Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1991-1992
22 300
Nota over de toestand van 's Rijks Financiën
Nr. 6
BRIEF VAN DE LEDEN BROUWER EN WILLEMS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-Gravenhage, 7 oktober 1991 Hierbij zenden wij U een voorstel van de Groen Links-fractie, dat betrekking heeft op ecologisering van de belastingheffing in Nederland. Het voorstel is een omvangrijke aanvulling op de beleids voornemens van de regering, zoals neergelegd in de Miljoenennota 1992. De Groen Links-fractie zal dit voorstel inbrengen bij de Algemene Politieke en Financiële Beschouwingen. Wij zouden het op prijs stellen, indien U dit voorstel aan de collega's ter hand wilt stellen. I. Brouwer W. Willems
114800F ISSN0921 7371 Sdu Uitgeverii Plantiinstraat
•sGravenhageiasi
-_
.-
*nf**
* ^~ ^
nn
««
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300, nr. 6
Inleiding Op 4 oktober is de tweede «Nationale Milieuverkenning» van het Rijks– instituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM) verschenen. Het rapport maakt duidelijk dat het milieu in Nederland in een hoog tempo verslechtert. Ondanks allerlei maatregelen en aandacht van politiek en publiek, is het perspectief uiters somber. Voor Groen Links is dit een extra reden de discussie over een groene belastingheffing een nieuwe impuls te geven. De politiek zal haast moeten maken met een forse lastenverschuiving van arbeid naar kapitaal en milieuverontreiniging. Burgers en bedrijven zullen werkelijk gestimu– leerd moeten worden de milieuvervuiling te verminderen. Door het breed invoeren van een Groentax wordt milieuvriendelijk gedrag bevorderd. Niet alleen het milieu is gebaat bij een lastenverschuiving. Ook de ontwikkeling van de werkgelegenheid zal een forse impuls krijgen, indien de gelden - die via de Groentax in de schatkist komen - worden gebruikt voor lastenverlaging ten gunste van de factor arbeid. De structurele werkloosheid en de vele doelgroepen die zich voor de poorten van de arbeidsmarkt verdringen zijn onvoldoende gebaat bij sociale vernieuwing, meer scholing en een doeltreffender begeleiding en bemiddeling. Het blijft noodzakelijk dat er meer banen bijkomen, zeker nu in de komende jaren het aanbod op de arbeidsmarkt verder zal toenemen door herintre– dende vrouwen, gedeeltelijk arbeidsongeschikten en migranten. Extra verontrustend is het dan ook, dat in 1992 voor het eerst sinds jaren de werkgelegenheid daalt, ondanks het kabinetsbeleid. De discussie over groene belastingheffing komt langzamerhand van de grond. De Sociaal Economische Raad heeft recentelijk een rapport uitge– bracht over economie en milieu, waarin onder andere gepleit wordt voor meer milieuheffingen. Op dit moment is de Stuurgroep Wolfson bezig met een advies over energieheffingen. Toch worden ook kansen gemist. Het rapport van de Commissie Stevens (augustus 1991} over de herziening en vereenvoudiging van het belastingstelsel rept met geen woord over lastenverschuiving van arbeid naar kapitaal en milieuver– vuiling. Een gemiste kans om het debat over de groene belastingheffing van nieuwe impulsen te voorzien. In deze notitie wordt een drastische verhoging van de prijs van aardgas en elektriciteit voorgesteld. De daarmee gemoeide inkomsten voor de overheid worden gebruikt voor lastenverlichting aan burgers en bedrijven en verdere stimulering van energiebesparing. Deze notitie loopt vooruit op komende publikaties van Groen Links over milieu, werkgelegenheid en inkomen en bevat een eerste stap op weg naar een radicale herziening van belasting en sociale zekerheid in Nederland. Het behoud van het milieu, duurzame ontwikkeling en nieuwe werkgelegenheid gaan daarbij hand in hand. Het voorstel, dat in deze notitie wordt beschreven, kan op korte termijn worden ingevoerd. Groen Links wil op deze manier een bijdrage te geven aan het publieke debat over milieu en werkgelegenheid. 1. Groene belastingherziening Een aanzienlijk deel van de inkomsten van de overheid komen uit belasting op arbeid. Slechts zo'n 7 procent van de totale overheidsin– komsten komen binnen via heffingen op grondstoffen en milieu. Deze
