Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1985-1986
19 280
Machtiging tot deelneming door de Staat in Circle Information Systems B.V.
Nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG Ontvangen 23 november 1985 Met waardering heb ik kennis genomen van het verslag van de commissie en de principiële bereidheid van een aantal fracties om, zij het onder voorbehoud, mede te werken aan het verlenen van de gevraagde machtiging. In deze nota zal eerst worden ingegaan op de strekking van het wetsvoorstel en de vragen die terzake door leden van de commissie zijn gesteld. Daarna zullen vragen betreffende het overleg tussen de participanten worden beantwoord en zal nader worden ingegaan op uitvoeringsaspecten van de deelneming. Tenslotte zal ik gaarne voldoen aan de behoefte, geuit door verschillende leden van de commissie, om nadere informatie te verschaffen over aspecten van de herstructurering van het Computercentrum Limburg (CCL) die minder sterk gerelateerd zijn aan het onderhavige wetsvoorstel. 1. Strekking van het wetsvoorstel Zoals in de rapportage aan de Tweede Kamer eerder is uiteengezet, is het de intentie van de regering om de activiteiten van het huidige CCL in een drietal verschillende organisaties voort te zetten, te weten: - een exploitatie-eenheid voor de verwerking van systemen op grote computers, te brengen onder het management van het Rijkscomputer Centrum (RCC); - een eenheid voor de exploitatie van automatiseringstoepassingen voor lagere overheden, waarover nog overleg met gegadigden voor overname plaats vindt; - een systeemhuis, onder te brengen in een privaatrechtelijke structuur. Voor laatstgenoemd onderdeel is voor deelneming van de Staat gekozen teneinde in een overgangsperiode, die noodzakelijk is om voor het systeemhuisgedeelte een gezonde positie te bereiken, invloed te kunnen uitoefenen op het beleid van de onderneming met betrekking tot arbeidsvoorwaardelijke en werkgelegenheidsaspecten. Het onderhavige wetsvoorstel beoogt uitsluitend de deelneming van de Staat in dit nieuwe bedrijf te regelen, als noodzakelijke voorwaarde voor de uitvoering van het voornemen tot herstructurering. Om deze reden is in de memorie van toelichting niet ingegaan op andere aspecten van de splitsing en herstructurering. Ik erken dat er zekere verbanden aanwezig zijn met de andere elementen van deze complexe operatie, reden waarom ik gaarne in het vervolg van deze nota gevolg wil
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 280, nr. 5
1
geven aan het verzoek van leden van verschillen fracties om hierover nadere informatie te verschaffen. De leden van de P.v.d.A.-fractie hebben opgemerkt dat de strekking van het wetsvoorstel een organisatiewijziging van het CCL betreft. Zoals uit vorenstaande volgt betreft het echter slechts het voorzien in een voorwaarde voor het ten uitvoer leggen van een deel van de splitsing en herstructurering. Naar de huidige inzichten zal de voormelde overgangsperiode, gelet op de doelstellingen van die periode, circa drie jaar moeten zijn. Niet te verwachten is dat binnen een periode van een jaar een stabiele situatie kan worden bereikt. Dat deze periode overigens niet in het wetsvoorstel zelve is vastgelegd, zoals door de leden der V.V.D.-fractie is opgemerkt, vindt haar reden in het feit dat daarmee de flexibiliteit voor de Staat ten aanzien van het vaststellen van het moment van uittreden, binnen de gestelde termijn van circa drie jaar, grotendeels verloren zou gaan. De deelneming van de Staat in Circle Information Systems B.V. heeft niet ten doel deze onderneming in een bijzondere positie te plaatsen inzake het verwerven van opdrachten van de zijde van de rijksoverheid. Anders dan voor de onder het management van het RCC te brengen exploitatie-eenheid zal de Staat geen verantwoordelijkheid dragen voor de orderportefeuille. In antwoord op vragen dienaangaande van de P.v.d.A.