Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2004–2005
27 863
Betalingsverkeer
Nr. 20
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 2 mei 2005 Naar aanleiding van de onlangs verschenen rapportage van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB) en overeenkomstig eerdere toezeggingen aan uw Kamer ontvangt u bijgaand een voortgangsrapportage betalingsverkeer. In deze rapportage wordt nader ingegaan op de ontwikkelingen in het betalingsverkeer en het functioneren van het MOB, bezien vanuit het publieke belang van een veilig, efficiënt en toegankelijk betalingsverkeer. Evaluatie Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer
Evaluatie MOB Bijgaand treft u aan de evaluatie van het MOB, zoals die eind 2004 gemaakt is. Conclusie uit de evaluatie is dat de instelling van het MOB in een maatschappelijke behoefte voorziet. Tegelijkertijd wordt geconstateerd dat het succes afhankelijk is van de inspanning van belanghebbenden en het daarmee samenhangende vertrouwen dat het overleg in het MOB in de toekomst ook daadwerkelijk zal bijdragen aan het oplossen van knelpunten ten aanzien van het betalingsverkeer. Een aantal concrete resultaten is hierbij al bereikt. Voor een uitgebreide beschrijving wordt verwezen naar de bijgaande MOB-rapportage. Al met al kan inmiddels worden vastgesteld dat het MOB is uitgegroeid tot een belanghebbend platform dat niet alleen relevante gegevens voortbrengt ter facilitering van maatschappelijke discussies rond het betalingsverkeer, maar eveneens het gesprek tussen belanghebbenden tot stand brengt en in staat is oplossingen aan te dragen voor geconstateerde problemen. Veiligheid
Valse bankbiljetten en munten In Europees verband werden in 2004 enkele internationaal opererende bendes opgerold. Mede onder invloed hiervan is in de tweede helft van 2004 het aantal geregistreerde valse bankbiljetten in het eurogebied
KST86391 0405tkkst27863-20 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 863, nr. 20
1
gedaald ten opzichte van de eerste helft van 2004. De cijfers over heel 2004 tonen een afgevlakte stijging van 8% ten opzichte van het jaar ervoor. Gezien het feit dat de euro uitgroeit tot een mondiale valuta vormt de euro een gewild doelwit van valsmunterij. De Europese Raad heeft daarom besloten maatregelen te nemen om te voorkomen dat een verdere stijging de vrije circulatie van eurobiljetten binnen het eurogebied zou gaan verstoren. Hiertoe zullen Cyprus, Estland, Letland, Litouwen, Malta, Slowakije en Slovenië zich aansluiten bij het verdrag van Genève inzake de bestrijding van valsmunterij. De aanpak van valsmunterij in Europa wordt daarmee naar verwachting aanzienlijk versterkt, te meer daar een belangrijk deel van de vervalste biljetten afkomstig is uit Oost-Europa. Op nationaal niveau wordt door de partijen, ondermeer in MOB-verband, gewerkt aan vergroting van de kennis bij het publiek over de echtheidskenmerken van bankbiljetten. De Nederlandsche Bank (DNB) heeft hiertoe een voorlichtings-CD ROM uitgebracht. Tevens heeft DNB een antwoordnummer geïntroduceerd waarnaar valse eurobiljetten kunnen worden toegezonden. Bovendien is de op de markt zijnde detectieapparatuur getest op betrouwbaarheid. De testresultaten zijn terug te vinden op de website van DNB, waardoor toonbankinstellingen in staat worden gesteld een geïnformeerde keuze te maken bij de aanschaf van detectieapparatuur. Zoals aangegeven in de bijgaande MOB-rapportage zullen deze testen periodiek worden uitgevoerd. In Nederland is het aantal onderschepte valse bankbiljetten in 2004 zelfs gedaald met 2%. Ook hier concentreert de daling zich in de tweede helft van 2004. Aangenomen mag worden dat dit succes mede te danken is aan de voornoemde nationale aanpak in aanvulling op de Europese activiteiten. Dit biedt echter geen garanties voor de toekomst: de euro blijft als wereldvaluta interessant voor valsmunterij. Het is dan ook niet uitgesloten dat het aantal valse biljetten in omloop in de toekomst weer stijgt. Terzelfder tijd is het aantal aangetroffen valse munten in de EU toegenomen: in 2004 werden in de gehele EU 74 000 munten uit de roulatie genomen, een forse stijging ten opzichte van 2 339 in 2002 en 26 191 in 2003. Deels kan dit samenhangen met een verschuiving van biljetten naar munten. Het niveau is overigens nog steeds beduidend lager dan het niveau voor invoering van de euro. Tabel 1. Aantal geregistreerde valse euromunten in de EU Aantal valse munten 2002 2003 2004
50 cent
1 euro
2 euro
Totaal
28 185 858
1 281 6 318 9 103
1 030 19 688 64 603
2 339 26 191 74 564
Bron: Persbericht OLAF 18-2-’05
