Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2007–2008
30 420
Emancipatiebeleid
Nr. 114
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 7 maart 2008 Hierbij sturen wij u – in aansluiting op de kabinetsnota «Meer kansen voor vrouwen. Emancipatiebeleid 2008–2011»1 onze bijdrage aan dit emancipatiebeleid. Het gaat daarbij zowel om de inhoudelijke bijdrage als om de manier waarop het emancipatiebeleid binnen VWS wordt vormgegeven en is verankerd. Deze bijdrage is niet los te zien van de Eindrapportage van de Visitatiecommissie Emancipatie (VCE) over het emancipatiebeleid en gendermainstreaming bij VWS, die uw Kamer op 6 februari 2007 heeft ontvangen2. Daarin wordt immers een oordeel en een aantal aanbevelingen gegeven. Deze brief omvat dan ook tevens een reactie op deze rapportage. Voorop staat dat wij beiden belang hechten aan het emancipatiebeleid. De positie van vrouwen en mannen in de samenleving – dus ook waar het gaat om gezondheidszorg, preventie, welzijn en sport – is verschillend. Soms is er sprake van achterstand, bijvoorbeeld in de arbeidsparticipatie, een belangrijk onderwerp in de kabinetsnota Emancipatiebeleid. Ook kan het gaan om problematiek die vooral bijvoorbeeld vrouwen treft. Bij huiselijk geweld zijn 80% van de slachtoffers vrouwen3. Ten slotte kan het gaan om aandacht te hebben voor het verschil tussen vrouwen en mannen, bijvoorbeeld in het vóórkomen van gezondheidsklachten of in ziektelast. Ziektelast v/m De totale ziektelast is voor vrouwen iets groter dan voor mannen. De ziekten die verantwoordelijk zijn voor de ziektelast verschillen tussen mannen en vrouwen. Voor psychische stoornissen bijvoorbeeld is dit bij mannen voor een belangrijk deel afhankelijkheid van alcohol, terwijl bij vrouwen depressie en angst de ziektelast veroorzaken. Een ander voor-
1
Kamerstukken II, vergaderjaar 2007–2008, 30 420, nr. 50. 2 Kamerstukken II, vergaderjaar 2006–2007, 30 420, nr. 30. 3 Factsheet huiselijk geweld, ministerie van Justitie, april 2007.
KST116176 0708tkkst30420-114 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2008
beeld is kanker: bij mannen veroorzaakt longkanker de meeste ziektelast, bij vrouwen is dit borstkanker. Bron: website RIVM/nationaal kompas, Ziektelast in DALY’s, omvang van het probleem. Welke verschillen zijn er tussen mannen en vrouwen?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 30 420, nr. 114
1
Bovenstaande betekent dat het van belang is om ook in het VWS-beleid rekening te houden met man/vrouwverschillen en emancipatie-effecten. Daarbij is het uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor emancipatie en gender in het kader van kwaliteit en klantgerichtheid primair bij gemeenten en veldpartijen, zoals zorg-, sport- en welzijnsinstellingen en zorgverzekeraars ligt. VWS zorgt voor de randvoorwaarden. Daarnaast gaat het om inclusief beleid, dat wil zeggen dat het algemene VWS-beleid vanzelfsprekend rekening dient te houden met diversiteit (het gaat dan niet alleen om sekse, maar ook om bijvoorbeeld etniciteit, beperkingen, of leeftijd). Ten slotte geldt het credo: algemeen waar mogelijk, specifiek waar nodig. Bepaalde problemen vragen om een specifieke aanpak, bijvoorbeeld de bestrijding van genitale verminking bij vrouwen en meisjes of de opvang van mannelijke slachtoffers van eergerelateerd geweld. Op verschillende terreinen wordt in het VWS-beleid rekening gehouden met gender en emancipatie. Wij investeren bijvoorbeeld fors om de opvang en hulp bij geweld in afhankelijkheidsrelaties te intensiveren. Op 10 december 2007 heeft de Tweede Kamer daarover de beleidsbrief «Beschermd en weerbaar» ontvangen1. Extra middelen – bijna € 18 miljoen in 2008 oplopend tot ruim € 32 miljoen vanaf 2012 – worden ingezet voor de uitbreiding van de capaciteit voor de opvang, de versterking van de Advies- en Steunpunten Huiselijk Geweld, snellere en betere hulp, het verbeteren van de kwaliteit van de opvang, het verhogen van de deskundigheid van professionals én het krachtig bestrijden van vrouwelijke