Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2001–2002
25 733
Informatie- en communicatietechnologie (ICT) in het onderwijs
Nr. 80
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 4 februari 2002 De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1 heeft op 13 december 2001 overleg gevoerd met minister Hermans van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over ICT in het onderwijs, mede aan de hand van het verslag van de EU-Onderwijsraad van 28 mei 2001, de resolutie betreffende eLearning (21 501-06, nr. 47) en de brieven over de uitvoering van de motie over reclame en Kennisnet (25 733, nr. 76); de voortgang in de aansluiting van onderwijsinstellingen op Kennisnet (25 733, nr. 78); de voortgangsrapportage Onderwijs on line (25 733, nr. 77) en het contract met nl.tree. Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie
Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Van der Hoeven (CDA), voorzitter, Rabbae (GroenLinks), Lambrechts (D66), Dittrich (D66), Cornielje (VVD), De Vries (VVD), Dijksma (PvdA), Cherribi (VVD), Rehwinkel (PvdA), ondervoorzitter, Visser-van Doorn (CDA), Wagenaar (PvdA), Belinfante (PvdA), Kortram (PvdA), Ross-van Dorp (CDA), Hamer (PvdA), Nicolaï (VVD), Van Bommel (SP), Barth (PvdA), Halsema (GroenLinks), Örgü (VVD), Eurlings (CDA), Slob (ChristenUnie), Van Splunter (VVD). Plv. leden: Schimmel (D66), Mosterd (CDA), Atsma (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Bakker (D66), Ravestein (D66), E. Meijer (VVD), Van Baalen (VVD), Valk (PvdA), Udo (VVD), Van der Hoek (PvdA), De Pater-van der Meer (CDA), De Cloe (PvdA), Gortzak (PvdA), Molenaar (PvdA), Cörüz (CDA), Spoelman (PvdA), Passtoors (VVD), Poppe (SP), Arib (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Rijpstra (VVD), Wijn (CDA), Stellingwerf (ChristenUnie), Blok (VVD).
Mevrouw Barth (PvdA) prijst de minister voor de ruimhartige manier waarop hij de motie-Barth c.s. over reclame op Kennisnet naar letter en geest heeft uitgevoerd. Zij stemt in met het voorstel om het contract met nl.tree per 31 december 2003 te beëindigen en de scholen daarna ruimte te geven voor een vrije keus. Aan de ene kant worden zo een goede internetverbinding voor alle scholen en het opbouwen van de basisvoorziening gewaarborgd en aan de andere kant wordt perspectief geboden op de door het onderwijsveld gevraagde vrije keus. Om na 31 december 2003 klanten te binden, zal nl.tree de komende anderhalf jaar zijn kwaliteit en onmisbaarheid moeten bewijzen. Uiteraard betreurt mevrouw Barth het dat de uitrol een halfjaar vertraging oploopt, maar vanaf het begin heeft zij getwijfeld aan de haalbaarheid van de versnelling ingevolge de Lissabon-afspraken. Zij vindt het belangrijk dat half augustus 2002 alle scholen op het internet zijn aangesloten en gebruik kunnen maken van Kennisnet. Hoe is de bekorting van de oorspronkelijke looptijd van het contact juridisch geregeld? Is er, zoals wel wordt gesteld, sprake van «beëindiging, tenzij ...»? In het kader van het project Onderwijs on line zal de Kamer voortgangsrapportages blijven ontvangen. Is de minister bereid standaard halfjaarlijks steekproeven te laten uitvoeren naar het oordeel van de scholen over Kennisnet en hun wensen daarbij? Zolang het contract met Kennisnet loopt, is het van belang dat de Kamer de vinger aan de pols kan houden
KST59260 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2002
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 733, nr. 80
1
1
om zo nodig invloed te kunnen uitoefenen als veranderingen noodzakelijk zijn. Het is een goede zaak dat de minister heeft benadrukt dat de prestatiegraad van nl.tree wordt verhoogd, wat overigens ook door nl.tree zelf wordt nagestreefd. In de voortgangsrapportage (25 733, nr. 77) wordt gemeld dat 16% van de docenten in het voortgezet onderwijs zichzelf vergevorderd vindt in het gebruik van ICT als didactisch hulpmiddel. Wat houdt dat «vergevorderd» in? Ook is gemeld dat de meerderheid van de leraren in het primair onderwijs zich heeft bekwaamd in ICT-basisvaardigheden. Gaat het daarbij om het digitaal rijbewijs of om meer? De scholing van docenten is nog steeds een van de belangrijkste knelpunten bij ICT in het onderwijs. In de rapportage ontbreekt de uitvoering van de motie-Lambrechts c.s. over de komst van een kenniscentrum. Is de minister bereid het onderzoek van twee jaar geleden naar de stand van zaken rond ICT in het hoger onderwijs te herhalen en, zo ja, de informatie daarover op te nemen in de volgende voortgangsrapportage? Het lijkt mevrouw Barth gewenst dat de minister een gesprek aangaat met de instellingen van hoger onderwijs over de stand van zaken bij de invoering van hardware en de scholing van docenten en over het al dan niet toereikend zijn van het ICT-budget van de hogescholen en universiteiten. In de voortgangsrapportage wordt een helder beeld gegeven van het budget dat fors daalt met ingang van 2002. Dit jaar wordt nog 787 mln gulden besteed aan ICT in het onderwijs. In 2004 zal dat nog slechts 473 mln gulden zijn, waarschijnlijk vanwege de beëindiging van allerlei incidentele verhogingen. Mevrouw Barth is van oordeel dat het budget ten minste moet worden gehandhaafd op 787 mln gulden en eigenlijk verder omhoog moet. De TNO-rapportage van vorig jaar over de materiële bekostiging in het basisonderwijs heeft immers aangetoond dat het bedrag per leerling nog steeds niet toereikend is om alle ambities van Kamer en kabinet ten aanzien van ICT in het onderwijs te realiseren. Derhalve zal nog voor de verkiezingen moeten worden bekeken of het niet mogelijk is de daling die per 2002 zal inzetten, om te buigen. In het regeerakkoord van het volgende kabinet moeten volgens mevrouw Barth harde afspraken worden opgenomen over een structurele inbedding van budget voor ICT in het onderwijs, omdat ICT als belangrijke vernieuwing het onderwijs en de leerlingen een reeks van mogelijkheden biedt. De heer Cherribi (VVD) concludeert dat de voortgang van ICT in het onderwijs evident is, dat er beter zicht is op aansturing, uitvoering en resultaten, maar dat er nog harde noten te kraken zijn over de uitrol en de kwaliteit van de resultaten. Sprekend over de Champions League van grote infrastructurele projecten, kan men zeggen dat Kennisnet tot de kwartfinale is doorgedrongen, dat het uitzicht op de finale troebel is, maar dat de hogesnelheidslijn