Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2004–2005
27 406
Nota «De kenniseconomie in zicht»
Nr. 38
BRIEF VAN DE MINISTER EN VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 26 januari 2005 Tijdens de behandeling van de begroting van ons ministerie op 12 en 13 oktober jl. hebben we toegezegd u een overzicht te sturen van voorbeelden die duidelijk aangeven hoe duurzaamheid en innovatie samenkomen in het economisch beleid. In aansluiting op die toezegging bieden wij u hierbij de brief «Innovatie voor duurzame ontwikkeling» aan. De Minister van Economische Zaken, L. J. Brinkhorst De Staatssecretaris van Economische Zaken, C. E. G. van Gennip
KST83950 0405tkkst27406-38 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 406, nr. 38
1
INLEIDING: INNOVATIE VOOR DUURZAME ONTWIKKELING De missie van het ministerie van Economische Zaken is het bevorderen van duurzame economische groei. Hieronder verstaan wij blijvende groei, met evenwichtige aandacht voor mens, milieu en welvaart. Wij hebben dan ook oog voor de samenhang tussen economie, natuur, milieu én sociale aspecten (People, Planet, Profit). Deze samenhang vergt vaak lastige afwegingen. De kern van ons streven naar duurzame economische groei bestaat uit het voorkómen en verminderen van ongewenste afwenteling. Om deze reden komt het thema duurzaamheid in het gehele beleid aan de orde. Economische groei is nodig om een welvarende en gezonde leefomgeving mogelijk te maken. De sleutel tot duurzame economische groei is innovatie. Innovatie is nodig om economische groei te kunnen verwezenlijken, met minder belasting van het milieu, door (bijvoorbeeld) uitputting van natuurlijke hulpbronnen en broeikaseffecten. Innovatie speelt bovendien een hoofdrol bij onder meer verbetering van veiligheid en arbeidsomstandigheden, en bij efficiëntie in de gezondheidszorg. Dit alles maakt innovatie tot hét instrument dat economische groei, andere maatschappelijke doelen en duurzaamheid laat samengaan. Naast het voeren van een actief innovatiebeleid wordt innovatie voor duurzame ontwikkeling indirect gestimuleerd door het volgende pakket aan maatregelen: – het toekennen van een financiële waardering aan milieu; denk hierbij aan verhandelbare emissierechten, energiebelasting en andere heffingen, – het formuleren van perspectieven, doelstellingen normen; Alleen als dit op Europees niveau gebeurt, kunnen veranderingen totstandkomen, – het stimuleren van toepassing van innovatieve, duurzame producten, processen en diensten, middels overeenkomsten als Meer Jaren Afspraken, Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en voorlichting aan consumenten, én – het wegnemen van financiële en juridische belemmeringen, bijvoorbeeld door het aanpakken van tegenstrijdige of belemmerende regelgeving. In het vervolg van deze brief lichten wij het belang van innovatie voor duurzame ontwikkeling toe aan de hand van een aantal voorbeelden uit de beleidspraktijk. Wij beperken ons tot de terreinen waarvoor EZ rechtstreeks verantwoordelijk is. Hieronder komt eerst het bevorderen van innovaties voor een duurzame economische groei aan de orde, daarna het bevorderen van innovaties voor een duurzame energiehuishouding. Deze twee maatschappelijke doelen zijn sterk met elkaar verbonden en staan hoog op onze beleidsagenda.
