Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1996–1997
19 637
Vluchtelingenbeleid
Nr. 233
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE, DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 27 januari 1997 1. Inleiding Op 21 november 1995 hebben wij u een brief1 gestuurd, waarin een Stappenplan Asielbeleid werd gepresenteerd. De prioriteit van het Stappenplan lag bij de verandering en stroomlijning van de uitvoering en met name om een oplossing te zoeken voor de grote druk die de stijging van de instroom in 1993 en 1994 heeft gelegd op alle betrokkenen bij de asielketen. In het Stappenplan was daartoe een groot aantal acties opgenomen op de terreinen van Justitie, Binnenlandse Zaken en Buitenlandse Zaken. Sommige acties hadden een operationeel karakter, andere een beleidsmatige strekking. Enkele acties waren zeer concreet, andere waren complex van aard. In voorgaande kwartaalrapportages is een beeld gegeven van de startpositie van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan het begin van het project. Met inachtneming daarvan en van de grote druk van de omvangrijke achterstanden op de gehele keten, was het grote en gevarieerde aantal acties voor 1996 uit het Stappenplan een grote uitdaging met zeer aanzienlijke consequenties voor 1997 en volgende jaren.
1
TK 1995/1996, 19 637 en 24 440, nr. 145.
7K0288 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1997
De keuze voor een projectmatige aanpak bij de uitvoering van het Stappenplan is succesvol gebleken. In het kader van het Stappenplan is een groot aantal projecten tot een goed einde gebracht. Meer informatie hierover vindt u in de bijlage bij deze brief, waarin 38 projecten nader worden toegelicht. Bij de opzet van het project is – zoals dat toen min of meer te voorzien was – uitgegaan van een gunstig verloop van de instroom van het aantal nieuwe asielverzoeken dat wordt ingediend. Was het aantal asielverzoeken hoger uitgekomen, dan had dit binnen de gekozen projectmatige aanpak geleid tot de keuze voor andere modaliteiten. 1996 markeert een keerpunt. Door de zeer aanzienlijke vorderingen bij het inlopen van de achterstanden is de belasting uit het verleden weggevallen. Het project heeft voorts blijvend bijgedragen aan een betere
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 19 637, nr. 233
1
samenwerking en coördinatie binnen de keten. Ook in dit opzicht heeft dit tijdelijke project geresulteerd in blijvende resultaten. De voor het project bij het Ministerie van Justitie ingestelde Coördinatiegroep, met daarin vertegenwoordigers van zowel de uitvoeringsorganisaties als van directies van het kerndepartement, zal worden gecontinueerd onder leiding van de Directeur-Generaal Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken. De Coördinatiegroep zal bovendien worden uitgebreid met een vertegenwoordiger van de Directie Rechtsbijstand en Juridische Beroepen van het Ministerie van Justitie. Terwijl de uitvoering van het Stappenplan prioriteit had, zijn tegelijkertijd belangrijke stappen gezet bij de versterking van de leiding van de IND en het professionaliseren en structureren van de IND-organisatie. Ervaringen bij de uitvoering van het Stappenplan hebben geleid tot nieuwe acties voor de komende periode. Wij zijn er van overtuigd, dat de ervaringen met dit project ons in staat zullen stellen om een en ander voor het einde van deze kabinetsperiode te realiseren. Tevens zijn wij er van overtuigd dat de leiding en het personeel de vervolgacties met grote inzet ter hand zullen nemen en de nieuwe uitdagingen op eigen kracht tot een goed einde zullen brengen. Onvoorziene fluctuaties in de aantallen asielzoekers die in Nederland bescherming vragen is een gegeven waar de betrokken organisaties rekening mee moeten houden. Dit vraagt voorzieningen om een herhaling van de (capaciteits)problemen bij toelating en opvang uit het recente verleden te voorkomen. De investeringen die dergelijke voorzieningen vergen wegen naar verwachting ruimschoots op tegen de kosten van ad hoc-maatregelen en de met dergelijke maatregelen gepaard gaande onrust, vertraging en verlies aan kwaliteit. Zowel door de IND als het COA zijn verschillende modaliteiten ontwikkeld (inclusief een raming van de kosten), die parallel aan de te verwachten verkleining van de capaciteit geoperationaliseerd gaan worden. Bij de rechtbanken zal naar de huidige inzichten de capaciteit pas na 1998 teruggebracht kunnen worden. Alsdan zal ook daar een voorziening gecreëerd kunnen worden om fluctuaties in het aanbod op te vangen. Operationalisering bij de IND en het COA is afhankelijk van nadere besluitvorming in het Kabinet in het kader van de Kaderbrief/ Voorjaarsnota. Tegelijkertijd zal worden vastgesteld van welk structureel niveau met betrekking tot de instroom de komende jaren moet worden uitgegaan. Belangrijke aandachtspunten voor de komende periode zijn: 1) het inlopen van de achterstanden door de Vreemdelingenkamers bij de rechtbanken 2) het verder versnellen van de uitplaatsing van statushouders vanuit de centra van het COA naar reguliere huisvesting en 3) de terugkeer van afgewezen en uitgeprocedeerde vreemdelingen naar het land van herkomst. Door het Stappenplan heeft binnen het vreemdelingenbeleid de uitvoering van het asielbeleid de meeste aandacht gekregen. In de komende periode zal aan de andere beleidsterreinen (waaronder het reguliere toelatingsbeleid en naturalisatie) meer aandacht kunnen en moeten worden besteed. Voor de voortgang met betrekking tot de implementatie van de geïntegreerde aanpak van het terugkeerbeleid verwijzen wij hier naar hoofdstuk 4 van deze brief (Buitenlandse Zaken). Tijdens de behandeling