nog niet eens de achtste finale heeft gehaald. Terecht houdt de minister vast aan de boetebepalingen. Het is politiek en bestuurlijk juist dat de minister in zijn brief van 11 december stelt dat er andere ijkmomenten moeten komen als het belang van het onderwijs in het gedrang komt. Het is nogal wat dat er niet één week is geweest zonder storingen in Kennisnet die tijdig door nl.tree konden worden opgelost. De VVD-fractie heeft altijd gepleit voor een goede digitale wegenwacht en digitale loodgieters, maar alleen in de BVE-sector, de kleinste sector, is een aparte helpdesk actief. Dat kan natuurlijk niet. Wat gaat de minister hieraan doen? Wanneer verwacht hij de eerste week waarin klachten binnen de normtijd worden verholpen? Liggen de klachten aan de kwaliteit van Kennisnet of aan de performance van nl.tree? Hoe Kennisnet werkt, kan de heer Cherribi niet schelen, zolang het product Kennisnet als multimediale omgeving met hoogwaardige en kwalitatieve content niet de dupe wordt van de uitvoerder. Het is een goede zaak dat de minister Kennisnet en nl.tree uit elkaar trekt, zodat het vertrouwen in Kennisnet niet afbrok-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 733, nr. 80
2
kelt. Om die reden vraagt de heer Cherribi bij de volgende voortgangsrapportage een nader gespecificeerd overzicht van soorten klachten, soorten storingen en soorten oplossingen. Voor een betere klantgerichte service zijn goede parameters nodig bij de callcenters. De klachten moeten inzichtelijk worden gemaakt door onderscheid te maken tussen operationele en infrastructurele storingen, omdat zonder dit onderscheid de parameters voor een goede beoordeling van het probleem van de storingen niet helder zijn. In de voortgangsrapportage wordt het gebruik van satellieten genoemd als noodoplossing in het kader van teleleren. In de toekomst zou de rol van satellietverbindingen wel eens veel belangrijker kunnen blijken te zijn dan die van noodoplossing, bijvoorbeeld in het kader van de grensoverschrijdende uitrol van Kennisnet naar Suriname, de Antillen en de Nederlandse scholen in het buitenland. Satellietverbindingen en -diensten zijn in de VS aanzienlijk goedkoper dan in Nederland. Wil de minister nagaan hoe deze verbindingen in Nederland goedkoper kunnen worden gemaakt? De heer Cherribi denkt aan het experiment van een woningbouwvereniging in Amsterdam die bij een nieuwbouwproject als service aan de bewoners een satellietverbinding aanbiedt. Is er iets te melden over de succesvolle pilot van Gilat Europe dat afgelopen zomer voor een aantal basisscholen een satellietverbinding heeft verzorgd zonder beperking van de bandbreedte? Is bij de ontsluiting van culturele bronnen voor Kennisnet ook gedacht aan het publieke-omroeparchief? Hoewel dat eerder ter sprake is geweest, wordt daarover niets vermeld in de voortgangsrapportage. Internationale samenwerking bij digitalisering is prima, maar daarbij moet wel worden gelet op resultaat en effectiviteit. De heer Cherribi is benieuwd wat er van de Wereld ICT-Liga terecht gaat komen en hoopt er meer over te vernemen in de volgende voortgangsrapportage. Wat zoekt men bijvoorbeeld in IJsland? Hoe staat het in dezen met Vlaanderen? De heer Cörüz (CDA) uit waardering voor het Nederlandse standpunt op de EU-Onderwijsraad over te volgen indicatoren. Wat is er uiteindelijk afgesproken? De heer Cörüz maakt zich zorgen over het feit dat de uitrol van Kennisnet niet conform de afspraken is verlopen. In de stukken lopen allerlei getallen door elkaar waardoor niet geheel duidelijk is waarover het gaat. Ook wordt de ene keer gerept van instellingen en de andere keer van locaties. Er zouden volgens de brief van 11 december ruim 2000 schoollocaties verstoken blijven van een kwalitatief goede internetvoorziening. Wat de voortgangsrapportage betreft, acht hij een financieel overzicht gewenst waarin voor de lopende periode vermeld worden de benodigde en beschikbare middelen, de gerealiseerde uitgaven en verplichtingen en de resultaten van het toepassen van de boeteclausule. Vloeien de opbrengsten van de boeteclausule naar het ministerie of naar de scholen? Graag verneemt de heer Cörüz een verklaring voor het zijns inziens in absolute zin toenemen van het aantal storingen. Hij heeft veel moeite met de resultaten van de onderhandelingen. De CDA-fractie heeft destijds met pijn en moeite ingestemd met het contract, omdat de minister zei dat het een goed contract was, wat achteraf niet het geval blijkt te zijn. Kennelijk scheiden de wegen van Rijk en nl.tree vroegtijdig, maar moet het Rijk wel 40 mln betalen. Waarom is niet duidelijk. Staan er extra diensten tegenover dat bedrag? Voor de fractie is die 40 mln een uitermate moeilijk te verteren punt. Wat gaat er precies gebeuren na de beëindiging van het contract in 2003? Wie gaat de kabel dan beheren? De heer Cörüz vraagt extra aandacht voor het platteland waar de uitrol achterblijft. Hij vindt het goedkoop dat de bedrijven zich beroepen op overmacht vanwege de negatieve marktontwikkeling en liquiditeits-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 733, nr. 80
3
problemen, terwijl dat gewoon bedrijfsrisico’s zijn. Hij gaat hiermee dan ook niet akkoord. In het inspectierapport staan lovende woorden, maar ook zorgpunten, met name betreffende onderwijsprocessen en de vraag of docenten in staat zijn een en ander te implementeren. Verdient het geen aanbeveling dat de minister in dezen gaat interveniëren en sturen? Mevrouw Lambrechts (D66) kan het niet waarderen dat informatie voor een algemeen overleg de Kamer pas de dag ervoor bereikt. Kon de informatie over het contract met nl.tree echt niet eerder worden verstrekt? Het inspectierapport geeft een genuanceerd beeld, maar toont in ieder geval een zeer positieve attitude. De inspectie meldt dat er een vijftal knelpunten was en is: de deskundigheid van leraren laat te wensen over, er is sprake van onvoldoende didactische toepassing van ICT in de les, met name in primair en voortgezet onderwijs, de lerarenopleidingen schieten tekort bij de voorbereiding op het gebruik van ICT als onderwijskundig medium in de klas, er is gebrek aan geschikte content en er is sprake van vertraagde uitrol en storingen. Mevrouw Lambrechts steunt het verzoek van de heer Cherribi om een gespecificeerd overzicht, met name om te zien hoe storingen sneller kunnen worden