-, V.V.D.- en C.P.N.-fracties kan derhalve gesteld worden dat van opdrachtengaranties geen sprake is, al heeft de regering dat in een vroeger stadium wel overwogen. Desondanks zal zeker in de genoemde overgangsperiode een aanzienlijk deel van de opdrachten bij de overheid moeten worden verworven. De ervaring met en kennis van overheidsorganisaties, alsmede de historische verbondenheid met de overheid, zijn daarbij voor de nieuwe onderneming bij het verwerven van opdrachten van groot belang. Vanaf de start zal de onderneming trachten een positie op de particuliere markt te verwerven. De penetratie in dat marktsegment zal echter moeten geschieden vanuit de in het verleden opgebouwde positie op de overheidsmarkt en zal in de overgangsperiode, mede gezien het nog ontbreken van een sterk op de commerciële markt gericht acquisitie-apparaat, slechts geleidelijk kunnen plaats vinden. De leden van de P.v.d.A.-fractie wensten te vernemen in hoeverre met behulp van de wet gemeenschappelijke regelingen een oplossing bewerkstelligd kan worden voor het garanderen van de continuïteit van de werkzaamheden. De gemeenschappelijke regeling komt slechts aan de orde met betrekking tot de automatiseringstoepassingen voor lagere overheden. Hierop kom ik later in deze nota nog terug. 2. De participatie van PTIS en LIOF De leden van de C.P.N.-fractie vroegen welke argumenten hebben geleid tot de keuze voor Philips als participant boven Minihouse. De keuze van de participanten In het geprivatiseerde systeemhuis is mede gebaseerd op de doelstellingen die de regering nastreeft bij de herstructurering van het CCL. Naast de intentie om een zodanige startpositie voor het systeemhuis te creëren dat na een overgangsperiode een zelfstandig levensvatbaar bedrijf ontstaat, betreft dit doelstellingen met betrekking tot de werkgelegenheid in en de regionale ontwikkeling van Zuid-Limburg, alsmede het behouud van een zo groot mogelijke zekerheid en perspectief voor het CCL-personeel dat in dienst treedt van de private onderneming. In het voorjaar hebben overwegingen met betrekking tot deze doelstellingen ertoe geleid dat het kabinet besloten heeft met Philips Telecommunicatie en Informatie Systemen B.V. (PTIS) en de N.V. Industriebank LIOF verdere besprekingen te voeren over een mogelijke participatie. Ik heb de Kamer daarover bij brief op 17 mei 1985 ingelicht.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 280, nr. 5
2
De keuze om met PTIS gesprekken te voeren over een overeenkomst is in sterke mate beïnvloed door de omstandigheid dat in de gesprekken met Minihouse gebleken is dat, na de beslissing van het kabinet om geen opdrachtengaranties te geven, Minihouse in mindere mate dan het zich eerder liet aanzien in staat was de werkgelegenheid van het personeel van het systeemhuisdeel van het CCL te garanderen. Philips daarentegen heeft uitgesproken, ook zonder opdrachtengaranties van de overheid, het voltallige personeel van het systeemhuisdeel van het CCL te kunnen overnemen. De leden van de P.v.d.A- en C.P.N.