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22300, nr. 6
verhouding zou radicaal gewijzigd moeten worden. Arbeid is in Nederland immers ruim voorradig is, terwijl de zogenaamde milieuge– bruiksruimte beperkt is. Door een lastenverschuiving van arbeid naar milieu, wordt arbeid goedkoper en het gebruik van het milieu duurder, waardoor de inzet van beide produktiefactoren meer in overeenstemming zal komen met het aanbod ervan. Dat is zowel goed voor de werkgele– genheid als het milieu. Door een andere prijsverhouding arbeid/milieu zal de economie zich meer gaan richten op het verhogen van «milieuproduk– tiviteit« en minder op het verder opstuwen van de arbeidsproduktiviteit. De analyse van de toestand van het milieu door het RIVM in het rapport «Nationale Miiieuverkenning» is glashelder: de effecten van het reeds ingezette milieubeleid en de technologische vernieuwing worden geheel teniet gedaan en zelfs overtroffen door de volumegroei. In 1991 worden meer autokilometers verreden, meer afval geproduceerd en meer gas en elektriciteit verbruikt dan voorzien. Het RIVM verklaart dit uit de dalende energieprijzen sinds 1986. Het daardoor gegroeide energiever– bruik heeft vrijwel alle milieuproblemen vergroot. Dat betekent dat een lastenverschuiving naar milieu in de eerste plaats gericht moet zijn op het belasten van energiegebruik. Het ontlasten van arbeid (daling van de loonkosten) zal tot gevolg hebben, dat vooral in de arbeidsintensieve sectoren de werkgelegenheid verder zal groeien en dat de uitstoot van arbeid via inzet van kapitaal wordt geremd. Immers, arbeid wordt goedkoper, terwijl kapitaal, energie, grondstoffen en milieu duurder worden. Investeringsbeslissingen van ondernemers zullen veranderen als gevolg van gewijzigde prijsverhou– dingen. 2. Voorstel: vier maatregelen Om een begin te maken met deze lastenverschuiving, stelt Groen Links vier maatregelen voor die in moeten gaan op 1 januari 1992 of zo spoedig mogelijk daarna: 1. Groentax Invoering van een Groentax op aardgas en elektriciteit 2. Energietoets Invoering van een energietoets in het puntenstelsel voor de huurvast– stelling 3. Lastenverlichting Verhoging van de basisaftrek, verlaging van het tarief loon– en in inkomstenbelasting eerste schijf (verlaging premies AAW en AWBZ) 4. Extra milieu-investeringen Uitbreiding van de vervroegde aftrek van milieu-investeringen en uitbreiding van de subsidieregelingen voor energiebesparing en duurzame energie. Deze maatregelen zijn budgettair neutraal en hebben derhalve geen gevolgen voor het financieringstekort. Er treedt geen verandering op in de hoogte van de collectieve lastendruk, wel in de samenstelling daarvan.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22300, nr. 6
Maatregel 1: Groentax op aardgas en elektriciteit Het energieverbruik zal sterk moeten verminderen. Invoering van een Groentax op het gebruik van energie zal de consument (burgers en bedrijven) stimuleren om zuiniger met energie om te gaan en te zoeken naar wegen om het energiegebruik te verminderen. Energiebesparende investeringen in isolatie, spaarlampen, zuiniger installaties e.d. worden zo rendabel. Bovendien worden ontwikkeling en gebruik van duurzame energiebronnen bevorderd. Groen Links stelt voor om, zo mogelijk, per 1 januari 1992 een Groentax in te voeren op het gebruik van aardgas en elektriciteit. Deze heffing loopt op in de jaren 1993 en 1994 en bedraagt: Figuur 1: Groentax op aardgas en elektriciteit
Aardgas (per m3) Elektriciteit (per KWh)
1992
1993
1994
prijs'
f 0,125 f 0,037
fO,25 f 0,075
fO,50 fO,15
fO,54 fO,18
* Het betreft hier de gemiddelde tarieven in 1991 voor kleinverbuikers inclusief BTW. De pnjzen voor grootverbruikers zijn lager