aangepakt. De inspectie meldt ook veel positiefs, zoals een enorme vooruitgang in de ICT-toerusting van scholen en een steeds groter wordend enthousiasme voor het medium. Mevrouw Lambrechts dankt de minister voor de uitvoering van de motie tegen de reclame op Kennisnet en voor het nakomen van de afspraak over de meerderheidspositie van het onderwijs in de raden van bestuur. Zij heeft met genoegen geconstateerd dat de stichting Kennisnet gaat werken met open standaarden. Inmiddels is gegarandeerd dat de inhoud toegankelijk is voor alle open source-browsers. De stichting Kennisnet rekent het tot haar taak open source-projecten te faciliteren en te stimuleren. De dure licenties van Microsoft die scholen fors op kosten kunnen jagen, maken het des te noodzakelijker die route snel en creatief te verkennen. Is het waar dat het softwarelaboratorium van de Universiteit van Utrecht wordt gesponsord door Microsoft onder de voorwaarde dat uitsluitend Microsoft-software wordt gebruikt? Mevrouw Lambrechts is van oordeel dat dit niet moet kunnen. Kan dat ook gebeuren op scholen voor primair onderwijs, voortgezet onderwijs en BVE? Welke mogelijkheden hebben studenten of leden van de medezeggenschapsraad om hiertegen in beroep te gaan bij de NMa? Wat kan de minister op dit punt doen? Voorgesteld wordt gebruik te maken van de mogelijkheid om tussentijds het contract met nl.tree op te zeggen, zij het niet per 1 januari 2003, maar per 1 januari 2004. Dit wordt voorgesteld, omdat de uitrol niet conform de afspraak eind dit jaar gereed zal zijn en 2000 schoollokaties in afgelegen gebieden nog niet zijn aangesloten. Mevrouw Lambrechts vindt het overigens indrukwekkend hoeveel schoollokaties er iedere week worden aangesloten. Wederom blijken de cijfers van de minister niet geheel overeen te komen met die van Kennisnet. Hoe zit dat? De aansluiting van scholen in de afgelegen gebieden was indertijd een van de redenen om voor het model van Kennisnet te kiezen. Immers, dan was het zeker dat die scholen zouden worden aangesloten. De brief van 11 december geeft evenwel de indruk dat die aansluiting min of meer afhankelijk was van het al dan niet aanwezig zijn van glasvezelleidingen in die gebieden. Waarom rept de minister van het vervroegd beëindigen van het contract met nl.tree, terwijl hij eigenlijk zijn tussentijdse heroverwegingsmoment met een jaar uitstelt? Het vervallen van de restitutiebepaling lijkt winst, maar waarom zou het Rijk 50 mln moeten betalen voor het tussentijds opzeggen van het contract als dat moet gebeuren omdat nl.tree in gebreke is gebleven? Waarvoor gaat het Rijk nu 40 mln betalen? Dat kan niet voor de aansluiting van de nog niet aangesloten scholen zijn, want daarvoor is al betaald. Genoemd wordt het
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 733, nr. 80
4
ontwikkelen van het dienstenpakket voor de BVE-sector. Waaraan moet dan worden gedacht? Aan een gedifferentieerd dienstenpakket op maat, tarieven op maat, gescheiden van de transportfunctie? Dat heeft mevrouw Lambrechts al voor alle scholen bepleit. De gegarandeerde bandbreedte zal worden verhoogd. Hoe breed is breed in dit geval? Waarom geldt het wederom alleen voor de BVE-sector? Het bevreemdt haar dat de minister voorstelt de opzegtermijn van het contract te verlengen met een jaar, terwijl hij tegelijkertijd de indruk wekt al zeker te weten dat het contract per 1 januari 2004 zal aflopen. Hoe weet hij dat zo zeker? Is dat «nee, tenzij»? Wil hij gewoon een andere route, net als zij trouwens, of is hij niet tevreden over het resultaat van het contract? Wat gebeurt er met de middelen voor de ICT-infrastructuur die op de begroting blijven staan? Gaan die naar de scholen? Mevrouw Lambrechts zou dat toejuichen. In hoeverre mogen de scholen in de toekomst zelf meebeslissen over hoe het verder gaat? Dat lijkt haar gewenst. Als nl.tree erin slaagt een gedifferentieerd dienstenpakket te ontwikkelen voor de BVE-sector en dat breed ter beschikking zou kunnen stellen aan primair en voortgezet onderwijs, zou dat voor scholen heel interessant kunnen zijn. De D66-fractie heeft steeds gepleit voor vraagfinanciering en tegen gedwongen winkelnering. Binnen die filosofie past het niet om automatisch met één aanbieder verder te gaan. Dit aanbod moet kunnen worden afgewogen tegen een ander aanbod. Alles overwegende, lijkt het mevrouw Lambrechts redelijk het besluit over de toekomst met een jaar uit te stellen om de kabelaars alsnog te houden aan het complementeren van de uitrol en om de stichting Kennisnet en de stichting ICT op school de kans te geven op krachten te komen, zodat zij over een jaar kunnen meebeslissen. De heer Rabbae (GroenLinks) constateert enerzijds enthousiasme in het onderwijs over ICT en anderzijds knelpunten, bijvoorbeeld bij de aansluiting van ICT op de dagelijkse praktijk van het onderwijs. Andere knelpunten zijn het gebrek aan tijd bij de leerkrachten om zich te verdiepen in deze ontwikkeling en het toenemende aantal storingen op scholen. Ook al is de rapportage transparanter geworden, toch wil de heer Rabbae enkele voorstellen doen om de rapportage nog toegankelijker te maken. De financiële rapportage over de verslagperiode dient duidelijker te zijn en toegespitst te worden op een aantal concrete begrotingsposten. Ook dient te worden vermeld of er boetes zijn geïnd door minister en scholen en, zo ja, om welke bedragen het daarbij is gegaan. Het verbaast de heer Rabbae dat de minister stelt dat het moeilijk is een objectief oordeel te vellen over het al dan niet door nl.tree nakomen van het contract. Er zijn toch zakelijke, meetbare afspraken gemaakt? Dan moet het toch mogelijk zijn, vast te stellen wat goed is uitgevoerd en wat niet? Heeft de haast bij het aansluiten van scholen een nadelige invloed op de serviceverlening aan de aangesloten scholen? Volgens de heer Rabbae zou het paarse kabinet als profeet van de marktwerking zeer zakelijk moeten optreden tegenover de contractpartner, maar naar zijn indruk is dat niet het geval. Na de top van Lissabon is de oorspronkelijke doelstelling aangescherpt. Heeft nl.tree daarvoor extra middelen gevraagd en, zo ja, hoeveel? Waarom wil de minister nl.tree voor 2002 en 2003 40 mln extra geven om de eerder gemaakte afspraken na te komen? Het lijkt er nu op, dat een partij die haar afspraken niet nakomt extra geld krijgt om dat alsnog te doen. De uitrol is niet conform de afspraken gerealiseerd. Het verbaast ook de heer Rabbae dat nl.tree als excuus aanvoert dat de bekabeling in Nederland in een aantal regio’s niet optimaal is, terwijl de kabelaars aandeelhouder zijn van nl.tree. Wat is precies het probleem? Uitgeweken wordt naar satellietvoorziening. Kost dat evenveel of meer? Als nl.tree de afspraken niet nakomt, mag een school volgens het hernieuwde contract twee maanden gratis gebruikmaken van de voorzie-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 733, nr. 80