Veiligheid en fraude in het betalingsverkeer Zoals weergegeven in de rapportage van het MOB heeft zij op een aantal punten onderzocht of de veiligheid van het betalingsverkeer kan worden vergroot. Achtergrond hiervan is dat in het verleden met gekopieerde bankpassen – het zogenaamde frauduleuze handelingen werden verricht, ook wel «skimming» genoemd. Een belangrijk deel van de schade werd hierbij geleden door fraude bij tankstations.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 863, nr. 20
2
In 2003 zijn daar de veiligheidsmaatregelen dan ook aangescherpt, ondermeer door plaatsing van voorzetmondjes, zogenaamde «piano devices». Per 1 april 2004 voldoen alle betaalautomaten bij onbemande tankstations aan de nieuwe veiligheidseisen. Naar aanleiding van deze veiligheidsmaatregelen heeft de fraude met PIN-passen zich verplaatst naar de geldautomaten van de banken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Nederlandse banken hun geldautomaten eveneens hebben voorzien van piano devices. Tevens hebben de banken en Interpay het afgelopen jaar nog een aantal andere maatregelen genomen om de frauderisico’s verder te beperken (medio 2003 werd bijvoorbeeld een fraudedetectiesysteem voor PIN-betalingen in gebruik genomen), waardoor (mogelijke) fraude-incidenten snel worden gesignaleerd en financiële schade veelal kan worden voorkomen. Het MOB constateert nu in haar rapportage dat skimming beperkt is tot enkele gevallen per jaar. De volledige uitbanning van skimming zal helaas pas mogelijk worden wanneer de magneetstrip van de kaarten is verdwenen. Voorts hebben de banken en TPG verbeterde veiligheidsmaatregelen doorgevoerd ten aanzien van de uitgifte en verzending van betaalpassen, waardoor het risico op misbruik door onderschepping van de verzending volgens het MOB is afgenomen. Het MOB adviseert de betrokken instellingen hierover helder te communiceren. Daarnaast blijft het van wezenlijk belang dat consumenten hun PIN-code zorgvuldig geheim houden. Vanaf 1 april 2003 kunnen bankklanten anoniem bellen met het landelijk meldnummer – 030 283 6555 – waar onveilige situaties rond pinnen bij betaalautomaten kunnen worden gemeld. Via huis-aan-huisbladen in Nederland zijn tips voor het veilig gebruik van de PIN-pas onder de aandacht van de consument gebracht. Daarnaast is de folder «Pinnen: hou het veilig» en de sticker met belangrijke telefoonnummers bij verlies of diefstal van PIN-pas of PIN-code ontwikkeld.
Incasso Tijdens het Algemeen Overleg van 10 mei 2004 heb ik toegezegd nog eens na te gaan of de herroepingstermijn voor incasso’s kan worden verlengd met 15 dagen in verband met het feit dat er minder rekeningafschriften verstrekt worden door de banken. De aanleiding hiervoor was het feit dat banken eens in de maand rekeningafschriften zouden verstrekken, waar dit voorheen nog eens in de twee weken gebeurde. De reguliere termijn van 30 dagen voor het (zonder opgaaf van reden) herroepen van doorlopende incassobetalingen zou in dat geval ontoereikend zijn. Voor éénmalige incasso’s geldt overigens zelfs een herroepingstermijn van 5 dagen. Uit onderstaande tabel blijkt dat de ABN AMRO is overgegaan op maandelijkse verstrekking van gratis rekeningafschriften. Ook de Postbank geeft aan per 1 mei aanstaande over te gaan tot maandelijkse verstrekking. Voor het overige worden schriftelijke rekeningafschriften bij de meeste banken gratis met een frequentie van eens in de twee weken verzonden. Tevens kunnen klanten bij de meeste banken tegen betaling week- en zelfs dagafschriften ontvangen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 863, nr. 20
3
Tabel 1 Frequentie rekeningafschriften
2003 2005
2-wekelijks maandelijks 2-wekelijks
ABN AMRO
Fortis Bank
ING Bank
Postbank Rabobank SNS Bank
Gratis Gratis 7,80
Gratis
Gratis
Gratis
Gratis
Gratis Gratis* Gratis**
3,22
Gratis
Gratis
Gratis
Bron: 1999–2003: ECORYS-NEI, Parallelle ontwikkeling van bancaire tarieven, augustus 2003. 2005: eigen waarneming Minfin. * Vanaf 1 mei 2005. ** Tot 1 mei 2005.
Een aantal banken biedt daarnaast de mogelijkheid om telefonisch saldoen transactie-informatie op te vragen en tevens zijn veel consumenten overgestapt op internetbankieren, wat veelal de mogelijkheid biedt om 24 uur per dag alle transacties te volgen. Ook is er in ieder geval één bank die op verzoek ook per mail (gratis) saldo- en transactie-informatie stuurt aan haar klanten. Voor klanten die veelvuldig gebruik maken van (éénmalige) machtigingen bestaan dus voldoende mogelijkheden om zich tijdig op de hoogte te stellen van de transacties die plaatsvinden. Het geschetste probleem is in de praktijk dus minder groot dan op het eerste gezicht vermoed zou kunnen worden, zoals ook naar voren komt uit het feit dat de banken nauwelijks klachten krijgen over de herroepingstermijn op incassobetalingen. Voor fraudemeldingen geldt overigens dat deze tot 1 jaar na de transactie in behandeling genomen worden. Bij gebleken fraude ontvangt de klant het geld retour.