1 INNOVATIE VOOR DUURZAME ECONOMISCHE GROEI Het streven naar duurzame economische groei is steeds afhankelijker van innovatie en dus het innovatief vermogen van het bedrijfsleven. Dáár moet innovatie beginnen. De ondernemers zijn aan zet; zij zullen kennis voortvarend en met lef op de markt moeten brengen. Een actief overheidsbeleid is nodig om het innovatief vermogen van bedrijven te versterken (zie ook de Innovatiebrief, Kamerstukken II 2003–2004, 27 406, nr. 4). Ons
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 406, nr. 38
2
actieve innovatiebeleid voor duurzame economische groei bestaat uit twee onderdelen: a meer bedrijven die meer innoveren, en b focus en massa op strategische innovatiegebieden. AD A MEER BEDRIJVEN DIE MEER INNOVEREN Om meer bedrijven meer te laten innoveren, zet het ministerie financiële instrumenten in, zoals Technopartner, Innovatiesubsidie Samenwerkingsprojecten (IS) en de WBSO. En het ministerie zet instrumenten in om kennisoverdracht, met name naar het MKB, te stimuleren zoals Syntens en de Innovatievouchers. Wij brengen het belang van duurzaamheid nadrukkelijk onder de aandacht door duurzaamheid op te nemen als criterium voor ondersteuning van innovatieprojecten. De Innovatiesubsidie Samenwerkingsprojecten is hiervan een goed voorbeeld. Van de 72 gehonoreerde projecten uit de eerste drie tenders in 2004 (met voor elke tender een budget van € 25 miljoen) had 55% een duidelijk duurzaamheidaspect. Gehonoreerde projecten scoorden gemiddeld hoger op het criterium duurzaamheid dan projecten die geen subsidie kregen. Onderstaande voorbeelden beschrijven duurzame innovatieprojecten die mede door steun van het ministerie van Economische Zaken van de grond zijn gekomen. Zoals uit onderstaande voorbeelden blijkt komen in deze innovatieprojecten zowel de ecologische als de sociale aspecten (o.a. veilige werkomgeving) aan de orde1. Achter de titel van elk voorbeeld staat de oorsprong vermeld. Samenwerking maakt schone motoren mogelijk
(TS – voorloper Innovatiesubsidie Samenwerkingsprojecten) Europa en de VS zullen veel strengere eisen gaan stellen aan uitstoot van uitlaatgas. Kon men aan de geldende emissienormen voldoen door motoren aan te passen, de toekomstige normen vereisen drastischer maatregelen om de uitstoot te verminderen van vooral NOx en roetdeeltjes. Men ontkomt niet langer aan de nabehandeling van uitlaatgassen met DeNOx-katalysatoren, roetfilters en/of andere zogenoemde add-on-technology. Dit vraagt om de ontwikkeling van een geheel nieuwe generatie motoren. Mede dankzij financiering vanuit de TS-regeling ontwikkelt DAF Trucks N.V. met ondersteuning van kennis- en technologieinstituten als TNO en TU Eindhoven zulke nieuwe motoren. Duurzame rompvormen
(Innovatiesubsidie Samenwerkingsprojecten)
1
Meer voorbeelden staan in de publicaties De winst van Innovatie (2004, ministerie van Economische Zaken/SenterNovem; een nieuwe versie is in bewerking) en Innovatieve Consumentendiensten in Gebruik (Kenniswijk BV).
De taak van de Koninklijke Marine verschuift steeds meer in de richting van civiele ordebewaking. De toename van smokkel en terrorisme vraagt om snellere schepen voor kustwacht en douane. Wie wel eens met een klein schip op ruw water heeft gevaren, weet dat de optredende versnellingskrachten zeer belastend zijn voor rug en andere ledematen. Bemanningsleden van zulke schepen moeten hun werk op zee vaak op betrekkelijk jonge leeftijd staken tengevolge van overmatige skeletbelasting. Damen Shipyards Group en de afdeling Scheepshydromechanica van de Technische Universiteit Delft werken samen aan de ontwikkeling van kennis voor het ontwerp van een nieuwe generatie patrouilleschepen, die met hoge snelheid comfortabel in ruw water kunnen varen. Een van de doelstellingen van dit project is vermindering van de bewegingen van een schip in ruwe zee.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 406, nr. 38
3
Natuurlijke weefsels voor sterkere meubelpanelen
(Innovatiesubsidie Samenwerkingsprojecten) De meubelindustrie gebruikt veel plaatmateriaal dat met glasvezels is versterkt, vanwege het lagere gewicht. Natuurlijke vezels zoals vlas en jute zijn geschikter voor hergebruik dan glasvezel. S. I. Zwartz, KIEM Sustainable Innovations en TNO CLC ontwikkelen met ondersteuning van EZ samen een productieproces voor meubelpanelen die met natuurvezel zijn versterkt en die kunnen concurreren met bestaande meubelpanelen. Men streeft naar grotere betrouwbaarheid van de panelen door de wisselende eigenschappen van natuurlijke vezels te beheersen. Hoogwaardig lichtgewicht papier en karton