genitale verminking en eergerelateerd geweld. Voor de inzet van VWS op een aantal andere onderwerpen verwijzen wij u naar de bijlage, die conform het format van de Directie Emancipatie van OCW is opgesteld. Daarin komen vrijwilligerswerk en mantelzorg, seksuele gezondheid en sport aan de orde. In aansluiting op dit beleid zullen wij een extra impuls aan het emancipatiebeleid geven. Dit sluit aan bij de ambities uit de Emancipatienota. Er is een trendbreuk nodig om de stagnatie in het emancipatieproces te doorbreken. De eindrapportage van de VCE geeft daarvoor aanknopingspunten. Aan deze eindrapportage ging een voorlopige rapportage (februari 2006) vooraf, die kritisch was over de stand van zaken bij VWS en aanknopingspunten voor verbetering gaf. In haar eindrapportage concludeert de VCE dat er wel een verbetering valt te constateren, maar dat de implementatie van gendermainstreaming binnen VWS nog steeds te weinig aandacht krijgt. Verder is naar haar mening VWS verantwoordelijk om voor gemeenten en veldpartijen de juiste randvoorwaarden te creëren. Dit gebeurt nog te weinig. De VCE beveelt dan ook aan om op een aantal belangrijke generieke dossiers werk te maken van gendermainstreaming. Genoemd worden onder andere om bij de evaluatie van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) emancipatie-effecten mee te nemen, om bij de veranderingen in de AWBZ na te gaan of genderaspecten aan de orde zijn en om een gender-budgetanalyse van het programma «Meedoen allochtone jeugd door sport» uit te voeren. Daarnaast pleit de VCE ervoor om de infrastructuur van gendermainstreaming op korte termijn te versterken en te verankeren in de organisatie (het gaat daarbij ook om commitment van de politieke en ambtelijke top) en om binnen het departement de deskundigheid op dit gebied te vergroten.
1
Kamerstukken II, vergaderjaar 2007–2008, 28 345 en 22 894, nr. 51.
Wij nemen deze aanbevelingen ter harte en wij delen de mening van de VCE dat vergroting van de deskundigheid en een betere verankering in het departement belangrijke instrumenten zijn. Verder kan worden geconstateerd dat gemeenten en veldpartijen niet altijd vanzélf rekening houden
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 30 420, nr. 114
2
met emancipatieaspecten. Ook daarvoor is mede vanuit VWS een extra impuls voor nodig. We gaan op een aantal terreinen het inclusieve beleid op het gebied van emancipatie verbeteren. Dit doen wij uiteraard gekoppeld aan de inhoud. Door middel van een quickscan bepalen we voor welke thema’s dit inclusieve beleid verbetering behoeft (maatwerk). Aan de hand daarvan stellen we een aanpak voor verbetering op om te komen tot een goede verankering in het beleid. Het gaat er dan om te regelen wie waarvoor aanspreekbaar is binnen het departement, dat er voldoende expertise op het gebied van emancipatie en gender aanwezig is en welke beleidsinstrumenten ingezet gaan worden. Belangrijk onderdeel van de aanpak vormt ook hoe wij op de gekozen terreinen andere overheden en veldpartijen actiever kunnen aanspreken op hun verantwoordelijkheid op het gebied van emancipatie (c.q. diversiteit). Daarnaast leggen wij een verbinding met andere departementen, bijvoorbeeld met het ministerie voor Jeugd en Gezin en het ministerie voor Wonen, Wijken en Integratie, waar het gaat om het diversiteitsbeleid. Actueel De aflevering van het tv-programma Chirurgenwerk op 10 februari 2008 had als het onderwerp het thema sekseverschillen. De vraag stond centraal waarom het zo belangrijk is dat bij de dokter vrouwen als vrouwen en mannen als mannen worden behandeld. Als voorbeeld werden hart- en vaatziekten besproken. Een op de drie vrouwen wordt getroffen door een hartziekte. Bij vrouwen treden deze ziekten pas tien tot 15 jaar later op dan bij mannen. Vrouwen hebben ook andere klachten, die iedereen, de dokter incluis, op het verkeerde been zetten. Veel artsen en patiënten brengen deze klachten niet in verband met een hartziekte. Dan is er kans dat er een verkeerde diagnose wordt gesteld.