5
ning. Of deze boete redelijk is, is niet duidelijk, omdat niet bekend is welke niet-gemaakte kosten er voor nl.tree tegenover staan. Ook de heer Rabbae vraagt opheldering over het enerzijds verkorten van de contractduur en het anderzijds met een jaar opschuiven van het feitelijke moment van opzeggen, en over de boete die het Rijk zou moeten betalen. In de motie-Barth is over de hele linie reclame in Kennisnet uitgesloten. De heer Rabbae heeft de indruk dat dit inderdaad gebeurt in het funderend onderwijs, maar dat de deur voor commercie openblijft in de BVE-sector. In de motie staat ook dat het niet mogelijk moet zijn door te klikken naar commerciële websites, maar de minister gaat kennelijk uit van een systeem waarin wordt gewaarschuwd als men een commerciële website aanklikt. Het antwoord van de minister De minister was aangenaam getroffen door het feit dat de inspectie heeft aangegeven dat de ontwikkeling van ICT in het onderwijs indrukwekkend te noemen is. Hij zal in het voorjaar bij de afsluitende rapportage van dit kabinet over ICT in het onderwijs langs de lijnen van Onderwijs on line precies aangeven wat er terecht is gekomen van dit bij het regeerakkoord afgesproken en van veel geld voorziene grote project. Hem is al gebleken dat er op verschillende terreinen meer voortgang is geboekt dan in Onderwijs on line werd verwacht. Het is duidelijk dat de gekozen methode goed heeft gewerkt. De gelden zijn rechtstreeks naar de scholen gegaan, die zelf mochten bepalen hoe zij daarmee het beoogde doel wilden bereiken. Er is geen sprake van een van hogerhand opgelegd iets, maar van iets wat opborrelt uit de maatschappij. Vandaar dat het faciliteren daarvan in het onderwijs heeft geleid tot de huidige resultaten. Ingaand op de voortgangsrapportage betoogt de minister dat er in verschillende Europese landen sprake is van een te kwantitatieve benadering, al is het voor het integreren van ICT natuurlijk noodzakelijk om over voldoende internetaansluitingen te beschikken. Canada is vijf jaar eerder begonnen met de introductie van ICT in het onderwijs. De ervaring daar leert dat het realiseren van de infrastructuur en het in de scholen brengen van de hardware niet betekenen dat er daadwerkelijk gebruik van wordt gemaakt in het onderwijs. Met Canada is afgesproken informatie over projecten daar en hier uit te wisselen, omdat men daar en hier met dezelfde problemen wordt geconfronteerd. Het echt integreren van ICT in het onderwijsproces is waarschijnlijk de moeilijkste fase van het project. Daarbij speelt uiteraard de opleiding van de docenten een rol. Nederland heeft een forse inhaalslag gemaakt op het terrein van ICT in het onderwijs. Vandaar dat de Scandinavische landen en Canada samen met Nederland de ICT-League willen opzetten om van elkaar te leren. Nagegaan wordt met welke landen afspraken kunnen worden gemaakt voor uitwisseling van ideeën over good practice en best practice inzake ICT in het onderwijs. De minister wil de infrastructuur (kabels en aansluitkastjes) loskoppelen van het ICT-gebruik en de contentkant daarvan. Ook wat het laatste betreft zijn nog verbeteringen nodig, met name op het stuk van de scholing van docenten en het echte ICT-gebruik en de contentontwikkeling in de scholen zelf. Het is overigens indrukwekkend hoe snel de contentontwikkeling op dit moment gaat. Het is verheugend dat het onderwijsveld, dat in 1999 nogal aarzelend stond tegenover het project, nu zelf met de stichting ICT op school en de stichting Kennisnet het ICT-gebeuren voor zijn verantwoordelijkheid heeft genomen en volop bezig is met het ontwikkelen ervan. Destijds zijn afspraken gemaakt met de Nederlandse Onderwijstelevisie en Teleac en over de ontsluiting van de audiovisuele archieven bij de omroep. De stichting Kennisnet heeft die overgenomen en heeft contracten afgesloten ter digitalisering. Ook (archief)bestanden
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 733, nr. 80
6
van vele culturele instellingen, zoals de Koninklijke Bibliotheek, worden gedigitaliseerd en via Kennisnet beschikbaar gesteld aan het Nederlandse onderwijs. Tegelijkertijd moet worden erkend dat nog nergens ter wereld een volop passende methode voor ICT in het onderwijs in de door eenieder gewenste mate functioneert. Vandaar dat internationale uitwisseling nodig is en dat de stichting Kennisnet de verantwoordelijkheid voor de contentontwikkeling op zich heeft genomen. Eind 1999 is besloten tot de aanleg van een kennisnetinfrastructuur, zoals nu nog wordt uitgerold, en in de zomer van 1999 is besloten tot invoering van ICT in het onderwijs. De minister zou willen dat alle vernieuwingen zo snel worden ingevoerd in het Nederlandse onderwijs als deze. Als er ontevredenheid is over Kennisnet, dan heeft dat te maken met de performance van Kennisnet en met het nog niet aangesloten zijn van scholen. Scholen die voor de aansluiting veel kritiek hadden over ICT in het onderwijs bleken na de aansluiting zeer enthousiast te zijn. Op 6 december 2001 bleek 75% van de instellingen in het primair onderwijs aangesloten te zijn, 79% van de instellingen in het BVE-veld en 95% van de instellingen in het voortgezet onderwijs en het landbouwonderwijs. In die gevallen zijn alle lokaties van de instellingen aangesloten, met name BVE-instellingen hebben nogal wat lokaties. Van de BVE-instellingen zijn er 46 volledig aangesloten, 7 deels en 5 niet, omdat de aanbiedende kabelaar en de onderwijsinstelling het nog steeds niet eens zijn over een contract. Uiteindelijk zal de uitrol ertoe leiden dat tienduizenden onderwijsinstellingen en hun lokaties zijn aangesloten. Dat is een geweldige prestatie. Toch is het contract dat eind 1999 daarover is afgesloten in wezen niet volledig uitgevoerd, want dat behelsde dat alle onderwijsinstellingen en al hun lokaties zouden worden aangesloten