In 1994 wordt het beoogde niveau bereikt van f 0,50 per m3 gas en f 0,15 per KWh. Het betreft hier dus een gefaseerd invoering, ten einde burgers en bedrijven in staat te stellen te anticiperen op de heffing en een soepele invoering mogelijk te maken. Het grote voordeel van een dergelijke heffingen boven vele huidige milieuheffingen is dat de consument de Groentax kan «ontlopen» door het gebruik aan te pakken. Het is dus een regulerende heffing. Deze heffing moet voldoende hoog zijn om besparend te werken. Het moet niet worden uitgesloten dat de heffing na 1994 verder wordt verhoogd, afhankelijk van het effect op energiebesparing. Omwille van de allerlaagste inkomens wordt voorgesteld te werken met een quotumregeling ten behoeve van aardgasgebruik door huishoudens. De eerste 800 m3 aardgas, die jaarlijks door een huishouden worden verbruikt, is vrijgesteld van de beoogde Groentax'. Over het gebruik daarboven wordt de Groentax geheven. Dit wordt voorgesteld omdat vooral het gebruik van aardgas niet fors kan worden beperkt. Een bepaalde basishoeveelheid blijft altijd nodig. De Groentax beoogt vooral het onnodige en luxe-gebruik aan te pakken en daarom wordt deze uitsluitend geheven over het verbruik boven de 800 m3. Een dergelijke regeling is zeer makkelijk uitvoerbaar, omdat bij de jaarlijkse afrekening met het quotum rekening kan worden gehouden. De quotum– regeling geldt niet voor het bedrijfsleven. Uit onderzoek van onder meer Konsumenten Kontakt blijkt dat huishoudens van 65-plussers en arbeidsongeschikten meer gas verbruiken dan gemiddeld. De oorzaak hiervan is onder meer gelegen in de langdurige aanwezigheid thuis en de gezondheid van de betrokkenen. Groen Links stelt voor deze groep te ontzien door hen een extra quotum te verlenen van 400 m3. Op aanvraag van betrokkenen dienen de energiebedrijven dit extra quotum bij de afrekening te betrekken. 1 Het gemiddelde gasverbruik per huishouden bedroeg in 1987 ca. 2116 m3. De laagste inkomensgroepen verbruikten jaarlijks 1452 m3, de hoogste 3034 m3 (CE, 1990)
Ten aanzien van het gebruik van elektriciteit wordt geen quotum voorgesteld. De mogelijkheden van variatie van gebruik worden groter
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300, nr. 6
geacht dan bij gasverbruik. Daarmee is het onderscheid tussen noodza– kelijk en luxe-verbruik minder makkelijk te maken. Uitdrukkelijk moet worden gesteld dat ook over andere energiedragers, als steenkool en aardolieprodukten (benzine, diesel, kerosine etc.) op de korte termijn een Groentax geheven zal worden. Dat is nodig om het gebruik van andere fossiele brandstoffen te verminderen en te voorkomen dat bedrijven voor hun energievoorziening overstappen naar niet met een Groentax belaste energiedrager. De Europese Commissie heeft recentelijk voorstellen gedaan om op alle energiedragers een heffing te leggen. De Europese Commissie stelt een heffing voor van $10 per barrel olie in het jaar 2000. De voorge– stelde heffingen verdienen alle ondersteuning, maar zijn naar de mening van Groen Links onvoldoende hoog. Het regulerend effect van de heffing zal beperkt zijn. In dit voorstel dat vooralsnog alleen betrekking heeft op een heffing op aardgas en elektriciteit gaat Groen Links veel verder. Ter vergelijking: het voorstel van de Europese Commissie betekent omgerekend een heffing op aardgas van circa 9 cent per m3 en een heffing op elektriciteit van 3 cent per KWh2. De budgettaire opbrengst wordt geschat op f 28,38 miljard in 1994. Uiteindelijk resulteert een opbrengst van f 17,69 miljard structureel. Het structurele bedrag valt lager uit als gevolg van de te verwachten energie– besparing. Deze wordt geschat op 35% (zie onder andere CE, 1990)3. Het bedrag van f 17,7 miljard structureel is nog niet het bedrag dat vrij besteed kan worden aan een lastenverlichting ten gunste van arbeid. De overheid zal worden geconfronteerd met een inkomstenderving als het gevolg van de beperking van het energieverbruik. De overheidsinkomsten uit aardgas bedragen in 1992 f 6,6 miljard. Dat betekent dat de aardgas– baten op termijn met minstens 2,2 miljard afnemen. Aldus resulteert een vrij te besteden bedrag van f 15,5 miljard ten behoeve van lastenver– lichting. Figuur 2: Opbrengst Groentax* (in miljarden guldens)4 1994"
structureel**
Aardgas Elektriciteit
18,45 9,93
11,24 6,46
Totaal
28,38
17,69
* Berekend op basis van gegevens van het ministerie van EZ, CBS, CE, VEGIN, Statistisch en Jaarboek 1991 " Op basis van energieverbruik in 1990. Er is geen rekening gehouden met autonome groei van het energieverbruik in de komende jaren.