Acceptgiro’s In 2004 verschenen berichten in de pers over de introductie van een PINcode voor acceptgiro’s en incasso’s, waardoor de veiligheid van het betalingsverkeer tegen geringe kosten zou kunnen worden verbeterd. Volgens de banken is de invoering van een dergelijk systeem zeer kostbaar (feitelijk betekent dit dat voorafgaand aan iedere betaling een controle van de code moet plaatsvinden). Bovendien leidt de invoering volgens de banken niet leiden tot een hoger veiligheidsniveau, omdat ieder bedrijf dat een contract heeft met een bank om acceptgiro’s te gebruiken of machtigingen te incasseren in theorie nog steeds geld kan afboeken van de rekening van diegenen waarvan hij de codes in zijn bestand heeft. Wanneer incassanten geen adequate veiligheidsmaatregelen nemen om hun bestanden te beveiligen blijft de mogelijkheid bestaan dat anderen er de hand op leggen en misbruik van maken. Aan de banken blijft uiteraard de overweging om vanuit bedrijfseconomische optiek te kiezen welk veiligheidsniveau zij verkiezen, zolang zij daarbij voorzien in een passende aansprakelijkheidsregeling, zoals voor incassobetalingen en acceptgiro’s het geval is. Wanneer rekeninghouders bij gebruik van acceptgiro of incasso vrezen onvoldoende controle te houden over bij- en afschrijvingen en toch periodiek betalingen willen doen, dan is het een optie hiervoor internetbankieren te gebruiken. Dit biedt de mogelijkheid om (periodieke) transacties «in de wacht» te zetten tot een door de consument zelf te bepalen moment in de toekomst. Bescherming persoonsgegevens In 2004 heeft het College bescherming persoonsgegevens naar aanleiding van een klacht een onderzoek ingesteld naar de wijze waarop de adresverificatieservice van de banken gebruikt werd. Het College heeft destijds vastgesteld dat aangeleverde gegevens door minstens één charitatieve instelling werden gebruikt voor commerciële
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 863, nr. 20
4
adrescontrole: het op systematische wijze opschonen en actualiseren van adressenbestanden. Het College kwam tot de conclusie dat de toenmalige praktijk in strijd was met de sectorbrede Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen. Het College en de banken hebben naar aanleiding hiervan overleg gevoerd over de wijze waarop dit probleem opgelost kon worden. De service werd tijdelijk opgeschort voor zover hieraan geen wettelijke verplichtingen ten grondslag lagen. Inmiddels hebben de banken en het College overeenstemming bereikt over de uitgangspunten die de basis vormen voor het verstrekken van persoonsgegevens in het kader van betalingsverkeer. Technologie
Ontwikkeling nieuwe producten en distributiekanalen In de afgelopen jaren zijn veel nieuwe kanalen ontstaan waarlangs het betalingsverkeer zich afspeelt. Gedacht kan worden aan telebankieren, internetbankieren en betalen via internet. De betaling van mobiele netwerkdiensten vindt vaak plaats via de mobiele telefoon en het opnemen van geld gebeurt tegenwoordig hoofdzakelijk via de PINautomaat (24 uur per dag beschikbaar) en via de zogenaamde cashbackfunctie van lokale toonbankinstellingen (extra geld pinnen bij de betaling van boodschappen met behulp van de PIN-pas). Deze functionaliteiten hebben in de afgelopen 10 jaar bijgedragen aan een forse versnelling in de verwerking van betaalopdrachten van consumenten en de (24-uurs) toegang tot geldopname, en daarmee aan de verhoging van het kwaliteitsniveau van de dienstverlening. Introductie EMV-chip Op de langere termijn zal de toepassing van een chip op betaalpassen die de magneetstrip moet vervangen, de zogenoemde EMV-standaard (EMV staat voor Europay/Mastercard/Visa), een belangrijke bijdrage leveren aan de veiligheid van betaalproducten. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld wordt momenteel gewerkt aan de introductie van deze nieuwe internationale standaard. Onderdeel van deze standaard is de EMV-chip. Betaalpassen zullen in de toekomst worden uitgerust met deze chip, die moet leiden tot een aanzienlijke verbetering in de veiligheid van het betalingsverkeer. De EMV-chip zal bijvoorbeeld skimming (het kopiëren van betaalpassen) bemoeilijken ten opzichte van de huidige situatie, waarin betaalpassen zijn uitgerust met een magneetstrip. De zogenaamde acquirers, partijen die de standaard gebruiken in hun aanbod van betaalproducten (veelal zijn dit de banken), zullen voor de introductie van de standaard hun systemen moeten aanpassen (denk bijvoorbeeld aan de introductie van nieuwe systemen ter verwerking van betaaltransacties, alsmede het vervangen van PIN-automaten). De toonbankinstellingen zullen moeten overgaan tot vervanging van de huidige betaalterminals. Over de introductie van de EMV-chip in Nederland wordt momenteel overleg gevoerd, ondermeer in MOB-verband. Tot op heden komt uit dit overleg naar voren dat zowel banken als toonbankinstellingen en consumentenorganisaties eensgezind de mening zijn toegedaan dat de introductie van de EMV-chip de efficiëntie en veiligheid van het betalingsverkeer in Nederland ten goede kan komen en dus doorgang moet vinden. Internationaal hebben de aanbieders van de EMV-standaard (Europay, MasterCard en VISA) besloten dat vanaf 1 januari 2005 sprake is van een zogenaamde liability-shift voor het gebruik van «oude» betaalterminals voor credit cards, waardoor het risico van misbruik met credit cards via «oude» betaalterminals in beginsel verschuift naar de gebruiker van de terminal. In veel gevallen zijn dit winkeliers. Bedoeling hiervan is te stimuleren dat toonbankinstellingen snel overgaan op het nieuwe systeem, opdat de huidige veiligheidsrisico’s zo snel mogelijk worden weggeno-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 863, nr. 20
