Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1994–1995
24 071
Wateroverlast in Nederland
Nr. 21 HERDRUK2
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 4 mei 1995 In antwoord op de brief van de vaste commissie voor Financie¨n, uit uw Kamer d.d. 6 april jl. (zie bijlage) deel ik u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken, het volgende mede. Bij brieven d.d. 25 augustus 1994, 10 oktober 1994 en 15 februari 1995 heb ik de vaste commissie reeds bericht over het verloop van het overleg tussen het Verbond van Verzekeraars en de overheid inzake een verzekeringsmogelijkheid voor particulieren en bedrijven tegen het risico van materie¨le schade aan opstallen en inboedels ten gevolge van zoetwateroverstroming en aardbeving. Belangrijke uitgangspunten daarbij waren onder andere een financieel-risicodragende betrokkenheid van verzekeraars en verzekerden. Ik kan u thans berichten dat over de uitgangspunten en een aantal belangrijke modaliteiten van een regeling ter dekking van genoemde schades overeenstemming is bereikt tussen het Verbond van Verzekeraars en het kabinet. Deze zijn neergelegd in het bij deze brief gevoegde convenant1 dat in verband met de interne besluitvorming bij het Verbond naar verwachting binnenkort door betrokken partijen zal kunnen worden getekend. In dit convenant wordt onder andere invulling gegeven aan de financie¨le en organisatorische betrokkenheid van verzekeraars bij de hiervoor bedoelde regeling. Tevens is bijgevoegd een beschrijving van de hoofdlijnen van de wettelijke regeling die het kabinet zal voorbereiden ter dekking van materie¨le schade ten gevolge van zoetwateroverstroming en aardbeving. Daarin zullen de aanspraken van particulieren en bedrijven in geval van genoemde natuurrampen worden vastgelegd. Onderdeel van de wettelijke regeling zal zijn dat een fonds wordt gevormd ten behoeve van schadevergoedingen aan gedupeerde. Het Verbond van Verzekeraars en de overheid zullen zijn vertegenwoordigd in het bestuur van het fonds.
1
Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie. 2 I.v.m. verbetering van de datum.
Uit en door het fonds zal schade kunnen worden vergoed tot een maximum van f 500 miljoen per jaar. Het fonds zal worden gevuld door
5K1360 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgeverij Plantijnstraat ’s-Gravenhage 1995
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 071, nr. 21
1
middel van wettelijke bijdragen die zullen worden geheven van elke opstal- en inboedel/inventarisverzekerde in Nederand. De brandverzekeraars zullen op basis van het convenant gezamenlijk per jaar de eerste f 100 miljoen schade voor hun rekening nemen. Op grond van voorlopige berekeningen zal de wettelijke bijdrage jaarlijks f 15 tot f 20 per opstal- of inboedel/inventarispolis bedragen. Voor een gecombineerde polis zal de wettelijke bijdrage het dubbele belopen. Voor bedrijven zal een nog nader te bepalen bijdrage gelden. Deze wettelijke bijdrage zullen door de verzekeraars worden geı¨nd en vervolgens in het fonds worden gestort. Houders van opstal- en inboedel/inventarisverzekeringen krijgen in principe recht op vergoeding vanuit het fonds van geleden schade tot een maximum bedrag. Voor inboedel-/inventarisschade is dit bedrag f 250 000 voor particulieren en f 500 000 voor bedrijven. Voor schade aan opstallen gelden de dubbelde bedragen. Het eigen risico zal voor particulieren 5% van de schade met een minimum van f 3 000 (voor opstalschade) respectievelijk f 2 000 (voor inhoudschade) bedragen. De eigen risicobedragen voor bedrijven zullen nog worden vastgesteld. Als in een jaar het totaal van de voor uitkering in aanmerking komende schades meer dan f 500 miljoen bedraagt, zullen de schade-uitkeringen naar evenredigheid worden gekort. Niet vergoed worden schades ten gevolge van zoutwateroverstromingen. Bereddingskosten en evacuatiekosten komen gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking. Het kabinet streeft ernaar nog dit voorjaar een wetsvoorstel aan de Koningin voor advies van de Raad van State aan te bieden. Het kabinet beraadt zich nog over de problematiek van de dekking van schade anders dan die in het convenant tussen de overheid en het Verbond is neergelegd. De Minister van Financie¨n, G. Zalm
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 071, nr. 21
2
BIJLAGE BIJ BRIEF NO. BGW 95-847U Kabinetsvoornemens ten aanzien van dekking van schade ten gevolge van zoetwateroverstroming en aardbeving 1. Het kabinet neemt zich voor een wettelijke regeling voor te bereiden ter dekking van door particulieren en bedrijven geleden schade aan opstallen en inhoud (inboedel, inventaris en goederen) ten gevolge van zoetwateroverstroming en aardbeving. Bedoelde regeling zal onder andere de volgende elementen bevatten. 2. Vanaf de datum waarop de wettelijke regeling in werking zal treden, zullen particulieren en bedrijven die in het bezit zijn van een verzekeringspolis tegen schade aan opstal en inhoud, een wettelijk recht verkrijgen op financie¨le compensatie van geleden materie¨le schade ten gevolge van: – aardbevingen met een magnitude van 3,5 of meer op de schaal van Richter en – zoetwateroverstroming, waaronder te verstaan * het overlopen of bezwijken van primaire waterkeringen met uitzondering van wateren die aan de getijdebewegingen van eb en vloed onderhevig zijn en overstroming in buitendijkse gebieden en * met betrekking tot het onbedijkte gedeelte van de Maas: overstromingen ten gevolge van overstroming van de oevers indien de waterstand te Borgharen een peil van circa 45,5 meter heeft overschreden. Tevens zullen bereddingskosten alsmede evacuatiekosten, voor zover samenhangend met opstal- en inhoudrisico’s, gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking komen. 