Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2004–2005
19 637
Vreemdelingenbeleid
Nr. 887
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 10 januari 2005 De vaste commissie voor Justitie1 heeft op 24 november 2004 overleg gevoerd met minister Verdonk voor Vreemdelingenzaken en Integratie over de brief d.d. 8 september 2004 (19 737, nr. 850) van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie over de organisatie en kwaliteit opvangcentra COA. Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie
1
Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), Klaas de Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Vos (GroenLinks), Rouvoet (ChristenUnie), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, C q örüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Kant (SP), Wolfsen (PvdA), Azough (GroenLinks), Jan de Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (LPF), Griffith (VVD), Van der Laan (D66), Visser (VVD) en Lazrak (Groep Lazrak). Plv. leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kalsbeek (PvdA), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Vergeer (SP), Arib (PvdA), Karimi (GroenLinks), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Varela (LPF), Joldersma (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Van As (LPF), Örgü (VVD), Lambrechts (D66) en Rijpstra (VVD).
KST83200 0405tkkst19637-887 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2005
Mevrouw Vos (GroenLinks) vindt dat de kwaliteit van de opvangcentra te wensen overlaat, zeker omdat een grote groep mensen daar langdurig verblijft. De krimpoperatie moet dan ook aangegrepen worden om een aantal noodzakelijke verbeteringen inzake kwaliteit en veiligheid door te voeren. De minister laat in haar brief van 8 september weten dat waar nodig materiële aanpassingen plaatsvinden wat betreft veiligheid en veiligheidsbeleving. De vorm daarvan blijft echter ongewis. Vastgesteld moet worden dat veiligheid, kwaliteit en leefbaarheid van de opvangcentra een urgent probleem vormen. De minister lijkt daarvan echter onvoldoende doordrongen. De extreem lange duur van het verblijf van een grote groep mensen vormt een probleem. De centra zijn daarvoor niet ingericht. Mensen krijgen vijf vierkante meter per persoon en wonen vaak met vreemden op een kamer. Kinderen kunnen hun huiswerk onvoldoende maken. Ouders slapen altijd met hun kinderen op de kamer. Bezoeken aan verschillende centra maken duidelijk dat sprake is van een onleefbare situatie. Vluchtelingenwerk schrijft dat meer dan 60% van de mensen langer dan drie jaar in een opvangcentrum woont. Een kwart van de mensen, zo’n 11 000, zit er langer dan vijf jaar. Dat is echter nooit de bedoeling geweest. Mevrouw Vos wijst erop dat de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet ertoe had moeten leiden dat mensen gemiddeld niet langer dan een jaar in een opvangcentrum verblijven. Meer dan de helft van de mensen die na invoering zijn ingestroomd, verblijven daar echter al twee jaar of langer. Bij behandeling van die wet is gedacht dat bijvoorbeeld de Wet op de geluidhinder niet serieus toegepast hoefde te worden. De mensen zouden er immers niet lang verblijven. Nu dat niet het geval is,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 19 637, nr. 887
1
komt de vraag naar voren wat de minister van plan is te doen aan overtredingen van deze wet. Langdurig verblijf in een grootschalig centrum blijkt ook voor de gezondheid van mensen niet goed. Ook voor het gevoel van eigenwaarde en het gevoel richting te kunnen geven aan het eigen leven is het fnuikend. De inspectie stelt dan ook dat er naar meer kleinschalige vormen van opvang overgeschakeld moet worden. Daaraan is echter een groot tekort. Bovendien wordt een aantal van die kleinschalige opvangvoorzieningen gesloten. Vindt de minister dit een wenselijke ontwikkeling? Moet in het kader van de krimpoperatie de kleinschalige opvang niet veiliggesteld worden, inclusief realisatie van nieuwe kleinschalige opvang? Mevrouw Vos heeft er al meermalen op gewezen dat een woonruimte voor meerdere jaren van vijf vierkante meter per persoon niet past bij een beschaafd land. De minister