-fracties vroegen welke zekerheid thans bestaat dat PTIS daadwerkelijk zal deelnemen en wat het betekent als Philips van deelname zal afzien. Ik heb er vertrouwen in dat op korte termijn een overeenkomst met PTIS en LIOF zal kunnen worden gesloten, gelet op de mate waarin de belangen van de drie participanten parallel lopen. Die ondanks het gegeven dat de onderhandelingen met PTIS zijn bemoeilijkt doordat thans het systeemhuisgedeelte van het CCL als entiteit in een verliesgevende bedrijfseconomische situatie verkeert. Dezelfde leden vroegen welke consequenties het onverhoopt niet tot stand komen van een overeenkomst tussen de participanten zal hebben, en welke middelen voor die situatie in de begroting voor het dienstjaar 1986 zijn geraamd. Uitgangspunt is voor mij steeds geweest dat, in het licht van eerder genoemde doelstellingen, met alle kracht moet worden gestreefd naar het tot stand komen van een overeenkomst. Er is dan ook niet geanticipeerd op een andere uitkomst door het reserveren van middelen in de begroting voor 1986. 3. Uitvoeringsaspecten van de deelneming In antwoord op een vraag van de leden van de P.v.d.A.-fractie deel ik mede dat het inderdaad mogelijk is, als de machtiging daartoe wordt verkregen, om de nieuwe organisatie Circle Information Systems BV in administratieve zin per 1 januari 1986 te laten functioneren, terwijl de formele afhandeling van de overneming slechts ten dele zal zijn afgerond. Ook met betrekking tot de formele overgang van personeelsleden naar deze organisatie wordt een dergelijke gang van zaken voorgestaan. Ik kom op dit aspect in het vervolg van deze nota nog terug. De leden van de P.v.d.A.- en V.V.D.-fracties vroegen naar de waardering van de activa en activiteiten die met de overneming gemoeid zijn. Ik kan thans nog niet mededelen welke waarde terzake zal worden vastgesteld, aangezien daarover nog gesprekken met PTIS gaande zijn. Wel kan ik stellen dat deze waarde naar verwachting lager zal zijn dan de oorspronkelijk geschatte waarde van circa 3 miljoen gulden. Deze verwachting is ontstaan, enerzijds op basis van nadere informatie omtrent de bij de overname betrokken activa, verkregen na het uitbrengen van taxatierapporten eerder dit jaar, anderzijds doordat waarschijnlijk niet alle activa die bij eerdere taxaties waren betrokken ook daadwerkelijk door Circle Information Systems B.V. zullen worden overgenomen. Ook wordt nog overwogen of bepaalde apparatuur niet beter elders binnen de rijksdienst kan worden ingezet indien de waarde daarvan bij overname door de B.V. relatief gering zou zijn. Indien het overleg over de inbreng van activa en de waardering daarvan, gebaseerd op de in de memorie van toelichting vermelde uitgangspunten, zal zijn afgerond, zal ik de Kamer daarover informatie verschaffen. Vanwege het nog lopende overleg met Philips kan ik thans eveneens geen informatie geven over de openingsbalans van de onderneming en het
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 280, nr. 5
3
bedrag dat als risicodragend kapitaal in enigerlei vorm ter beschikking zal worden gesteld, zoals door leden der P.v.d.A.-fractie, respectievelijk leden der V.V.D.-fractie is gevraagd. Deleden van de P.v.d.A.-fractie vroegen of er sprake is van een voornemen het bedrijveninformatiesysteem van het Ministerie van Economische Zaken overte brengen naar een stichting. Dit ministerie streeft ernaar de exploitatie van het bedrijveninformatiesysteem (BIS) op zo kort mogelijke termijn te zamen met andere EZ-informatiesystemen te laten plaatsvinden. Dit voornemen heeft al in 1983 mijn formele instemming verkregen. Ik heb daarbij ingestemd met de oprichting van een bijzonder rekencentrum bij het Ministerie van Economische Zaken. De samenwerking met het CCL was dan ook van tijdelijke aard. Mede onder invloed van de adviezen van de zgn. Commissie-Pannenborg is later besloten geen eigen ambtelijk rekencentrum bij Economische Zaken op te richten. Er is of wordt thans voor elk informatiesysteem afzonderlijk een contract afgesloten met een private stichting die op commerciële basis rekencentrumactiviteiten uitvoert. De overgang van het BIS van het CCL naar deze stichting geschiedt in overleg met mijn ministerie. Ten gevolge van de herstructurering van het CCL is enige tijd benodigd voor het aanwenden van de vrijkomende capaciteit voor andere toepassingen. Het Ministerie van Economische Zaken is bereid, gelet op het belang van de overheid in bredere zin, de overgang niet eerder te laten plaatsvinden dan medio 1986. Leden van de C.P.N.