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 19 637, nr. 233
2
van het voorstel voor de Koppelingswet (Kamerstuk 24 233) heeft de Staatssecretaris van Justitie de Tweede Kamer een notitie toegezegd waarin een groot aantal aspecten van de terugkeerproblematiek nader zal worden uitgewerkt. Deze notitie zal in het voorjaar van 1997 naar de Kamer worden gezonden. Terugkeer zal tevens een belangrijk thema vormen tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie. Voorts zal naar verwachting in de loop van 1997 de mogelijkheid van remigratie en terugkeer van Bosniërs nadrukkelijk aan de orde komen. 2. Justitie
2.1 Inlopen achterstanden Immigratie- en Naturalisatiedienst De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) begon 1996 met grote achterstanden. Het inlopen van deze achterstanden is vooral van bijzonder groot belang voor de asiel zoekende vreemdeling zelf. Tevens is zij een basisvoorwaarde om te komen tot de noodzakelijk geachte vernieuwing en structurele verbetering van de organisatie. De achterstanden zijn grotendeels ingelopen en alle resterende dossiers zijn in behandeling. Tevens zijn – ondanks een lagere prioriteit – in 1996 ook de zaken afgehandeld van vreemdelingen die reeds zijn toegelaten maar doorprocederen voor een betere status (dit waren circa 6000 zaken). Daarnaast zijn sinds de uitspraak van de Rechtseenheidskamer op 7 november 1996 circa 2 500 Bosnische zaken afgedaan. Tenslotte is er ook nog een extra inspanning geleverd bij reguliere bezwaarzaken. Vergeleken met 1995 is de produktie bezwaar asiel in 1996 bijna driemaal zo hoog geweest. De totale voorraad asiel (eerste aanleg en bezwaar) is in één jaar tijd van 48 100 teruggebracht naar 12 700 zaken. Dit is een bijzondere prestatie van het IND-personeel. Zij hebben onder zware druk moeten werken, waarbij zowel aandacht is besteed aan de kwantiteit als aan de kwaliteit en tegelijkertijd een andere werkwijze moest worden gevolgd. Velen van hen hebben bovendien overgewerkt om de doelstellingen voor 1996 te kunnen realiseren. Dit alles heeft geleid tot het volgende resultaat: voorraden IND
01.01.1996
01.07.1996
01.10.1996
31.12.1996
planning
asiel eerste aanleg asiel bezwaar 1994 asiel bezwaar 1995/1996 asiel bezwaar totaal
11 200 30 700 6 200 36 900
7 800 19 950 9 500 29 450
5 900 11 700 7 600 19 300
3 300 4 500 4 900 9 400
1 500 0 3 600 3 600
Uit het bovenstaande overzicht volgt, dat er 7600 zaken minder konden worden afgedaan dan in de planning was opgenomen. In de derde kwartaalrapportage is al vermeld dat de planning, zoals weergegeven in de tweede kwartaalrapportage, niet volledig kon worden gerealiseerd. Eveneens is gesteld, dat de uiteindelijke realisatiecijfers voor 1996 zich pas aan het einde van het vierde kwartaal zouden aftekenen. Bij het opstellen van de planning moest er van worden uitgegaan dat alle zaken ook daadwerkelijk konden worden afgedaan. Dit is echter niet het geval gebleken. Deze laatste 7600 zaken zijn door de medewerkers van de IND volledig op orde gebracht, maar kunnen om verschillende redenen nog niet worden afgerond. Zo zijn er van deze groep op dit moment circa 1100 zaken die om beleidsmatige redenen niet kunnen worden afgedaan. Het gaat hier met name om zaken van asielzoekers afkomstig uit Soedan. Op 27 augustus 1996 heeft de rechter een aantal vragen gesteld, die met de op dat
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 19 637, nr. 233
3
moment beschikbare informatie niet kon worden beantwoord. Een nieuw ambtsbericht van Buitenlandse Zaken over de algemene situatie in Soedan is vrijwel gereed. De Staatssecretaris van Justitie zal op basis van dit nieuwe ambtsbericht haar standpunt kenbaar maken aan uw Kamer. Vervolgens kunnen deze zaken weer in behandeling worden genomen. Indien een voorlopige voorziening is gevraagd bij de rechter schort de IND de afdoening op teneinde dubbel werk te voorkomen. Op dit moment betreft dit circa 800 zaken. In de derde kwartaalrapportage is reeds gemeld, dat de Rechtseenheidskamer op 12 juli 1996 twee uitspraken heeft gedaan die er mede toe leiden dat in de bezwaarprocedures meer asielzoekers moeten worden gehoord. Het gaat hierbij om een toename van ca. 25% van het aantal in bezwaar te horen zaken. Dit is een extra belasting voor de IND èn de advocatuur. Circa 1350 zaken konden niet meer voor een zitting in 1996 worden geagendeerd en zullen in januari en februari van 1997 voor een ambtelijke hoorcommissie komen. Daarnaast is de IND afhankelijk van de expertise van een aantal externe adviseurs, zoals het ministerie van Buitenlandse Zaken met betrekking tot individuele ambtsberichten, de Geneeskundig Inspecteur en de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken. Deze instanties zijn in navolging van de IND – zij het in mindere mate – geconfronteerd met een stijgend aanbod. Waar mogelijk is bij deze instanties de capaciteit uitgebreid, maar de vereiste zorgvuldigheid vergt tijd. Het gaat hier om circa 2300 zaken. Deze zaken worden naar verwachting grotendeels in het eerste kwartaal van 1997 afgehandeld. In circa 800 zaken wacht de IND nog op nadere gronden van de vreemdeling of zijn advocaat. Tenslotte is er nog een categorie van circa 1250 zaken, die zich bij de IND in de afrondende fase bevinden.
