates. In de eerste helft van 2001 is een groter beroep gedaan op de uitgifte van DTC’s in het voorzien in de financieringsbehoefte. Hierdoor is de rente op de vlottende schuld toegenomen
– 77,8
+ 181,5 + 103,7
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 18
15
Rente overig kort papier –
Naast de uitgifte van DTC’s maakt de Staat gebruik van korte depositotransacties en callgeld voor het dekken van tijdelijke schatkisttekorten. De mutatie heeft betrekking op de gerealiseerde rente op dit onderdeel doordat met name in de eerste helft van 2001 vaker gebruik is gemaakt van callgeld transacties voor het dekken van tijdelijke schatkisttekorten
+ 101,4
Overige rentelasten –
Sociale fondsen, agentschappen, rijksfondsen en derden houden tegoeden aan in de schatkist. Over hun rekening-courantsaldi en deposito’s werd in 2001 € 535,2 mln. aan rente uitgekeerd. De mutatie ad € 517,6 mln. vloeit met name voort uit de rentevergoeding aan de sociale fondsen.
+ 517,6
ONTVANGSTEN 11.01 Ontvangen rente bij uitgifte vaste schuld Realisatie-overzicht (bedragen x € 1 mln.)
Bijbetaalde rente Rente op leningen
Begroting
Realisatie
Verschil
295,0 230,6
407,5 275,7
+ 112,5 + 45,1
525,6
683,2
+ 157,6
Bijbetaalde rente Door maandelijkse emissies heeft de Staat het financieringsbeleid transparanter gemaakt. Dit is gerealiseerd door leningen te heropenen. Bij de vervolguitgifte van bestaande leningen betaalt de belegger opgelopen rente bij aan de Staat. De mutatie is het gevolg van de vervolguitgiften van de 4,75%-lening 2000 per 15 februari 2003, 5%-lening 2001 per 15 juli 2011 en de 5,75%-lening 1994 per 15 januari 2004. Rente op leningen Batenlasten-diensten kunnen gebruik maken van een leenfaciliteit bij de schatkist. De mutatie wordt met name veroorzaakt door hogere renteontvangsten op door de Rijksgebouwendienst opgenomen leningen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 18
16
11.02 Uitgifte vaste schuld Realisatie-overzicht (bedragen x € 1 mln.) Begroting
Realisatie
Verschil
18 354,7
19 560,3
+ 1 205,6
In 2001 zijn voor € 1,2 mrd. meer aan staatsleningen uitgegeven dan begroot bij Ontwerpbegroting. Het hogere kapitaalmarktberoep hangt samen met de herfinanciering van vervroegde aflossingen op onderhandse leningen en een hoger feitelijk tekort. 11.03 Agio bij uitgifte schuld Realisatie-overzicht (bedragen x € 1 mln.) Begroting
Realisatie
Verschil
0
292,8
+ 292,8
Bij de vervolguitgifte van staatsleningen in 2001 is agio gerealiseerd, doordat de geldende marktrente lager was dan de couponrentes van de geëmitteerde leningen. Het gerealiseerde agio heeft betrekking op de uitgifte van de 4,75%-lening 2000 per 15 februari 2003 (uitgifte in januari 2001), de 5%-lening 2001 per 15 juli 2011 (uitgiften in maart, april en november 2001) en de 5,75%-lening 1994 per 15 januari 2004 (uitgiften in mei en oktober 2001). 12.02 Rentevergoeding op schatkistsaldo Realisatie-overzicht (bedragen x € 1 mln.)
Vergoeding op schatkistsaldo Vergoeding op uitzettingen
Begroting
Realisatie
Verschil
1,0 9,1
0,8 78,1
– 0,2 69,0
10,1
78,9
+ 68,8
Regulatie van het schatkistsaldo bij DNB tussen € 0 en 50 mln. heeft tot gevolg dat overschotten in de geldmarkt worden uitgezet door call- en call-fixe leningen en buy- en sellback-transacties. De mutatie heeft betrekking op de gerealiseerde rente op deze transacties.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 18
17
SALDIBALANS Saldibalans per 31 december 2001 (bedragen x € 1000) DEBET OMSCHRIJVING 1.
3. 5.