2
Deze omrekening is tentatief. Op het moment van schrijven was het voorstel van de EC slechts summier bekend. 3 Het is bijzonder moeilijk te schatten wat het energiebesparende effect van de voorgestelde heffing zal zijn Het is mogelijk, dat de geschatte 35 procent niet wordt gehaald. 4 Er wordt vanuit gegaan dat over de Groentax geen BTW wordt geheven 5 De financiële gevolgen van de variabili– satie zijn in deze notitie buiten beschouwing gelaten.
Groen Links pleit tevens voor afschaffing van de vastrechtbedragen, die elke huishouding jaarlijks voor gas en elektriciteit betaalt. Deze moeten worden verwerkt in de prijs voor aardgas en elektriciteit. Op deze manier wordt de ongelijke behandeling tussen alleenstaanden en samen– wonenden opgeheven en wordt de jaarlijkse rekening voor het gebruik van gas en elektriciteit uitsluitend op basis van het verbruik afgerekend. Dit wordt ook wel variabilisatie genoemd. Met de vastrechtbedragen is momenteel circa f 325 miljoen gemoeid. De voorgestelde Groentax op aardgas en elektriciteit wordt een fractie verhoogd om de afschaffing van de vastrechtbedragen te compenseren.5 De voorgestelde Groentax is bijzonder eenvoudig in de uitvoering, zoals ook de Europese Commissie opmerkt ten aanzien van haar eigen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300, nr. 6
voorstel. De heffing wordt geïnd door de energie-distributiebedrijven en afgedragen aan de overheid. Maatregel 2: Invoering energietoets in puntenstelsel huurvaststelling In Nederland wonen relatief veel mensen in een huurwoning. Het verminderen van het energiegebruik (vooral gasgebruik) is lang niet altijd goed mogelijk, omdat structurele maatregelen tot de competentie van de eigenaar behoren. Zonder aanpassing van de huur komt de stimulans tot energiebesparing (Groentax) alleen terecht bij de huurder, die het energieverbruik niet structureel kan beperken. Dat is onjuist. De Groentax werkt dan niet of onvoldoende regulerend. Het is daarom noodzakelijk een energietoets in te voeren in het puntenstelsel. Met dit puntenstelsel wordt een redelijke huur vastgesteld. Naarmate de woning slechter geïsoleerd is en een hoog gasverbruik noodzakelijk maakt, zal de huur moeten dalen. Tevens moet het woontype, en de kwaliteit van de verwarmingsinstallatie in de beoordeling betrokken worden. Ook de aanwezigheid van elektrische boilers - duur in het gebruik - zullen moeten leiden tot daling van de huur. Op deze wijze worden de eigenaren aangesproken op hun verantwoordelijkheid en worden zij geprikkeld over te gaan tot energiebesparende maatregelen. De huurders worden op deze manier niet ten onrechte aangeslagen. De hogere energielasten worden (deels) gecompenseerd door een lagere huur. De uitvoering van deze maatregel is gecompliceerder dan die van de maatregelen 1 en 3. Groen Links stelt voor dat op aanvraag van huurders de huurderscommissies zich buigen over de vaststelling van een (nieuwe) redelijke huur. Een (tijdelijke) uitbreiding van het aantal leden van deze commissies lijkt onontkoombaar ten einde de belangen van huurders te waarborgen en tijdig de nieuwe huur vast te kunnen stellen. De beoogde gefaseerde invoering geeft betrokkenen de gelegenheid zich in te stellen op de nieuwe energieprijzen. Maatregel 3: Verhoging basisaftrek, verlaging tarief eerste schijf loon– en inkomstenbelasting (verlaging premies AAWen AWBZ) Groen Links stelt voor het structurele bedrag van f 15,5 miljard gedeel– telijk te besteden aan lastenverlaging. Dit heeft twee redenen. In de eerste plaats zal compensatie nodig zijn voor met name de laagste inkomens. Het regulerend effect van de voorgestelde heffing zal door een dergelijke compensatie naar verwachting niet sterk worden beperkt. De prijsverhouding tussen energie en andere consumptiegoe– deren wordt immers sterk gewijzigd en de beloning op energiebesparend gedrag wordt sterk vergroot. Ten tweede is het juist de opbrengst van de Groentax aan te wenden voor verlaging van de belasting op arbeid. Het mes snijdt dan aan twee kanten. Naast de beoogde energiebesparing wordt ook de werkgele– genheid gestimuleerd. Op dit moment wordt arbeid relatief zwaar belast, hetgeen de inzet van arbeid niet bevordert. Men zou zelfs kunnen spreken van een «regule– rende heffing op arbeid». Door invoering van een Groentax op energie en lastenverlaging van arbeid vervangt men in zekere zin een ongewenste regulerende heffing (op arbeid) door een gewenste (op energie).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300, nr. 6
Mogelijkheden Er zijn diverse mogelijkheden om burgers (en bedrijven) lastenver– laging te geven. In verschillende onderzoeken is nagegaan of verlaging van de BTW, de premies werknemersverzekeringen, loonen inkomstenbe– lasting, vennootschapsbelasting of een bedrag per persoon of huishouding als aangrijpingspunt genomen moet worden.