Bij quickscan en de verdere aanpak wordt het veld betrokken, onder andere door middel van overleg met de Nederlandse Vrouwenraad, de Vereniging van Nederlandse Vrouwelijke Artsen en De Nederlandse Vereniging voor Vrouwenbelangen. Ook de externe evaluatie & zelfevaluatie van het ZonMw programma M/V (juni 2007), «de factor sekse in de gezondheidszorg 2000–2006», zal input zijn voor deze invulling. Daarnaast willen we graag gebruik maken van lessen uit het verleden. VWS (en daarvoor WVC) heeft immers een lange historie als het gaat om emancipatie. De VCE deed niet alleen aanbevelingen voor de inhoud, maar pleitte er ook voor om bij belangrijke, generieke dossiers de emancipatie-effecten te toetsen. Wij komen daaraan graag tegemoet. Ten eerste wordt bij de evaluatie van de Wmo aandacht geschonken aan de emancipatieeffecten1. Deze toezegging is opgenomen in de opdracht aan het Sociaal Cultureel Planbureau die deze evaluatie uitvoert. Daarbij zal vooral gekeken worden naar de emancipatie-effecten op de terreinen mantelzorg en vrijwilligerswerk. Daarnaast zijn wij voornemens om bij de Kabinetsreactie over de AWBZ mede naar aanleiding van het advies van de Sociaal-Economische Raad daarover dat dit voorjaar wordt verwacht, ook de mogelijke emancipatieeffecten te bezien.
1
Kamerstukken II, vergaderjaar 2005–2006, 29 538, nr. 35.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 30 420, nr. 114
3
Voor de rapportage over de voortgang en resultaten van de VWS-bijdrage aan het emancipatiebeleid sluiten wij aan bij de in de emancipatienota aangekondigde «midterm review», die in 2010 wordt uitgevoerd. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, A. Klink De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. Bussemaker
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 30 420, nr. 114
4
BIJLAGE
BIJLAGE BIJ DE VWS-BRIEF «EMANCIPATIEBELEID» VWS-bijdrage aan het emancipatiebeleid (conform het format van DE/OCW)
Deel A. Gelijke beloning en Evenredige vertegenwoordiging in managementposities Binnen VWS wordt geen expliciet emancipatiebeleid gevoerd. Het accent ligt op het optimaal benutten van de diverse ontwikkelingsmogelijkheden voor medewerkers. De populatie vertoont een evenwichtige verdeling tussen mannen en vrouwen. Ook in de hogere salarisschalen (11 t/m 14) is het aantal vrouwen goed vertegenwoordigd, nl. 47%, terwijl de norm 31% is. Het streefpercentage voor vrouwen in schaal 15 en hoger is 19%, terwijl binnen VWS 27% van de vrouwen in schaal 15 en hoger zit. In het Meerjarenbeleidsplan Emancipatie is het streefpercentage voor vrouwen in schaal 15 en hoger voor 2010 gesteld op 30%. Er zijn geen specifieke projecten gericht op de verbetering van de positie van vrouwen. Binnen het diversiteitskader is er aandacht voor een evenwichtige opbouw van het personeelsbestand. Verder heeft VWS samen met OCW een pool van coaches die medewerkers kunnen begeleiden bij vragen over hun werksituatie. Deze coaches volgen vanaf oktober 2007 een professionaliseringstraject om gerichter op diversiteitsvraagstukken in te kunnen gaan. De komende krimptaakstelling is een nieuwe uitdaging om de evenwichtige verdeling in stand te houden en met de resterende capaciteit toch het uitgangspunt van de juiste mens op de juiste plaats te blijven hanteren.
