Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zitting 1981-1982
2
Rijksbegroting voor het jaar 1982
17100 Hoofdstuk VI Departement v a n Justitie
Nr. 54
BRIEF V A N DE STAATSSECRETARIS V A N JUSTITIE A a n de Voorzitter van de T w e e d e Kamer der Staten-Generaal 's-Gravenhage, 7 juni 1982 Tijdens de uitgebreide v e r g a d e r i n g van de vaste C o m m i s s i e v o o r Justitie van u w Kamer, v a n 15 maart j l . , nr. 24, heb ik toegezegd, dat ik een aantal gestelde v r a g e n nader schriftelijk zal b e a n t w o o r d e n . Ter v o l d o e n i n g aan deze t o e z e g g i n g bericht ik u hierna als v o l g t . M e v r o u w Evenhuis-van Essen heeft gevraagd of in alle huizen van b e w a r i n g een j u r i d i s c h spreekuur w o r d t g e h o u d e n d o o r een bureau v o o r rechtshulp, met v o o r l i c h t i n g over het strafproces (Handelingen blz. 2 4 - 7 , middelste kolom). Blijkens opgave van het secretariaat van de Landelijke v e r e n i g i n g van m e d e w e r k e r s van bureaus v o o r rechtshulp/LOK, o p de peildatum van 31 januari 1982, w o r d t in de v o l g e n d e huizen van b e w a r i n g (nog) geen juridisch spreekuur g e h o u d e n : de huizen van b e w a r i n g te A l m e l o , te A r n h e m , te G r o n i n g e n , te Z u t p h e n , alsmede «De W e g » en «Het S c h o u w » te A m s t e r d a m . Als redenen hiervoor zijn aan te geven het ontbreken v a n de behoefte aan een spreekuur, de nog o n v o l d o e n d e bezetting van het plaatselijke bureau v o o r rechtshulp o m zo'n spreekuur te organiseren, t e r w i j l er aldaar ook geen andere instantie is die spreekuur kan h o u d e n , zoals een w e t s w i n k e l . In t w e e huizen van b e w a r i n g w o r d t het wekelijks spreekuur v e r z o r g d d o o r j u r i d i s c h e studenten, resp. een w e t s w i n k e l . V o l l e d i g h e i d s h a l v e zij ten slotte v e r m e l d dat in de z.g. bijzondere huizen v a n b e w a r i n g zoals de 4 daghuizen van b e w a r i n g , het penitentiair selectiec e n t r u m te Den Haag, het Pieter Baan C e n t r u m te Utrecht en het huis van b e w a r i n g «Het Veer» (FOBA) te A m s t e r d a m , geen spreekuur w o r d t g e h o u d e n . De g e b o d e n rechtshulp kan o m v a t t e n i n f o r m a t i e over en advies en bijstand in allerlei juridische kwesties, b e h o u d e n s m e t betrekking tot de strafzaak zelf o m d a t de rechtshulp ter zake daarvan is v o o r b e h o u d e n aan de r a a d s m a n . O p de vraag van m e v r o u w Evenhuis hoe lang de w a c h t l i j s t e n zijn v o o r bewaarders tot de toelating v o o r het B-diploma (Handelingen blz. 2 4 - 7 , derde kolom) kan ik berichten, dat er geen achterstand is in het o p r o e p e n van de bewaarders die de z.g. B-opleiding w i l l e n v o l g e n . Ter t o e l i c h t i n g hierop dient het volgende. V o o r de reguliere B-opleiding die in totaal 5
2 vel
T w e e d e Kamer, zitting 1981 - 1 9 8 2 , 17 100, hoofdstuk V I , nr. 54
1
weken in beslag neemt, worden jaarlijks door het CWOI 12 cursussen voor 18 deelnemers gepland. De daarvoor in aanmerking komende bewaarders worden voor deelname aan een cursus opgeroepen via een systeem, waarbij de datum van indiensttreding voorop staat. Verder wordt erop gelet, dat gelijktijdige deelname van bewaarders afkomstig uit dezelfde inrichting is afgestemd op de grootte van de voor opleiding aanwezige formatieve reserve. De planning en het oproepsysteem voorzien erin, dat alle bewaarders binnen de tijd, waarop volgens het carrièreplan een bevordering mogelijk is, t.w. vóór het zesde jaar