Uitgaven t.l.v. de begroting 1999 Uitgaven t.l.v. de begroting 2000 Uitgaven t.l.v. de begroting 2001 Liquide middelen Uitgaven buiten begrotingsverband Sub-totaal
Openstaande rechten 9a. Tegenrekening extracomptabele schulden 10. Voorschotten
CREDIT 31-12-01
31-12-00
0
0
0
44 229 365
32 681 181 7
0 4
173 000
72 500
32 854 188
44 301 869
0
0
174 406 738 0
174 204 170 0
2.
7.
11a.Tegenrekening openstaande verplichtingen Totaal-generaal
OMSCHRIJVING
24
22 719
207 260 950
218 528 758
4. 6.
Ontvangsten t.g.v. de begroting 1999 Ontvangsten t.g.v. de begroting 2000 Ontvangsten t.g.v. de begroting 2001 Rekening-courant RHB Ontvangsten buiten begrotingsverband Sub-totaal
7a. Tegenrekening openstaande rechten 9. Extra-comptabele schulden 10a.Tegenrekening voorschotten 11. Openstaande verplichtingen Totaal-generaal
31-12-01
31-12-00
0
0
0
19 078 260
20 617 764 1 635 318
0 17 408 477
10 601 105
7 815 132
32 854 187
44 301 869
0
0
174 406 738
174 204 170
0
0
24
22 719
207 260 949
218 528 758
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 18
18
TOELICHTING BEHORENDE BIJ DE SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2001 VAN DE NATIONALE SCHULD (IXA) ALGEMENE TOELICHTING Alle bedragen zijn opgenomen tegen nominale waarden en vermeld in duizenden euro’s tenzij anders aangegeven. Relevante posten worden hieronder nader toegelicht. Hierbij is de nummering van de saldibalans aangehouden. Door afronding van bedragen op duizenden euro’s, kunnen tellingen niet aansluiten bij de som der delen. Specifieke toelichting per saldibalanspost
4. Rekening-courant RHB Deze post geeft de financiële verhouding met de Rijkshoofdboekhouding weer. De bedragen zijn overeenkomstig de opgave van de Rijkshoofdboekhouding per 31 december 2001.
5. Uitgaven buiten begrotingsverband Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.
Callgeldleningen u/g
ultimo 2001
ultimo 2000
173 000
72 500
173 000
72 500
De intra-comptabele vordering heeft betrekking op het per 31 december 2001 uitstaande saldo aan callgeldleningen.
6. Ontvangsten buiten begrotingsverband Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.
DTC’s Callgeldleningen o/g Saldo derdenrekening
ultimo 2001
ultimo 2000
5 802 000 4 798 700 405
5 540 000 2 275 000 133
10 601 105
7 815 133
De intra-comptabele schulden hebben voornamelijk betrekking op het per 31 december 2001 uitstaande saldo aan DTC’s (Dutch Treasury Certificates) en de aangetrokken callgeldleningen. Het uitstaande bedrag aan DTC’s heeft betrekking op 3 DTC-programma’s met vervaldata 28 maart 2002 (€ 2,8 mld), 28 juni 2002 (€ 1,6 mld) en 30 september 2002 (€ 1,4 mld). De derdenrekening heeft met name betrekking op gereserveerde opbrengsten van duplicatenrekeningen en waarborgkapitalen, welke worden aangehouden als onderpand bij voornamelijk infrastructurele projecten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 18
19
9. Extra-comptabele schulden Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.
Vaste schuld Nog te betalen aflossing – naamschuld – toonderschuld
ultimo 2001
ultimo 2000
174 391 083
174 186 839
15 054 601
16 495 836
174 406 738
174 204 170
De extra-comptabele schulden hebben betrekking op in het verleden binnen begrotingsverband geboekte ontvangsten, waarvan op termijn nog verrekening met derden zal plaatsvinden. Deze post betreft de staatsschuld (vaste schuld) en de aflosbaar gestelde, maar nog niet betaalde aflossing naamschuld en toonderschuld. De nog te betalen aflossing naamschuld wordt veroorzaakt doordat de betaaldatum (29 en 30 december 2001) samenvalt met een weekend en omdat op 31 december 2001 er geen betalingen plaats hebben gevonden via de DNB in verband met de overgang naar de euro.