Deel B. Verankering van emancipatie in beleid en uitvoering Algemeen Over de algemene bijdrage van VWS-beleid aan het emancipatiebeleid wordt verwezen naar de oplegbrief bij deze bijlage. Thema’s VWS voert op een aantal specifieke thema’s een beleid en levert daarmee een bijdrage aan de uitvoering van de emancipatienota. Het gaat om de onderwerpen geweld in afhankelijkheidsrelaties (huiselijk geweld, kwaliteit vrouwenopvang, eergerelateerd geweld, vrouwelijke genitale verminking), vrijwilligerswerk en mantelzorg, seksuele gezondheid, organisatie acute zorg en sport.
Huiselijk geweld VWS levert een bijdrage aan het Programma «Aanpak huiselijk geweld» dat door het ministerie van Justitie wordt gecoördineerd. Op 10 december 2007 verscheen de VWS-beleidsbrief «Beschermd en weerbaar, intensivering van de opvang en hulp bij geweld in afhankelijkheidsrelaties» (Kamerstukken II, vergaderjaar 2007–2008, 28 345 en 22 894, nr. 51). Vanaf 2008 wordt extra geld beschikbaar gesteld, oplopend tot ruim 32 miljoen euro in 2012 voor deze intensivering. Het gaat daarbij om de volgende doelstellingen: – er moet onmiddellijke en veilige opvang voor slachtoffers zijn; – slachtoffers, kinderen, maar ook daders worden vroegtijdig snel en goed geholpen om een leven zonder geweld te kunnen leiden; – alle betrokken professionals kunnen risico’s op geweld in afhankelijkheidsrelaties vroeg signaleren en weten hoe ze dit kunnen voorkomen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 30 420, nr. 114
5
Het gaat bij geweld in afhankelijkheidsrelaties om huiselijk geweld, eergerelateerd geweld, vrouwelijke genitale verminking en menshandel. Al deze vormen leiden tot grote psychische en lichamelijke schade bij slachtoffers (meestal vrouwen, maar ook mannen) en hun directe omgeving. Om de doelstellingen te bereiken worden de volgende acties (2008–2012) uitgevoerd: – meer veilige opvangplaatsen (100 plaatsen extra per jaar), voor onder andere (jonge) mannen en vrouwen die het meeste gevaar lopen, zoals slachtoffers van eergerelateerd geweld; – versterking van de Advies- en Steunpunten Huiselijk Geweld, opdat zij de spil vormen in de lokale / regionale aanpak huiselijk geweld – de kwaliteit van de opvang en hulpverlening verbeteren, o.a. door het kwaliteitsplan vrouwenopvang – een krachtige aanpak van vrouwelijke genitale verminking, door onder meer de ervaringen van zes regio’s landelijk te implementeren – een krachtige aanpak van eergerelateerd geweld, om onder andere een duurzame infrastructuur van voldoende (veilige) opvangplekken en hulpverlening voor alle slachtoffers te realiseren. Samen met de Vereniging Nederlandse Gemeenten gaat VWS een actieprogramma opstellen voor uitvoering van deze beleidsbrief (gereed om juni 2008). De maatregelen worden uitgevoerd in nauwe samenhang met andere interdepartementale programma’s zoals de aanpak van huiselijk geweld onder coördinatie van Justitie en het Actieplan Aanpak Kindermishandeling van de minister voor Jeugd en Gezin.