Verlaging BTW: Een verlaging van de BTW kent het grootste bereik. Zowel burgers als bedrijven betalen BTW. Het is de meest generieke compensatie, die men kan voorstellen en is daarmee zeer kostbaar. Een kleine verlaging van het BTW-tarief kost relatief veel en heeft een beperkt compenserend effect. Als maatregel om de arbeidskosten te verlagen werkt een BTW-verlaging nauwelijks. Bovendien komt het grootste deel van een BTW-verlaging terecht bij de hogere inkomens (CE:1990).
Verlaging premies ZW, WW, WAO: Gedeeltelijke financiering van de WW, ZW en WAO via de Groentax leidt tot premiedaling en daarmee tot verlaging van de arbeidskosten. Vanuit werkgelegenheidsperspectief is die verlaging dan ook goed. Het zou dan moeten gaan om het werkgeversdeel in de premies. Een probleem is wel dat de loonkosten van degenen, die niet als werknemers worden beschouwd (zelfstandigen, freelancers etc.) hierdoor niet worden verlaagd. Als compensatiemaatregel is verlaging van de premies ZW, WW en WAO (het gaat hier om het werknemersdeel in de premies) niet erg bruikbaar. Lang niet alle bevolkingsgroepen worden op deze wijze gecompenseerd: zelfstandigen en de meeste uitkeringsgerechtigden en pensioengerechtigden betalen geen premies voor de werknemersverze– keringen.
Verlaging loon– en inkomstenbelasting: Als compensatiemaatregel is deze maatregel zeer geschikt omdat (de meeste) bedrijven niet onder de inkomstenbelasting vallen en vrijwel alle werkenden en niet-werkenden loon en inkomstenbelastingplichtig zijn. Alleen studenten betalen geen belasting. Voor hen zou in het kader van de studiefinanciering compensatie georganiseerd kunnen worden. Een verhoging van de basisaftrek heeft als voordeel boven een verlaging van het tarief voor de eerste schijf, dat alle groepen belastingbetalers er volledig van profiteren. Wanneer het tarief van de eerste schijf zou worden verlaagd, vallen mensen met een laag of zeer laag inkomen (ten dele) buiten de boot, omdat slechts over een verhoudingsgewijs klein deel van hun inkomen belasting wordt betaald. Ook als werkgelegenheidsmaatregel is verlaging van de loon– en inkomstenbelasting vruchtbaar. Om verlaging van de loonkosten te bereiken zou de overhevelingstoeslag (vergoeding van werkgevers aan werknemers voor betaling premies AAW/AWBZ - sinds Oort gefiscali– seerd) kunnen worden gebruikt. In principe worden op deze wijze de loonkosten van alle ingezetenen verlaagd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22300, nr. 6
Gelijk bedrag per huishouden/persoon/bedrijf: Deze maatregel is als compensatiemaatregel weliswaar mogelijk, maar er kleven nogal wat bezwaren aan de uitvoering. Het zou immers gaan om een jaarlijkse uitkering, die aan personen, huishoudens of bedrijven wordt gegeven, en waarvoor een nieuwe uitvoeringsstructuur nodig zou zijn. Voordeel van een gelijk per bedrag per huishouden/bedrijf is wel, dat vooral de lagere inkomens en energie-arme bedrijven er verhoudings– gewijs het meest van profiteren. Dit alles afwegende kiest Groen Links voor een combinatie van twee maatregelen. Voorgesteld wordt: 1. een verhoging van de basisaftrek met f 1500. Deze verhoging kost f4,15 miljard (berekening op basis van de Miljoenennota 1992). Door deze maatregel worden de netto-inkomens verhoogd met ca. f 500 a f 900 per jaar. Op deze wijze worden de inkomens gecompenseerd voor de voorgestelde Groentax. (zie verder paragraaf 3). 2. een verlaging van het tarief van de eerste schijf met 3,0 procent. Dit wordt als volgt ingevuld. Met het oog op de werkgelegenheid wordt voorgesteld de premies AAW/AWBZ met 3 procent te doen dalen en de rijksbijdrage aan deze fondsen te verhogen (te financieren uit de opbrengst van de Groentax). Deze premies zijn mgebouwd in het tarief van de eerste schijf en worden via de overhevelingstoeslag betaald door de werkgevers. Daling van de premies AAW/AWBZ met 3 procent zal resulteren in een verlaging van de arbeidskosten en daarvan zal een stimulerend effect op de werkgelegenheid uitgaan. Met name de arbeidsintensieve bedrijvigheid zal hierdoor worden gestimuleerd. De kosten van deze premieverlaging bedragen f 7,8 miljard (berekening