2.2 Inlopen achterstanden bij de Vreemdelingenkamers van de rechtbanken Het inlopen van de achterstanden door de Vreemdelingenkamers bij de rechtbanken verloopt nog steeds voorspoedig. De planning zoals neergelegd in de tweede kwartaalrapportage is inmiddels bijgesteld op basis van de realisatie 1996. De instroom van nieuwe zaken in 1996 is iets hoger uitgevallen (2400 zaken) dan geprognosticeerd. Daar staat tegenover dat er 4600 meer zaken zijn afgedaan. Op basis van de te verwachten produktie bij de IND, is de prognose voor de instroom van nieuwe zaken in 1997 met 3500 zaken verhoogd. voorraden VK
1996
1997
1998
beginvoorraad instroom totaal uitstroom eindvoorraad
15 700 44 500 60 200 33 100 27 100
27 100 30 700 57 800 37 500 20 300
20 300 27 200 47 500 37 500 10 000
2.3 Gevolgen voor het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers De behoefte aan opvangplaatsen is direct gerelateerd aan het aantal vreemdelingen dat in Nederland asiel vraagt, de afhandeling door de IND en de Vreemdelingenkamers bij de rechtbanken, de uitplaatsing van statushouders naar gemeenten en de terugkeer na het land van herkomst van asielzoekers wier verzoek is afgewezen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 19 637, nr. 233
4
In een brief aan uw Kamer van 16 december 19961 is uitgebreid ingegaan op de bezetting van de opvangvoorzieningen, de kwaliteit van deze voorzieningen en de verhouding met het Stappenplan. De bezetting heeft zich in 1996 als volgt ontwikkeld: bezetting opvang
01.01.1996
01.07.1996
31.12.1996
centraal decentraal totaal
30 200 23 200 53 400
28 500 19 600 48 100
29 600 15 400 45 000
Het aantal personen in de centra van het COA is dus met 1100 personen gestegen. Daar moet bij worden aangetekend, dat het aantal personen met een status die nog in de centra verblijven tussen 1 juli 1996 en 31 december 1996 is gestegen met ca. 3000 personen tot in het totaal ca. 7000 personen. Voor de problematiek van de uitplaatsing verwijzen wij hier naar hoofdstuk 3 (Binnenlandse Zaken).
2.4 Duur van de procedures In de eerste kwartaalrapportage zijn de resultaten van de eerste studie van de normen voor de doorlooptijden gemeld. Deze normen gelden voor nieuwe zaken. Om deze normen te halen moet aan een aantal randvoorwaarden worden voldaan (zaken moeten bijvoorbeeld beleidsmatig beslisbaar zijn). Daar komt bij dat een asielzoeker een aantal fases in de procedure kan doorlopen, afhankelijk van de uitkomst van de beslissing. Een asielzoeker die in eerste aanleg wordt toegelaten als vluchteling, zal niet de vervolgfases van bezwaar en beroep hoeven te doorlopen. De doorlooptijd van deze asielzoekers zal aanmerkelijk korter zijn dan die van een asielzoeker die in bezwaar en in beroep gaat. Het aandeel asielzoekers dat de gehele procedure tot en met de beroepsprocedure doorloopt is ca 16%. (zie tabel hieronder). doorstroompercentages
percentage vanuit vorige fase
percentage van oorspronkelijke groep
Aanmeldcentra 1e aanleg* bezwaar** beroep
100% 88% 60% 30%
100% 88% 53% 16%
* De vermindering van 12% betreft asielzoekers die in het AC een beslissing krijgen en asielzoekers die via andere Schengen-landen worden afgedaan. ** In de bezwaarfase zitten tevens asielzoekers die een status hebben (bijv. VtV), maar doorprocederen voor een A-status.
De gemiddelde doorlooptijd van de asielzoekers die zich in 1996 bij een AC hebben aangemeld (cohort 96), inclusief de Schengenzaken en de beroepsfase, is 6,8 maanden. Iets korter dan de eerdergenoemde doelstelling van 7 maanden. Deze 6,8 maanden zijn tevens inclusief de bedenktijd-termijnen van vier weken tussen de verschillende vervolgprocedures.
1
TK 1996/1997, 19 637, nr. 229.
Bij deze cijfers is nog wel het volgende relevant. De IND houdt de nieuwe instroom bij. Voor de Vreemdelingenkamers bij de rechtbanken ligt de eerste prioriteit bij de oudste zaken, die zoveel mogelijk in 1997 worden afgedaan. De achterstanden zullen door de Vreemdelingenkamers eind 1998 zijn ingelopen; dan kunnen ook daar normale doorlooptijden worden gerealiseerd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 19 637, nr. 233
5
2.5 Evaluatie De IND heeft in het kader van het Stappenplan twaalf acties uitgevoerd, waarvan er vijf een vervolg zullen krijgen in het kader van de herstructurering die voor 1997 is geprogrammeerd. Het COA heeft de drie oorspronkelijke acties uit het Stappenplan volbracht. De dagstructurering blijft een aandachtspunt voor 1997 met het oog op de kwaliteit van de opvang. Inmiddels is in de loop van het jaar een vierde actie toegevoegd in het kader van het terugkeerbeleid. Het COA zal in 1997 gaan meewerken aan het tijdig informeren van asielzoekers over de beschikbare terugkeerfaciliteiten. Bij de Directie Rechtspleging verloopt de uitvoering volgens de aan de Kamer gepresenteerde planning. De voortgang bij de rechtbanken blijft een aandachtspunt voor 1997 en 1998. De Directie Financieel-Economische Zaken heeft 5 acties uitgevoerd. Met betrekking tot de buffer verwijzen wij naar hetgeen daarover hierboven is gezegd. Voor wat betreft de automatseringsprojecten ligt de regie bij het kerndepartement. De coördinatie met betrekking tot de uitvoering en afstemming van projecten is bij de IND neergelegd. De Directie Vreemdelingenbeleid heeft zeven acties uitgevoerd, waarvan er twee in 1997 een vervolg krijgen in de vorm van een terugkeernotitie en het tweede beleidsdocument. Het Nieuwe Toelatings- en Opvangmodel (NTOM), dat per 1 januari 1992 is ingevoerd, geeft de destijds wenselijke relatie aan tussen de toelatingsprocedure en de