5
men. EMV-gerelateerde betaalproducten worden in Nederland vooralsnog echter niet aangeboden en nieuwe betaalterminals op basis van de EMV-chip kunnen in Nederland daarom nog niet in gebruik worden genomen. Daarom wordt de liability-shift in Nederland voorlopig nog niet door de acquirers doorvertaald naar de toonbankinstellingen. Een belangrijke vraag die zich bij de introductie van de EMV-chip aandient is wie welk deel van de investeringen moet dragen die gemoeid zijn met de introductie van de chip. Tegenover deze kosten staan, in ieder geval voor de banken, ook baten, in de sfeer van een lagere (verwachte) schade ingevolge fraude en mogelijk ook lagere processingkosten. Ook de detailhandel heeft uiteraard baat bij een geringere kans op fraude. In een concurrerende markt worden alle (investerings)kosten van een onderneming uiteindelijk aan de klant doorgegeven, tenzij investeringen deels door subsidies of giften worden gefinancierd, hetgeen hier niet het geval is. De baten van dergelijke investeringen komen uiteindelijk ook de consument ten goede. In de hele betaalketen betekent dit dat de kosten uiteindelijk betaald zullen worden door de eindgebruikers (bedrijven en consumenten), maar dat zij op termijn tevens zullen profiteren van een veiliger en efficiënter betalingsverkeer. In het onderhavige geval is het overleg in het MOB erop gericht dat de verschillende belanghebbenden in onderling overleg tot overeenstemming komen over de wijze en het tempo van de invoering van de EMV-chip. De tarieven en voorwaarden die worden gehanteerd, vormen onderwerp van onderhandeling tussen individuele marktpartijen en zijn in het MOB niet aan de orde. De onderhandelingen en onderlinge concurrentie tussen de acquirers en de toonbankinstellingen zullen uiteindelijk bepalen wie welk deel van de kosten voor invoering van de EMV-chip zal vragen/doorberekenen aan de eindgebruikers.
Introductie iDEAL ING bank, Postbank, Rabobank en ABN AMRO banken hebben gezamenlijk een open standaard, genaamd «iDEAL» ontwikkeld voor de betaling van aankopen via webwinkeliers, die gehanteerd kan worden naast de bestaande betaalmethoden, zoals bijvoorbeeld met behulp van de credit card. Naar verwachting wordt de standaard in de zomer van 2005 getest en geïntroduceerd. De standaard maakt het voor webwinkeliers mogelijk om hun klanten te laten betalen via hun vertrouwde internetbankieromgeving. Daarmee wordt tevens een zelfde veiligheidsniveau geboden en is het verwerkingsresultaat van elke betaling direct beschikbaar voor de webwinkelier. Het MOB heeft zich in haar rapportage positief uitgelaten over de standaard. Wel heeft de detailhandel aangegeven dat de standaard moet leiden tot een verlaging van de kosten voor webwinkeliers. Concurrentie en efficiency
Concurrentie en marktordening Banken kunnen op individueel niveau vrijelijk hun tarieven vaststellen. Uitgangspunt is dat concurrentie op de markt voor betaaldiensten ertoe leidt dat tarieven een redelijke afspiegeling vormen van de kosten van betaaldiensten. De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) ziet erop toe dat deze concurrentie niet wordt ondergraven door prijsafspraken. Als er sprake is van ongerechtvaardigde tariefstijgingen over de gehele linie en er aanwijzingen zijn voor afgestemd gedrag zal dat voor de mededingingstoezichthouder aanleiding zijn om de zaak te onderzoeken. De NMa heeft de financiële sector als prioriteit benoemd en volgt deze nauwlettend, hetgeen ook blijkt uit de Monitor Financiële Sector die de NMa jaarlijks publiceert. In de monitor 2003 is bijvoorbeeld uitgebreid aandacht besteed aan de ontwikkeling van tarieven voor betalingsverkeer.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 863, nr. 20
6
Bovendien heeft de NMa onderzoek gedaan naar de tarieven van Interpay en voorlopig geoordeeld dat deze excessief zijn. De NMa is de afgelopen jaren dus zeer actief geweest, en zal dat in de toekomst naar verwachting ook blijven. In 2004 zijn de banken begonnen met de oprichting van de onderneming Brands & Licences (B&L, voorlopige naam) opgericht. Idealiter wordt B&L een instantie die minimumstandaarden introduceert voor collectieve betaalproducten. Deze standaarden kunnen borgen dat onnodig verlies van schaalvoordelen voorkomen wordt en tegelijkertijd ruimte laten voor concurrentie tussen enerzijds licentiehouders onderling, en anderzijds certificaathouders onderling, zowel op kwaliteit als ook op prijs. De inrichting van een dergelijke private instantie die zich specifiek richt op het beheer van collectieve betaalproducten en het verstrekken van licenties en certificaten voor het aanbieden en verwerken van deze betaaldiensten kan een belangrijke stap vormen in de richting van meer marktwerking in het aanbieden en processen van betaaldiensten (meer ruimte voor toetreding tot de markt). In de praktijk zal moeten blijken op welke wijze B&L invulling geeft aan de doelstelling van marktwerking. Belangrijkste toetssteen daarbij voor de overheid zal zijn dat B&L zich beweegt binnen de kaders van de (mededingings)wet.