(Innovatiesubsidie Samenwerkingsprojecten) Kostenoptimalisaties en Europese wetgeving hebben in de verpakkingsindustrie geleid tot een toenemende vraag naar gerecycled en lager gramgewicht papier en karton. Echter zowel het gerecyclede als het dunnere papier en karton scheuren eerder als het wordt gevouwen en gerild om er verpakkingen van te maken. Stichting Kenniscentrum Papier en Karton, Kappa Packaging Nederland BV, De Eendracht Karton BV, Zwick Venlo BV, Technische Universiteit Eindhoven, en Wageningen UR werken samen aan een project om meer inzicht te krijgen in de invloedsfactoren voor ril- en vouwprocessen van papier en karton. Op langere termijn kunnen hiermee nieuwe ril- en vouwprocessen en nieuwe papiersoorten, die beter tegen bewerkingen kunnen, worden ontwikkeld. De samenwerkende partijen willen hiermee het percentage gerecycled papier in karton verhogen van 78 naar 85% en het gewicht van karton verlagen met 8%. Nieuwe geïntegreerde wassystemen
(Innovatiesubsidie Samenwerkingsprojecten) Schone was vraagt nu nog relatief veel chemicaliën, energie en water. De consument vindt het doseren van wasmiddel vaak nog lastig en gebruikt gauw te veel. Unilever werkt samen met twee universiteiten en twee MKB-bedrijven aan een innovatief product voor het thuis wassen van kleding: een combinatie van een radicaal nieuw wasmiddel en nieuwe apparatuur. Verwacht wordt dat hierdoor een significante reductie in wasmiddelgebruik kan worden bereikt waardoor de milieu-impact van het totale wasproces met tenminste 30% zal afnemen. InnoQuip – bloeddrukmeting op afstand
(Regeling Kenniswijk) Hierbij registreren huisartsen op afstand de bloeddrukwaarden die de patiënt zelf meet. Bij gecontroleerde meting en overleg tussen arts en patiënt geeft deze methode vaak betrouwbaarder resultaten dan meting in de praktijk van de huisarts. Het project begon in maart 2004 en is nog in ontwikkeling. (www.innoquip.nl) Leefstijltv – gezonde televisie voor jongeren
(Regeling Kenniswijk) Leefstijltv is een internet-televisieprogramma dat jongeren wil motiveren om gezonder te leven. Het betreft voorlichting van jongeren over leefstijl,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 406, nr. 38
4
op een manier die nauw aansluit bij hun belevingswereld en belangstelling. Leefstijltv begon in juni 2002 en is nog in ontwikkeling. (www.leefstijltv.nl) Mobile Health
(Mobiele communicatie) De invoering van mobiele technologie roept vragen op over gezondheidseffecten van radiofrequente elektromagnetische velden (straling van mobiele communicatie). Het ministerie van Economische Zaken en andere departementen werken samen aan verschillende onderzoeken om deze effecten in kaart te brengen. In 2003–2005 gaat het om de volgende acties: – TNO-onderzoek COFAM(2003, in opdracht van EZ, VROM en VWS). Uit dit onderzoek bleek (wereldwijd) voor het eerst dat er mogelijk verband bestaat tussen de straling van UMTS-antennes en het welbevinden van omwonenden. Herhaling van dit onderzoek tussen september 2004 en september 2005 moet uitwijzen of er werkelijk sprake is van effecten. – Aanvullend onderzoek. Op initiatief van EZ wordt er samen met het bedrijfsleven gekeken hoe onderzoek op het gebied van Mobile Health kan worden georganiseerd en gefinancierd. – Antenneconvenant. Nederland is het enige Europese land waar bewoners/huurders instemmingsrecht hebben bij de plaatsing van antennes. Begin 2005 start een tweede evaluatie van dit convenant, dat specifieke aandacht besteedt aan de positie van burgers. – Gezondheid en omwonenden. Op initiatief van EZ zal de Telecomraad (EU) een werkgroep «Gezondheid en Omwonenden» instellen. AD B FOCUS EN MASSA OP STRATEGISCHE INNOVATIEGEBIEDEN Bedrijven, publieke kennisinfrastructuur en overheid moeten samen intensieve aandacht besteden aan gebieden die de Nederlandse concurrentiekracht versterken en waarvan de potentiële maatschappelijke baten aanzienlijk zijn. Daarbij moeten zij uitgaan van zorgvuldig gekozen zwaartepunten: de terreinen waarin Nederland in wetenschap en bedrijfsleven sterk is (of kan worden). De overheid maakt de keuze niet zelf maar faciliteert dat betrokken partijen (bedrijven, kennisinstellingen) deze zwaartepunten gezamenlijk kiezen. Ook hier maakt