opvangmodaliteiten. Het Stappenplan beoogde onder andere om het NTOM voor september 1996 aan te passen aan de huidige situatie. Aangezien de werkwijze binnen de IND in 1997 nog sterk zal wijzigen, door de beoogde gefaseerde invoering van het overlegmodel en dossierverantwoordelijkheid, is er voor gekozen om de aanpassing van het NTOM op te schorten tot eind 1997. Wijziging zal in overleg met alle betrokken departementen plaatsvinden. Een tussentijdse (tijdelijke) aanpassing lijkt ons niet zinvol. De Directie Wetgeving coördineert in het kader van het Stappenplan vijf wetgevingstrajecten, waarvan er een (mensensmokkel) inmiddels is afgerond. Voorlichting heeft tenslotte vier acties uitgevoerd. In december 1996 is gestart met de evaluatie van de voorlichtingscampagne. Voortzetting in 1997 is afhankelijk van de resultaten van deze evaluatie. In de bijlage van Justitie bij deze brief passeren alle acties uit het Stappenplan nog eenmaal de revue met daarbij een korte toelichting over de stand van zaken. 3. Binnenlandse Zaken
3.1 Inleiding Doel van het onderdeel uitplaatsingsbeleid van het Stappenplan uitvoering asielbeleid van november 1995 was het terugbrengen van de uitplaatsingstermijnen. Om deze doelstelling te bereiken werd een aantal acties geformuleerd om de destijds bekende knelpunten op te lossen. Deze acties werden uitgevoerd en het uitplaatsingsproces werd nauwkeurig geanalyseerd en gemonitored. Op basis van deze kennis werden nieuwe maatregelen geformuleerd en tot uitvoer gebracht. Hierover is in de voorgaande kwartaalrapportages gerapporteerd. In deze rapportage zullen de resultaten worden afgezet tegen de doelstellingen, zal een analyse worden gegeven van de huidige situatie en zullen nieuwe acties in beeld worden gebracht.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 19 637, nr. 233
6
3.2 Resultaten en analyse van de huidige situatie De uitvoering van de acties, zoals geformuleerd in het Stappenplan, en de daarna nieuw in gang gezette maatregelen hebben nog niet geleid tot het ambitieniveau van 3 maanden. De uitplaatsingstermijnen bevonden zich de afgelopen maanden op ca. 6 maanden voor A/VTVers en 4 à 4,5 maanden voor VVTV’ers. De meest recente cijfers over de maand december geven echter een gunstiger beeld te zien met een gemiddelde uitplaatsingstermijn van 4,5 maand voor zowel A/VTV’ers en VVTV’ers. De komende tijd zal moeten blijken of dit een structurele trend betreft. De afgelopen maanden heeft de samenloop van een hoge produktie aan statussen en een relatief lage huisvestingstaakstelling (8000 te huisvesten personen in de tweede helft van 1996) geleid tot een (tijdelijke) toename van statushouders in de centrale opvang. Omdat voor dit toegenomen aantal statushouders niet direct huisvesting beschikbaar is, nemen de wachttijden toe en liggen de uitplaatsingstermijnen de laatste maanden nog op een te hoog niveau. Nagenoeg elke door gemeenten aangeboden woonruimte wordt nog dezelfde dag gekoppeld aan één of meer statushouders. Met de uitstroom van de grote hoeveelheid statushouders naar gemeenten is volgens de taakstellingssytematiek, zoals die is neergelegd in de Huisvestingswet en de Zorgwet, rekening gehouden in de huisvestingstaakstellingen voor de eerste helft van 1997 (10 100 te huisvesten statushouders). Verwacht mag worden dat deze groep in de eerste maanden van 1997 gehuisvest wordt. De systematiek van de halfjaarlijkse taakstellingen heeft tot gevolg dat minder flexibel ingespeeld kan worden op de wisselende aantallen statusverleningen. Gemeenten dienden aan het eind van 1996 75 400 huisvestingsplaatsen te hebben gerealiseerd. Dit zijn de gecumuleerde taakstellingen vanaf 1993 tot en met 1996. Op dit moment (peildatum 1 januari 1997) zijn hiervan 73 760 huisvestingsplaatsen gerealiseerd. Dit komt neer op 98%. Rekening houdend met een normale werkvoorraad verblijven er ca 2000 à 2500 statushouders teveel in de centrale en decentrale opvang. Overigens verdienen de achterlopende gemeenten aandacht. Hun achterstand op de taakstelling wordt nu nog gecompenseerd door de grote inzet van gemeenten die meer statushouders huisvesten dan waartoe zij volgens de taakstellingen gehouden zijn. Bij het handhaven van het gelijke monniken, «gelijke kappen-principe» is de toezichthoudende rol van de provincies van groot belang. Dit is sinds 1 april 1995 een nieuwe taak voor de provincies, die in de loop van 1996 steeds meer vorm heeft gekregen. Het benaderen van achterlopende gemeenten is echter een zaak van lange adem, omdat het een groot aantal kleine(re) gemeenten betreft met een beperkt aantal te huisvesten statushouders. Op onderdelen van het uitplaatsingsproces wordt het gestelde ambitieniveau gehaald. Dit geldt voor de uitreikingsfase (slaan beschikking-uitreiking beschikking) waarbij een steekproef over de periode januari-oktober 1996, waarin 70% van alle beschikkingen is meegenomen, uitwijst dat beschikkingen gemiddeld in 10 werkdagen worden uitgereikt. Hiermee wordt voldaan aan het ambitieniveau van 2 weken. Voor de bemiddelingsfase en de verhuisfase worden de ambitieniveaus, die samen op 2,5 maanden waren gesteld, nog niet gehaald.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 19 637, nr. 233
7