moet dan ook dringend de criteria voor de voorzieningen opschalen. De mensen moeten meer ruimte krijgen en ook meer privacy. Ook de sanitaire voorzieningen moeten op een fatsoenlijk niveau worden gebracht. De fractie van GroenLinks heeft onlangs met de fractie van de Partij van de Arbeid een motie ingediend over de financiële toelage. Die motie heeft het niet gehaald. Dat is jammer, omdat ook het NIBUD (Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting) stelt dat deze niet-geïndiceerde toelage onder de normbedragen ligt. Nu ook de minister vindt dat die wat aan de lage kant is, is de vraag gerechtigd of de toelage wordt verhoogd. Kan de minister dit toezeggen? Mevrouw Vos merkt op dat er een uitgebreid onderzoek heeft plaatsgevonden naar de veiligheid van vrouwen en meisjes. Welke concrete maatregelen neemt de minister om die veiligheid te verbeteren? Bij de veiligheidscriteria moet ook de ligging van de centra betrokken worden. Het blijkt immers dat afgelegen plekken zoals bossen en industrieterreinen een gevoel van onveiligheid geven. Het vermindert tevens de mobiliteit. Ook zijn opleidingen en werk moeilijker bereikbaar. Tevens moet meer aandacht geschonken worden aan specifieke kwetsbare groepen, zoals jongeren en ama’s. Goede nieuwe voorzieningen voor alleenstaande jongeren en kinderen moeten een absolute prioriteit krijgen, ook in het licht van de krimpoperatie. Er moet ook aandacht komen voor andere kwetsbare groepen, zoals hoogzwangere vrouwen en zieke en ernstig getraumatiseerde mensen. Deze mensen moeten een goede behandeling en een goede woonruimte krijgen. Het project in Crailo voor de behandeling van getraumatiseerde asielzoekers lijkt tussen wal en schip te raken. De minister heeft daarop gezegd de zaken anders te organiseren. Hoe zorgt de minister dat deze voorzieningen ook in de krimpoperatie op peil blijven? De heer Dijsselbloem (PvdA) verwijst naar een eerder debat op 16 maart 2004 over de reorganisatie en de krimp bij het COA (Centraal Opvangorgaan Asielzoekers) en de veiligheid van vrouwen en meisjes in de opvang. Toen is door Kamer en minister gesteld dat de krimpoperatie een geweldige kans biedt om de kwaliteit van de opvang te verhogen. Toen is afgesproken om verhoging van de standaard te bespreken aan de hand van een notitie van de minister. De brief van 8 september is echter slechts een herhalingsoefening met een sterke nadruk op de beoordelingsaspecten. De behoefte is en blijft aan een inhoudelijke discussie over kwaliteit en over een programma van eisen wat betreft de opvangcentra. Is de minister alsnog bereid, een inhoudelijke notitie te schrijven over de kwaliteitsaspecten, zoals privacy, bescherming van vrouwen en meisjes, het aantal vierkante meters, locatiekeuze, speciale voorzieningen voor getraumatiseerde asielzoekers en dergelijke? Het proces van de krimpoperatie loopt gewoon door. Kan de minister iets zeggen over het eindbeeld van dit proces? Het einde daarvan lijkt verder weg te liggen. Heeft het COA een kwalitatief eindbeeld? Wat is het budget
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 19 637, nr. 887
2
van het COA per opvangplaats? Is die onderhevig aan de bezuinigingsdruk? Welke ontwikkeling wordt voorzien voor de komende jaren? De heer Dijsselbloem is van mening dat de filosofie in grootschalige opvangvoorzieningen sterk gericht is op controle en beheersing. Er moet echter meer aandacht komen voor bescherming en activering. De mensen blijven immers ook onder de nieuwe wet lang in een centrum, met alle beperkingen van de zelfbeschikking van dien. Mensen moeten echter zelfstandig en actief kunnen zijn, vaardigheden kunnen aanleren, en moeten initiatieven kunnen ontplooien. Dat is immers belangrijk voor het perspectief van deze mensen en hun gevoel van waardigheid en zelfrespect. Welke visie heeft de minister op dit vlak? Kunnen de mogelijkheden van zelfbeschikking binnen de centrale opvang vergroot worden? De heer Dijsselbloem is nieuwsgierig naar de stand van zaken bij de huisvesting van de statushouders en de discussie met de gemeenten over de aantallen beschikbare woningen. Bij de Kamer is reeds enige tijd geleden een wetsvoorstel