aandacht voor duurzaamheid integraal onderdeel uit van het beleid. Het ministerie versterkt de interactie tussen de publieke kennisinfrastructuur en het bedrijfsleven door de betrokkenheid van het bedrijfsleven bij publiek onderzoek te versterken. Hiervoor worden instrumenten ingezet als Innovatiegerichte Onderzoeksprogramma’s (IOP’s), Technologische Top Instituten (TTI’s) en de ICES-KIS regeling BSIK (Besluit Subsidies Investeringen Kennisinfrastructuur). Aan een aantal strategische technologiegebieden geeft het ministerie specifiek aandacht, bijvoorbeeld life sciences, katalyse, scheidingstechnologie en ICT. Vaak spelen ook duurzaamheidsaspecten hierbij een belangrijke rol. Hieronder staan voorbeelden van duurzame innovatieprojecten op strategische technologiegebieden, die mede door steun van het ministerie van Economische Zaken van de grond zijn gekomen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 406, nr. 38
5
Biobased Sustainable Industrial Chemistry
(ICES/KIS-3) Katalyse is het versnellen van een chemische reactie door stoffen toe te voegen. Zij speelt niet alleen een belangrijke rol in productieprocessen van chemische, farmaceutische en voedingsmiddelenindustrie. Katalyse is ook belangrijk bij het verduurzamen van productieprocessen, waardoor men minder energie nodig heeft (zoals bij het wassen bij lagere temperatuur), minder grondstoffen verbruikt of minder afval produceert (zoals bij zoutlozingen bij de productie van geur- en smaakstoffen). Mede dankzij financiering vanuit de ICES/KIS-3-middelen vormden universiteiten, onderzoeksinstellingen en het bedrijfsleven (B-BASIC) een consortium waarin zij samenwerken aan de ontwikkeling van nieuwe «bio-based» productieconcepten. Katalysatoren komen namelijk ook in de natuur voor, in de vorm van micro-organismen of enzymen. Het onderzoek richt zich op biokatalysatoren die bijdragen aan het duurzamer maken van processen en het bereiken van zoveel mogelijk gesloten kringlopen van stoffen. Het onderzoek gebruikt de laatste inzichten op het gebied van genomics. Zo werkt men aan de ontwikkeling van processen om biomassa met behulp van biokatalysatoren om te zetten in basisstoffen voor de chemische industrie. Zulke processen zouden het gebruik van niet-vernieuwbare grondstoffen verminderen of zelfs overbodig maken. Vervangers voor zinkoxide in autobandenrubber
(Innovatiegerichte Onderzoeksprogramma’s) Vervuiling met zware metalen door gebruik van zinkoxide ontstaat onder andere door slijtage van autobanden. Het wegverkeer laat 175 ton materiaal per jaar op de wegen achter. Om het gebruik van zinkoxide te verminderen of zelfs geheel te beëindigen, zoekt men vervangende multifunctionele toevoegingen. EZ ondersteunt een programma dat processen voor rubbervulkanisatie met zwavel onderzoekt, om vervangers voor zinkoxide te vinden. Bij dit onderzoek zijn Universiteit Twente (Faculteit Chemische Technologie) en TNO Industrie (Divisie Materiaaltechnologie) betrokken. Scheidingstechnologie Op initiatief van het ministerie van Economische Zaken hebben bedrijven en kennisinstellingen uit de chemische en voedingsmiddelenindustrie gezamenlijk een routekaart voor scheidingstechnologie ontwikkeld. Zo’n 40% van het energieverbruik in de chemische industrie is toe te schrijven aan scheidingsprocessen zoals de zuivering van grondstoffen, afvalstromen en eindproducten. Kostenverlaging, energiebesparing, kwaliteitsverbetering en minder verbruik van grondstoffen gaan samen bij het optimaliseren van scheidingsprocessen. De routekaart is in 2004 afgerond en omschrijft doelen, strategieën en de bijbehorende gemeenschappelijke lange termijn agenda voor onderzoek. De partijen werken – met steun van EZ – hard aan het tot stand brengen van een publiek-privaat samenwerkingsverband dat het integrale onderzoeksprogramma moet gaan uitvoeren. Twee voorbeelden van projecten uit dit onderzoeksprogramma zijn: – Hergebruik van water door Ultrafiltratie. Het gaat hier om de verbetering van industriële membranen die water zuiveren en geschikt maken voor hergebruik. Het doel is de membranen minder snel te laten verstoppen, beter te laten filteren en hun onderhoud goedkoper te maken. – Membranen en biotechnologie. Uiteindelijk wil men deze membranen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 406, nr. 38
6
integreren met kennis uit de biotechnologie (zoals het gebruik van bacteriën), om ze verder te optimaliseren.