11. Openstaande verplichtingen Deze post kan als volgt worden gespecificeerd. ultimo 2001
ultimo 2000
24
22 719
24
22 719
Binnen begrotingsverband
De openstaande verplichting binnen begrotingsverband heeft betrekking op na 31 december 2001 te betalen provisie op geldmarkt transacties (€ 24 339). Niet opgenomen is een bedrag van € 7,6 mln. aan reeds vervallen maar nog niet betaalde rente. Dit bedrag bestaat voor € 6,9 mln. uit nog te betalen rente naamschuld omdat de betaaldatum (30 december 2001) samenvalt met een weekend en omdat op 31 december 2001 er geen betalingen plaats hebben gevonden via de DNB in verband met de overgang naar de euro, waardoor de daadwerkelijke betaling op de eerste werkdag van 2002 heeft plaats gevonden. De overige € 0,7 mln. bestaat uit nog niet opgevraagde rente grootboeken, -toonderschuld en geblokkeerde rente naamschuld. Deze openstaande verplichting per 31 december 2001 wordt, conform artikel 4 CW, niet op de saldibalans vermeld, omdat de verplichting geacht wordt te zijn aangegaan op het moment van betaling.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 18
20
BIJLAGEN BIJ DE SALDIBALANS IXA PER 31 DECEMBER 2001 Specificatie van de vaste schuld naar jaar van uitgifte1 per 31 december 2001 (bedragen x € 1 mln.) Jaar van uitgifte Vóór 1990 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 20012
Openbaar
Onderhands
Totaal3
36,1
1,9 2,1 333,1 1 136,1 609,9 14,7 31,8
38,0 2,1 856,9 5 313,0 21 784,6 18 632,6 13 691,7 19 816,4 13 637,2 20 004,9 26 666,4 20 327,1 13 620,0
523,8 4 177,0 21 174,7 18 617,9 13 660,0 19 816,4 13 637,2 20 004,9 26 088,3 20 327,1 13 620,0
Totaal3
171 683,4
578,2
2 707,8
174 390,9
1
Jaar van eerste uitgifte betekent dat ingeval van een heropening van een lening, het bedrag wordt opgenomen bij het oorspronkelijke jaar van eerste uitgifte van de (heropende) lening. 2 In 2001 bedroeg het kapitaalmarktberoep 19,6 mld. De uitsplitsing over het eerste jaar van uitgifte is als volgt; 1994: 3,9 mld., 2000: 2,1 mld. en 2001: 13,6 mld. 3 Door afronding kan de som van de componenten afwijken van het totaal.
Omvang van de vaste en vlottende schuld en de vlottende vorderingen ultimo 2001 (bedragen x € 1 mrd.)
1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001
Vaste schuld
Vlottende schuld
Totaal
Vlottende vorderingen
165,9 163,5 174,2 177,4 178,6 181,7 185,3 174,2 174,4
1,4 3,5 5,7 7,0 5,9 6,9 5,6 7,8 10,6
167,3 167,0 179,9 184,4 184,5 188,6 190,9 182,0 185,0
0 0 0 0 0,5 0,8 3,0 0,1 0,2
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 18
21
BIJLAGE 1
BIJLAGEN BIJ DE FINANCIËLE VERANTWOORDING AFGESLOTEN RENTESWAPS IN 2001 In deze bijlage wordt een overzicht gegeven van de renteswaps die in 2001 zijn afgesloten. Om het kredietrisico van renteswaps voor de Staat te beperken wordt gewerkt met onderpand. De tegenpartij van de Staat is verplicht onderpand te storten wanneer de renteswap een positieve waarde heeft. Als onderpand worden staatsleningen van kredietwaardige overheden in de EMU, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten en cash geaccepteerd. De waarde van alle swaps en het gestorte onderpand wordt wekelijks bepaald. In april 2001 zijn de eerste renteswaps afgesloten. Door de daaropvolgende daling van de rente in 2001 steeg de waarde van de renteswaps. Hierdoor werd eind oktober 2001 voor het eerst bij enkele tegenpartijen onderpand opgevraagd. Ultimo 2001 is er ter waarde van € 18,2 mln. gestort bij de Staat. De marktwaarde van de renteswaps bedroeg eind 2001 € 68,5 mln. in het voordeel van de Staat1. Opgemerkt wordt dat de waarde van de swaps – evenals de waarde van de staatsschuld – geen beleidsvariabele is. Het beleid van de Staat is er niet op gericht om de waarde van de renteswaps te maximaliseren. Renteswaps worden uitsluitend afgesloten in het kader van het risicomanagement. Fluctuaties in de waarde van de swaps zijn het gevolg van bewegingen in de rente, waarop de Staat geen invloed heeft.