-fractie vroegen of bij de overname door de B.V. persoonsgegevens zijn betrokken en wat er zal gebeuren met de geautomatiseerde Opsporingsregisters ten behoeve van de gemeente- en rijkspolitie Bij de over te nemen activiteiten zijn geen persoonsgegevens betrokken. De exploitatie van de Opsporingsregisters, zoals deze thans door het CCL wordt uitgevoerd, wordt overgenomen door de exploitatie-eenheid die onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken blijft opereren. De personele aspecten van de overname van het CCL-systeemhuisdeel hebben uiteraard de bijzondere aandacht, gelet ook op het feit dat deze privatiseringsoperatie een van de eerste is die na de vaststelling van de nota «Personele aspecten van privatisering» zal worden uitgevoerd. Deze nota is dan ook, in antwoord op een vraag van leden van de V.V.D.-fractie, uitgangspunt geweest bij het ontwikkelen van een arbeidsvoorwaardenpakket en een pakket van overgangsmaatregelen voor het betrokken CCL-personeel. Niettemin dient het specifieke karakter van deze privatiseringsoperatie, dat gelegen is in de sterke verwevenheid van de herstructurering van het CCL als geheel en de privatisering van een deel ervan, mede in beschouwing te worden genomen bij de toetsing aan voormelde nota. Leden van de P.v.d.A.-, C.D.A.- en C.P.N."fracties vroegen om een nadere uiteenzetting omtrent de wachtgeldregelingen die op het betrokken personeel van toepassing zijn. Algemeen geldt dat een ambtenaar, die wegens opheffing van zijn functie wordt ontslagen, aanspraak kan maken op wachtgeld. Conform de bepalingen van het Rijkswachtgeldbesluit 1959 vindt op een wachtgelduitkering anticumulatie plaats van de inkomsten die de ambtenaar in een nieuwe functie ontvangt. Tussen de toekomstige participanten is afgesproken dat de medewerkers van het CCL die zijn aangewezen om over te gaan naar Circle Information Systems BV, en daarbij hun functie volgen, zonder nadere selectie zullen worden overgenomen. Daarnaast is afgesproken in de overgangsbepalingen vast te leggen dat deze medewerkers tenminste hetzelfde salaris als zij thans genieten - in de bruto- of in de nettosfeer -
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 280, nr. 5
4
wordt gegarandeerd. Dit betekent dat voor de medewerkers die naar Circle Information Systems BV overgaan formeel weliswaar een recht op wachtgeld bestaat, maar de uitkering materieel niet in werking treedt. Van individuele afkoop van wachtgeldrechten, waar de leden der P.v.d.A.- en C.D.A."fracties naar vroegen, kan derhalve onder de gegeven omstandigheden geen sprake zijn. In algemene zin overigens kan een verzoek om afkoop van wachtgeldrechten slechts dan voor honorering in aanmerking worden gebracht indien wordt voldaan aan de volgende eisen: 1. Bij het herplaatsingsonderzoek moet naar voren zijn gekomen dat een passende functie voorhanden is. 2. Na het ontslag moet blijken dat betrokkene alleen dan nieuwe inkomsten kan verwerven als hij zelf een eigen bedrijf begint of als deze inkomsten alleen verworven kunnen worden als hij zich inkoopt in een bestaand bedrijf. 