ingediend waarbij de provincie qua financiering en regie over de gemeenten een rol krijgt. De Kamer heeft daarop een schriftelijk verslag ingeleverd. Hoe staat het met dat wetsvoorstel? In de brief van de minister wordt het programma van eisen voor opvangcentra genoemd. Geldt dit alleen voor nieuwe centra? Bezoeken aan bestaande centra laten immers enorme kwaliteitsverschillen zien. Sommige zijn «spic en span», met veel privacy en zelfstandige woonruimte voor gezinnen. Andere zijn volstrekt aftands en uitgeleefd. De heer Van Fessem (CDA) merkt op dat de brief van 8 september niet veel informatie bevat over de uitwerking van de kwaliteitscriteria. Het gaat meer om een globale schets van het hanteren van criteria bij de vestiging van centra in de clusters. Het COA kennende, wordt ervan uitgegaan dat het op een verantwoorde manier plaatsvindt, in lijn met de EU-richtlijn voor opvang. Asielzoekers worden in Nederland immers op een fatsoenlijke manier opgevangen. Daaraan doet de moeilijke en omvangrijke krimpoperatie voor het COA geen afbreuk. Wat betreft veiligheid en leefbaarheid is echter niet duidelijk welke maatstaven worden gehanteerd en of die uniform worden toegepast. Gelden de eisen niet voor bestaande centra? Hoeveel opvangcentra zijn er momenteel? Hoeveel daarvan voldoen aan die eisen? Wordt bij de omvang van een opvangcentrum voldoende rekening gehouden met de schaal van de omgeving van dorp of stad? Wordt voldoende rekening gehouden met de ligging van een opvangcentrum, mede met oog op het gevoel van veiligheid van vrouwen en meisjes. Tijdens het debat van 16 maart is gevraagd om duidelijkheid te geven over het vóórkomen en gedogen van prostitutie in de verschillende centra. Kan de minister daarover duidelijkheid verschaffen? Wordt er bij de opzet van opvangcentra rekening gehouden met de belangen van specifieke groepen, zoals minderjarigen en getraumatiseerden? De heer Van Fessem vraagt de minister aan te geven hoe de toekomst eruit ziet voor de kleinschalige centrale opvangplaatsen (KCO). Inmiddels zijn er al veel afgestoten. Liggen hieraan financiële motieven ten grondslag? Hoe verhouden de kosten van een KCO-opvangplaats zich ten opzichte van andere opvangplaatsen? Hoe ziet de minister de verhouding tussen de plaatsen in de centra en de kleinschalige opvang in het licht van de voortschrijdende terugkeerregeling? Is het denkbaar dat er uiteindelijk voldoende KCO-plaatsen overblijven? Wordt de sluiting van een KCO, waarin het immers prettiger verkeren is dan in een opvangcentrum ruim van tevoren aangekondigd? Tijdens het debat van 16 maart is gezegd dat er in het najaar een werkconferentie georganiseerd zou worden over de opzet van een platform voor sociale veiligheid van asielzoekers. Kan de minister dit toelichten?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 19 637, nr. 887
3
De heer Visser (VVD) memoreert dat in de jaren negentig een ontzettend snelle groei te zien is geweest van het aantal asielverzoeken. Dat leidde tot een eveneens enorm snelle groei van de noodzakelijke opvangvoorzieningen. Die groei veroorzaakte een divers aanbod. De krimpoperatie naar minder voorzieningen moet dan ook gebruikt wordt om een kwaliteitsverbetering tot stand te brengen. Daarbij moet ervoor opgepast worden om wens op wens te stapelen. Dat zal immers zowel de krimpoperatie als de kwaliteitsverbetering bemoeilijken. De brief van de minister maakt duidelijk dat al met veel wensen rekening moet worden gehouden. Dat is al een hele klus op zich. Het COA is een zelfstandig bestuursorgaan en beschikt dus over een aantal zelfstandige bevoegdheden. Wat zijn de bevoegdheden van de minister om de krimpoperatie te beïnvloeden? Is er sprake van overleg of van aansturingmogelijkheden? Op 16 maart is gesproken over een onderzoek naar veiligheid van vrouwen en meisjes in de opvang. De resultaten stemden niet vrolijk, al kan er veel opgelost worden door de inrichting van de voorzieningen aan te passen. Tevens was er sprake van voorlichting aan mannen over de omgangsnormen en het repressief optreden tegen mannen die zich schuldig maken aan verkrachting. De minister heeft aangegeven te bezien of dit een