Marktordening/verleggen PINcontracten In opdracht van de NMa heeft ECORYS-NEI onderzoek gedaan onder toonbankinstellingen naar de effecten van het verleggen van de PIN-contracten1. Uit de rapportage komt naar voren dat 83% van de respondenten op de hoogte was van het feit dat de contracten verlegd zouden worden en 65% wist dat het mogelijk was om nieuwe contractvoorwaarden af te spreken. In 38% van de gevallen heeft minimaal één bank contact opgenomen met detailhandelaar voor een nieuw PIN-contract en in 90% van deze gevallen ging het om een bank waarmee reeds een relatie bestond. Slechts 5% van de detailhandelaren heeft zelf contact opgenomen met een bank voor nieuwe contractvoorwaarden (dit waren met name de grotere). Als belangrijkste reden voor het niet opnemen van contact met een bank om over een nieuw PINcontract te praten, geven de meeste ondernemingen aan dat zijn al hun zaken bij één bank doen, tevreden zijn en geen reden zien om van bank te wisselen. Van de bevraagde ondernemingen die met een bank contact hebben gehad over de PINcontracten, heeft 12% onderhandeld. In ongeveer de helft van deze gevallen is enkel met de huisbank onderhandeld, de overige ondernemingen hebben naast de huisbank ook met een of meerdere andere banken onderhandeld. De onderhandelingen betroffen hoofdzakelijk het tarief per transactie en het abonnementsgeld. Het in de onderhandelingen door de banken aangeboden tarief per transactie bedraagt gemiddeld ongeveer 5 eurocent, hetgeen een daling van ongeveer 1 eurocent inhoudt ten opzichte van de tarieven van Interpay in 2002. In hoeverre deze daling kan worden toegerekend aan het verleggen van de contracten is niet bekend. Van de ondernemingen die hun PIN-contract zelf afsluiten heeft 75% een contract afgesloten bij de bank waarmee zij reeds een relatie hadden. In 3% van de gevallen is de detailhandelaar overgestapt naar een andere bank. Ongeveer 10% van de bevraagde detailhandelaren heeft nog geen nieuw contract en 16% meldt dat de nieuwe tarieven nu lager liggen dan de tarieven van Interpay. Daarnaast overweegt 13% binnen 2 jaar een PIN-contract bij een andere bank af te sluiten (daarvan zijn voor 61% de kosten het belangrijkste motief). 1
ECORYS-NEI (2005), Effecten van overdracht van PINcontracten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 863, nr. 20
7
Gesteld kan worden dat de banken vooralsnog weinig initiatief getoond hebben om hun marktaandeel te vergroten. Echter, tevens kan worden gesteld dat de detailhandel nauwelijks heeft aangedrongen op scherpere tarieven. Wel lijkt er sprake van een, zij het beperkte, daling van de tarieven. De eerste conclusies over de effecten van de omlegging van de PINcontracten zijn dus gemengd. Daarbij moet wel aangetekend worden dat het nog erg vroeg is om de effecten goed te kunnen beoordelen: de verschillende partijen moeten hun gedrag nog aanpassen aan de nieuwe situatie. De NMa heeft aangegeven de situatie te blijven volgen.
Tarieven en dienstverlening De hoogte van de tarieven en de wijze van tarifering hangt ondermeer samen met het zich voortdurend ontwikkelende productaanbod, alsmede met de veiligheidsmaatregelen die getroffen worden om misbruik tegen te gaan. De ontwikkelingen in de tarieven verschillen per bank en hangen eveneens samen met de differentiatie in het productaanbod en de structuur van de gebruikte distributiekanalen. Het aanbod is de afgelopen jaren breder en complexer geworden en er is geïnvesteerd in nieuwe distributiekanalen. CapGemini, EFMA en ING hebben in hun World Banking Report 2005 een internationale vergelijking gemaakt van de directe tarieven voor «basisbankdiensten». Uit dit rapport blijkt dat de directe tarieven sterk verschillen en in Nederland relatief laag zijn (zie onderstaande grafiek). Grafiek 1 Gewogen gemiddelde tarieven voor basisbankdiensten per land (€)
Bron: Capgemini, EFMA en ING (2005), World Banking Report 2005, p. 5.