3. Betrokkene heeft geen eigen kapitaal om het bedrijf te starten of zich in te kopen. Overigens wordt bij inwilliging van het verzoek om afkoop van wachtgeld een bedrag van ongeveer 20% van het gekapitaliseerde wachtgeldrecht uitgekeerd; dit bedrag is bruto. Het hiervoor genoemde specifieke karakter van deze privatiseringsoperatie doet de behoefte ontstaan aan een «spijtoptantenregeling» voor de medewerkers die overgaan naar Circle Information Systems B.V., analoog aan die welke geldt voor de medewerkers die de ambtelijke status behouden. Op deze laatste categorie medewerkers is artikel 96, zevende lid, van het ARAR van toepassing, dat de mogelijkheid biedt binnen een periode van een jaar nadat de ambtenaar de hem ingevolge dit artikel opgedragen werkzaamheden is gaan vervullen, de passendheid van die werkzaamheden aan de orde te stellen (spijtoptantenregeling). Mocht dan vastgesteld worden dat de werkzaamheden niet passend zijn, dan kan de ambtenaar alsnog eervol ontslag worden verleend als hem geen andere, wel passende werkzaamheden kunnen worden geboden. In de opgestelde overgangsbepalingen is dan ook vastgelegd dat, indien binnen een periode van een jaar na indienstneming bij Cirle Information Systems BV blijkt dat de opgedragen werkzaamheden voor de medewerker alsnog niet passend worden geacht en elders binnen Cirle Information Systems geen passende werkzaamheden beschikbaar zijn, wordt onderzocht of terugkeer bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken in een passende functie mogelijk is. De bij het ministerie gebruikelijke herplaatsingsprocedure zal dan in werking worden gesteld. Mocht deze procedure geen resultaat opleveren, dan leidt het recht op wachtgeld tot uitkering met dien verstande dat de ingangsdatum van het wachtgeld die is van ontslag uit de ambtelijke functie. In dit verband is in het overleg over overgangsbepalingen de vraag aan de orde gekomen of voor de ingangsdatum van het wachtgeld in dit geval ook de datum van ontslag bij Circle Information Systems BV zou kunnen worden gekozen als ware men tot op dat moment in rijksdienst. Hierover is thans nog geen definitief oordeel gevormd. Dezelfde leden vroegen voorts naar de oplossingen die geboden worden voor de problematiek van de gevolgen van de pensioenbreuk. De gevolgen van de overgang van het ene pensioenfonds naar het andere kan voor een ieder zeer verschillend zijn; dit hangt samen met de tot op het moment van overgang opgebouwde diensttijd, de leeftijd, de salariëring e.d. Individueel zal dus met de betrokken ambtenaar moeten worden bekeken hoe de situatie er in zijn geval uit zal zien. Door deskundigen van het ABP en het Philips-pensioenfonds zijn twee opties ontwikkeld die globaal gezien de nadelige gevolgen van een overgang naar een ander pensioenfonds kunnen teniet doen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 280, nr. 5
5
De eerste optie is de volgende. Het Philips-pensioenfonds kent een pensioengerechtigde leeftijd van 60 jaar. Dit zou voor de ambtenaren die naar Circle Information Systems BV overgaan inhouden dat zij bij het bereiken van die leeftijd een pensioen zullen ontvangen gebaseerd op de daadwerkelijk bij Circle Information Systems BV doorgebrachte jaren met een opbouw van 2% per jaar. Het ABP-pensioen en de AOW worden, zoals bekend pas na het bereiken van de 65-jarige leeftijd uitbetaald. De mogelijkheid bestaat om via de zogenaamde achterbalkonconstructie de jaren die direct voorafgaande aan de overgang naar Cicle Information Systems BV als ambtenaar in de zin van de ABP-wet zijn doorgebracht zodanig mee te laten tellen dat op het bereiken van de 60-jarige leeftijd vanwege het Philips-pensioenfonds een pensioen wordt uitbetaald dat even hoog is als ware betrokkene gedurende de ambtelijke en de daarop aansluitende Circle-tijd rechthebbende in de zin van de Philips-pensioenregeling geweest. Bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd wordt het Philips-pensioen gebaseerd op de daadwerkelijk bij Circle Information Systems BV doorgebrachte tijd; alsdan wordt ook het opgebouwde ABP-pensioen uitbetaald en zijn de bepalingen van de AOW van toepassing. Om deze uitkering te kunnen betalen is een storting van f 388054.