2 INNOVATIE VOOR EEN DUURZAME ENERGIEHUISHOUDING Nauw verbonden met de EZ-missie «bevorderen van duurzame economische groei» is de bevordering van een duurzame energiehuishouding, met ook op lange termijn schone, beschikbare en betaalbare energie. Dit streven betreft vooral de bevordering van een doelmatiger energiegebruik, schonere productie van energie, én opslag en hergebruik van CO2. Hiervoor zijn veel investeringen, innovaties en proefprojecten nodig. Dit vergt tijd, geld en kennis. Wij werken hierin nauw samen met energiegebruikers, producenten, kennisinstellingen en non-gouvernementele organisaties. Innovaties en investeringen moeten zowel door als in de markt plaatsvinden. Het beleid gericht op innovaties voor een duurzame energiehuishouding bestaat uit: a het creëren van de juiste randvoorwaarden zodat investeren in duurzame energietechnologie interessant is, én b het stimuleren van onderzoek en ontwikkeling op het gebied van duurzame energietechnologie. AD A RANDVOORWAARDEN: Onder randvoorwaarden verstaan wij: – het formuleren van perspectieven, doelstellingen en normen. Alleen als dit op Europees niveau gebeurt, kunnen veranderingen totstandkomen; – het opheffen van financiële en juridische belemmeringen (EIA, MEP, vergunningenprocedures); – het toekennen van een financiële waardering aan milieu (energiebelasting en emissiehandel); – het ondersteunen van alliantievorming en het stimuleren van toepassingen door voorlichting en advies (Project Energietransitie, Actieplan Biomassa, Consument en Energie, Website Energie op Maat, Meer Jaren Afspraken) Onderstaande voorbeelden beschrijven concrete activiteiten die bijdragen aan innovaties ten behoeve van een duurzame energiehuishouding, die mede door het ministerie van Economische Zaken van de grond zijn gekomen. Milieu een prijs: emissiehandel
(Economisch instrument) Het komende EU-systeem van emissiehandel maximeert de CO2-uitstoot van bedrijven, en stelt ze voor de keuze: ofwel zelf emissies terugdringen door toepassing van innovatieve, schonere technologieën, ofwel emissierechten kopen, zodat men emissies elders goedkoper kan terugdringen. Door invoering van dit systeem krijgt de uitstoot van CO2 een prijs, wat de innovatie in CO2-arme technologie stimuleert. Zo vormen energiebesparing en CO2-uitstoot belangrijke factoren bij investeringsbeslissingen van bedrijven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 406, nr. 38
7
Actieplan Biomassa
(Aanpakken belemmerende regelgeving) Projecten op het terrein van biomassa liggen vrijwel stil doordat bijna alle vergunningen (meestal succesvol) worden aangevochten bij de bestuursrechter. Om deze belemmeringen voor innovaties weg te nemen worden in het Actieplan Biomassa knelpunten in de toepassing van bio-energie aangepakt (Zie Actieplan Biomassa, Kamerstukken II 2003–2004, 28 241, nr. 7). In het actieplan zijn alle belanghebbenden vertegenwoordigd. De inspanningen hebben inmiddels resultaat opgeleverd: het ministerie van VROM gaat de emissiewetgeving aanpassen, wat moet leiden tot minder bezwaar- en beroepsprocedures. Daarnaast tracht de stuurgroep van het Actieplan (de Bio-Energie Realisatie Koepel, BERK) afspraken te maken over aan welke voorwaarden moet worden voldaan om biomassa echt duurzaam te gebruiken. Warmwaterbedrijf Rijnmond
(Project Energietransitie) Dit project betreft het verwarmen van woningen, bedrijven en kassen in de regio Rijnmond met behulp van industriewarmte uit het haven- en industriegebied. Het zou uitbreiding kunnen vinden in het inzetten van industriële warmte voor koeling en industriële processen, zoals droging. Het gaat hier niet alleen om een technologische, maar ook om een institutionele doorbraak. EZ steunt bij het maken van het businessplan voor het Warmtebedrijf-in-oprichting, helpt belanghebbenden te betrekken bij het project en belemmerende regelgeving aan te pakken. De kas als energiebron