Afgesloten renteswaps in 2001 (stand op 31 december, x € 1 mln.)
Maand
Startdatum
April
09-04-01 12-04-01 18-04-01 18-04-01 13-06-01 14-06-01 15-06-01 18-06-01 19-06-01 11-07-01 12-07-01 13-07-01 16-07-01 17-07-01 13-09-01 14-09-01 14-09-01 14-09-01 17-09-01 17-09-01 19-09-01 13-11-01 15-11-01 15-11-01 16-11-01 16-11-01
Juni
Juli
September
November
1
Nominaal bedrag
Te ontvangen vaste rente
Te betalen variabele rente1
Einddatum
150 150 100 100 100 100 100 100 100 100 150 200 100 100 100 100 100 100 75 75 100 100 200 100 150 150
5,28500% 5,23750% 5,35500% 5,33750% 5,41750% 5,44625% 5,44875% 5,39125% 5,38375% 5,50000% 5,49600% 5,46750% 5,48625% 5,48500% 5,25625% 5,26000% 5,24000% 5,24500% 5,27250% 5,27250% 5,22500% 4,64000% 4,69625% 4,71625% 4,75100% 4,76625%
3,4300% 3,4910% 3,4850% 3,4850% 3,2510% 3,2470% 3,2220% 3,2470% 3,2700% 4,4150% 4,4300% 4,4020% 4,4090% 4,4010% 4,1270% 4,0480% 4,0480% 4,0480% 4,0340% 4,0340% 3,9730% 3,1650% 3,1950% 3,1950% 3,2010% 3,2010%
11-04-11 12-04-11 18-04-11 18-04-11 13-06-11 14-06-11 15-06-11 20-06-11 20-06-11 11-07-11 12-07-11 13-07-11 18-07-11 18-07-11 13-09-11 14-09-11 14-09-11 14-09-11 19-09-11 19-09-11 19-09-11 14-11-11 15-11-11 15-11-11 16-11-11 16-11-11
De variabele rente wordt ieder half jaar opnieuw vastgesteld op basis van het dan geldende 6-maands Euribor-rente.
1
Het deel van de waarde van de swaps dat niet door onderpand wordt gedekt (68,5 -/€ 18,2 mln.) valt binnen de daartoe gestelde limieten per tegenpartij.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 18
22
BIJLAGE 2
EMISSIES VOOR DE DEKKING VAN DE REGULIERE FINANCIERINGSBEHOEFTE IN 2001
(bedragen x € 1 mrd.) Emissie maand
ISIN code
Naam lening
Uitgifte
Januari Maart April Mei Juni Juli September Oktober November
NL0000102598 NL0000102606 NL0000102606 NL0000102143 NL0000102606 NL0000102606 NL0000102606 NL0000102143 NL0000102606
4,75% Nederland 2000 per 15 februari 2003 5% Nederland 2001 per 15 juli 2011 5% Nederland 2001 per 15 juli 2011 5,75% Nederland 1994 per 15 januari 2004 5% Nederland 2001 per 15 juli 2011 5% Nederland 2001 per 15 juli 2011 5% Nederland 2001 per 15 juli 2011 5,75% Nederland 1994 per 15 januari 2004 5% Nederland 2001 per 15 juli 2011
vervolguitgifte eerste uitgifte vervolguitgifte vervolguitgifte vervolguitgifte vervolguitgifte vervolguitgifte vervolguitgifte vervolguitgifte
Opbrengst
Effectief rendement
2,1 2,5 2,5 1,8 2,0 2,4 2,2 2,1 2,0
4,33 4,85 4,88 4,55 5,20 5,25 5,02 3,51 4,52
Totaal
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 18
19,6
23
BIJLAGE 3
BEGRIPPENLIJST Agio De premie die wordt betaald bovenop de nominale waarde van een obligatie. Als de couponrente van een lening hoger is dan de marktrente, heeft de betreffende lening een agio. Amortisatie Aflossing op eerder uitgegeven leningen door middel van inkoop. Basispunt Een honderdste deel van een procent (0,01%). Benchmarklening Toonaangevende lening die een referentiekader biedt voor een bepaald looptijdsegment. Buy- en sellbacktransactie Een buy- en sellbacktransactie is een contante aankoop van een hoeveelheid stukken in combinatie met een gelijktijdig afgesloten termijnverkoop van dezelfde stukken (bijvoorbeeld staatsobligaties of DTC’s). In de tussenliggende periode wordt de facto een bedrag in de geldmarkt uitgezet, waarover een rentevergoeding wordt ontvangen. Call- en call-fixe leningen Dagelijks opvraagbare geldmarktlening zonder onderpand met een looptijd van meestal 1 dag (call) tot enkele dagen (call-fixe). Cash flow-at-risk Cash flow-at-risk of budgetrisico is een