- in het Philips-pensioenfonds nodig. De tweede optie die berekend is, is gebaseerd op de mogelijkheid de bij het ABP opgebouwde wiskundige reserve over te dragen aan het Philipspensioenfonds. Zoals bekend is dit slechts mogelijk als de hiervoor benodigde wetgeving is gerealiseerd. Inhoudelijk betekent dit dat de ex-ambtenaar een verzoek moet indienen om de voor hem bij het ABP opgebouwde pensioenrechten, vertaald in een wiskundige reserve, over te dragen aan een ander pensioenfonds, in casu het Philips-pensioenfonds. Dit fonds bepaalt dan wat de overgedragen wiskundige reserve oplevert aan rechten op het nieuwe fonds. Indien de medewerkers van het CCL die naar Circle Information Systems BV overgaan allen dit verzoek zouden indienen dan dient in het Philips-pensioenfonds een bedrag van f 1 845853 te worden gestort. Een belangrijk deel van dit bedrag kan worden gedekt door de over te dragen wiskundige reserves uit het ABP. Over de exacte omvang van deze wiskundige reserves vindt nog overleg plaats. De betrokken medewerkers ontvangen dan bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd een volledig Philips-pensioen als waren zij van het moment van indiensttreding bij het Rijk rechthebbende in de zin van de Philips-pensioenregeling geweest. Hiervan zijn wel uitgezonderd de jaren opgebouwd voor het bereiken van de 25-jarige leeftijd; over deze tijd wordt een premievrije polis gegeven. Welke oplossing, hetzij een van de genoemde opties, hetzij een andere, voor de pensioenproblematiek zal worden gekozen is thans nog onderwerp van overleg. Met de met de participanten overeengekomen voorgestelde regelingen ten behoeve van het personeel is naar mijn oordeel voldaan aan de zorgvuldigheid die t.a.v. de regeling van de arbeidsvoorwaarden en overgangsmaatregelen moet worden betracht. De voorgestelde regelingen voldoen aan de eisen die vanuit het oogpunt van een zorgvuldig personeelsbeleid aan een dergelijke operatie worden gesteld. De leden van de P.v.d.A.-fractie vroegen voorts naar de stand van zaken met betrekking tot de wijziging van de ABP-wetgeving terzake. Uit vorenstaand antwoord moge blijken dat de zogenaamde pensioenbreuk niet in algemene regelen is op te lossen. Wel zal de Kamer voor het einde van dit kalenderjaar een voorstel van wet bereiken, houdende regeling van de overdrachten overname van wiskundige reserves in de algemeen burgerlijke pensioenwet en de spoorwegpensioenwet. Als dit voorstel kracht van wet zal hebben, kunnen medewerkers van het CCL, die naar Circle Information
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 280, nr. 5
6
Systems B.V. overgaan, verzoeken de opgebouwde wiskundige reserve aan het Philips pensioenfonds over te dragen, waarmee de hierboven aangehaalde overdrachtsvariant kan worden gerealiseerd. De leden van de P.v.d.A.-fractie vroegen naar de opzeggingstermijn die zal worden gehanteerd voor het zittende CCL-personeel, nu de termijn van drie maanden, uitgaande van de datum van ingang van 1 januari 1986, niet meer gehaald kan worden. Ook leden van de C.D.A.