Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1985-1986
17 394
Het psychiatriebeleid
Nr. 24
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN CULTUUR Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Leidschendam, 9 december 1985 Conform hetgeen is afgesproken tijdens het mondeling overleg met de vaste Commissie voor de Volksgezondheid op 19 september 1985 (nr. 19200-XVI, nr. 15) over de planning van de werkzaamheden in het vergaderjaar 1985-1986, doe ik u hierbij een notitie toekomen, waarin een aantal knelpunten in de kinder- en jeugdpsychiatrische zorg worden gesignaleerd. De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, J. P. van der Reijden
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 17 394, nr. 24
1
NOTITIE MET KNELPUNTEN KINDER- EN JEUGDPSYCHIATRIE 1. Inleiding Reeds geruime tijd wordt op mijn departement gewerkt aan een nota over de kinder- en jeugdpsychiatrie op grond van een toezegging aan uw commissie tijdens de UCV Psychiatriebeleid van 7 februari 1982. Het is gebleken dat het opstellen van een nota over dit onderwerp tijdrovend is, omdat een aantal uitspraken van organisatorische en inhoudelijke aard moeten worden gedaan, waarvan de inhoud mede wordt bepaald door de uitkomst van ontwikkelingen op diverse beleidsterreinen zowel binnen als buiten de gezondheidszorg. Het beleidsterrein van kinder- en jeugdpsychiatrische zorg krijgt, meer dan bij de algemene psychiatrische zorg het geval is, te maken met kwesties rond plaatsbepaling ten opzichte van andere instellingen en beroepsbeoefenaren. In deze notitie wordt eerst aandacht besteed aan de huidige situatie. Hierbij komt de plaats van de kinder- en jeugdpsychiatrie aan de orde, gevolgd door een inventarisatie van de intramurale kinder- en jeugdpsychiatrie en een korte schets van het huidige wettelijke kader. Tot slot volgt een opsomming van een aantal knelpunten. 2. De huidige situatie 2.1. De plaats van de kinder- en jeugdpsychiatrische zorg De term kinder- en jeugdpsychiatrie wordt in meer betekenissen gebruikt. Enerzijds wordt hiermee een sub-specialisme binnen de algemene psychiatrie aangeduid. Anderzijds wordt vanuit het oogpunt van planning en erkenning onder deze term een aantal instellingen in de groep psychiatrische ziekenhuizen (waaronder de daartoe behorende afdeling voor deeltijdbehandeling en poliklinieken) verstaan. Kinder- en jeugdpsychiaters zijn echter ook buiten deze instellingen werkzaam. Dit geldt met name voor de jeugdsectie van de Regionale Instellingen voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg (RIAGG), maar ook voor jeugdgezondheidsinstellingen, zoals Medisch Kleuterdagverblijf, Medisch Kindertehuis, kinderafdeling algemeen ziekenhuis en door het Ministerie van Justitie gefinancierde jeugdhulpverleningsinstellingen. « Er is ook een aantal kinder- en jeugdpsychiaters zelfstandig gevestigd. Op grond van zijn opleiding is de kinder- en jeugdpsychiater in staat om sterk gespecialiseerde hulpverlening te bieden. Dit komt tot uiting in het feit dat de kinder- en jeugdpsychiater in het totale aanbod van curatieve zorg in hoofdzaak wordt aangetroffen in voorzieningen in het 2e echelon; voorzieningen waarvoor men pas bij langdurige en ernstige problemen in aanmerking komt. Als sub-specialisme binnen de algemene psychiatrie is de positie van de kinder- en jeugdpsychiatrie nog niet geheel afgebakend. Nog onlangs stemde een meerderheid van de leden van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVP) tegen het erkennen van