Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Zitting 1974-1975
13 412
Protocol van de regeringsconferentie Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen, van 20 en 21 mei te Paramaribo, en de conclusies van het bilaterale overleg Suriname en Nederland van 14 t/m 21 mei 1975 te Paramaribo
Nr. 1 Herdruk1
Brief van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer 's-Gravenhage, 23 mei 1975 Mede namens mijn ambtgenoten voor Surinaamse en Nederlands-Antilliaanse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking zend ik u hierbij het protocol van de regeringsconferentie Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen, van 20 en 21 mei 1975 te Paramaribo, en de conclusies van het bilaterale overleg tussen Suriname en Nederland van 14tot en met 21 mei 1975 te Paramaribo.
1
Wijziging in de formulering van de ondertekeningen
2 vel
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, J. M. den Uyl
Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13 412, nr. 1
1
Protocol van de regeringsconferentie Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen op 20 en 21 mei 1975 te Paramaribo De grenskwesties in Suriname Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen bevestigen dat bij de onafhankelijkwording aan Suriname een grondgebied zal worden toegescheiden dat zowel door het Koninkrijk als door Suriname en Nederland als zodanig is aanvaard. Over de inhoud en vorm van de tekst van een bij de onafhankelijkheid aan de regering van Suriname te richten verklaring heeft nader overleg plaatsgevonden. De Surinaamse regering heeft haar bereidheid te kennen gegeven mede te werken tot hervatting van het overleg van het Koninkrijk met de Franse regering inzake de openstaande kwesties met Frans-Guyana. Paramaribo, 21 mei 1975 De Minister-President van Suriname H. A. E. Arron De Minister-President van Nederland Drs. J. M.den Uyl De Minister-President van de Nederlandse Antillen J. M.G. Evertsz De Minister voor Surinaamse en Nederlands-Antilliaanse Zaken van Nederland Mr. W. F. de Gaay Fortman
Tweede Kamer, zitting 1974-1975, 13 412, nr. 1
2
Conclusies van het bilaterale overleg tussen Suriname en Nederland, gehouden van 14 tot en met 21 mei 1975 te Paramaribo 1. Pensioenuitkeringen Met verwijzing naar de conclusie uit het protocol van 26 maart 1975 dat Nederland en Suriname voorzover nodig hun pensioenwetgeving zullen aanpassen aan de door het onafhankelijk worden van Suriname gewijzigde omstandigheden blijken de regeringen nader van mening te zijn dat kan worden volstaan met de vaststelling dat de nationaliteit geen invloed zal hebben op verkregen overheidspensioenrechten. Met betrekking tot enkele omtrent de uitvoering van de AOW gerezen vraagpunten zal de minister voor Surinaamse en Nederlands-Antilliaanse Zaken in overleg treden met zijn Nederlandse ambtgenoot van Sociale Zaken teneinde te bezien op welke wijze aan de gerezen moeilijkheden tegemoet kan worden gekomen. 2. De associatie met de EEG Ten aanzien van Suriname's aandeel in het nieuwe ontwikkelingsfonds van de EEG zal Nederland officiële stappen ondernemen na de vaststelling van het aandeel in dit fonds van de landen en gebieden overzee. 3. In het verleden gesloten overeenkomsten die betrekking hebben op het binnenland van Suriname Vastgesteld is dat de tussen het voormalige Nederlandse opperbestuur en de hoofden der boslandcreolen gesloten verdragen een binnenlandse aangelegenheid van Suriname zijn. Niet gebleken is dat aan deze overeenkonv sten op juridische gronden rechten kunnen worden ontleend door betrokken partijen. 4. Rode Kruis Suriname heeft het voornemen toe te treden tot de betreffende verdragen van Genève en een eigen organisatie van het Rode Kruis op te richten. Voorzover de Surinaamse afdeling van het Nederlandse Rode Kruis over een eigen vermogen beschikt zal Nederland bevorderen dat dit aan het Surinaamse Rode Kruis zal worden overgedragen. 