-fractie vroegen naar een nadere uiteenzetting over de opzegtermijn. De ontslaggrond waarop de betrokken ambtenaren zullen worden ontslagen uit de rijksdienst is artikel 96, eerste lid, onder a, van het ARAR: «wegensopheffing van zijn betrekking». Aan deze ontslaggrond is dwingend een opzegtermijn van drie maanden verbonden. Deze opzegtermijn kan pas ingaan op het moment dat definitief is besloten dat de functie inderdaad wordt opgeheven; in casu kan dit niet eerder dan nadat het onderhavige wetsontwerp in werking is getreden en een definitieve overeenkomst tussen de participanten is gesloten. Dit betekent dat op 1 januari 1986 het personeel nog in overheidsdienst zal zijn. Met Philips is reeds gesproken over de vraag hoe in deze situatie te handelen. Mij staat voor ogen een constructie waarbij de medewerkers gedurende de opzegtermijn te werk worden gesteld bij Circle Information Systems B.V., waarbij de laatste aan het Rijk de integrale salariskosten vergoedt. Leden der P.v.d.A.- en V.V.D."fracties zouden gaarne willen worden geïnformeerd over de huisvesting van de B.V. en de afspraken die terzake met de gemeente Heerlen zijn gemaakt. Thans wordt gewerkt aan het geschikt maken van de voormalige «CBS-paviljoens» in Heerlen voor de tijdelijke huisvesting van Circle Information Systems B.V. De gemeente Heerlen heeft toestemming verleend voor het gebruik van deze locatie voor een periode van circa 2 jaar, in afwachting van de realisatie door Philips van een nieuw onderkomen van de onderneming in deze gemeente. Hieruit moge blijken dat de intentie bestaat ook op langere termijn de activiteiten van het systeemhuisdeel in de oostelijke mijnstreek te continueren. 4. Overige aspecten van de herstructurering De leden der V.V.D.-fractie hebben te kennen gegeven geïnteresseerd te zijn in de financiële, commerciële, personele en organisatorische gevolgen van de herstructurering van het CCL. Met betrekking tot het te privatiseren systeemhuisgedeelte heb ik in het vorenstaande reeds nadere informatie verschaft. Voor wat betreft de personele gevolgen kan ik, mede in antwoord op vragen terzake van leden der P.v.d.A.-fractie, de volgende informatie verstrekken. Op 1 januari 1984 was de formatieve omvang van het CCL 370 plaatsen. In de nieuwe structuur zijn voor de exploitatie-eenheid, te brengen onder management van het RCC, 122 plaatsen voorzien voor 1 januari 1986; voor deze eenheid wordt in een periode van drie jaar een groei verwacht tot circa 150 plaatsen. Voor het private systeemhuis wordt thans voorzien een omvang bij de start van 139 volledige arbeidsplaatsen, en voor de eenheid voor exploitatie van systemen voor lagere overheden 12 plaatsen. Volgens de laatste stand zullen 145 personeelsleden overgaan naar Circle Information Systems, waarbij 130 volledige functies zijn betrokken. Volgens de huidige inzichten in de ontwikkeling van Circle Information Systems B.V. is in de periode tot 1 januari 1989 een groei van deze onderneming tot circa 175 volledige arbeidsplaatsen haalbaar. Een verdere groei in de jaren daarna moet, uiteraard afhankelijk van onder meer de ontwikkelingen op de betreffende markt, zeker niet worden uitgesloten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 280, nr. 5
7
De leden der C.P.N.-fractie hebben gevraagd of het waar is dat inmiddels circa 80 werknemers van het CCL elders een functie hebben aanvaard. Vanaf 1 januari 1985 hebben op eigen verzoek 85 werknemers ontslag verkregen. In antwoord op nadere vragen terzake van dezelfde leden kan ik mededelen dat hiervan circa 20 personen tot dan toe management" en senior-functies bij het CCL hadden bezet. Hoewel dit sterke personeelsverloop de continuering van een normale bedrijfsvoering ernstig bemoeilijkt, is tot op heden de normale dienstverlening aan de klanten van het CCL niet in gevaar gekomen. Ook hebben deze leden gevraagd wat de stand van zaken is bij het overleg met de gemeenten Kerkrade en Simpelveld