Naast verschillen in efficiency kunnen de verschillen worden veroorzaakt door verschillen in tariefstructuren. In het rapport wordt bijvoorbeeld naar verluidt geen rekening gehouden met de indirecte tarieven die worden geheven door valutering, via een lage rente voor tegoeden en via de rente op roodstand. Ook het gebruik van betaalrekeningen en -middelen kan van invloed zijn op de tarieven. Wanneer consumenten bijvoorbeeld relatief weinig geld
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 863, nr. 20
8
aanhouden op hun betaalrekening en binnenkomende gelden snel doorboeken naar een spaarrekening dalen de rentemarges van de banken, omdat de gemiddelde rentevergoeding op een spaarrekening enkele procentpunten hoger is dan de gemiddelde rente op een rekening-courant. Actief cashmanagement van consumenten kan dus een opwaartse druk op de (in)directe tarieven in het betalingsverkeer tot gevolg hebben. In zoverre tarieven niet kostendekkend zijn kan sprake zijn van kruissubsidiëring vanuit andere producten. Een andere mogelijkheid is dat een deel van de tarieven geheven wordt via de detailhandel, die deze kosten vervolgens doorberekenen in hun productprijzen. In dat geval vindt kruissubsidiëring niet plaats tussen verschillende producten maar tussen verschillende groepen gebruikers. Bovendien bestaan er grote onderlinge verschillen in niveaus van veiligheid, service en voorwaarden (bijvoorbeeld aantal bankkantoren, aansprakelijkheidsverdeling, transactiesnelheid) tussen de onderzochte landen. Op basis van deze figuur kan dan ook geconcludeerd worden dat de directe tarieven van het betalingsverkeer voor de particulier in Nederland relatief laag zijn. Er kan niet worden geconcludeerd dat de totale kosten (inclusief indirecte kosten) voor de gebruiker het laagst zijn, en evenmin dat het betalingsverkeer in Nederland wereldwijd het goedkoopst is. Uit het kostenonderzoek dat het MOB in 2004 heeft uitgevoerd blijkt dat de totale maatschappelijke kosten van toonbankbetaalmiddelen (chartaal, PIN, Chipknip en creditcard) voor consumenten ongeveer € 400,– per huishouden bedragen. Zoals blijkt uit het bovenstaande worden deze kosten niet weerspiegeld in de tarieven die worden betaald door consumenten. Tevens komt uit het onderzoek naar voren dat betalingen met behulp van de Chipknip maatschappelijk gezien goedkoper zijn dan chartale betalingen en betalingen via de PIN-pas. Betalingen boven de € 11,63 zijn met behulp van PIN goedkoper dan chartale betalingen. De kosten van betalingsverkeer kunnen dus gedrukt worden als meer gebruik gemaakt wordt van Chipknip en PIN. Eind 2004 heeft de DNB onderzoek gedaan onder 2000 huishoudens naar de beleving van consumenten met betrekking tot toonbankbetaalproducten1. Uit dit onderzoek komt naar voren dat: «... de meeste consumenten tevreden zijn over de veiligheid, het gebruiksgemak, de transactiesnelheid en de kosten bij het betalen met contant geld, de PINpas, de Chipknip en de creditcard.» Gezien de score van de PINpas (qua gebruikersgemak scoort deze hoger dan contant geld) is het opvallend dat consumenten nog steeds relatief vaak met contant geld betalen. DNB vermoedt dat dit te maken heeft met het feit dat met name de kosten van chartale transacties nog steeds onzichtbaar zijn voor de consument. Momenteel loopt er in het MOB een discussie over de vraag op welke wijze consumenten gestimuleerd kunnen worden om meer gebruik te maken efficiënte betaalmiddelen zoals PIN en Chipknip. Het is denkbaar dat banken inefficiënte (chartale betaalmethoden) op termijn duurder maken en de opbrengsten daarvan inzetten voor het stimuleren van elektronisch betalen. Over de uitkomsten van de MOB-discussie hierover zult u te zijner tijd geïnformeerd worden.
Afronding op 5 eurocent In 2004 heeft het MOB advies uitgebracht over en een oproep gedaan aan toonbankinstellingen om chartale betalingen aan de kassa af te ronden op
1
Zie DNB (2004) Kwartaalbericht Maart.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 863, nr. 20
9
5 eurocent. Dit initiatief is ontwikkeld in onderlinge samenwerking tussen marktpartijen en volgt op een geslaagde proef met afronding in Woerden. Ook de Consumentenbond heeft ingestemd met deze operatie. De wet staat het aan marktpartijen toe dat zij bij het sluiten van een overeenkomst afspraken maken over de wijze van betaling en eventuele afronding van bedragen aan de kassa. Toonbankinstellingen die niet wensen mee te werken aan de afronding van bedragen kunnen derhalve vrijelijk afzien van afronding. Iedere toonbankinstelling kan voor zichzelf dus de economische baten van afronding wegen tegen de kosten. De effecten van afronding op het koopgedrag van consumenten zal in die afweging worden meegenomen. Het MOB heeft becijferd dat de besparing van afronding voor de toonbankinstellingen door het gebruik van minder wisselgeld ongeveer € 30 mln. bedraagt. Gezien de huidige concurrentie tussen detailhandelaren mag worden aangenomen dat deze besparing (in ieder geval deels) ten goede komt aan de consument. Per saldo zal dit initiatief dus positieve economische consequenties hebben. Toegang tot betaaldiensten
Bereikbaarheid Zoals reeds eerder aan uw Kamer gemeld werd is het aantal bankfilialen de laatste jaren teruggelopen. In 2003 leek dit aantal zich te stabiliseren, maar de nieuwste cijfers tonen aan dat de ontwikkeling zich in 2004 heeft doorgezet. De opkomst van geldautomaten heeft het totale aantal geldopnamepunten niet vergroot, zoals blijkt uit onderstaande grafiek. Tussen 1998 en 2004 daalde het aantal opnamepunten met een kleine 14%. Grafiek 1 Ontwikkeling aantal opnamepunten 1998–2004
16000 14000 12000 10000 8000 6000 4000 2000 0 1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
* Getallen voor 2004 zijn gebaseerd op prognoses van de banken. Bron: Rapportage Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer, Maart 2005.