voor 1 juli 2002, later vanwege de top van Lissabon vervroegd tot 1 januari 2002. Echter, 20% is nog niet aangesloten. Voor die versnelling is door het Rijk 3,5 mln betaald. In juni heeft de minister nl.tree al aangesproken op die 20%. In oktober heeft nl.tree toegegeven dat het volledig aansluiten niet voor 1 januari zal lukken. Dat komt doordat een aantal van de onder nl.tree opererende kabelbedrijven hun opdracht niet hebben kunnen uitvoeren. Het gaat om bedrijven in bepaalde delen van het land. Het kabelnet is eigendom van de kabelaars en niet van de overheid, net zo goed als de telefoonkabels eigendom zijn van KPN of een ander telecombedrijf en niet van de telefoonabonnees. De minister huurt bandbreedte voor de scholen. Omdat de minister een bepaalde capaciteit wilde hebben, moest er een kabelnet komen dat die capaciteit kan leveren. Strikt formeel had de minister het contract met nl.tree kunnen verbreken wegens het niet-nakomen van de overeenkomst. Dan zou 20% van de scholen geen aansluiting krijgen en zou het contract voor de wel aangesloten scholen moeten worden opgezegd. Daar zouden de schermen dus op zwart gaan. Alle partijen zouden moeten zoeken naar andere contractpartners. Het is de vraag of een aanklacht wegens wanprestatie ontvankelijk zou worden verklaard in een periode waarin IT en kabelwereld totaal zijn ingestort. Ongetwijfeld zal nl.tree zich beroepen op overmacht. Een aangespannen procedure zal door het Rijk misschien wel worden gewonnen, maar de procedure zou jaren kosten; intussen zijn er geen nieuwe scholen aangesloten en kan geen uitvoering worden gegeven aan het voornemen om via de bandbreedte ICT algemeen in het onderwijs in te voeren. Daarom heeft de minister zich verdiept in wat op dit moment het probleem is. Dat is dat in de bekende gebieden niet in de verglazing is geïnvesteerd, terwijl in 1999 ervan werd uitgegaan dat op dit moment 90% van het land zou zijn voorzien van glasvezelleidingen. Dat dit niet is gebeurd, houdt verband met de ineenstorting van die markt. Het gaat overigens niet per definitie om dunbevolkte gebieden. In feite wordt nu gekozen voor een andere aanpak in die gebieden, namelijk het inzetten
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 733, nr. 80
7
van een satellietverbinding. De kosten daarvan voor die 2000 scholen bedragen ongeveer 80 mln. Overeengekomen is dat zowel nl.tree als het Rijk daaraan meebetaalt. Mede gegeven de wens van de Kamer dat de scholen een eigen invulling kunnen geven aan de aansluitingen nadat zij ervaring hebben kunnen opdoen met een breedbandig net, is besloten na te gaan of het contract dat tot 1 juni 2005 was gesloten eerder zou kunnen worden beëindigd zonder dat dit kosten voor het Rijk met zich brengt. Immers, bekorting van de contracttermijn betekent dat de kabelaars anderhalf jaar korter de zekerheid hebben dat zij hun aanlegkosten kunnen terugverdienen via het gebruik door de scholen. Alleen solidariteit van de onderwijsinstellingen kan ertoe leiden dat ook scholen worden aangesloten waarvan de aansluiting in feite onrendabel is voor de kabelaar. De aansluiting van een school in Oostknollendam bijvoorbeeld kostte f 200 000. In de voorgelegde cijfers is een bedrag van 1,2 mln gulden verrekend, die het Rijk heeft ontvangen vanwege het niet tijdig gerealiseerd zijn van de aansluitingen. De boete is in het nieuwe afsprakenpakket fors aangescherpt: de instellingen krijgen voor iedere maand vertraging twee maanden lang gratis diensten. Dat betekent voor een school van 500 leerlingen met 20 docenten f 3300 per maand en voor een school met 10 000 leerlingen en 350 docenten f 62 000. Bovendien is er een dwangsom van € 250 per dag per ontbrekende aansluiting, met een maximum van € 25 000 per dag oftewel ruim 1,5 mln gulden voor één maand. Dat is een enorme aderlating voor de kabelmaatschappijen. Het is van een «ja, mits»- een «nee, tenzij»-contract geworden, dat anderhalf jaar korter duurt, terwijl toch aan het eind van de contractperiode alle scholen moeten zijn aangesloten en er een aangescherpte boetebepaling geldt. Onderzoek heeft tot de conclusie geleid dat het inzetten op satellieten minder technische problemen oplevert dan bekabeling, maar dat het wel veel duurder is. Er is maar één aanbieder, terwijl achter nl.tree een groot aantal kabelaars schuilgaan. Er zijn geen uitgebreide graafwerkzaamheden. Er is een pool of technology over satellietverbindingen. Satellietverbindingen zijn technisch gemakkelijk te implementeren in de periferie. Het probleem van de scholen die, omdat dat zo moeilijk is, nog niet zijn aangesloten op de kabel, wordt ondervangen door het gebruik van satellietverbindingen. Straks zal zo’n 80% van de scholen zijn aangesloten op de kabel en zal 20% beschikken over een satellietverbinding met dezelfde ruimte en bandbreedte. In januari moet de leverancier het plan van aanpak op tafel leggen. Van de 80 mln wordt de helft betaald door de contractpartij die tot nu toe niet in staat is gebleken het zelf te financieren. Er is geen sprake van dat 40 mln wordt gegeven aan de kabelbedrijven omdat zij hun contract niet zijn nagekomen. Die 40 mln is nodig om een praktische oplossing voor het huidige probleem mogelijk te maken. Volgens sommige IT-deskundigen hebben satellieten ook op dit gebied de toekomst, terwijl andere deskundigen inzetten op de glasvezelontwikkeling. De minister veronderstelt dat de satellietontwikkeling in ieder geval voor de komende jaren uitstekend is en misschien wel op termijn de allerbeste oplossing. Naar aanleiding van de kritiek dat hij in 1999 had moeten bedenken dat een boetebepaling niet zou werken, wijst de minister erop dat er destijds breed politiek overleg over de gehele kwestie is geweest en dat er sindsdien ontzettend veel is gebeurd in de IT- en kabelwereld wat niemand heeft voorzien. Het gaat erom wat er in de gegeven omstandigheden moet gebeuren. Hij houdt het voor mogelijk dat er na het beëindigen van het contract alternatieven zijn in de vorm van één groot Kennisnetcontract of allemaal verschillende lokale contracten, maar memoreert dat in 1998 toen zijn voorganger begon met de aanbesteding er in feite maar twee aanbieders waren en dat deze aanbieder toen vele malen goedkoper was dan de andere. Zelfs nu nog is het verschil zo groot, dat dit contract het beste is dat destijds kon worden gesloten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 733, nr. 80