over de overname van de zogenaamde gemeentelijke automatiseringsactiviteiten. Binnenkort verwacht ik van de colleges van Burgemeester en Wethouders van deze gemeenten definitief te vernemen of zij bereid zijn, de overeenkomst waarover informeel reeds in hoofdlijnen overeenstemming is bereikt ter goedkeuring aan de gemeenteraden voor te leggen. Mij is bekend dat verschillende leden van de raad van de gemeente Kerkrade zich kritisch hebben opgesteld inzake de voornemens tot overname. Voor wat betreft de financiële gevolgen, waar de leden der V.V.D.-fractie naar vroegen, is er thans departementaal en interdepartementaal overleg gaande. Bij het tot stand komen van deze nota was dit overleg in een afrondende fase. Gegeven tevens het feit dat thans nog met Philips overleg wordt gevoerd over een aantal, ook financiële, aspecten van de overname, kan ik de Kamer nog geen definitieve informatie verschaffen over de financiële gevolgen en de dekking van de uitgaven die met de herstructurering en gedeeltelijke privatisering zijn gemoeid. Leden van de P.v.d.A.-fractie vroegen welke financiële belangen gemoeid zijn met het project inzake de automatisering van de kadastrale registratie, en of eventuele financiële tegenvallers voor rekening van het RCC dan wel voor rekening van het ministerie van VROM zullen worden gebracht. De inkomsten bij het CCL, en in de toekomst bij het exploitatie-gedeelte van het RCC te Heerlen, voortkomend uit dit project belopen gemiddeld circa 10 miljoen gulden per jaar. Dit project is voor het exploitatie-gedeelte van wezenlijk belang. Thans wordt nog onderzocht welke financiële consequenties de overname van de verantwoordelijkheid voor dit project voor de RCC-organisatie heeft. De leden der V.V.D.-fractie vroegen of de regering wil bevestigen dat het RCC niet met een dermate onrendabel deel zal worden belast dat de financiële resultaten op langere termijn negatief zouden worden beïnvloed. Als beleidslijn houd ik aan dat de nieuwe organisaties zo weinig mogelijk moeten worden belast met negatieve erfenissen uit het verleden. Dat zal dan ook het uitgangspunt zijn bij het ontwikkelen en implementeren van oplossingen betreffende tekorten voor dit project. Het RCC zal zo weinig mogelijk met deze tekorten worden belast, opdat de eis tot een sluitende exploitatie en de bedrijfseconomische positie van het RCC op termijn niet in gevaar zal komen. Met betrekking tot de huisvesting van het exploitatie-gedeelte in Heerlen, waarover leden der P.v.d.A.-fractie geïnformeerd wilden worden, kan ik de Kamer mededelen dat in opdracht van de Rijksgebouwendienst thans wordt gewerkt aan een verbouwing van het gebouw «De Hoppenhof» aan de Spoorsingel te Heerlen voor de vestiging van dit gedeelte voor een periode van drie a vier jaar. Thans wordt overleg gevoerd over de nieuwbouwplannen voor een Rijkskantorengebouw in Heerlen, waarin rond 1989 onder meer de exploitatie-eenheid kan worden ondergebracht. Een programma van eisen is inmiddels bij de Rijksgebouwendienst ingediend.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 280, nr. 5
8
De leden der V.V.D.-fractie vroegen de regering of zij voornemers was het gehele proces van de onderhavige privatisering in kaart te brengen, met vermelding van alle ontstane knelpunten en de daarvoor gekozen oplossingen, in aanmerking nemende dat de ervaringen met privatisering tot nu toe betrekkelijk gering zijn. Ik heb mij inderdaad voorgenomen een evaluatie te doen uitbrengen. De resultaten daarvan zal de Kamer ter beschikking krijgen. De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, M. J. J. van Amelsvoort
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 280, nr. 5
9