contra-indicatie kan vormen in de verdere asielprocedure. Wat is de voortgang op het gebied van zowel de preventieve als de repressieve maatregelen? Het antwoord van de minister De minister is het extreem lange verblijf van asielzoekers in de opvangcentra ook een doorn in het oog. Het kan immers niet de bedoeling zijn dat het systeem van mensen dode vogeltjes maakt. Inmiddels is een project gestart bij het COA zodat mensen met een verblijfsvergunning zo snel mogelijk Nederlands kunnen leren. Per 1 januari 2006 gaan de nieuwe terugkeer- en oriëntatielocaties van start. Waar in de eerste locaties alles gericht is op de terugkeer, zal in de tweede groep locaties nog meer ingezet worden op een zo snel mogelijke inburgering. De overheid moet simpelweg meer doen om mensen met een verblijfsvergunning kansen te geven, bijvoorbeeld op het vlak van diplomawaardering en het erkennen van de capaciteiten van mensen. De extreem lange duur van het verblijf in de centra is een probleem. Door het huidige terugkeerproject, waarbij 26 000 mensen betrokken zijn, zullen er mensen uit de opvang verdwijnen. Over de statushouders hebben de minister van VROM en de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie bestuurlijk overleg gepleegd met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) over de taakstellingen van de gemeenten en de rol daarbij van de provincies. Provincies hebben mogelijkheden om de gemeenten aan de jas te trekken als die niet aan de taakstellingen voldoen. In december zal een overleg plaatsvinden over de stand van zaken. Bekend is echter dat de achterstand snel wordt ingelopen: het aantal verblijfsgerechtigden is gedaald van 5346 in januari tot 2981 in november. De eerder ingediende wijziging van de Huisvestingswet speelt geen rol meer. De minister heeft mogelijkheden genoeg om de provincies en daarmee dus ook de gemeenten op hun rol aan te spreken. Een en ander zal echter formeel nagetrokken worden. De norm van vijf vierkante meter per persoon is niet ruim. De minister zet er dan ook op in de duur van het verblijf zo veel mogelijk te bekorten. De norm is op zichzelf overigens redelijk te noemen, ook in het licht van de huidige duur van verblijf. Daarnaast moet de mensen zo veel mogelijk kans geboden worden om zich te ontplooien. Desgevraagd antwoordt de minister dat bij de vormgeving van de terugkeer- en de oriëntatielocaties de kwaliteitsnormen worden toegepast van het COA. Die zullen aan de Kamer gestuurd worden. Het COA grijpt de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 19 637, nr. 887
4
krimpoperatie aan om de slechtste locaties af te stoten en zodanig de kwaliteit te verhogen. Zowel voor de oude als de nieuwe situatie is er een programma van eisen. Met ingang van 1 januari wordt een geheel nieuw systeem ingevoerd. De Kamer zal geïnformeerd worden over de kwaliteit die voorgestaan wordt met dat systeem. De minister heeft al eerder aan de Kamer laten weten dat het aan middelen ontbreekt om de RVA (Regeling Verstrekking Asielzoekers) te indexeren. Het beleid omvat echter het streven om in het jaar 2005 te indexeren om het huidige peil van zak-, voedsel- en kleedgelden te borgen. Dat komt neer op ophoging van het huidige niveau met het nog vast te stellen prijsindexcijfer. Met de huidige krimpoperatie is de noodzaak om snel extra opvangplaatsen te realiseren verdwenen. Bij het COA is dan ook een beleidswijziging opgetreden. De kans op een status is veel kleiner dan de kans op terugkeer. Bij het uitdragen van die boodschap past het niet om extra kleinschalige opvang te realiseren. Dit bevordert immers de integratie van asielzoekers met een negatieve beschikking. Het is bovendien veel te kostbaar. Voor mensen met een asielstatus, bijvoorbeeld speciale doelgroepen, wordt bekeken welke mogelijkheden er zijn voor kleinschalige opvang. Voor dergelijke doelgroepen is het COA druk bezig om een nieuw systeem te ontwikkelen. Daarbinnen wordt bekeken of kleinschalige opvang noodzakelijk is. De minister legt uit dat het COA 24 locaties heeft geselecteerd waar maatregelen nodig zijn om de veiligheid voor vrouwen en meisjes te verbeteren. Het gaat vooral om op veiligheid en