risicomaatstaf die de mogelijke fluctuaties in de rentelasten ten opzichte van de rentelasten van de oorspronkelijke schuldportefeuille weergeeft over een bepaalde periode bij een gegeven waarschijnlijkheid. Clearing and settlement Systeem van collectieve afwikkeling van effectentransacties door af/bijschrijving op geld- en effectenrekeningen. Disagio De korting die wordt ontvangen op de nominale waarde van een obligatie. Als de couponrente van een lening lager is dan de marktrente, heeft de betreffende lening een disagio. Disconto Rente die vooraf wordt betaald. DTC-marktstelsel In 2001 is op initiatief van de Nederlandse Staat gestart met een DTC-marktstelsel. Onderdeel van het stelsel is de quotering van DTC’s op MTS Amsterdam. In het stelsel nemen zowel Primary Dealers als een aantal geselecteerde banken deel, die zich Single Market Specialists mogen noemen. Naast de verplichting tot het quoteren krijgen deze partijen exclusief toegang tot de elecktronische veilingen DTC’s. Ook kunnen de partijen beroep doen op een repofaciliteit voor DTC’s.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 18
24
Duration Duration is een gewogen gemiddelde looptijd van de schuldportefeuille met de contante waarde van de betalingen (rente en aflossing) als gewicht (zie ook Macaulay duration en modified duration). Dutch State Loans (DSL’s) Engelse benaming voor Nederlandse staatsleningen. Dutch Treasury Certificates (DTC’s) Schuldbewijzen met een korte looptijd uitgegeven door het Rijk om tijdelijke kastekorten van het Rijk te financieren. DTC’s worden uitgegeven en verhandeld op discontobasis. Financieringsbehoefte van het Rijk De aflossingen op de gevestigde staatsschuld vermeerderd met het feitelijk tekort van het Rijk of verminderd met het feitelijk overschot van het Rijk. Financieringstekort of -overschot van het Rijk (feitelijk) Het saldo van de relevante uitgaven en ontvangsten, minus de mutatie in het saldo van de derdenrekening. Financieringstekort of -overschot van het Rijk (beleidsrelevant) Feitelijk financieringstekort of -overschot met correcties voor onder meer debudgetteringen, vervroegde aflossing van woningwetleningen, studieleningen, (dis)agio op staatsleningen en saldo Fonds Economische Structuurversterking Liquiditeit In een markt met voldoende liquiditeit kunnen grote posten verhandeld worden zonder dat dit een substantiëel effect op de prijs (koers) heeft. MTS Amsterdam In september 1999 heeft de Staat samen met de Primary Dealers en MTS SpA het handelsplatform MTS Amsterdam opgericht. In korte tijd heeft MTS Amsterdam zich ontwikkeld tot een succesvol platform voor de handel in Nederlandse staatsleningen. De Primary Dealers hebben de verantwoordelijkheid de handel op MTS Amsterdam te stimuleren. Dit gebeurt vooral doordat de Primary Dealers verplicht zijn om gedurende een groot deel van iedere dag bied- en laatprijzen te quoteren. Andere partijen kunnen direct op deze quotes handelen. Dankzij het electronische systeem kan een transactie zeer snel worden uitgevoerd, waarbij clearing en settlement automatisch worden voltooid. Primaire markt De markt voor de uitgifte van effecten. Nederlandse staatsobligaties worden uitgegeven via het stelsel van Primary Dealers. Primary Dealers Sinds 1999 maakt de Staat gebruik van een stelsel van Primary Dealers voor de distributie en promotie van Nederlandse staatsleningen. Het stelsel bestaat uit 13 banken. Bij het samenstellen van de groep Primary Dealers wordt veel aandacht besteed aan een goede balans tussen banken die zijn gericht op de lokale, de regionale, en de globale markten. Deze balans is gewenst met het oog op het bereiken van een brede spreiding aan eindbeleggers in Nederlandse staatsobligaties. Het belangrijkste doel van de samenwerking met de Primary Dealers is