8
Als het contract op 31 december 2003 wordt beëindigd, komt er een einde aan het huren van de bandbreedte op de kabels. De kans dat scholen regionaal met de kabelaars afspraken maken, is groter als die kabels er liggen dan wanneer dat niet het geval is. In dat opzicht heeft de overheid een voorwaardenscheppende activiteit verricht. Overigens, met de stichting Kennisnet en de stichting ICT op school is uitvoerig contact geweest over het nu voorliggende contract. Via beide stichtingen of individueel kunnen de scholen kenbaar maken of zij willen doorgaan. In het nieuwe contract is vastgelegd dat de performance verder moet worden verbeterd. De minister is voornemens zwaardere eisen te gaan stellen. Scholen zullen dat ook gaan doen. Als nl.tree op 1 juni 2002 niet alle scholen blijkt te hebben aangesloten, gaat dat deze organisatie veel geld kosten dat zij moet verhalen op haar partners. Sommige kabelaars hebben alle scholen in hun gebied al aangesloten en andere hebben nog geen 10% gedaan van wat zij zouden doen. Dat maakt het moeilijk een objectief oordeel te vellen over nl.tree. Waar kennelijk niet geheel duidelijk is of het bij de 2000 nietaangeslotenen gaat om onderwijsinstellingen of onderwijslocaties, zal de Kamer daarover nader precies worden geïnformeerd. De variatiemogelijkheden voor BVE-instellingen zullen worden verruimd. De minister wil dat zo snel mogelijk ook bereiken voor het voortgezet onderwijs. Hij veronderstelt dat het voor het primair onderwijs pas na 31 december 2003 kan. Ruim voor die datum zal moeten worden overlegd of het beter is wederom een universeel contract voor alle instellingen af te sluiten om gelijke mogelijkheden te geven, dan wel om als instelling op regionaal niveau een contract te sluiten. Op dit moment is er geen reëel nationaal initiatief. Om een alternatief te bereiken, zou de minister het contract nu moeten opzeggen en een nieuwe procedure voor een nieuw contract moeten beginnen in het kader van Europees-rechtelijke regels. Hij heeft ervoor gekozen te opereren binnen de uiterste grenzen van een bestaand contract, zodat niet opnieuw een Europees-rechtelijke aanbesteding nodig is. De bewindsman had graag de Kamer voor 11 december geïnformeerd, maar tot en met zondagavond is onderhandeld over een beginselakkoord dat ’s maandags is vastgelegd in een brief die door hem nauwkeurig is bezien, maar blijkens de kritische opmerkingen niet nauwkeurig genoeg. Ook de komende tijd zal hij de vinger aan de pols moeten blijven houden terzake van de kwantiteit en kwaliteit van de infrastructuur. In de BVE-sector is de ondersteuning door Kennisnet goed geregeld. De minister zal via de stichting ICT op school en de stichting Kennisnet initiatieven activeren en ondersteunen om te bereiken dat er ook voor het primair en voortgezet onderwijs een soort virtuele wegenwacht komt. Mogelijk kunnen regionale samenwerkingsverbanden tussen de onderwijsinstellingen in het primair en het voortgezet onderwijs en het BVE-veld leiden tot versterking van elkaars oplossend vermogen. Tijdens zijn bezoek de afgelopen zomer aan Aruba en de Nederlandse Antillen heeft de minister met zijn collega’s aldaar afgesproken te zullen laten uitzoeken of er een satellietverbinding mogelijk is tussen Nederland en Aruba en de Nederlandse Antillen om ook de scholen aldaar toegang te geven tot Kennisnet. De conclusie van dat onderzoek is dat dit pas zinvol kan zijn als de infrastructuur aldaar beter is ontwikkeld. Hij heeft zijn collega’s dan ook medegedeeld dat zij daarin moeten gaan investeren, indien zij onderwijs een hoge prioriteit geven. Het onderzoeksrapport kan de Kamer worden toegezonden. Op het gebied van cultuur zijn inmiddels 23 ICT-projecten gestart op basis van een subsidieregeling. Ook met de bibliotheken zijn afspraken gemaakt om hun gegevens op tafel te krijgen. In de periode 1999–2003 zal bijna 3 mld gulden worden geïnvesteerd in ICT in het onderwijs. Daarvan gaat 75% direct naar de scholen via de ICT-vergoeding voor de leerling, zowel het algemene bedrag als het
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 733, nr. 80
9
bedrag voor het gebruik. De afgelopen periode bedroeg de vergoeding per leerling gemiddeld f 128. In het regeerakkoord werd uitgegaan van f 40 per leerling. Met incidentele middelen is de afgelopen tijd geprobeerd de introductie te versnellen. In 2001 bedraagt de vergoeding f 161. De minister heeft per leerling f 20 extra beschikbaar gesteld voor contentfiltering en beveiliging. Daarnaast ontvangen de scholen een vergoeding van f 25 per leerling voor het gebruik van Kennisnet. Volgend jaar verdwijnen de incidentele middelen, zodat het bedrag per leerling lager wordt. De bewindsman is het ermee eens dat moet worden getracht bij het regeerakkoord de financiële middelen voor ICT in het onderwijs op een zodanig peil te brengen dat de noodzakelijke investeringen kunnen worden gedaan. De najaarsrapportage is minder beleidsintensief en omvangrijk dan de voorjaarsrapportage, omdat op dat moment alle gegevens op tafel liggen. De najaarsrapportage komt in feite twee weken nadat de begroting van OCW in de Kamer is behandeld. In artikel 10 van de begroting wordt het meerjarig financieel kader voor ICT uitgebreid toegelicht. Bij de eindrapportage over het grote project Onderwijs on line gedurende deze kabinetsperiode zal de minister uitgebreid stilstaan bij de financiële ontwikkeling van het dossier in deze periode. Mocht Onderwijs on line dan niet langer als groot project worden aangemerkt, dan nog zou blijvend via de begroting en de monitor moeten worden gerapporteerd over de ontwikkeling van ICT in het onderwijs, inclusief de ervaringen met en de tevredenheid over het Kennisnet. De ICT-implementatie in de lerarenopleidingen is nog niet alles, maar er is wel een forse stap in de goede richting gezet met de invoering van de digitale portfolio en de elektronische leeromgeving. De lerarenopleidingen worstelen in feite met hetzelfde probleem als alle andere scholen in Nederland en elders op de wereld, namelijk de stap van learn to use naar use to learn. Met een subsidieregeling voor ICT-projecten probeert de bewindsman de lerarenopleidingen te stimuleren, ICT te integreren in hun onderwijs. De lerarenopleidingen zijn betrokken bij nogal wat projecten om de contentontwikkeling