(Project Energietransitie) Bestaande tuinbouwkassen gebruiken veel energie: aardgas voor verwarming, stroom voor belichting, CO2 voor bemesting. Met een slim ontwerp en toepassing van duurzame energietechnieken is het mogelijk een tuinbouwkas te ontwikkelen die per saldo geen energie verbruikt maar juist levert, onder gelijktijdige verbetering van de productieopbrengst. EZ, VROM en LNV ondersteunen de ontwikkeling van het concept en het eerste praktijkexperiment. Het is een initiatief van de Stichting Innovatie Glastuinbouw, Innovatienetwerk, Productschap Tuinbouw en individuele glastuinbouwen installatiebedrijven. AD B STIMULEREN VAN ONDERZOEK EN ONTWIKKELING Naast het creëren van de juiste randvoorwaarden voert EZ een actief innovatiebeleid om onderzoek en ontwikkeling, en daarmee innovatie, ten behoeve van een duurzame energiehuishouding te stimuleren. Dit beleid is vast gelegd in de nota Energieonderzoekstrategie (Kamerstukken II 2001–2002, 28 108, nr. 1). Deze strategie ondersteunt de hele keten van innovatie op het terrein van duurzame energie en energiebesparing; van onderzoek via eerste concept tot demonstratie. Evenals bij het generieke innovatiebeleid is focus aangebracht. De prioriteiten van het energieonderzoek zijn vastgesteld in samenspraak met de markt. Om dit te ondersteunen hebben we de volgende programma’s lopen: – Unieke kansen-regeling (Energietransitie) De Unieke kansen-regeling stimuleert grootschalige experimenten op terreinen van energie-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 406, nr. 38
8
–
–
–
–
transitie. De eerste tender van de Unieke kansen-regeling sluit op 1 februari 2005. Energie OnderzoekStrategie Lange termijn De regeling EOS Lange Termijn ondersteunt fundamenteel en industrieel energieonderzoek. De eerste tender is afgesloten op 14 januari 2005. Energie OnderzoekStrategie Demonstraties De EOS demo is een investeringssubsidie voor energiedemonstratieprojecten. De eerste tender sluit op 31 maart. Nieuw Energie Onderzoek Met dit programma wordt niet-conventioneel onderzoek ondersteund, dat uiteindelijk kan leiden tot nieuwe prioriteiten voor energieonderzoek. Energieonderzoek Centrum Nederland(ECN) ECN krijgt een jaarlijkse subsidie voor onderzoek naar energietechnologie.
Onderstaande voorbeelden beschrijven concrete activiteiten die bijdragen aan innovaties ten behoeve van een duurzame energiehuishouding, die mede door steun van het ministerie van Economische Zaken van de grond zijn gekomen. Het verminderen van energieverbruik door luchtgordijnen in winkels
(EDI, voorloper van Energie OnderzoekStrategie) Veel winkels zijn voorzien van een luchtgordijn boven de ingang. Zo’n installatie zuigt lucht aan uit de winkel, verwarmt deze en blaast de warme lucht recht naar beneden. Zo kunnen winkeldeuren ook bij lage buitentemperaturen open blijven, zonder dat het binnen koud wordt. Een deel van de warme lucht verdwijnt echter naar buiten. Om dit nadeel te bestrijden, ontwikkelt het bedrijfsleven met subsidie van EZ een systeem dat de warme luchtstroom afschermt. Dit systeem kan het energieverbruik van luchtgordijnen met zo’n 40% beperken. Het vervangen van energie-intensieve destillatie
(ECN onderzoek) De Nederlandse procesindustrie gebruikt bijna de helft van alle energie voor scheiding van producten: zo’n 130 PJ per jaar. Vooral destillatie, de oudste en bekendste scheidingsmethode, vergt veel energie. Membraantechnieken als pervaporatie en gasscheiding kunnen deze energie-intensieve methode in veel gevallen vervangen. ECN werkt al enkele jaren aan de ontwikkeling van deze technieken. Naar verwachting zal Nederland hiermee over tien jaar 30 PJ per jaar aan energie kunnen besparen. Dit is evenveel als het totale gas- en elektriciteitsverbruik van 300 000 huishoudens. Testpark windturbines