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 18
25
om de markt voor Nederlandse staatsleningen liquide te houden. Met alle Primary Dealers is een éénjarig contract aangegaan. De Primary Dealers verplichten zich om DSL’s af te nemen, te verspreiden en te promoten. Tot de verplichtingen hoort ook een maandelijkse rapportage over de verrichte activiteiten. Tegenover deze verplichtingen staat het exclusieve recht om DSL’s bij het Agentschap af te nemen en gebruik te maken van de repo- en stripfaciliteit. De Primary Dealers ontvangen daarnaast een financiële vergoeding die afhankelijk is van de afgenomen hoeveelheid DSL’s bij emissies. Rekenrente Boekhoudkundig veronderstelde rente in begroting en meerjarencijfers. Renteswap Een renteswap is een contract tussen twee partijen waarin wordt afgesproken om gedurende de looptijd een vaste rente te ruilen tegen een variabele rente. Repofaciliteit Een instrument om de liquiditeit van staatsleningen en DTC’s te garanderen. Onder bepaalde condities kunnen Primary Dealers (en in het geval van DTC’s ook Single Market Specialists) in geval van schaarste staatsleningen of DTC’s lenen van de Staat tegen een vergoeding. Schatkistsaldo Saldo op de rekening van het Rijk bij De Nederlandsche Bank. Secundaire markt De markt voor bestaande effecten. De handel in Nederlandse staatsobligaties vindt grotendeels plaats via MTS Amsterdam. Sell- en buybacktransactie Een sell- en buybacktransactie is een contante verkoop van een hoeveelheid stukken in combinatie met een gelijktijdig afgesloten termijnaankoop van dezelfde stukken (bijvoorbeeld staatsobligaties of DTC’s). In de tussenliggende periode wordt de facto een bedrag in de geldmarkt opgenomen, waarover een rentevergoeding wordt betaald. Single Market Specialists Een aantal geselecteerde banken die naast de Primary Dealers deelnemen aan het DTC-marktstelsel. Spread Positief of negatief renteverschil, bijvoorbeeld tussen leningen met een verschillende looptijd of tussen leningen van verschillende landen. Staatsschuld Het totaal van de uitstaande geldelijke leningen van de Staat (gevestigde en vlottende schuld) is de bruto staatsschuld. Leningen met een oorspronkelijke looptijd van twee jaar of langer vormen de gevestigde staatsschuld. Leningen met een oorspronkelijke looptijd korter dan twee jaar vormen de vlottende staatsschuld.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 18
26
Swapcurve De swapcurve geeft de relatie weer tussen de looptijd van een swapcontract en de swaprente. Bij iedere looptijd geeft de swapcurve de vaste rente aan waartegen de markt op dat moment bereid is een variabele rente te ruilen (meestal de 6-maands rente). Tender Inschrijving op een openbare lening door opgaven van bedragen en maximum koersen waartegen men de obligaties wenst te verkrijgen. Toonbankuitgifte Uitgiftesysteem van openbare staatsleningen waarbij de inschrijving gedurende een langere periode open staat. Gedurende deze periode kan de uitgiftekoers worden aangepast. Dit biedt de mogelijkheid om flexibel in te spelen op zich wijzigende marktomstandigheden. Yieldcurve De yieldcurve (of rentecurve) is de relatie tussen de resterende looptijd van staatsleningen en de bijbehorende rendementen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 18
27