Bij het nog niet realiseren van de beoogde uitplaatsingstermijn dient overigens bedacht te worden dat de uitplaatsingstermijnen, zoals die nu berekend worden een vertekend beeld kunnen geven. Factoren, die buiten het uitplaatsingsproces liggen, stuwen de uitplaatsingstermijnen omhoog. Uit de factoranalyse is inmiddels gebleken dat dit in de bemiddelingsfase bijvoorbeeld geldt voor plaatsingseenheden (gezinnen en andere samenlevingsvormen), waarvan één of meer leden een status heeft gekregen en andere(n) nog niet. Deze eenheden kunnen nog niet worden bemiddeld en gehuisvest, maar tellen wel mee in de termijnen. De verhuisfase wordt beïnvloed door woningweigeringen. De woningweigeringen worden vrijwel altijd ongegrond verklaard, maar de tijd van de procedure telt wel mee in de uitplaatsingstermijnen. Tevens is gebleken dat de huisvestingscriteria waarmee het COA rekening moet houden bij het uitplaatsen (familie, werk en studie) leiden tot een vertraging. Samenvattend kan geconcludeerd worden dat het uitplaatsingsproces gecompliceerd is en niet volledig stuurbaar. Het afgelopen jaar zijn met name de administratieve processen in de eerste fase van het uitplaatsingsproces gestroomlijnd. De meest kritieke fase bij de uitplaatsing is het op elkaar afstemmen van het telkens wisselende aanbod van statushouders en het wisselend aanbod van door gemeenten aangeboden woonruimte. Deze markt van vraag en aanbod laat zich niet naadloos regisseren. Naast kwalitatieve afstemming (het vinden van passende woonruimte voor de gezinsamenstelling van een bepaalde plaatsingseenheid) blijkt ook de kwantitatieve afstemming soms minder eenvoudig. Het aantal statusverleningen vertoont in de praktijk fluctuaties, die door de taakstellingssystematiek niet kan worden vertaald in onmiddellijke uitplaatsing naar gemeenten. In dat verband zij er op gewezen dat de taakstelling voor de tweede helft van 1996 gebaseerd is op een prognose die als gevolg van de wettelijke systematiek vóór 1 april 1996 gepubliceerd is. Om het ambitieniveau van 3 maanden voor het gehele uitplaatsingsproces dichterbij te brengen worden momenteel de volgende acties uitgevoerd.
3.3 Nieuwe acties Uitreiking beschikkingen Op dit moment zijn de resultaten in de uitreikingsfase conform het gestelde ambitieniveau van 2 weken. Niettemin wordt er naar gestreefd deze termijn waar mogelijk te bekorten. In dat kader wordt momenteel naar aanleiding van een uitspraak van de Rechtseenheidkamer op 24 oktober 1996 onderzocht of de beschikking direct kan worden verzonden naar de gemachtigde van de asielzoeker. Monitor uitreiking De monitor op de duur van de uitreikingsfase (slaan beschikkinguitreiken beschikking) zal een structureel karakter krijgen, waarbij elk kwartaal de monitor zal worden uitgevoerd, zodat er zonodig tijdig bijsturing kan plaatsvinden. Uitplaatsing vanuit OC’s Tot voor kort was het in het kader van het NTOM (Nieuw Toelatings- en Opvangmodel) niet mogelijk om van personen die in het OC een status
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 19 637, nr. 233
8
ontvingen bemiddelingsinformatie te verzamelen en tot uitplaatsing over te gaan. Omdat in de loop van het jaar er steeds meer statussen werden verleend in OC’s had dit een negatieve invloed op de uitplaatsingstermijnen. Inmiddels heeft het COA maatregelen getroffen waardoor het nu ook mogelijk is om statushouders vanuit OC’s uit te plaatsen. Dit moet op korte termijn zichtbaar worden in de uitplaatsingstermijnen. Aansturing opvangcentra Daarnaast is het COA een intensieve voorlichtingsactie gestart richting de centra, waarvoor een project-medewerker is aangesteld. Met deze voorlichtingsactie worden de medewerkers in de centra op de hoogte gesteld van procedures, wordt het belang van snelle uitplaatsing en de daarvoor noodzakelijke acties en voortgangscontrole beklemtoond en worden eventuele knelpunten gesignaleerd. Door het strakker hanteren van de procedures zal een tijdwinst van 3 à 4 weken ten opzichte van de huidige situatie geboekt kunnen worden. Intensivering benadering achterlopende gemeenten Omdat op dit moment de bottleneck in de beschikbare woonruimte zit, benadert het COA binnen de door de provincies bepaalde kaders nog nadrukkelijker dan voorheen de gemeenten met de vraag woonruimte te leveren. Daarbij wordt nauwlettend in het oog gehouden of de gemaakte afspraken door alle partijen worden nagekomen. Factoranalyse De factoranalyse heeft inmiddels enkele voorlopige uitkomsten opgeleverd. Hierdoor is al meer inzicht verkregen in de invloed van verschillende factoren op de uitplaatsingstermijnen. Deze factoranalyse wordt verder uitgebouwd, zodat kennis van deze factoren en hun relatieve gewicht gebruikt kan worden om gericht maatregelen te nemen ter verkorting van de termijnen en ter beoordeling van de cijfers. Terugbrengen aantal niet bemiddelbare statushouders Plaatsingseenheden die zijn samengesteld uit één of meer statushouders en asielzoekers kunnen niet uitgeplaatst worden, zolang de asielzoeker geen status heeft, en zijn daarom in feite nog niet bemiddelbaar. Dit drukt de uitplaatsingstermijnen omhoog. Momenteel wordt in samenspraak door het COA en de IND nagegaan op welke wijze dit probleem aangepakt kan worden (bijvoorbeeld door versnelde behandeling van verzoeken van de betrokken asielzoekers). 4. Buitenlandse Zaken
4.1 Terugkeerbeleid Zoals aangekondigd is op het departement per 1 november 1996 een speciale projectcoördinator aangesteld voor een periode van drie jaar. Diens taak is gericht op stimulering van vrijwillige terugkeer door middel van specifieke bijdragen van ontwikkelingssamenwerking, een en ander in het kader van de uitwerking van de geïntegreerde (Justitie/BZ/OS) aanpak van het terugkeerbeleid zoals neergelegd in de brief van 23 februari 19961 aan Uw Kamer en de notitie Migratie en Ontwikkeling die U 14 november 19962 is toegegaan. 1 2
TK 1995/1996, 19 637, nr. 174. TK 1996/1997, 25 108, nr. 1.