Mantelzorg en Vrijwilligerswerk In oktober 2007 is de beleidsbrief mantelzorg en vrijwilligerswerk «Voor elkaar» uitgebracht. De meerjaren aanpak die in deze brief verwoord staat richt zich onder meer op de versterking van de lokale infrastructuur voor mantelzorgers en vrijwilligers. Hiervoor worden onder meer basisfuncties ontwikkeld. Doel is dat gemeenten op een goede manier uitvoering geven aan het verbeteren van de positie en het ondersteunen van vrijwilligers en mantelzorgers (vrouwen en mannen) en het stimuleren van mannen en vrouwen tot vrijwilligerswerk en mantelzorg. Daarnaast worden bondgenootschappen gesloten met onder meer bedrijven. VWS financiert tot 31 december 2008 het project «De mantel verlicht» van Movisie. In dit project worden vrijwilligers toegerust voor de ondersteuning van mantelzorgers en hun cliënt. De ondersteuning door de vrijwilligers ontlast de mantelzorger, waardoor het ook voor vrouwelijke mantelzorgers makkelijker wordt om arbeid en zorg te combineren. Daarnaast wordt met ingang 2007 de regeling waardering mantelzorger uitgevoerd. Mantelzorgers die onbetaald zorg verlenen aan zorgvragers met een AWBZ-indicatie voor extramurale zorg van minimaal zes maanden, komen in aanmerking voor een uitkering van maximaal 250 euro. Omdat mantelzorgers voor het grootste deel uit vrouwen bestaat, zal dit vooral vrouwen ten goede komen. Seksuele gezondheid Doel is het bevorderen van de seksuele gezondheid van vooral jongeren en het voorkomen van seksueel overdraagbare aandoeningen (soa), ongewenste zwangerschap en seksueel geweld. Algemene seksuele vorming (op scholen, maar ook buiten de school) wordt bevorderd door het financieren van organisaties als de Rutgers Nisso Groep en Soa Aids Nederland. Preventieve interventies worden ontwikkeld en de uitvoering van deze interventies wordt bevorderd via deze organisaties. Hierin hebben Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD’en) ook een belangrijke rol. In 2007 heeft de staatssecretaris van VWS een nieuw programma gestart bij ZonMw, «Seksuele gezondheid
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 30 420, nr. 114
6
van de jeugd». Het programma heeft een looptijd van vijf jaar en betreft € 5 miljoen. Het programma bouwt voort op de resultaten uit het onderzoek «Seks onder je 25e». Het richt zich op het bevorderen van de seksuele gezondheid van jongeren, met speciale aandacht voor allochtone en laagopgeleide jongeren. Binnen het programma zal worden gewerkt aan de aanpassing en uitvoering van bestaande preventieve interventies. Tevens zullen nieuwe interventies worden ontwikkeld. Binnen preventieve interventies op het gebied van seksuele gezondheid ontstaat steeds meer aandacht voor wensen en grenzen en weerbaarheid. Tevens werkt VWS aan een nieuw systeem van eerstelijns seksualiteitshulpverlening, waar jonge gratis mensen terecht kunnen met allerlei vragen of problemen met betrekking tot seksualiteit.
Sport (1) Stand van zaken
Sportdeelname De sportdeelname onder mannen en vrouwen in Nederland is ongeveer even groot, rond de 70%. Bij jongens en meisjes tot 18 jaar is dit zelfs 80%. Onder sportdeelname wordt dan verstaan dat iemand minstens 12x heeft gesport in het afgelopen jaar. Dit betreft zowel de sportbeoefening bij sportverenigingen en fitnesscentra als de «ongeorganiseerde» sport (zelf gaan hardlopen of fietsen bijvoorbeeld). Bij het lidmaatschap van sportverenigingen zijn vrouwen ten opzichte van mannen iets ondervertegenwoordigd (28% om 34%). Bij meisjes en jongens is het verschil nog kleiner (49% om 53%). Bovendien is een trend zichtbaar dat traditionele vrouwen- en mannensporten verdwijnen. In sporten zoals atletiek, schaatsen, volleybal en hockey is het aantal mannelijke en vrouwelijke leden vrijwel gelijk. In traditionele mannensporten zoals vechtsporten en voetbal is de laatste jaren een grote kentering merkbaar en stijgt het aandeel vrouwen fors. In de periode 2004–2007 is het meisjesvoetbal zelfs jaarlijks met 10% toegenomen.