In dezelfde periode zijn de mogelijkheden voor het doen van elektronische betalingen – als alternatief voor chartale betalingen – fors toegenomen. Het aantal punten waar met behulp van de PINpas of Chipknip betaald kan worden steeg in de periode 1998–2004 met respectievelijk 45 en 79%.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 863, nr. 20
10
Grafiek 2 Ontwikkeling aantal betaalautomaten
250000 200000 150000 100000 50000 0 1998
1999
2000
2001
betaalautomaten pin
2002
2003
2004
betaalautomaten chip
∗ Getallen voor 2004 zijn gebaseerd op prognoses van de banken. Bron: Rapportage Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer, Maart 2005.
Daarmee is het voor consumenten aanzienlijk eenvoudiger geworden om met behulp van PINpas of chipknip te betalen. Het aantal bezoeken aan bankkantoren is onder invloed van deze ontwikkeling fors teruggelopen. Dit wordt geïllustreerd door het rapport «Bereikbaarheid bancaire dienstverlening», dat onlangs door het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer aan ondergetekende is aangeboden (ook te vinden op www.dnb.nl). Ter illustratie geeft het rapport weer dat het aantal bezoeken van rekeninghouders aan Rabobankfilialen in 1980 nog 280 miljoen bedroeg en in 2004 naar verwachting nog maar 4 miljoen zal bedragen (een daling van bijna 98%). Een evenredige extreme daling in het aantal filialen heeft in dezelfde periode niet plaatsgevonden. Wel zijn de bestaande kantoren zijn zich -onder invloed van deze ontwikkelingmeer gaan toeleggen op het verstrekken van financieel advies. Hoewel het aantal bezoeken aan bankkantoren gedaald is betekent dit niet dat de bereikbaarheid en toegankelijkheid hiermee voor iedereen voldoende gewaarborgd is. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld kunnen, met name op het platteland en in bepaalde wijken van grote steden, ouderen, gehandicapten en winkeliers hinder ondervinden van het teruglopende aantal bankkantoren. Het afgelopen jaar heeft het MOB zich met name gericht op de problematiek voor consumenten. In 2005 zullen door het MOB met name oplossingen gezocht worden voor de problematiek van toonbankinstellingen. Ten aanzien van de aard van de problematiek kan gesteld worden dat het vooral een specifiek probleem betreft waarvoor een generieke oplossing (bijvoorbeeld via wetgeving) het doel voorbij zou schieten. Het MOB is opgericht vanuit de filosofie dat oplossingen voor specifieke knelpunten die voortkomen uit ontwikkelingen in het betalingsverkeer vaak heel goed in overleg tussen stakeholders tot stand gebracht kunnen worden. Dit neemt niet weg dat de overheid, daar waar de borging van voornoemde publieke belangen in het geding is, een eigen verantwoordelijkheid heeft. Uit de praktijk blijkt dat de problematiek sterk samenhangt met een bredere leefbaarheidsproblematiek, die zich met name voordoet in kleine kernen en oude stadswijken. In zoverre de problematiek op lokaal niveau zeer verschillend van aard is ligt het voor de hand dat met name lokale overheden hier een belangrijke rol bij spelen. Het voornoemde rapport
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 863, nr. 20
11
bevat daarom een beschrijving van de initiatieven die worden ondernomen vanuit de banken om de bereikbaarheid van bankdiensten op peil te houden. Inmiddels is ook bekend geworden dat er verschillende – naar het zich laat aanzien succesvolle – commerciële initiatieven in de markt zijn, zoals bijvoorbeeld «Servicewinkel», «Kulturhus» en «Hart Van ....», die gezamenlijk al in meer dan 100 plaatsen actief zijn. Bij deze initiatieven ligt sterk de nadruk op samenwerking tussen lokale overheden en dienstverleners, waarbij op basis van maatwerk oplossingen gegenereerd worden, die de leefbaarheid in den brede vergroten naar gelang de lokale behoeften.