dit specialisme. Een «volwassenen»-psychiater kan de behandeling van kinderen en jeugdigen op dit moment dan ook tot zijn bevoegdheid rekenen. Geconstateerd kan worden dat de kinder- en jeugdpsychiatrie een terrein bestrijkt waarop diverse disciplines werkzaam zijn. De vraag of er sprake is van psychiatrische problematiek en zo ja, van welke aard en omvang, kan pas beantwoord worden na grondige diagnostiek gericht op het biologische-psychologische en sociale (dys)functioneren van kind en gezin (leefmilieu). Zowel psychiaters, orthopedagogen als psychologen zijn daarbij betrokken. De taken van deze drie disciplines met betrekking tot de hulpverlening bij psychiatrische problematiek overlappen elkaar. De identiteit van de vakgebieden is daarbij gedeeltelijk ondergeschikt aan de identiteit van de therapeutische scholen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 17 394, nr. 24
2
Het eindrapport van de Interdepartementale Werkgroep Residentiële Voorzieningen voor Jeugdigen (IWRV) constateert dat er voor jeugdigen met (ernstige) gedragsproblemen naast kinder- en jeugdpsychiatrische klinieken tevens de zogenaamde ZIB-internaten (voor zeer intensieve behandeling) met een primair orthopedagogische aanpak bestaan. Deze categorieën van voorzieningen, die worden gerekend tot de z.g. piramide dienen tot verdere samenwerking te komen. Wat betreft afstemming van de aard van functies en beleid is een begin van samenwerking gemaakt. 2.2. Inventarisatie Momenteel treffen we kinder- en jeugdpsychiatrie aan in de volgende organisatievormen. Categorale Psychiatrische Ziekenhuizen (CPZ), categorale afdelingen van Algemene Psychiatrische Ziekenhuizen (APZ) en een psychiatrische afdeling van een kinderziekenhuis. Bovendien zijn er vooralsnog vier Psychiatrische Universitaire Klinieken (PUK) met een kinder- en jeugdafdeling. Voor het beleid ten aanzien van kinder- en jeugdpsychiatrische voorzieningen biedt de Wet ziekenhuisvoorzieningen (WZV) de instrumenten voor de planning. De aard en mogelijkheden van de kinder- en jeugdpsychiatrische voorzieningen worden bepaald door middel van het verstrekkingen" en erkenningenbeleid in het kader van de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. De Wet Tarieven Gezondheidszorg wordt gehanteerd bij de budgetvaststelling. De planningssubnorm voor de intramurale kinder- en jeugdpsychiatrie bedraagt 0,07%o van het totaal aantal inwoners per regio. Dit betekent per 100000 inwoners maximaal 7 plaatsen voor zowel klinische- als dagbehandelings- als dagbehandelingsplaatsen. Landelijk is volgens deze norm een capaciteit van maximaal 1045 plaatsen (gebaseerd op 14,9 miljoen inwoners) mogelijk. Daarvan zijn 990 plaatsen erkend. Momenteel zijn nog twaalf aanvragen in behandeling voor een verklaring ex artikel 7 van de Wet Ziekenhuisvoorzieningen. Het betreft in totaal 213 plaatsen voor kinderen en jeugdigen, waarvan 97 dagbehandelingsplaatsen en 116 klinische plaatsen. Recentelijk werd een verklaring, zoals hierboven bedoeld, afgegeven voor een kinder- en jeugdpsychiatrische voorziening te Zeist (cap. 52 klinische en 8 dagbehandelingsplaatsen). Een inventarisatie van de intramurale kinder- en jeugdpsychiatrische capaciteit biedt het volgende beeld (per 1-5-1985). Voor een nader uitgewerkt overzicht verwijs ik u naar bijlage I. Kinder- en jeugdpsychiatrie
Behoefte
Erkend aantal plaatsen
Bedden Stoelen
853 137
Totaal k. en j
990
Verschil
in°/00'
aantal
in °/00
0,066
1045
0,07
tekort
55
1
Op basis van inwonersaantal 14 924 502.