Op basis van een door de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking geaccordeerd werkplan is in januari 1997 een interdepartementale
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 19 637, nr. 233
9
werkgroep gestart van BZ/OS en Justitie met als taak de operationele planning, via pilotprojecten, voor de vrijwillige terugkeer van afgewezen asielzoekers naar Ethiopië, Eritrea en Angola, in 1997. De operationele planning betreft een zorgvuldige voorbereiding op de terugkeer, de terugkeer zelf alsmede de hervestiging en reïntegratie.
4.2 Ambtsberichten Naar aanleiding van eerdere toezeggingen aan uw Kamer is in het afgelopen jaar gaandeweg gekomen tot een vaste indeling van algemene ambtsberichten die niet een specifiek thema (b.v. de positie van een bepaalde bevolkingsgroep) maar de situatie in het land van herkomst in brede zin evalueren. Het belang van een vaste indeling is toegenomen doordat dergelijke berichten behalve voor het beleid met betrekking tot statusverlening, tevens en in toenemende mate dienen ter beantwoording van de vraag in hoeverre terugzending van afgewezen asielzoekers verantwoord is te achten. De grote gevoeligheid van dit laatste onderwerp betekent dat de betreffende ambtsberichten optimaal toetsbaar dienen te zijn. Een vaste indeling helpt zichtbaar te maken dat zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden en dat alle relevante aspecten zijn bezien. Zoals toegezegd bij de derde kwartaalrapportage volgt hierbij een samenvatting van de vorderingen op dit terrein. Om te beginnen is een gedetailleerde checklist ontwikkeld die de onderwerpen aangeeft welke onderzocht dienen te worden bij het voorbereiden van het ambtsbericht. Deze checklist is vervolgens toegepast op het lopende programma van opstellen algemene ambtsberichten in 1996. Zodoende is een reeks algemene ambtsberichten met behulp van de checklist voorbereid. Hiervan is de helft dit jaar, merendeels na de zomer, uitgebracht; de rest zal verschijnen in de loop van het komende halfjaar. De indeling van deze reeks berichten is overigens nog niet geheel uniform. Of en in welke mate van detail op elk item van de checklist is ingegaan in het ambtsbericht is afhankelijk van de door Justitie gestelde vragen en van de concrete situatie in het land in kwestie. Vervolgens is naar aanleiding van de discussie over Iran, afgelopen zomer, het onderwerp inrichting van ambtsberichten geagendeerd voor overleg met Amnesty en Vluchtelingenwerk. Op 18 oktober werd op uitnodiging van derde ondergetekende door hem en de staatssecretaris van Justitie een gesprek gevoerd met de leiding van beide organisaties. Het gesprek vond plaats in een positieve sfeer. Over doel en functie van de algemene ambtsberichten bleek een grote mate van overeenstemming te bestaan, zodat de discussie zich voornamelijk heeft geconcentreerd op de gewenste inrichting van algemene ambtsberichten. Afgesproken werd dat een nader overleg op technisch niveau zou worden gevoerd over een lijst van onderwerpen die in algemene ambtsberichten aan de orde zouden moeten komen. Dit overleg heeft recent plaats gevonden en heeft geresulteerd in een over en weer adequaat geachte lijst, waarbij in grote lijnen de volgende onderwerpen aan de orde komen: •
Algemene situatie
In deze rubriek komen zaken aan de orde zoals recente politieke ontwikkelingen, kenmerken van het huidige bewind (denk aan positie van de rechterlijke macht, systeem van verkiezingen, optreden van politie e.a., maar ook aan de mate waarin het bewind feitelijk gezag uitoefent resp. de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 19 637, nr. 233
10
vraag of delen van het land in handen van opposanten zijn en zo ja, wat de implicaties daarvan zijn op terreinen zoals de rechtshandhaving), veiligheidssituatie, eventuele problemen m.b.t. bestaansvoorwaarden op sociaal-economisch terrein, in- en uitreismogelijkheden en -procedures. •
Mensenrechtensituatie
Deze rubriek is gericht op de vraag in hoeverre er aanwijzingen zijn van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag en op de vraag in hoeverre er in juridische zin beletselen zouden zijn voor verwijdering van niet toegelaten vreemdelingen. Naast relevante (inter)nationale verplichtingen die het land in kwestie heeft aangegaan komt uiteraard de naleving aan de orde waarbij enerzijds schending van mensenrechten, anderzijds positieve ontwikkelingen van belang zijn. •
Vervolging
In deze rubriek wordt ingegaan op vervolgende instanties en wordt de mogelijkheid van een zgn. binnenlands vluchtalternatief bezien. •
Terugkeer
Hier wordt bezien wat de behandeling van niet toegelaten vreemdelingen bij terugkeer is, waarbij onder andere het hebben ingediend van een asielverzoek een rol kan spelen. Voorts wordt ingegaan op het uitzettingsbeleid van andere westerse landen en de opvatting van de UNHCR terzake. Meer specifiek wordt indien van toepassing ingegaan op opvang- en reïntegratiemogelijkheden voor alleenstaande minderjarige asielzoekers. Ook eventuele terugzending naar een derde land wordt indien van toepassing hier behandeld. Gezien dit positieve resultaat zal nu worden overgestapt naar het redigeren van algemene ambtsberichten – nogmaals, daargelaten diegene die over bepaalde specifieke onderwerpen gaan – volgens een geüniformeerde hoofdstuk- en paragraafindeling, uitgaande van deze lijst van onderwerpen. Dat wil zeggen dat deze werkwijze wordt ingevoerd beginnend met de berichten waarvan de voorbereiding in januari 1997 wordt gestart. Vanzelfsprekend is de indeling hiermee niet in beton gegoten; het blijft een hulpmiddel dat als zodanig naar behoefte, op grond van ervaring en nadere inzichten, kan worden aangepast. Tevens is in het overleg op 18 oktober afgesproken dat in kader van het bestaande overleg beide organisaties waar nodige punten van zorg over specifieke landen van herkomst van asielzoekers kunnen inbrengen. Hierover zijn praktische afspraken gemaakt. 5. Tenslotte Deze vierde kwartaalrapportage over de uitvoering van het Stappenplan is tevens de eindrapportage. Het project is succesvol afgerond. Uit het voorgaande blijkt echter dat er ook de komende periode nog veel staat te gebeuren. Om uw Kamer hierover systematisch te kunnen informeren, stellen wij voor om door te gaan met schriftelijke rapportages. Wij kiezen voor twee rapportages per jaar in april en oktober,
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 19 637, nr. 233
11
waarbij de laatste kan worden gecombineerd met de jaarlijkse rapportage Vluchtelingenbeleid. De Staatssecretaris van Justitie, E. M. A. Schmitz De Minister van Binnenlandse Zaken, H. F. Dijkstal De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, M. Patijn
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 19 637, nr. 233
12
BIJLAGE
JUSTITIE Nr.