na indiensttreding, het B-diploma dat daarvoor een vereiste is, kunnen hebben gehaald. Ook vroeg mevrouw Evenhuis om nadere informatie over de inhoud van de functie van functiebegeleider (Handelingen biz. 24-8, eerste kolom). De inhoud van bedoelde functie kan als volgt worden samengevat: werkers in hun feitelijk functioneren tot gedetineerden en tot elkaar; het stimuleren en mogelijk maken van processen gericht op het concretiseren van de doelstellingen en grondhouding: het signaleren van de noodzaak van deskundigheidsbevordering ten aanzien van de taakuitoefening van personeelsleden en het ontwikkelen van mogelijkheden daartoe; het begeleiden van ontwikkeling en invoering van organisatorische veranderingen. Bijgevoegd is een overzicht van de gegevens over het ziekteverzuim van het personeel, op verzoek van mevrouw Evenhuis uitgesplitst naar leeftijd (Handelingen blz. 24-8, eerste kolom). Met betrekking tot het door het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds ingestelde onderzoek naar de oorzaken van afkeuring van functioneel leeftijdsontslaggerechtigd personeel bij het gevangeniswezen kan ik mededelen, dat inmiddels een vooronderzoek is afgesloten. Aan de hand daarvan zal de gedetailleerde vraagstelling worden geformuleerd. Over de resultaten van het totale onderzoek hoopt men in de loop van 1983 te rapporteren. Mevrouw Van Es heeft de vraag gesteld naar het aantal klaag- en beroepschriften dat verhoudingsgewijs van buitenlanders afkomstig is (Handelingen blz. 24-6, middelste kolom). Het departement beschikt niet over een centrale registratie van de nationaliteit van de gedetineerde klagers en appellanten. Dit betekent dat, teneinde de vraag te kunnen beantwoorden, alle beschikkingen van de beklagcommissie moeten worden doorgenomen op mogelijke gegevens over de herkomst van de klager en de appellant. Gezien het totaal aantal van deze beschikkingen - ca. 2200 - zal een dergelijk onderzoek veel tijd vergen. Ik heb mij dan ook beperkt tot de uitspraken van de beroepsconv missie en wel over de jaren 1977 t/m 1981; het resultaat van het onderzoek is hieronder vermeld. Ik merk nog op, dat (om nog een vergelijkend cijfer te noemen) het totaal aantal vreemdelingen medio 1981 ca. 20% bedroeg van het totaal aantal gedetineerden in de penitentiaire inrichtingen in ons land. Aantal beschikkingen van de beroepscommissie: 1981
1980
1979
1978
1977
114
129
70
64
23
Daarvan beschikkingen op beroepschriften ingediend door gedetineerden (en evt. tevens door directeur); (beroepschriften alleen van de directeur zijn hier niet opgenomen) b)
90
94
53
54
14
Waarvan beschikkingen op beroepschriften van buitenlandse gedetineerden c)
21
26
12
16
5
c) uitgedrukt in procenten van b)
23,3
27,7 22,6
Totaal:
a)
Tweede Kamer, zitting 1981 -1982, 17 100, hoofdstuk VI, nr. 54
29,6
35,7
2
Voorts vroeg mevrouwVan Es of iknader kon berichten overde activiteiten van de Molukse groep Masium (Handelingen, blz. 24-15/16). In interdepartementaal overleg zijn de financiële middelen, speciaal bestemd voor de hulpverlening aan drugverslaafden uit etnische minderheidsgroeperingen, verdeeld. Ten behoeve van de Consultatiebureaux voor Alcohol en Drugs is ook uit deze middelen een toewijzing ontvangen voor de hulpverlening aan drugsverslaafde gedetineerden uit deze groeperingen, onder wie ook Molukkers. Als reclasseringsinstelling is het CAD de eerst verantwoordelijke om de hulpverlening aan gedetineerden ter hand te nemen. Het zal, voor zover het om cliënten van andere - niet-reclasseringsinstellingen - gaat, deze bij de hulpverlening inschakelen, dan wel in gevallen waarin