3. Knelpunten Hier volgen beknopt enkele knelpunten die zich voordoen in de kinderen jeugdpsychiatrische zorg.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 17 394, nr. 24
3
3.1. Bereikbaarheid van (semi)residentiële kinder- en jeugdpsychiatrische voorzieningen Het beleid is gericht op een goede spreiding van voorzieningen, mede met het oog op het belang van relaties met het thuismilieu voor de behandeling. Er is sprake van «witte plekken» in het aanbod. In de gezondheidsregio's Alkmaar, 't Gooi-Flevoland, Gouda, Dordrecht, Tilburg, Eindhoven, Stedendriehoek, Twente, Zwolle ontbreken kinder- en jeugdpsychiatrische voorzieningen geheel. De drie laatstgenoemde regio's beslaan reeds een gebied dat groter is dan de provincie Overijssel. Vanwege het feit dat het totale aantal beschikbare plaatsen ongeveer overeenkomt met het volgens de planningsnorm maximaal toegestane aantal, is slechts nog uitbreiding met enkele tientallen plaatsen mogelijk. Voorts wordt de verdere ontwikkeling en spreiding van capaciteit beperkt door eisen van interne differentiatie (o.m. naar leeftijd en hulpvraag) en economische bedrijfsvoering. Bovendien komen bepaalde bij de knelpunten genoemde doelgroepen nu nog onvoldoende aan bod. Ten slotte bestaat er een spanningsveld in de verdeling van capaciteit bij regionale en bovenregionale functies. 3.2. De kinder- en jeugdpsychiatrische dagbehandelings functie De functie dagbehandeling is relatief jong. De eerste aanzet tot kinderpsychiatrische dagbehandeling dateert uit het midden van de jaren 60. Inmiddels is duidelijk dat kinderpsychiatrische dagbehandeling een inhoudelijk omvangrijk hulpaanbod vereist. Dagbehandeling voor jeugdigen verkeert in Nederland nog in een experimenteel stadium. Ondanks de beperkte ervaring is wel duidelijk dat gedurende de vroege, midden en late adolescentie het behandelings-accent verschillend zal zijn. De dagbehandelingsfunctie is nog slecht gespreid over het land. Planmatig wordt voor de dagbehandelingsfunctie geen aparte subnorm gehanteerd. De ontwikkeling van de dagbehandelingsfunctie is van belang gezien de voorkeur voor het zo lang mogelijk handhaven van het verblijf van het kind in het thuismilieu. Het gevolg van slechte bereikbaarheid is dat kinderen, die in principe aan dagbehandeling voldoende zouden hebben, moeten worden opgenomen. Ook dagbehandeling voor de categorie jeugdigen verdient aandacht. Voor jeugdigen is nauwelijks dagbehandelingscapaciteit aanwezig. Theoretisch is de indikatiestelling voor dagbehandeling bij jongeren wel omschreven, maar in de praktijk zal nader bezien moeten worden voor welke categorie jeugdigen dagbehandeling een effektieve methode is. Voorts geldt voor de hele dagbehandeling dat de afstemming tussen school en behandelingsbeleid zowel inhoudelijk als in organisatorische zin nog moet worden uitgewerkt. 3.3. Niet in het aanbod passende cliënten Een knelpunt vormen de categorieën cliënten die in de kinder- en jeugdpsychiatrie onvoldoende aan bod komen. Het betreft hier knelpunten op het punt van behandelingsmethodieken. Het feit dat het voorzieningenniveau de planningsnormen reeds nadert, blijft op zich uiteraard in dit verband ook een knelpunt vormen. a. De lichte geestelijk gehandicapten met gedragsstoornissen, die psychisch bepaald zijn Knelpunt vormt hier enerzijds het niveau waarop de hulpverlening aan deze groep georganiseerd moet worden (regionaal dan wel bovenregionaal) en anderzijds de afbakening ten opzichte van de beide debieleninternaten die voor deze groep een landelijke functie vervullen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 17394, nr. 24