en de invlechting van ICT in het onderwijs te realiseren. Wereldwijd zijn de vorderingen met de didactische inpassing niet bijster groot. Vandaar de afspraak met andere landen om te bekijken welke best practices er zijn. Via het digitaal rijbewijs in het onderwijs wordt ook getracht de activiteiten verder te stimuleren. Onlangs zijn de grassroot-projecten gestart bij de lerarenopleidingen, het voortgezet onderwijs en het BVE om (toekomstige) leraren specifiek voor te bereiden op het ICT-gebruik in het onderwijs. Groot-Brittannië is minder ver dan Canada, de Scandinavische landen en Nederland. In de rapportage wordt met vergevorderd bedoeld dat mensen daadwerkelijk in staat zijn tot ICT-toepassing in het onderwijs. Het gaat om een klein aantal leraren. De minister verwacht meer van initiatieven in dezen vanuit het onderwijsveld zelf via de stichting Kennisnet, dan van initiatieven vanuit het ministerie. In de voortgangsrapportage volgend voorjaar zullen ook de eerste resultaten op ICT-gebied worden opgenomen van de Hoger Onderwijsmonitor. In deze rapportage zal de bewindsman aangeven hoe de verschillende knelpunten op het gebied van hoger onderwijs, beroepsonderwijs en dergelijke zich manifesteren. Het is dan aan de politiek om bij de kabinetsformatie te bepalen welke investeringen men wil plegen. In verband met de uitvoering van de motie van mevrouw Lambrechts over open source-software en pay per view (nr. 71) uit de minister waardering voor het feit dat de stichting Kennisnet de bestaande open source-situatie heeft voortgezet, zeker gezien de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van besturingssystemen van Microsoft. Kennisnet ontwikkelt een dienst om pay per view mogelijk te maken. In de voortgangsrapportage zal de stand van zaken op dat moment worden vermeld. Conform de afspraak rekent de stichting ICT op school het tot haar taak scholen te informeren
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 733, nr. 80
10
over de afwegingen die een rol spelen bij de keuze voor systeemsoftware, zoals de licentiekosten. De stichting zal via Kennisnet een notitie daarover aan de scholen zenden. Ook die zal in de voortgangsrapportage aan de orde komen. Bij interruptie wordt erop gewezen dat Microsoft in Amerika een aantal scholen compenseert voor de kosten van de dure licenties die het ooit heeft verkocht. Gevraagd wordt of het mogelijk is dat Nederlandse scholen ook geld terugkrijgen. De minister is benieuwd welke tegenprestatie wordt gevraagd en veronderstelt dat dit problemen met de NMa zal opleveren. Via de stichting Onderwijs en Informatiesamenleving van de heer Dik wordt nagegaan of het mogelijk is de motie-Cherribi over sponsoring uit te voeren en een centraal sponsorfonds voor het Nederlandse onderwijs in te stellen. Met de onderwijsorganisaties en de ouderorganisaties zullen nadere afspraken worden gemaakt over sponsoring. Als een school een sponsorcontract sluit, is het aan de medezeggenschapsraad van de school om te bepalen of hij hiermee akkoord gaat. De NMa zal waarschijnlijk niet kunnen zeggen dat een school geen contract mag afsluiten met één leverancier. De ouders moeten wel worden geïnformeerd en er moet in openheid over kunnen worden gediscussieerd. In het door mevrouw Lambrechts genoemde geval lijkt een klacht bij de NMa niet ontvankelijk. Wanneer hem daarover meer bekend is, zal de minister de Kamer erover informeren. Wat de motie van mevrouw Lambrechts over één kristallisatiepunt ICT betreft, wijst hij erop dat er op dit moment acht expertisecentra op Kennisnet actief zijn en dat Kennisnet dus hét kristallisatiepunt is. Bij de bespreking van de motie heeft hij dan ook al betwijfeld of het nodig is nog een apart kristallisatiepunt ICT op te richten. De stichting ICT op school en de stichting Kennisnet zijn bezig met een goede bewegwijzering ten behoeve van de scholen. De minister kan zich niet herinneren dat, zoals bij interruptie wordt gesteld, in het vorige overleg over dit onderwerp door alle aanwezige fracties voor zo’n kristallisatiepunt is gepleit vanwege de noodzaak van didactische informatiekunde. Uiteraard is het integreren van ICT via didactische wegen uitermate belangrijk, maar waar er acht centra zijn die dat doen, is het de vraag of er nog een negende koepel bij moet komen. Dit kabinet heeft fors geïnvesteerd in ICT in het onderwijs. Er ligt een structureel bedrag, dat kennelijk volgens een aantal fracties te laag is voor de komende jaren. De bewindsman gaat ervan uit dat ICT bij de kabinetsformatie niet zal worden vergeten. In de politieke discussie in de verkiezingscampagne in het voorjaar wil hij er vanuit een andere optiek graag uitspraken over doen, maar nu niet, omdat dat een kwestie zou zijn van over zijn politieke graf heen regeren. De minister is blij dat de voorliggende regeling inzake reclame op Kennisnet mogelijk is gebleken. In het funderend onderwijs komt er geen reclame op Kennisnet. In de BVE-sector is de relatie met het bedrijfsleven zodanig intensief in het kader van leerwerkplaatsen en dergelijke dat het begrijpelijk is dat bedrijven hun naam willen noemen als zij via Kennisnet informatie aanbieden over een bepaalde opleiding. Bovendien is de leeftijdscategorie in de BVE-sector een andere dan die in het funderend onderwijs. Naar zijn idee hebben de indieners van de motie met deze uitvoering geen probleem. Het verbieden van de mogelijkheid om door te klikken naar internet, zou van Kennisnet in feite een doodlopende weg maken. Scholen hebben budget gekregen om met eigen contentfiltering te gaan werken. Zij kunnen het zelfs onmogelijk maken om door te klikken. In het funderend onderwijs wordt een waarschuwingssignaal gegeven als Kennisnet wordt verlaten. Voorts wordt er een kwaliteitsfunctionaris aangesteld. Een en ander geeft de bewindsman voldoende reden voor de stelling dat Kennisnet wat de contentontwikkeling betreft datgene is geworden wat kabinet en Kamer graag wilden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 733, nr. 80
11