nietjustitie-gebonden instellingen meer aangewezen zijn om hulp te verlenen (bij voorbeeld op grond van meer kennis van de culturele achtergronden) ook deze instellingen erbij betrekken. Deze instellingen worden dan op grond van de toelatingsregeling voor de niet-justitie-gebonden hulpverlening in de gelegenheid gesteld om de daarvoor in aanmerking komende gedetineerden te bezoeken. Uit informatie van de reclasseringsraad ter plaatse is gebleken dat Masium in incidentele gevallen ook toegang heeft tot de penitentiaire inrichtingen. Ten aanzien van de relatie justitiële hulpverlening-niet-justitiële hulpverlening merk ik het volgende op. Waar de samenleving zich in toenemende mate bewust wordt van de problematiek die met (dreigende) detentie samenhangt, acht ik het een vanzelfsprekende zaak dat ook de niet-justitieel gebonden hulpverlening zich met justitiabelen bezighoudt. Ook is al ten aanzien van de primaire justitiële taken als vroeghulp, voorlichting en detentiebegeleiding de reclassering primair aangewezen en verantwoordelijk, ook de niet-justitieel gebonden hulpverlening kan daarbij een belangrijke aanvullende bijdrage leveren. Ik wijs hierbij onder andere op de toelatingsregeling niet-justitieel gebonden hulpverlening. Wat het meer inschakelen van club- en buurthuizen in samenwerkingsprojecten betreft wijs ik er op dat binnen de reclassering veelvuldig overleg gepleegd wordt met bovengenoemde instellingen. De reclasseringsraad vervult daarbij een centrale functie. Op lokaal niveau vinden ook meer projectmatige ontwikkelingen plaats, zoals in Amsterdam onder andere het Buurtgericht Ontwikkelings Project van de Algemene Reclasseringsvereniging. Uitbreiding van faciliteiten anders dan in immateriële zin kunnen door mij echter niet geboden worden. Over de interne hulpverlening in «Over-Amstel» te Amsterdam zij het volgende opgemerkt. Zoals in elke penitentiaire inrichting kan ook binnen het complex «OverAmstel» elke gedetineerde een beroep doen op de aanwezige mogelijkheden van hulpverlening; in elke inrichting is voor iedereen interne hulpverlening beschikbaar. Daarnaast is in «Demersluis», het inkomst-huis van bewaring binnen «Over-Amstel», een experiment gaande betreffende een intensivering van het hulpaanbod ten behoeve van drugverslaafden en coördinatie van hulpverlening door instellingen van «buiten»; dit experiment beslaat de eerste 2 a 3 weken van verblijf in «Over-Amstel», waarna doorstroming plaatsvindt naar een van de andere huizen van bewaring binnen het complex. Het merendeel van de binnenkomende verslaafden die aan dit experiment willen meedoen en die ook overigens in aanmerking komen, wordt aldus bereikt. Over de opzet van dit experiment, alsmede (recent) over de beoordeling ervan, heeft de betreffende projectgroep aan mij gerapporteerd; verslagen daarvan zijn o.a. ook aan de Tweede Kamer gezonden. Ik verwijs daarnaar. Mevrouw Van Es stelde ook de vraag of het waar is dat drugverslaafde vrouwen als zij problemen hebben met afkicken in een isoleercel terechtkomen, omdat er voor hen onvoldoende opvangmogelijkheden zijn. Dit is niet het geval. Ook in de penitentiaire inrichtingen voor vrouwen (evenals in andere penitentiaire inrichtingen) behoort het plaatsen in een isoleercel niet tot de gebruikelijke methoden van bejegening van verslaafden. Het gebruik
Tweede Kamer, zitting 1981 -1982, 17 100, hoofdstuk VI, nr. 54
3