5. De Nederlandse militaire missie in Suriname - De Surinaamse en Nederlandse regering zijn overeengekomen dat er - na het onafhankelijk worden van Suriname - in Paramaribo een Nederlandse militaire missie gevestigd zal worden, die onderdeel uitmaakt van de Nederlandse ambassade te Paramaribo. - De militaire missie zal ten hoogste 15 leden omvatten. Zij zullen als adviseurs behulpzaam zijn bij de opbouwvan de Surinaamse krijgsmacht. De adviestaken van de militaire missie zullen betreffen organisatorische, logistieke, technische en administratieve aangelegenheden, alsmede het onderhoud en de vervanging van het materieel dat door de TRIS aan Suriname zal worden overgedragen. Gemeend wordt dat de militaire missie na maximaal 5 jaar haar werkzaamheden zal kunnen beëindigen. - Aan het uitgezonden personeel van de militaire missie zullen de rechten en privileges worden toegekend welke het uitgezonden personeel van de Nederlandse ambassade zal bezitten. 6. Lidmaatschap Verenigde Naties en andere internationale organisaties Direct na de onafhankelijkheid zal Suriname de aanvraag indienen voor het verkrijgen van het lidmaatschap van de Verenigde Naties, opdat daartoe nog in de jaarvergadering 1975 van deze organisatie kan worden beslist.
Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13 412, nr. 1
3
7. Sticusa en verdrag tot culturele samenwerking De Surinaamse regering heeft beslist dat de Sticusa bij de onafhankelijkheid haar taak beëindigt. De Nederlandse regering treft voorzieningen van financiële aard ter afdoening van zaken met een aflopend karakter welke thans door de Sticusa of met medewerking van de Sticusa behartigd worden. Zo nodig zullen daarvoor fondsen uit de ontwikkelingssamenwerking worden aangewend. De Surinaamse regering treft voorzieningen ter opvanging van de consequenties van de beëindiging van het Sticusa-programma tot verlening van subsidies aan organisaties in Suriname. Voorzover de Surinaamse regering dat nodig oordeelt kunnen fondsen uit de ontwikkelingssamenwerking worden aangewend. Omtrent een met Nederland af te sluiten overeenkomst tot culturele samenwerking zal nader overleg plaatsvinden tussen de Surinaamse minister van Onderwijs en Volksontwikkeling en de betrokken Nederlandse ministers. 8. Medisch Wetenschappelijk Instituut (MWI) 1°. Van Nederlandse zijde wordt erkend dat de zelfstandige ontwikkeling van het medisch wetenschappelijk onderwijs in Suriname van het hoogste belang is voor Suriname. 2°. In dit verband nemen beide regeringen bij deze op zich te bevorderen dat overleg tot stand komt tussen de Universiteit van Suriname en de Rijksuniversiteit te Leiden, dat ertoe zal leiden dat omstreeks de souvereiniteitsoverdracht het Medisch Wetenschappelijk Instituut in zijn totaliteit zal zijn overgedragen aan en ten dienste gesteld van de Universiteit van Suriname. 3°. Beide regeringen zullen eraan medewerken, dat ten behoeve van het bij het MWI werkzame personeel geëigende overgangsregelen zullen worden getroffen. 4°. Voorzover het op haar weg ligt zal de Surinaamse regering rekening houden met de bij het MWI betrokken Nederlandse belangen. 9. Centrum voor landbouwkundig onderzoek Suriname (CELOS) Met betrekking tot de aanpassing van de positie van het CELOS aan de gewijzigde omstandigheden zullen de betrokken Surinaamse en Nederlandse ministers met elkaar in overleg treden. 10. Stichting voor de Machinale Landbouw in Suriname (SML) Besloten wordt de huidigeSMLte liquideren en voor eind oktober 1975 een stichting naar Surinaams recht in het leven te roepen. 11. Stichting tot bevordering van investeringen in Suriname (SBIS) en Nederlandse Participatiemaatschappij voor Suriname NV De Surinaamse regering zal met de besturen van de SBIS en de Participatiemaatschappij overleg plegen over de overdracht van de taken van de SBIS en de Participatiemaatschappij aan Suriname. 12. Vermijding dubbele belasting De Surinaamse regering is in beginsel akkoord met de door Nederland ingediende concept-overeenkomst. Over enkele aspecten van deze ontwerpovereenkomst zal begin juni a.s. te Paramaribo ambtelijk overleg plaatsvinden. Bij overeenstemming zal de overeenkomst geacht worden te behoren tot deze conclusies. 13. Economische samenwerking Over de inhoud van een overeenkomst tot economische samenwerking zullen de betrokken Surinaamse en Nederlandse ministers nader in overleg treden. Bij overeenstemming zal de overeenkomst geacht worden te behoren tot deze conclusies. 14. Over de inhoud van een luchtvaartovereenkomst zullen de betrokken ministers nader in overleg treden. Bij overeenstemming zal de overeenkomst geacht worden te behoren tot deze conclusies.