op basis van Nota Sociale Zekerheid 1992 - zie verder paragraaf 4). Maatregel 4: Verruiming vervroegde aftrek milieu-investeringen en subsi– dieregelingen energiebesparing/duurzame energie. Het is ook nodig het bedrijfsleven te compenseren voor de Groentax. De voorgestelde heffing betekent met name voor de energie– en kapitaal– intensieve sectoren een forse lastenverzwaring, waardoor investeringen ten behoeve van energiebesparing kunnen uitblijven vanwege sterk dalende winsten of zelfs verliezen. De omschakeling naar duurzame produktie kan dan uitblijven. Alleen daling van de loonkosten is voor deze bedrijven niet voldoende compensatie, omdat deze bedrijfstakken meestal een lage inzet van arbeid kennen en derhalve nauwelijks profi– teren van een dergelijke lastenverlaging. Andere vormen van lastenver– laging moeten ten behoeve van deze sectoren worden ingezet. Een generieke verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting wijst Groen Links echter af. Als compensatie voor de lastenverzwaring wordt onvoldoende onderscheid gemaakt naar energie-intensieve en –extensieve sectoren. Bovendien valt het te verwachten dat energie– intensieve sectoren op de korte termijn minder, dan wel geen winst maken en dus nauwelijks of niet kunnen profiteren van de lastenver– laging. Geen winst betekent immers geen vennootschapsbelasting. Ook als werkgelegenheidsmaatregel is het effect dubieus. De factor kapitaal wordt immers meer beloond en dat kan niet de bedoeling zijn van een groene belastingherziening.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22300, nr. 6
8
Groen Links stelt daarom een verruiming voor van de mogelijkheid voor bedrijven om milieu-investeringen vervroegd af te schrijven en daarnaast een uitbreiding van de subsidiemogelijkheden voor energiebe– sparing en duurzame energie. Het is beter bedrijven, die in verschillende mate worden aangeslagen voor de Groentax, te stimuleren te investeren in energiebesparing, dan alle bedrijven tegemoet te komen met een generieke lastenverlaging. Met name de energie-intensieve bedrijven zullen zo worden gestimuleerd hun energiegebruik sterk te beperken. Voor de verruiming van deze fiscale faciliteit - in het leven geroepen door een initiatief van de PvdA-kamerleden Vermeend en Melkert - en bestaande subsidieregelingen is f3,5 miljard beschikbaar (zie verder paragraaf 5). In de keuze voor deze maatregelen wordt, naast de hierboven genoemde argumenten, zoveel mogelijk rekening gehouden met de koppeling tussen lastenverzwaring en lastenverlichting. In figuur 3 wordt dat nader uiteengezet. Het bedrag dat de huishoudens op tafel leggen als gevolg van de Groentax wordt in zijn geheel teruggegeven aan dezelfde groep. hetzelfde geldt voor het bedrijven (inclusief overheid). Er zal binnen beide groepen wel een verschuiving van lasten optreden. De (extra) energiezuinige huishoudens zullen een financieel voordeel ondervinden, evenals de energie-extensieve en arbeidsintensieve bedrijven. De huishoudens, die slordig blijven omspringen met het energieverbruik en de energie– en kapitaalintensieve bedrijven zullen een financieel nadeel ondervinden. Voor alle groepen bestaat echter een mogelijkheid de financiële gevolgen van de heffing te beperken. Figuur 3: Herkomst opbrengst Groentax en verdeling van lastenverlichting (in miljarden guldens; structureel) Lastenverzwarïng Groentax huishoudens Lastenverlichting via basisaftrek Lastenverzwaring Groentax bedrijven" Lastenverlichting I via AAW/AWBZ Lastenverlichting II via vervroegde aftrek/subsidies Totaal lastenverzwaring Totaal lastenverlichting
3,8 4,15 11,7 7,8 3,5 15,5 15,45
Bron: Zie figuur 2. * mclusief overheid