van de isoleercel blijft steeds beperkt tot acute noodsituaties waarin geen andere oplossing voorhanden is, ter bescherming van de gedetineerde zelf of van anderen; dit geldt gelijkelijk voor alle gedetineerden, verslaafd of niet. Dit uiterste middel wordt ook niet vaker voor verslaafde gedetineerden gebruikt dan voor anderen, en blijft beperkt tot hooguit enkele keren per jaar. De opvang van verslaafden in de penitentiaire inrichtingen voor vrouwen geeft mij ook overigens geen reden tot bijzondere bezorgdheid. Er is voldoende gerichte medische aandacht voor deze groep, en ook andere vormen van hulp worden geboden. Na een fase van voorbereiding wordt thans bovendien ook door het in «Demersluis» (in het kader van het daar gesitueerde experiment met opvang van verslaafden) werkzaam team van het consultatiebureau voor Alcohol en Drugs aanvullende aandacht aan de penitentiaire inrichtingen voor vrouwen te Amsterdam besteed, in de vorm van adviezen en consultatie, en (sinds kort) van een regelmatig spreekuur. Het door de heer Nijpels gevraagde aantal preventief gehechten dat zich op een bepaald moment in de politiebureaus bevindt (Handelingen blz. 24-11, laatste kolom) bedroeg in de eerste twee maanden van dit jaar gemiddeld 100 a 125; van maart tot medio april steeg dit aantal naar 150 a 200; sedertdien daalde het aantal opnieuw naar het niveau van 100 a 125. De heer Nijpels heeft verder gevraagd of een wetswijziging wordt overwogen om verplichte schorsing van de voorlopige hechtenis mogelijk te maken ten eerste bij kleine vermogensdelicten, ten tweede bij aan drugs verslaafde gedetineerden; (Handelingen blz. 24-25, rechterkolom). Het denkbeeld om bij bepaalde categorieën van misdrijven, waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, onder omstandigheden de voorlopige hechtenis te schorsen, is in 1974 in studie genomen door de Commissie partiële herziening Wetboek van Strafvordering (zogenaamde commissie-Duk). Deze is echter in deze controversiële materie niet tot een bepaald standpunt kunnen komen. Vervolgens is door de Commissie evaluatie voorlopige hechtenis (commissie-Van Randwijck) onderzoek gedaan naar en rapport uitgebracht over de praktische toepassing van de voorlopige hechtenis. Daarbij heeft zij ook gerapporteerd over de schorsing van de voorlopige hechtenis (zie het eindrapport van de commissie-Van Randwijck dat in februari 1982 is uitgebracht). Aan de hand van deze rapportage zal de commissie-Duk zich opnieuw over de wenselijkheid van een eventuele wetswijziging beraden. Ik hoop de commissie met het bovenstaande naar voldoening te hebben geïnformeerd. De Staatssecretaris van Justitie, M. Scheltema
Tweede Kamer, zitting 1981 -1982, 17 100, hoofdstuk VI, nr. 54
4
Bijlage
Ziekteverzuim personeel a. Totaal-generaal: 1979; 12,5% waarvan 3,6% langdurig verzuim (langer dan 6 maanden) 1980; 11,7% waarvan 3,5% langdurig verzuim (langer dan 6 maanden) De basisgegevens voor 1981 komen medio 1982 ter beschikking. b. Gemiddeld aantal ziekmeldingen per persoon in 1980: 1,6x. c. Gemiddeld aantal verzuimdagen per persoon in 1980: 26,8 dagen. d. Geen ziekmelding in 1980 bij 32,6% van het personeel. e. Ziekteverzuim per leeftijds- en personeelscategorie in 1980:
Personeelscategorie
Leeftijdscategorie in jaren
Gemiddeld ziekteverzuim percentage
t/m 20
21 24
25 29
30 34
3539
40^ 44
4549
5054
5559
0,3
2,4 7,0
4,4 10,2
8,2 12,5 14,6 4,3 9,5
13,2 15,5 5,3 12,5 4,6 13,4
6,4 14,6 4,6 12,6 7,6 12,6
1,7 16,4 10,6 11,7 16,5
17,7 22,2 11,8 23,2 3,6 19,8
6,7 28,3 24,8 27,3 7,1 19,4
20,6
3.6 14,8 14,9 14,5 4,7 11,6
10,5
11,4
11,9
13,2
16,3
21,9
15,2
11,7
Gestichtswacht Bewaking Kader bewaking Groepsleiding Directiefunctionarissen Administratief personeel
4,5
7,4
9,1 1,4 5,9
Totaal
2,0
3,9
7,9
60 64
Tweede Kamer, zitting 1981 -1982, 17 100, hoofdstuk VI, nr. 54