veiligheidsbeleving gerichte aanpassingen van sanitair en verlichting. Sinds de start van de werkzaamheden in juni zijn acht locaties opgeleverd. In veertien locaties vinden nog verbouwingen plaats. In één locatie starten de verbouwingen iets later omdat die grondig verbouwd moet worden. Bij een andere locatie moet het bouwplan nog goedgekeurd worden. Inmiddels is het overigens zeker dat het project Crailo wordt voortgezet. Het COA is in onderhandeling met diverse partijen voor het bepalen van een locatie. Het COA zal ook in de toekomst aandacht houden voor kwetsbare groepen, zoals asielzoekers met psychiatrische klachten die behandeld worden door de reguliere GGZ (geestelijke gezondheidszorg). Hiervoor wordt zorg ingekocht binnen de kaders van de ZRA (Ziektekosten Regeling Asielzoekers). Voor ama’s zal aanvullende 24-uursbegeleiding worden geregeld. Voor de overige categorieën aan kwetsbare groepen wordt per geval bezien of er specifieke interne of externe voorzieningen nodig zijn. In de RVA is een bepaling opgenomen op basis waarvan aan kwetsbare groepen, zoals getraumatiseerden, specifieke begeleiding wordt gegeven. De minister deelt mede dat de kostprijs gemiddeld €14 600 per plaats bedraagt. In de begroting van Justitie is een uitsplitsing daarvan te vinden. Die kostprijs wordt overigens niet verhoogd of verlaagd. Het totale budget voor het jaar 2004 is 632 mln. Eind 2007 zullen volgens de prognoses 7700 mensen worden opgevangen in de basisopvang. Er bestaat overigens een bedrijfsmatige buffercapaciteit om een onverwachte stijging van de instroom op te vangen. Het COA maakt momenteel gigantische veranderingen door, maar blijft heel goed draaien. Het COA is druk bezig met verbetering van de veiligheid voor en beveiliging van vrouwen. Zo wordt bevorderd dat zij zich weerbaar opstellen, zogenaamde «empowerment». Daarnaast bestaat er een cursus voor het personeel om onveilige situaties voor vrouwen en meisjes te herkennen. Inzake het repressieve beleid wordt er hard aan gewerkt om de glijdende schaal aan te passen. Binnenkort zal de Kamer de totale aanpassing van de glijdende schaal ontvangen. De minister omschrijft het COA als een ZBO (zelfstandig bestuursorgaan), waarmee evenwel de samenwerking uitstekend te noemen is. De minister is echter wel aanspreekbaar op het functioneren van het COA. Tevens is er het nodige in de wet geregeld en fungeert de minister als opdrachtgever
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 19 637, nr. 887
5
voor het COA. Ook is het COA voor het budget afhankelijk van de rijksoverheid. Langs die wegen kan de minister dan ook het COA aansturen. Zo worden bijvoorbeeld de eisen aan het nieuwe opvangmodel eerst door de minister goedgekeurd voordat het COA met de uitvoering kan beginnen. Nadere gedachtewisseling Mevrouw Vos (GroenLinks) heeft gehoord dat de minister toezegt om het nieuwe programma van eisen voor de nieuwe voorzieningen aan de Kamer te doen toekomen. Betekent dit dat de minister de Kamer informeert over het programma van eisen voor de terugkeer- en oriëntatielocaties? Geeft dit de Kamer het gevraagde inzicht in de gevolgen voor de verschillende aspecten van de kwaliteit? De inrichtingseisen voor de huidige AZC’s (asielzoekerscentra) en uitzetcentra, en eventuele onderlinge verschillen, blijven onduidelijk. Ook is niet helder welke veranderingen mogelijk optreden vanaf 1 januari 2005. Kan de minister de Kamer ook hierover informeren? Ligt de verantwoordelijkheid voor de controle op het humane karakter van de opvangvoorzieningen bij de minister? Bij een bezoek van enkele Kamerleden op uitnodiging van GGD Nederland aan een opvangcentrum bleek dat met name de gestegen kosten van anticonceptie, de pil en het spiraal, voor vrouwen een groot probleem opleveren. In de toelage is daarmee immers geen rekening gehouden. Kan de minister weer iets aan doen? Kan de minister de Kamer een overzicht verstrekken van het aantal in de jaren 2003 en 2004 opgelegde sancties in de COA-voorzieningen, het aantal bezwaar- en beroepszaken en de uitkomsten daarvan? De toezegging om de zorgvoorziening voor getraumatiseerden in Crailo elders voort te zetten valt in goede