Vrijwilligerswerk en werk in de sport Wanneer we kijken naar het aandeel vrouwen op de arbeidsmarkt van sport, dan ontstaat een gevarieerd beeld. In de fitnessbranche en in het bewegingsonderwijs zijn vrouwen gelijk respectievelijk beter vertegenwoordigd, maar bij sportverenigingen wordt het betaald werk slechts in een kwart van de gevallen door vrouwen gedaan. Vrouwen doen over het algemeen gesproken evenveel vrijwilligerswerk in de sport als mannen, ook als het «technische» functies betreft (begeleider, trainer en coach). Maar de vertegenwoordiging van vrouwen in de besturen van sportverenigingen blijft achter (25%); één derde van de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 30 420, nr. 114
7
sportverenigingen heeft zelfs geen enkele vrouw in het bestuur. Op regionaal en landelijk niveau zijn vrouwen in sportbesturen nog minder goed vertegenwoordigd. Bij de sportbonden in de Olympische takken van sport is 10% van de bestuursleden een vrouw. Dit percentage blijft al circa tien jaar onveranderd laag. (2) Beleid
Sportdeelname allochtone meisjes Hoewel de sportdeelname van vrouwen en meisjes goed is, is er nog wel aandacht nodig voor de participatie van allochtone (met name islamitische en hindoestaanse) vrouwen en meisjes. Met het programma Meedoen allochtone jeugd door sport (2006–2010) doet de Nederlandse regering forse investeringen in de stimulering van sportdeelname van de allochtone jeugd en de allochtone meisjes in het bijzonder. Negen sportbonden en elf gemeenten werken aan het programma mee om de allochtone meisjes naar de sportverenigingen toe te leiden. Het programma wordt onderworpen aan een tussenevaluatie (2008) en eindevaluatie (2010), waarbij een genderbudgetanalyse wordt overwogen. Meer vrouwen in sportbesturen De ondervertegenwoordiging van vrouwen in sportbesturen blijft een aandachtspunt, maar de verantwoordelijkheid om hierin verandering te brengen ligt primair bij de sportsector. Sinds 2001 zijn door verschillende organisaties in de sportsector met steun van VWS instrumenten ontwikkeld die bonden en verenigingen kunnen helpen om meer diversiteit in besturen te realiseren. Sinds 2005 loopt het project Vrouwen in sportbesturen, dat wordt gesteund door de ministeries van VWS en (thans) OCW. In de vorm van pilots en met de hulp van verenigingsondersteuners ontwikkelt een aantal sportbonden een aanpak voor het vinden en behouden van vrouwen in bestuursfuncties op landelijk, regionaal en lokaal niveau. In samenwerking met het bedrijfsleven neemt de sportsector het initiatief om de vervulling van bestuursfuncties professioneel aan te pakken, om te beginnen voor de landelijke sportbonden. Gunstig neveneffect zal zijn dat vaker buiten het «old boys network» wordt gekeken. Ook de invoering van de richtlijnen van «good governance» bij sportbonden en sportverenigingen zal een gunstige invloed hebben op de diversiteit van sportbesturen. Veilig sportklimaat De Nederlandse regering zal de sportsector verder ondersteunen om te komen tot een tolerant en (sociaal) veilig sportklimaat waarin «sportiviteit» en «respect» kernbegrippen zijn – een noodzakelijke randvoorwaarde voor de participatie van achterstandsgroepen in het algemeen en (allochtone) vrouwen in het bijzonder. Dit in aanvulling op de investeringen die de rijksoverheid de afgelopen tien jaar heeft gedaan op het terrein van preventie van seksuele intimidatie en het beperken van de gevolgen daarvan voor betrokkenen. Het gaat daarbij om procedures, een gedragscode voor sporters en sportkader, lesmateriaal voor kaderopleidingen, een informatieve website en weerbaarheidscursussen voor kwetsbare sporters. Ook heeft NOC*NSF een goed werkend vangnet opgebouwd om hulp en advies te bieden in geval van seksuele intimidatie. Er is een landelijk meldpunt en een poule van onafhankelijke vertrouwenspersonen en adviseurs die bij incidenten adequaat kunnen reageren. De koepel onderhoudt inmiddels uit eigen middelen deze voorzieningen en helpt nu de aangesloten sportbonden om de instrumenten te implementeren en daadwerkelijk te benutten. Ook heeft de zwembadsector met steun van VWS een keurmerk «Veilig en schoon» en een Protocol gedragsregels zwem-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 30 420, nr. 114
8
baden uitgewerkt, waarin bestrijding van seksuele intimidatie één van de doelstellingen is. Ten slotte verdient vermelding dat sport ook steeds meer als instrument wordt ingezet om de weerbaarheid en het zelfvertrouwen van vrouwen te vergroten, bijvoorbeeld in de jeugdzorg. Dat gebeurt via het eerder genoemde programma Meedoen allochtone jeugd door sport 2006–2010 maar is thema in het programma Sport en Ontwikkelingssamenwerking 2008–2011.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 30 420, nr. 114
9