(ECN onderzoek) ECN en TU Delft hebben samen een groot testpark voor windturbines in de Wieringermeer opgezet. Hier kunnen prototypes van windturbines met een maximale capaciteit van zes mW proefdraaien en men kan er materiaalonderzoek doen. De fabrikanten van windturbines gaan de ontwikkelde modellen gebruiken bij nieuwe (offshore-)toepassingen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 406, nr. 38
9
Minder CO2 uitstoot door CO2-opslag
(CRUST) In dit project zet men bestaande technologieën op innovatieve wijze in om een unieke vorm van opslag van CO2 mogelijk te maken. Men slaat 22 000 ton CO2 per jaar op in een vrijwel uitgeput aardgasveld onder de zeebodem, en onderzoekt vervolgens de aantrekkelijkheid, haalbaarheid en veiligheid van zulke ondergrondse opslag. Het project is gestart in mei 2004. Een nieuwe energiemarkt met bio-energie
(DEN-programma, voorloper van Energie OnderzoekStrategie) Bio-energie dient als aanvulling op de reguliere energievoorziening. Ze is in vele vormen beschikbaar, variërend van ruwe biomassa tot bio-ethanol. Een groot deel van deze biologische energiedragers bestaat uit bio-oliën en biovetten. Zij komen voor in verschillende soorten met sterk verschillende eigenschappen: – geperst uit landbouwproducten zoals koolzaadolie – thermisch geproduceerd uit biomateriaal zoals HTU-olie of pyrolyseolie – afvaloliën en vetten (frituurvet, of vetzuren die als destillaat vrijkomen bij de olieproductie van bijvoorbeeld zonnebloemolie). Een bijzondere soort bio-olie is biodiesel. Deze ontstaat door raffinage van bio-olie. Zijn bio-olie en biovet doorgaans geschikt voor verbrandingsketels, biodiesel is ook toepasbaar in bestaande dieselmotoren. Afhankelijk van de specifieke eigenschappen van de brandstof kunnen aanpassingen aan de installatie nodig zijn. Het BSE-DEN-programma heeft financieel bijgedragen aan negen projecten die specifiek gericht zijn op het gebruik van bio-energie in motoren, gasturbines en ovens. Duurzame energie in de glastuinbouw
(DEN-programma, voorloper van Energie OnderzoekStrategie) Het hoge energiegebruik in de glastuinbouw, en dan vooral bij teelten met een bijzondere energiehuishouding, vormde in de afgelopen jaren een prikkel om flink te besparen. Men wilde warmteverlies tegengaan en energie doelmatiger opwekken. De aandacht verschoof naar de installatie van duurzame energiesystemen en hun integratie. Deze technieken blijken het stadium van marktintroductie inmiddels te hebben bereikt, want het betreft vrijwel altijd projecten van tuinders en hun installateurs en/of adviseurs – niet van wetenschappelijke instituten. Op basis van de eerste tien afgeronde DEN-projecten zijn de besparingen te schatten; voor de fresiateelt varieert deze tussen 20 en 30% van het totale energieverbruik (ongeveer € 10 000 per jaar). In gesloten kassen levert het koelen van lucht een – geschatte – energiebesparing op van 30% ten opzichte van de gebruikelijke ventilatiesystemen.
3 TOT SLOT
1
Handreiking voor Maatschappelijke Verslaggeving (2003), opgesteld door de Raad voor de jaarverslaggeving in opdracht van het ministerie van Economische Zaken.
In het voorgaande hebben wij een indruk gegeven hoe duurzaamheid en innovatie samenkomen in ons beleid voor duurzame economische groei. Het betreft hier echter een selectie van de vele projecten gericht op duurzame innovaties. Voor een breder overzicht verwijzen wij u naar het medio 2005 door ons uit te brengen maatschappelijk jaarverslag over 2004, gebaseerd op de handreiking voor maatschappelijke verslaggeving1. Het is
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 406, nr. 38
10
voor het eerst dat het ministerie van Economische Zaken zo’n maatschappelijk jaarverslag produceert. Het jaarverslag zal een breder overzicht geven van onze activiteiten op het gebied van duurzame ontwikkeling. Tenslotte benadrukken wij nogmaals dat duurzame economische groei goed samenspel vergt van vele partijen, die alle hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Wij willen daarom samen met deze partijen blijven zoeken naar duurzame oplossingen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 406, nr. 38
11