Actie
Immigratie- en Naturalisatiedienst 01 Kwaliteitsproject en internal audit. Ook in de toekomst zullen elk jaar internal audits worden uitgevoerd.
02
Intensivering preventief toezicht.
Toelichting
Er zijn audits uitgevoerd op o.a. financieel beheer en de kwaliteit van beschikkingen. Voorts is de startpositie van de IND doorgelicht. Het ingestelde Kwaliteitsbureau krijgt een permanent karakter. Het aantal preboarding checks en gatechecks is uitgebreid.
Afgerond. 03
OC-experimenten. Experimenten zijn uitgevoerd en geëvalueerd.
04
05
Procesvertegenwoordiging.
Gestreefd wordt naar een gefaseerde invoering startend in de tweede helft van 1997. Op dit moment wordt gewerkt aan de vervulling van de randvoorwaarden.
Afgerond.
Er is gekozen voor centrale positionering van de Unit Procesvertegenwoordiging binnen de IND.
Opleidingen.
Structureel aandachtspunt.
Het programma is afgerond. 06
Integrale taakstelling. Vooruitlopend op structurele veranderingen is in het kader van het inlopen van de achterstanden de integrale taakstelling reeds deels losgelaten.
07
Beperken aantal actoren. Besluitvorming afgerond.
08
Tijdelijke krachten. Beperking gerealiseerd.
09
Postbehandeling en dossierbeheer.
Integrale taakstelling betekent, dat medewerkers breed inzetbaar zijn. Specialisatie wordt tegengegaan. De integrale taakstelling zal bij de structurele veranderingen binnen de IND opnieuw aan de orde komen. In de eerste kwartaalrapportage is aangegeven, dat de scheiding tussen horen en beslissen wordt gehandhaafd. Op basis van de formatie voor 1996 is het percentage vaste krachten op 80% gebracht. Nieuwe normen en werkwijze zijn vastgesteld.
Veranderingen zijn doorgevoerd. 10
Terugkeer.
Bijzonder aandachtspunt voor 1997.
Ter Apel is operationeel. 11
Werkinstructies.
Verbeteringen zijn in de loop van 1996 doorgevoerd.
Afgerond. 12
Aansturing districten. De leiding van de IND is versterkt.
Centraal Orgaan opvang Asielzoekers 13 Aanbod activiteiten. Project is gestart. 14
Aanvullende opvang.
Verdere uitwerking wordt bezien in samenhang met de internal audits en de structurele veranderingen binnen de IND.
Bijzonder aandachtspunt voor 1997 mede met het oog op de kwaliteit van de opvangvoorzieningen. Sinds begin 1996 vinden ook in de aanvullende opvang audits plaats.
Audits gestart.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 19 637, nr. 233
13
Nr.
Actie
Toelichting
15
Toezichthouders.
Toezichthoudende instanties (zoals bijvoorbeeld voor de volksgezondheid en de arbeidsinspectie) worden standaard geïnformeerd door het COA; het COA informeert de Staatssecretaris van Justitie over mogelijke aanbevelingen van toezichthouders.
Aanbevelingen doorgevoerd.
16
Terugkeer. Nieuwe actie voor het COA.
Asielzoekers zullen in een vroeg stadium worden geïnformeerd over de faciliteiten ten behoeve van terugkeer. Bijzonder aandachtspunt voor 1997.
Dienst Rechtspleging 17 Inlopen achterstanden.
Bijzonder aandachtspunt voor 1997 en 1998.
Verloopt volgens planning. Directie Financieel-Economische Zaken 18 Normen en doorlooptijden. Onderzoeken zijn uitgevoerd.
Naarmate de organisaties zich ontwikkelen zijn ook de normen en doorlooptijden aan verandering onderhevig. Structureel aandachtspunt.
19
20
Management-informatie. Nieuw model ingevoerd.
Het management in de gehele keten baseert zich op één informatiemodel. Dit model voldoet.
Buffercapaciteit.
Zie begeleidende brief: § 1.
In ontwikkeling. 21
Cliëntdefinities.
Nieuw woordenboek en werkdocument zijn gereed.
Afgerond. 22
Informatiesystemen. Coördinatiepunt ingesteld.
Directie Vreemdelingenbeleid 23 Beleidsdocument.
De uitvoering in de vreemdelingenketen is sterk afhankelijk van informatiesystemen. Operationele afstemming tussen de verschillende partners is georganiseerd en functioneert.
Het vervolg wordt in de zomer van 1997 aangeboden aan de Kamer.
Het document asiel in Nederland, werken aan een evenwichtig beleid is besproken met de Tweede Kamer. (TK 1995/1996, 19 637, nr. 188) 24
Terugkeer. Krijgt vervolg in 1997.
25
Rechtsbijstand. Gedeeltelijk afgerond.