aarde. Krijgen alle asielzoekers met psychiatrische klachten ook de psychische zorg die zij behoeven? Wordt daarin ook voorzien in de nieuwe locaties? De heer Dijsselbloem (PvdA) bedankt de minister voor de toezegging, op een later moment aan de hand van een programma van eisen te spreken over de ontwikkeling van diverse locaties. Het moet daarbij niet alleen gaan om oppervlakte en inrichting, maar ook om locatiekeuze en de relatie tussen omvang van een centrum en het inwoneraantal van een gemeente. De ervaringen laten zien dat juist waar er weerstand was tegen de komst van een asielzoekercentrum, er later juist betrokkenheid ontstaat tussen inwoners en asielzoekers. Dat kan een kans bieden om centra die in het bos liggen binnen de bebouwde kom te halen. Die ruimte moet men niet laten liggen bij de krimpoperatie. De filosofie achter de opvang moet zijn dat er ruimte voor initiatief gegeven wordt. Daarbij heeft de minister gesproken over de mogelijkheid om inburgering te starten in de centra voor mensen met een verblijfsstatus. Er zijn om bekende redenen echter mensen die reeds lang in een centrum verblijven. Dat blijkt ook onder de nieuwe wet het geval. Ook deze mensen moeten in staat worden gesteld, initiatieven te nemen. Bepaalde zaken moeten niet meer in het centrum aangeboden worden, in ruil voor ruimte om activiteiten buiten het centrum te ontwikkelen. Het is immers vreselijk als mensen na jaren in de centra terug naar het land van herkomst moeten zonder enige zelfstandigheid te hebben ontwikkeld. De heer Van Fessem (CDA) herhaalt de vraag naar de in het najaar te houden werkconferentie over de veiligheid. De heer Visser (VVD) hoorde de minister zeggen dat door de aanpassing van de voorzieningen getracht wordt om ervoor te zorgen dat vrouwen en meisjes zich veiliger voelen en ook veiliger zijn. De vraag is of ook werkelijk voorkómen wordt dat mannen zich vergrijpen aan deze vrouwen en
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 19 637, nr. 887
6
meisjes. Daarvoor wordt de glijdende schaal aangepast, die bepaalt wanneer mensen hun verblijfsvergunning verliezen. Die toezegging dateert van mei 2004. Wanneer wordt die glijdende schaal ingevoerd? Is de glijdende schaal ook van toepassing op mensen die in de opvang verkeren en die zich tijdens de procedure schuldig maken aan verkrachting? De minister bevestigt dat zij verantwoordelijk is voor de controle op de humane tenuitvoerlegging van het asielbeleid. De minister zegt toe het programma van eisen te presenteren, inclusief de inrichtingseisen voor alle soorten centra in Nederland. De vraag over de anticonceptiemaatregelen wordt schriftelijk beantwoord. De vraag over het opleggen van sancties in COA-instellingen zal eveneens schriftelijk van een antwoord worden voorzien. De minister is er niet van overtuigd dat opvangcentra in bosrijke gebieden per definitie onveiliger zijn dan die in de grote stad zijn gelegen. Veel mensen vinden het fantastisch dat zij ’s ochtends de vogels horen fluiten in plaats van een tram door de rails te horen gieren. In de terugkeerlocatie zal het activeren van mensen op een andere wijze gebeuren dan in de oriëntatielocatie. In de eerste locatie ligt de nadruk op de terugkeer en in de tweede locatie op inburgering in Nederland. De conferentie van het Platform Sociale Veiligheid heeft in september plaatsgevonden. De bevindingen worden in januari besproken op ambtelijk niveau. De minister bevestigt dat de glijdende schaal in eerste instantie betrekking heeft op mensen met een verblijfsvergunning. Er wordt gekeken of de zaak verbreed kan worden naar mensen zonder verblijfstitel die zich schuldig maken aan verkrachting of andere misdrijven. De Kamer zal ingelicht worden over de resultaten bij deze weerbarstige materie, waarschijnlijk nog dit jaar. In de rapportages zal ook de vraag behandeld worden of de maatregelen op het vlak van de veiligheid van vrouwen en meisjes effect hebben. De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie, De Pater-van der Meer De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Justitie, Van den Hauten-Hinnen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 19 637, nr. 887
7