4
b. Verslaafde jongeren Verslaving is in de huidige situatie doorgaans een contra-indicatie voor opname in de jeugdpsychiatrische voorzieningen. Knelpunten vormen die jeugdige verslaafden, die gebaat zouden zijn bij opvang en behandeling in een jeugdpsychiatrische «setting», maar te jong zijn om te kunnen worden opgenomen in therapeutische gemeenschappen. Deze groep wordt in een jeugdpsychiatrische kliniek doorgaans geweigerd. Ook voor het APZ zijn ze te jong. Welke omvang deze groep landelijk heeft is niet bekend. Kenmerken naast de verslaving zijn doorgaans een verleden met veelvuldige contacten met justitiële organisaties en een sterk onaangepast gedrag. De problematiek van kinderen van verslaafde ouders vraagt eveneens in toenemende mate de aandacht van hulpverleners. c. Jongeren met sterke acting-out problematiek Het gaat hierbij vooral om moeilijk hanteerbare jongeren bij wie een al langer aanwezig psychisch defect niet adequaat is benaderd. Deze groep treft men nu aan in de kinderbeschermingsinternaten. Het gaat hierbij met name om de zogenaamde ZIB-internaten; instellingen waar zeer intensieve behandeling plaatsvindt. In de huidige jeugdpsychiatrische voorzieningen wordt dit type cliënten doorgaans niet opgenomen. Dit geldt in nog sterkere mate voor die jongeren die in aanraking zijn geweest met de strafrechter. d. Kinderen en jeugdigen die afkomstig zijn uit culturele minderheden kunnen nog onvoldoende worden opgevangen in de kinder- en jeugdpsychiatrische voorzieningen. Zowel wat de methodiek als de personele bezetting betreft is de zorg nog niet voldoende op deze groep toegesneden. e. In de huidige kinder- en jeugdpsychiatrische voorzieningen kunnen ernstig zintuiglijk gehandicapte kinderen nog onvoldoende worden behandeld. Dit geldt met name voor dove kinderen. 3.4. De langdurige behandelingen Er is een groeiende spanning te constateren tussen enerzijds de behandelingsfilosofie, die is gericht op het behalen van resultaten door middel van een relatief kortdurende behandeling en anderzijds de aanwezigheid van een groeiend aantal patiënten, die een langdurige behandeling nodig hebben. Ook in de kinder- en jeugdpsychiatrische zorg kent men chronische patiënten, die blijvend zorgbehoeftig zijn. 3.5. De opleiding van kinder- en jeugdpsychiaters De opleiding van toekomstige kinder- en jeugdpsychiaters staat onder druk nu in het kader van de TVC-operatie (taakverdeling en concentratie) in de academische ziekenhuizen wordt gesproken over het opheffen van enkele leerstoelen kinder- en jeugdpsychiatrie. In het kader van deze operatie staat ook een gedeelte van de capaciteit van de kinder- en jeugdpsychiatrische afdelingen van academische ziekenhuizen ter discussie. Het valt momenteel niet goed te voorzien in hoeverre in het kader van de sector volksgezondheid vervangende capaciteit van dezelfde kwaliteit kan worden gerealiseerd. Naar verwachting zullen deze ontwikkelingen, bij ongewijzigd beleid, op de (middel)lange termijn de kwaliteit van de hulpverlening nadelig beïnvloeden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986,17 394, nr. 24
5