3. Nadrukkelijk uitgesloten van dekking is schade ten gevolge van zoutwateroverstromingen. Voorts zal voor schade aan objecten gelegen in buitendijkse gebieden geen recht ontstaan op financie¨le compensatie. 4. Aan alle houders van opstal- en inhoudverzekeringen met betrekking tot in Nederland gelegen risico’s zal een door de Minister van Financie¨n op basis van een wettelijk voorschrift vast te stellen bijdrage in rekening worden gebracht. Op basis van voorlopige berekeningen zal deze per opstal- en per inhoudpolis f 15 a` f 20 per jaar bedragen voor particulieren. Voor een gecombineerde inhoud/opstalpolis zal de totale wettelijke bijdrage derhalve het dubbele bedragen van genoemde bedragen (f 30 a` f 40). Voor bedrijven zal een nog nader te bepalen bijdrage gelden. Bedoelde wettelijke bijdragen zullen door verzekeraars worden geı¨nd en worden afgedragen aan een daartoe door de Minister van Financie¨n aan te wijzen rechtspersoon (hierna: het fonds). Het bestuur van het fonds zal worden samengesteld uit vertegenwoordigers van verzekeraars en de overheid. Gestreefd wordt naar een fonds met een maximale capaciteit van f 500 miljoen, op te bouwen in ca. 3 jaar uit de hiervoor genoemde wettelijke bijdragen. Nadat het fonds een omvang van f 500 mln. heeft bereikt, inclusief het aandeel daarin van verzekeraars, zullen de wettelijke bijdragen substantieel kunnen worden verlaagd (zie ook ad 12). 5. De per risico-object per jaar maximaal uit te keren inhoudschade wordt gelimiteerd tot f 250 000 voor particulieren en f 500 000 voor bedrijven. Voor schade aan opstallen gelden limieten van f 500 000 voor particulieren en f 1 miljoen voor bedrijven. 6. Gedupeerden kunnen de door hun geleden schade in rekening brengen bij het fonds. De schades worden voor rekening van het fonds
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 071, nr. 21
3
gee¨xpertiseerd en, voor zover vallend binnen de wettelijk te stellen grenzen, aan de gedupeerden vergoed onder aftrek van een eigen risico aan de voet. Gedacht wordt aan een eigen risico voor particulieren van 5% met een minimum van f 3 000 per opstalschade en f 2 000 per inhoudschade. De eigen risicobedragen voor bedrijven zullen nog worden vastgesteld. Het eigen risicobedrag weerspiegelt de eigen verantwoordelijkheid van verzekerden en draagt er toe bij dat verzekerden in geval van een (dreigende) overstroming c.q. aardbeving maatregelen treffen om de schade zo veel mogelijk te beperken. 7. De brandverzekeraars die in Nederland gelegen risico’s dekken zullen in geval van zoetwateroverstromings- en aardbevingsschade gezamenlijk per jaar de eerste f 100 miljoen van de voor uitkering in aanmerking komende schade voor hun rekening nemen. 8. Verzekeraars ontvangen voor hun risicodragende betrokkenheid jaarlijks ten laste van het fonds een vergoeding. De hoogte van deze vergoeding, alsmede de verplichtingen van verzekeraars die daar tegenover staan, zullen – vooruitlopend op een wettelijke regeling terzake – worden geregeld in een tussen het Verbond van Verzekeraars en de overheid te sluiten convenant. 9. Ingeval in enig jaar het totaal van de voor uitkering in aanmerking komende schades meer dan f 500 miljoen bedraagt, zullen de schadeuitkeringen naar evenredigheid worden gekort. 10. Ingeval in enig jaar de middelen van het fonds niet voldoende zijn om daaruit de voor rekening van het fonds komende schades te vergoeden, zal het tekort bij het fonds door middel van een door het rijk te verstrekken voorschot worden aangezuiverd tot maximaal f 500 miljoen. Dit voorschot zal in het jaar of de jaren daarop uit (een verhoging van) de wettelijke bijdragen aan het rijk worden terugbetaald. 11. Voor verzekeraars zal een regeling in de fiscale sfeer worden getroffen ter zake van de door hun voor deze risico’s te vormen voorzieningen. 12. Het ligt in de bedoeling de hierboven beschreven regeling in het derde jaar na inwerkingtreding te evalueren. Aandachtspunten daarbij zullen onder andere zijn de wettelijke aanspraken op schadeuitkering, de omvang van het fonds, de hoogte van de wettelijke bijdragen alsmede de vergoeding aan verzekeraars voor het door hen te dragen financie¨le risico. 13. Aan deze bijlage kunnen geen rechten worden ontleend. De inhoud van de wettelijke regeling zal bepalend zijn voor de aanspraken van particulieren en bedrijven. Het kabinet behoudt zich voor op onderdelen af te wijken van de geschetste voornemens.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 071, nr. 21
4
BIJLAGE
Aan de Minister van Financie¨n ’s-Gravenhage, 6 april 1995 In de procedurevergadering van de vaste commissie voor Financie¨n van 5 april 1995 is gesproken over de verzekering tegen schade ten gevolge van de aardbeving/overstroming. In uw brief van 15 februari jl. inzake dit onderwerp spreekt u de verwachting uit dat er eind maart besluitvorming zou kunnen plaatsvinden op basis van de discussie tussen u en het Verbond van Verzekeraars. De commissie zou graag van u horen, welke de uitkomsten zijn, en wanneer zij deze kan verwachten. De Griffier van de vaste commissie voor Financie¨n, Van Overbeeke
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 071, nr. 21
5