Het contract met nl.tree liep officieel tot 1 juni 2005. Voor 1 januari 2002 moest de minister laten weten of hij het contract per 1 januari 2003 zou beëindigen. Nu moet hij voor 1 januari 2003 laten weten of hij per 1 januari 2004 ermee wil stoppen. De noodzaak om aan te geven dat hij ermee stopt, heeft hij omgezet in een moment waarop hij aangeeft of hij doorgaat. Dat heeft hij gedaan door conform de wens van de Kamer de termijn van het contract met anderhalf jaar te verkorten. Daarbij is de boete verdwenen die zou moeten worden betaald als er minder gebruik zou worden gemaakt van de bandbreedte waarvoor nl.tree heeft geïnvesteerd. Voorts wordt ervoor gezorgd dat toch alle scholen worden aangesloten. Nadere gedachtewisseling Mevrouw Barth (PvdA) vraagt wat er gaat gebeuren als een aanzienlijk deel van het onderwijs eind 2003 door wil met nl.tree en een ander deel niet. Houdt dat «nee, tenzij» in dat voor die keuze een bepaald percentage nodig is? Zij wijst erop dat een van de overwegingen van de motie-Barth c.s. over reclame op Kennisnet luidt dat commerciële informatie is toegestaan als die functioneel is. Bij duale opleidingen in het beroepsonderwijs is informatie uit het bedrijfsleven functioneel. Wel zal worden gemeld dat deze informatie niet behoort tot de website van Kennisnet zelf. Alle kenniscentra op Kennisnet ten spijt ontbreekt wetenschappelijk onderzoek naar hoe gebruik van ICT in de school het leren kan veranderen en verbeteren. Het is prima dat de minister op dat terrein internationale samenwerking zoekt, maar het zou goed zijn als Nederland een ferme voorsprong zou nemen op andere landen door daarvoor een leerstoel aan een universiteit in het leven te roepen en daar wetenschappelijke kennis over dit onderwerp te bundelen. De heer Cherribi (VVD) is het met de minister eens dat onder de gegeven omstandigheden wél is gepresteerd. Hij is blij met de toezegging over Nederlandse scholen in het buitenland. Wil de minister nagaan hoe de prijzen van satellietverbindingen in het buitenland zijn en wil hij bevorderen dat er in Nederland goedkope satellietverbindingen komen? De satellietverbinding heeft als zich bewezen hebbende technologie de toekomst. De heer Cörüz (CDA) beaamt dat niet alles te voorzien is, maar meent dat ten aanzien van de satellietverbindingen eenzelfde ontwikkeling mogelijk is als zich heeft voorgedaan bij de glasvezelbekabeling. Hij zou ervoor zijn om op termijn de schade te verhalen die het Rijk lijdt doordat een alternatief moet worden gekozen. Immers, de contractpartij levert duidelijk een wanprestatie. Hoe zal de overgang na 31 december 2003 verlopen? Mevrouw Lambrechts (D66) meent dat er inderdaad reden is voor het jaar uitstel. Het contract moet voor 14 januari 2002 zijn goedgekeurd. Kan de Kamer het voor die tijd nog bekijken? Kan volgend jaar de discussie met de Kamer over de toekomst op een eerder moment worden gevoerd? Als het mogelijk is dat ouders een klachtenprocedure bij de NMa beginnen over de vaste schoolboekenprijs, lijkt het mevrouw Lambrechts logisch dat ook studenten of deelnemers naar de NMa kunnen stappen met een klacht over een eenzijdig contract van de universiteit met een aanbieder waardoor zij op kosten worden gejaagd. Graag zou zij zien dat dit wordt nagegaan en dat de Kamer daarover wordt geïnformeerd. Naar haar idee is er namelijk sprake van een poging van Microsoft tot monopolievorming.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 733, nr. 80
12
De heer Rabbae (GroenLinks) vindt het vreemd te moeten constateren dat datgene wat nl.tree destijds als sterk punt naar voren bracht, namelijk het gedragen worden door de kabelaars, nu in haar nadeel blijkt te werken. Ook de heer Rabbae zou het waarderen als de Kamer inzicht kon krijgen in de uitwerking van het pakket met nl.tree. De minister is het ermee eens dat al snel na de kabinetsformatie moet worden gesproken, ook met de Kamer, over wat er met Kennisnet moet gebeuren. nl.tree zal de komende tijd zodanige prestaties moeten leveren dat scholen graag aangesloten willen blijven. In dat geval zou er weer een soort bulkcontract kunnen worden gesloten. Scholen hebben de mogelijkheid daaraan niet mee te doen. De politiek zal dan wel weer de vraag moeten beantwoorden of wederom moet worden gekozen voor een solidariteitsconstructie ten behoeve van scholen die door hun ligging weinig mogelijkheden hebben. Het zal best mogelijk zijn nl.tree op wanprestatie aan te spreken, maar dan zouden alle schermen op zwart gaan en zullen die 2000 scholen niet op korte termijn worden aangesloten. Zo’n juridische procedure zou jaren vergen. Mocht het Rijk winnen, dan is het de vraag of er nog een bedrijf is dat de boete kan betalen. Uiteraard had de minister het liefst kunnen mededelen dat het contract voor 100% was uitgevoerd, maar in de gegeven situatie heeft hij een oplossing moeten zoeken om alsnog de doelstelling te bereiken tegen zo laag mogelijke kosten. Waarschijnlijk zijn de kabelaars en hij elkaars gevangenen, want het niet doorgaan van het contract zou voor de kabelaars een groot probleem zijn, omdat zij dan geen rendement uit hun investeringen zouden kunnen halen. De bewindsman memoreert dat hij de Kamer vertrouwelijk heeft geïnformeerd over de keuze waarvoor hij kwam te staan. Hij is van plan het contract de komende week te tekenen om ervoor te zorgen dat volgend jaar op 1 juni alle scholen aangesloten zijn. De Kamer zal worden geïnformeerd over het plan van aanpak voor de uitrol van de satellietverbindingen. Een soepele overgang na 2003 is volop mogelijk, want volgend jaar kan worden gediscussieerd over de gevolgen als er geen bulkcontract meer is voor alle scholen enz. Dit contract geeft de mogelijkheid nee te zeggen, tenzij het onderwijsveld er toch mee door wil. Het is zeer wel mogelijk dat er een politiek besluit komt om het contract voort te zetten vanwege negatieve effecten van een andere wijze van opereren, ook al geeft een aantal scholen te kennen iets anders te willen. De politiek stelt de budgetten vast. De bewindsman trekt een vergelijking met de discussie over het wel of niet voortzetten van de OV-kaart. Mochten er alternatieven zijn voor de bandbreedte, dan zijn die hem welkom, want hoe meer alternatieven er zijn hoe beter de positie van de vragende partij is. Hem is zojuist gemeld dat er 15 hoogleraren zijn die zich bezighouden met het gebruik van ICT in het onderwijs. De minister zal nagaan of het mogelijk is de kennis op dat punt te bundelen, eventueel in de vorm van een leerstoel. De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Van de Camp De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Coenen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 733, nr. 80
13