3.6. De taakafbakening ten opzichte van andere voorzieningen a. De pedologische instituten De doelgroep van deze instellingen wordt gevormd door kinderen en jeugdigen met (zeer) ernstige ontwikkelingsproblemen. Deze doelgroep bevindt zich op het snijpunt van jeugdhulpverlening, speciaal onderwijs en geestelijke gezondheidszorg. b. De Riagg en de polikliniek kinder- en jeugdpsychiatrie De relatie tussen de specifieke ambulante zorg, die is gekoppeld aan de kliniek en de ambulante zorg van de Riagg is nog onvoldoende uitgekristalliseerd. Per regio verschilt de situatie sterk. De polikliniek doet vaak onderzoek wanneer de Riagg geen kinder- en jeugdpsychiater heeft. Ook in het kader van onderzoek ten behoeve van voorlichtingsrapportage en advisering aan de kinderrechter doen de Raden van de Kinderbescherming nog vaak een beroep op de kinder- en jeugdpsychiatrische kliniek in plaats van op de RIAGG. Bij de verdere ontwikkeling van de Riagg-en dient met de aanwezige poliklinische capaciteit rekening te worden gehouden. e. Zelfstandig gevestigde psychiaters Het is niet bekend hoe groot en van welke aard de hulpverlening is, die zelfstandig gevestigde psychiaters op het terrein van de kinder- en jeugdpsychiatrie geven. 4. Slotbeschouwing Nogmaals wil ik er op wijzen dat met deze notitie niet meer wordt beoogd dan een signalering van knelpunten. Daarmee loopt de notitie vooruit op een nota aan de Kamer waarin beleidsvoorstellen worden opgenomen, ondermeer ter oplossing van de in deze notitie geformuleerde knelpunten. Samengevat hebben de genoemde knelpunten betrekking op: spreiding c.q. bereikbaarheid van voorzieningen en functies enerzijds en leemten in het behandelingsaanbod anderzijds. Verder is zeer kort aangegeven dat de positie van de kinder- en jeugdpsychiatrie nog niet bevredigend is geregeld. Er is sprake van een zekere overlapping van een aantal vakgebieden. Het werkterrein heeft impulsen vanuit de universitaire wereld nodig. De opleiding tot kinder- en jeugdpsychiater staat echter onder druk. Hoewel de kinder- en jeugdpsychiatrie zowel wat het aantal hulpverleners als de capaciteit van voorzieningen betreft relatief gering van omvang is verdient dit terrein van hulpverlening bijzondere aandacht vanwege de potentieel grote en op grond van minderjarigheid kwetsbare groep cliënten die in het geding is. Met het oog op de belangrijke ontwikkelingen in het beleid op het terrein van de hele jeugdhulpverlening zal het zoeken van oplossingen mede geschieden in het licht van de toekomstige wetgeving op de jeugdhulpverlening.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986,17 394, nr. 24
6
BIJLAGE I
Naam
Kinder- en jeugdpsychiatrie bedden
Groningen — Ac. Zhs. Groningen
dagbehandeling (stoelen)
28 28
Friesland Franeker — het Groene Hart
25 25
Drenthe Rolde - 't Ruige Veld Smilde — Centr. v.h. Noorden de Ruyterstee
48 80
128 Gelderland Ede — Ederhorst Oosterbeek — L. Kannerhuis Zetten — de Lingewal
24 34 30
12
88
20
8
Utrecht Amersfoort — Fornhese (p.z. Zon en Schild) Soest - Vosseveld (AZU)
45 30 75
Noord-Hollend Amstelveen—Tulpenburg Amsterdam—Paedologisch I nstituut -Psych. Centrum AMC Santpoort-Amstelland (Prov. Zhs. Santpoort)
36 52 20 60
22 20 25
168
67
Zuid-Holland 's-Gravenhage-Laanzi cht (PZ Bloemendaal) — Julianakz. Oegstgeest-Curium Rotterdam-Sophia A. C. Dijkzigt - RMPI Wassenaar-Conradok (Ursulakliniek)
16 (6)' 54 21 54 27
(6)'
6
172 Noord-Brabrnt Breda-de Mark (Klokkenberg) Halsteren-de Viersprong Vught-Herlaarhof (PZ Voorburg)
26 40 55
12
121
12
24 24
18 8
48
26
Limburg
Heerlen - Welterhof Venlo 't Hoekske
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 17 394, nr. 24
7
Kinder- en jeugdpsychiatrie bedden
Groningen Friesland Dranthe Overijssel Flevoland Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg
dagbehandeling (stoelen)
28 25 128
6
88 75 168 172
20
121 48
12 26
853
137
67 6
' Nog niet erkend.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986,17 394, nr. 24
8