Toegankelijkheid Ter verbetering van de toegankelijkheid heeft de NVB in 2004 in samenwerking met een aantal gehandicaptenorganisaties een richtlijn opgesteld met betrekking tot de vormgeving van PINautomaten. De banken voorzien geleidelijk aan alle PINautomaten van één soort toetsenbord en worden identieke schermen ingevoerd. Tevens komen spraakgestuurde PINautomaten beschikbaar en worden geldautomaten beter toegankelijk gemaakt voor rolstoelgebruikers. Convenant Basisbetaaldiensten In 2001 hebben de Nederlandse Vereniging van Banken, de banken, het Leger des Heils en andere hulporganisaties het convenant basisbankdiensten gesloten. November jongstleden heb ik het evaluatierapport hiervan mogen ontvangen. Sinds 2001 hebben hierdoor ongeveer 1 000 mensen een basisbankrekening kunnen openen. Uit de evaluatie komt naar voren dat op lokaal niveau nog niet alle bankmedewerkers, hulporganisaties, gemeenten en sociale diensten voldoende op de hoogte zijn van het bestaan van de basisbankrekening. Momenteel worden dan ook acties ondernomen om deze bekendheid te vergroten. In dit kader zijn inmiddels ondermeer al 75 000 folders over het convenant verspreid. Volgens het rapport vormt het tarief dat banken rekenen voor het openen van een bankrekening hier en daar nog een drempel. Navraag leert dat de NMa er geen bezwaar tegen zou hebben wanneer banken gezamenlijk afspreken de basisbankrekening gratis te verstrekken, aangezien het in dit geval gaat om een beperkte groep en de kosten voor de banken niet hoog zijn, waardoor de concurrentie niet wezenlijk verstoord wordt. Hier ligt dus een kans voor de banken om te tonen dat zij hun maatschappelijke verantwoordelijkheid ruimhartig op zich nemen. Beleidsagenda
Verordening Bolkestein De invoering van de euro en van Verordening nr. 2560/2001/EG betreffende grensoverschrijdende betalingen in euro’s (ook wel bekend als de Verordening Bolkestein) heeft naar het zich laat aanzien bijgedragen aan de daling van tarieven voor grensoverschrijdende betalingen in de Interne Markt en heeft tevens een eerste aanzet gegeven tot de modernisering van de betalingsinfrastructuur in de Europese Unie. Onlangs is de Europese Commissie gestart met een uitgebreid onderzoek naar de gevolgen van de introductie van de Verordening. Vooruitlopend hierop zijn wel reeds cijfers beschikbaar over de ontwikkeling in Nederland van de tarieven die zijn verbonden aan betalingen via betaalautomaten met PINpas over de jaren 2000, 2002 en 2003 (zie onderstaande tabel). Te zijner tijd wordt u geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek van de Commissie.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 863, nr. 20
12
Tabel 3 Tarieven voor betalingen via betaalautomaten met PINpas (in €) ABN AMRO
Fortis Bank
ING Postbank Rabobank Bank
SNS Bank
2000
Nederland Buitenland
Gratis 0,16
Gratis 0,11
Gratis 0,13
Gratis 0,11
Gratis 0,11
Gratis 0,16
2002
Eurolanden Niet-eurolanden
Gratis 0,15
Gratis 0,11
Gratis 0,13
Gratis 0,11
Gratis 0,11
Gratis 0,16
2003
Eurolanden Niet-eurolanden
Gratis 0,15
Gratis 0,11
Gratis 0,13
Gratis 0,11
Gratis Gratis
Gratis 0,15
Bron: ECORYS-NEI, Parallelle ontwikkeling van bancaire tarieven, augustus 2003.
De Europese banken hebben hierop gereageerd door zich te verenigen in de European Payments Council (EPC), die zich ten doel stelt in 2010 Single European Payments Area (SEPA) te hebben gecreëerd. Ongeveer 3000 Europese banken zijn hierbij aangesloten. Voor de éénwording van de Europese betaalmarkten is het noodzakelijk een Europese infrastructuur te bouwen en tevens standaarden te ontwikkelen voor nieuwe betaalproducten die efficiënt kunnen worden verwerkt op deze Europese infrastructuur. De vormgeving van een nieuwe Europese infrastructuur vergt de nodige investeringen en kan als zodanig (tijdelijk) kostenverhogend werken. Op termijn ontstaat echter ruimte voor meer concurrentie op Europese schaal. Vooralsnog heeft de EPC aangegeven dat er juridische belemmeringen zijn die deze ontwikkelingen bemoeilijken. Het bestaande rechtskader voor betalingsverkeer berust grotendeels op nationale regelgeving, hetgeen een versnippering van de Interne Markt in stand houdt.
New Legal Framework for Payments De Commissie heeft daarom het wegnemen van deze juridische belemmeringen gekozen als volgend doel in het proces om de voordelen van de Interne Markt voor girale betalingen beter te benutten. Ook de Europese regelgeving inzake betaaldiensten, die momenteel nog overwegend op grensoverschrijdende betalingen van toepassing is, moet volgens de Commissie worden herzien en geconsolideerd en implementatieverschillen moeten zoveel mogelijk worden weggenomen. Hiertoe zal de Commissie vermoedelijk nog in 2005 een Richtlijnvoorstel doen ter introductie van een New Legal Framework for Payments in the Internal Market. De Nederlandse regering steunt deze lijn gezien het belang voor de Nederlandse economie. Tijdens de onderhandelingen zal worden ingezet op een voldoende hoog niveau van consumentenbescherming en op het belang van proportionele regelgeving, ten einde de administratieve lasten te beperken1. Overstapservice De eerder aangekondigde evaluatie van de overstapservice is uitgesteld in verband met het feit dat de service 13 maanden loopt. Eerst nadat de service beëindigd is kan worden vastgesteld of de service goed functioneert in de zin dat alle wijzigingen zijn verwerkt en het betalingsverkeer relatief soepel verloopt via de nieuwe betaalrekening. De service is gestart per 1 januari 2004. Voor het verkrijgen van statistisch significante uitkomsten is dan ook enige tijd ingeruimd. Binnenkort zal worden gestart met de aanbesteding van het onderzoek. Het MOB krijgt hierbij de gelegenheid advies uit te brengen over de methode van onderzoek en tevens zal zij in de gelegenheid worden gesteld te reageren op de uitkomsten van het onderzoek alvorens besloten zal worden welke beleidsmatige conclusies
1
Kamerstukken II 2003–2004, 22 112, nr. 307.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 863, nr. 20
13
vanuit de Rijksoverheid aan deze evaluatie verbonden zullen worden. Eind 2005 zullen de resultaten aan uw Kamer worden aangeboden. De Minister van Financiën, G. Zalm Bijlagen:1 – Rapportage Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer 2004 – Evaluatie Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer
1
Deze bijlagen zijn ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 27 863, nr. 20
14