3. Compensatie en koopkrachteffecten De verhoging van de basisaftrek is bedoeld als maatregel ter compen– satie van de lastenverzwaring voor de burgers. Het energieverbruik door huishoudens is enigszins afhankelijk van het inkomen. Dat geldt meer voor het gebruik van elektriciteit dan van aardgas. De verhoging van de basisaftrek leidt tot een hogere compen– satie voor de hogere inkomens (wegens een hoger marginaal tarief). Per saldo lijken voorlopige gegevens uit te wijzen (op basis van gemiddeld gebruik door verschillende inkomensgroepen), dat de combinatie van de Groentax en verhoging van de basisaftrek lichtelijk nivellerend werkt (indien rekening gehouden wordt met de energiebesparing/huurver– laging). Lagere en laagste inkomens: De lastenverzwaring als gevolg van de Groentax (waarbij rekening wordt gehouden met de besparing op het energiegebruik en de mogelijke verlaging van de huur) is waarschijnlijk wat lager dan de f 500, die op jaarbasis aan deze inkomensgroepen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22300, nr. 6
wordt gegeven via verhoging van de basisaftrek. Hierin speelt de voorge– stelde quotumregeling ook een belangrijke rol. Verhoudingsgewijs profi– teren de laagste inkomens het meest van deze «vrijstelling van Groentax» omdat hun energieverbruik gemiddeld het laagste is. Hogere en hoogste inkomens: voor deze groepen is het effect omgekeerd. De lastenverzwaring als gevolg van de Groentax is hoger dan de lastenverlichting via verhoging van de basisaftrek (jaarlijks f 750 a f 900), omdat het energiegebruik hoger is. Uitdrukkelijk moet hierbij bedacht worden, dat de verschillen in energiegebruik binnen dezelfde inkomenscategorieën groter zijn dan tussen verschillende inkomensgroepen (VEGIN:1991, Konsumenten Kontakt:1991, CE:1990) Dit hangt bijvoorbeeld af het type woning, het type verwarmingsinstallatie en leeftijd en gezondheid van betrokkene. Door een apart quotum voor AOW-ers en AAW/WAO-ers en invoering van een energietoets wordt hiermee rekening gehouden. Feit blijft dat hardnekkige energieverspillers - ook in de laagste inkomenscategorieën er op achteruit gaan. Groen Links blijft zich sterk maken voor de positie van de laagstbetaalden, mits er milieuvriendelijk en energiezuinig wordt geconsumeerd. 4. Werkgelegenheidseffecten Groen Links heeft de macro-economische effecten van dit voorstel nog niet doorgerekend en moet zich op dit moment derhalve baseren op vergelijkbare voorstellen. Een CE-studie uit 1990, waarin de effecten van een algemene energie– heffing zijn onderzocht, geeft een voorlopig inzicht in de werkgelegen– heidseffecten van ecologisering van de belastingheffing. In die studie wordt een werkgelegenheidseffect van ca. 150000 arbeidsjaren geschat, waarbij uitgegaan wordt van een energieheffing op alle energie– dragers (niet alleen aardgas en elektriciteit), die grofweg de helft bedraagt van de Groentax, die in deze notitie wordt voorgesteld. Dit cijfer wordt in genoemde studie met de nodige voorzichtigheid gepre– senteerd. Men zou kunnen zeggen, dat het effect op de werkgelegenheid enerzijds groter is, vanwege de hogere Groentax, en anderzijds lager is, omdat andere energiedragers in dit voorstel niet betrokken zijn. Er kleven echter tal van bezwaren aan het extrapoleren van de resultaten van genoemde studie. Het is duidelijk, dat het werkgelegenheidseffect aanzienlijk zal zijn, een doen van schatting blijft hier echter achterwege. Door de verlaging van de arbeidskosten en de sterke stijging van de energieprijzen zal vooral in de arbeidsintensieve sectoren nieuwe werkgelegenheid ontstaan. Energie-intensieve sectoren als de chemie, de grootmetaal, de raffinaderijen, de glastuinbouw e.d. zullen worden geconfronteerd met een forse verzwaring van de energielasten, tenzij zij in staat en bereid zijn om een omvangrijk energiebesparingsprogramma uit te voeren. Daartoe wordt een extra stimulans geboden via de verruiming van vervroegde aftrek van milieu-investeringen. Dat neemt niet weg dat het mogelijk is dat in deze sectoren verlies van werkgele– genheid optreedt. Groen Links acht dit onvermijdelijk. De weg naar duurzame ontwikkeling gaat niet zonder verschuiving van produktie en werkgelegenheid. De eisen, die het milieu stelt aan de economische ontwikkeling moeten worden gehonoreerd. Ook de Sociaal Economische
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22300, nr. 6
10