26
Actualisering NTOM. Aangehouden.
Vooruitlopend op het tweede beleidsdocument zal in het voorjaar 1997 een notitie over de terugkeer worden aangeboden aan de Kamer. De reorganisatie van de rechtsbijstandvoorziening in asielzaken is afgerond. Drie stichtingen (Amsterdam, Arnhem en Den Bosch) zijn belast met het organiseren van de rechtsbijstand aan asielzoekers. De commissie herijking vergoedingen rechtsbijstand verwacht haar eindrapport in mei 1997 gereed te hebben. Het aanpassen van het NTOM volgt op de verandering van de werkwijze binnen de IND in 1997. Zie begeleidende brief: § 2.5.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 19 637, nr. 233
14
Nr.
Actie
Toelichting
27
Kwaliteitsnormen immateriële opvang.
De kwaliteitsnormen zijn opgenomen in de Kaderbrief, die jaarlijks door het COA naar de directeuren van de centra wordt gestuurd.
Afgerond.
28
Uniforme gebiedsindeling.
Er zijn logistieke afspraken gemaakt.
Afgerond. 29
Tolken. Afgerond.
Directie Wetgeving 30 Hoger beroep. In behandeling. 31
Koppelingswet. In behandeling.
32
Mensensmokkel. Afgerond.
33
Reparatiewetgeving. In behandeling
34
MVV-vereiste. In behandeling.
Directie Voorlichting 35 Spot voor radio/televisie.
De aansturing van de tolkencentra is door Justitie overgenomen van VWS. Vanaf eind september 1996 toetsen de tolkencentra de tolken, die voorkomen op de IND-tolkenlijst, op hun taal- en tolkvaardigheid.
De Staatssecretaris van Justitie zal in januari 1997 het wetsvoorstel aanbieden aan de Ministerraad. Medio januari 1997 zal de Eerste Kamer het voorlopig verslag over dit wetsvoorstel uitbrengen. De streefdatum voor inwerkingtreding is 1 juli 1997. Dit wetsvoorstel is op 7 oktober 1996 wet geworden (Stb. 1996, 505) en op 15 november 1996 in werking getreden. Het wetsvoorstel is op 18 december 1996 bij de Tweede Kamer ingediend. De streefdatum voor inwerkingtreding is 1 juli 1997. Het verslag over dit wetsvoorstel is op 10 december 1996 uitgebracht. De streefdatum voor inwerkingtreding is 1 juli 1997.
De campagne is op 20 mei 1996 van start gegaan.
Realisatie afgerond. 36
Brochure.
De campagne is op 20 mei 1996 van start gegaan.
Realisatie afgerond. 37
Lespakket.
Het lespakket is in november 1996 bij het voortgezet onderwijs geïntroduceerd.
Realisatie afgerond. 38
Conferentie IND/COA. Afgerond.
De conferentie heeft 30 november 1995 plaatsgevonden. Doel was om de leidinggevenden binnen IND en COA nader met elkaar in contact te brengen; de conferentie is hierin geslaagd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 19 637, nr. 233
15
BIJLAGE
BINNENLANDSE ZAKEN Ministerie van Binnenlandse Zaken/acties uit stappenplan Nr.
Actie
Toelichting
a1
uitreikingstermijn ingrijpend verkorten
Voor de uitreikingstermijn van de beschikkingen (slaan-uitreiken) is een ambitieniveau van 2 weken geformuleerd. Dit ambitieniveau is gerealiseerd.
Afgerond
a2
optimale uitreikingstermijn bekend doorlopend proces
b1
uitbreiding contingentsgewijze uitplaatsing
op dit moment wordt onderzocht of de beschikking rechtstreeks van IND aan betreffende persoon verzonden kan worden. de uitbreiding heeft vorm gekregen in de zg. uitplaatsingsmix (vanaf april 1996)
afgerond b2 +3
onderzoek en duidelijkheid vervroeging start bemiddeling
uitkomst van het onderzoek is dat de bemiddeling start na uitreiking van de beschikking (maart 1996)
afgerond c1
mogelijkheden uitbreiding kring van toegestane vertalers
voor personen die een beroep doen op de RVA, ROA of Zorgwet worden de tolkencentra ingeschakeld (maart 1996)
afgerond c2
handleiding GBA
in maart 1996 verspreid
afgerond
Ministerie van Binnenlandse Zaken/aanvullende acties Nr.
Actie
Toelichting
1
doorstroomanalyse van de bemiddelingstermijnen
uitgevoerd in april. Heeft vervolg, uitbreiding en verdieping gekregen in de factoranalyse
afgerond 2
factoranalyse tussenrapport gereed
3
automatisering van het uitplaatsingssysteem
Betreft onderzoek naar de factoren en de mate waarin zij het bemiddelingsproces beïnvloeden. Afronding volgt februari/ maart 1997 afgerond in april 1996
afgerond 4
monitoring uitplaatsingsproces doorlopend proces
5
uitvoeringsconvenanten IND-korpschefs afgerond
6
uitplaatsing vanuit OC’s mogelijk maken
hierin worden afspraken over het uitreiken van beschikkingen opgenomen. IND zal bij de opzet van de convenanten voor 1997 en 1998 norm over uitreiking beschikking inbrengen. hiervoor is het NTOM aangepast (november 1996)
afgerond
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 19 637, nr. 233
16
Nr.
Actie
Toelichting
7
aansturing opvangcentra/intensieve voorlichtingsactie m.b.t. uitplaatsing afgerond
Betreft m.n. verzamelen bemiddelingsinformatie en voortgangsbewaking verhuisfase. Plaatsgevonden in najaar 1996. In zekere zin continu proces.
intensivering benadering achterlopende gemeenten
intensief gestart in aantal provincies in juli 1996; wordt nu uitgebreid
8
doorlopend proces 9
terugbrengen aantal niet bemiddelbare statushouders
hierover vindt momenteel overleg plaats tussen IND en COA
loopt nog
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 19 637, nr. 233
17