Tweede Kamer, zitting 1974-1975, 13 412, nr. 1
4
15. Procedure ontwikkelingssamenwerking 1°. Uitgangspunt voor de ontwikkelingssamenwerking tussen de beide landen is het Surinaamse meerjaren ontwikkelingsplan, zoals aangegeven in het rapport van de Gemengde Commissie (met de daarbij behorende bijlagen). Het geheel van projecten en de deelprogramma's, die uitgevoerd worden op basis van het meerjarenplan, zullen eveneens worden gericht op de vergroting van de economische weerbaarheid van Suriname, vergroting van de werkgelegenheid, verbetering van de levensomstandigheden der gehele bevolking en de regionale spreiding. 2°. Op basis van het ontwikkelingsprogramma stelt Suriname jaarlijks een plan vast, met toelichting. Deze planopstelling is een Surinaamse aangelegenheid. 3°. Suriname doet jaarlijks voorstellen voor de financiering en uitvoering in het kader van de Nederlandse ontwikkelingshulp van projecten en programma's welke deel uitmaken van het jaarplan. 4°. Beide landen benoemen elk een commissie van drie personen voor gezamenlijk overleg. De benoeming zal zodanig plaatsvinden dat er rekening wordt gehouden met de continuïteit bij de planuitvoering. De commissies kunnen zich doen bijstaan door deskundigen. 5°. De in punt 3°. genoemde voorstellen worden besproken in de aldus gevormde gezamenlijke commissie van deskundigen, welke deze toetst aan het Surinaamse ontwikkelingsprogramma en aan de criteria zoals genoemd in punt 1°. 6°. Indien er in deze gezamenlijke commissie geen overeenstemming wordt bereikt, vindt overleg plaats tussen de beide regeringen. 7°. De procedureregels bij de ter beschikking stelling van gelden, alsmede bij de aanbesteding en uitvoering van projecten en programma's in het kader van de Nederlandse ontwikkelingshulp vormen onderwerp van nader overleg. 16. Suriname en Nederland hebben besloten het overleg omtrent de omvang van de ontwikkelingshulp en het vrij verkeer van personen voort te zetten te 's-Gravenhage op 25en 26juni 1975. Paramaribo, 21 mei 1975 De Minister-President van Suriname, H. A. E. Arron De Minister-President van Nederland, Drs. J . M . den Uyl De Vice-Minister-President van Suriname, O.W. van Genderen De Minister voor Surinaamse en Nederlands-Antilliaanse Zaken van Nederland, Mr. W. F. de Gaay Fortman De Ministervan Opbouwvan Suriname, Drs. M. Ch. Cambridge De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking van Nederland, Drs. J. P. Pronk
Tweede Kamer, zitting 1974-1975, 13 412, nr. 1
5