Raad heeft onlangs in het rapport «Milieu en Economie» dit standpunt ingenomen. In opdracht van de Europese Commissie is onlangs een studie verricht naar het effect van een substantiële energieheffing op de omvang van de produktie. Uit voorlopige berichten daarover is gebleken dat de onder– zoekers het effect zeer gering achtten, zelfs indien sprake zou zijn van een heffing van 100 procent. De voorstellen voor een energieheffing hebben tevens een regulerend effect op nieuwe investeringen, zoals de Europese Commissie terecht opmerkt. Energie-intensieve sectoren worden minder aantrekkelijk en dus zullen extra investeringsmiddelen vrij komen voor arbeidsintensieve produktie, hetgeen Groen Links zeer wenselijk acht. Het is juist, dat de internationale concurrentiepositie van met name energie intensieve sectoren als gevolg van de energieheffing wordt aangetast. Het zal echter zo zijn, dat dit concurrentienadeel op termijn omslaat in een concurrentievoordeel, omdat andere landen zullen volgen. Bovendien is het vanuit ecologisch perspectief zeer onverantwoord daarop te wachten Nu wacht in het internationale milieubeleid iedereen op iedereen. Dat kan niet zo doorgaan Overigens beoogt Groen Links met de gefaseerde invoering van de Groentax, dat aan het bedrijfsleven de kans wordt geboden zich in te stellen op de Groentax en tijdig maatregelen te treffen. 5. Milieu-investeringen De Wet Vermeend/Melkert beoogt een aantal specifiek omschreven milieu-investeringen fiscaal te bevoordelen. Bij de opstelling van de lijst van investeringen zijn energie-besparende investeringen er vrijwel buiten gebleven. Er bestonden reeds subsidieregelingen voor energiebesparing en duurzame energie (uitgaven in 1992 ca. f320 miljoen). Bovendien zijn investenngen in energiebesparing moeilijk aan te merken als afzonderlijk kwantificeerbare investeringen. Deze maken vaak onlosmakelijk onderdeel uit van vernieuwing van het produktieproces. Groen Links vindt dat f 3,5 miljard besteed moet worden aan een nader in te vullen uitbreiding van de lijst van investeringen en subsidiere– gelingen, ter compensatie van hogere energielasten als gevolg van de Groentax. Dat betekent dat energiebesparende investeringen toch deel moeten gaan uitmaken van de lijst. Daarbij zal gekozen moeten worden voor een ruime opstelling. Het is belangrijker dat energiebesparende investeringen worden gedaan, dan dat de fiscale faciliteit alleen wordt gebruikt voor investeringen, die louter dat oogmerk hebben. Een verruiming van de faciliteit zal kunnen leiden tot «oneigenlijk» gebruik. Dat is niet altijd bezwaarlijk, van groot belang is immers dat de energiebesparende inves– teringen worden gedaan. Daarnaast moeten de subsidieregelingen voor energiebesparing en duurzame energie sterk worden uitgebreid. Van groot belang is ook dat het onderzoek naar duurzame energie sterk wordt bevorderd. Ook de eigen-huisbezitters en de verhuurders zullen gedurende een bepaalde periode een beroep moeten kunnen doen op ruimere subsidie– mogelijkheden voor energiebesparing. Dit geldt met name voor de eigen– huisbezitters met lage inkomens, die meestal onvoldoende middelen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22300, nr. 6
11
hebben voor energiebesparende maatregelen, en kleine verhuurders van oude woningen, die worden geconfronteerd met lagere huurinkomsten als gevolg van het gewijzigde puntenstelsel.
6. Slot Dit voorstel is slechts een eerste stap op weg naar een ecologische belastingheffing. Het grootschalig invoeren van een Groentax en herziening van het BTW-stelsel, alternatieve premieheffing sociale zekerheid (andere heffinggrondslag voor de werknemersverzekeringen) en verlaging van de arbeidskosten via de loon– en inkomstenbelasting zullen verder worden uitgewerkt. Op korte termijn zal Groen Links nader uitgewerkte voorstellen doen in deze richting. Het moet worden benadrukt, dat er verschillende mogelijkheden zijn om het energieverbruik te beperken. Genoemd kunnen worden een verdere aanscherping van de rendementseisen van verwarmingsen warmwatertoestellen, uitbreiding van kredieten aan huishoudens om energiebesparende uitgaven te doen, aanscherping van isolatie-eisen voor nieuwbouwwoningen en de subsidies daarvoor. Groen Links vindt dat deze maatregelen niet moeten worden nagelaten. Het laatste rapport van het RIVM geeft meer dan voldoende aanleiding grote haast te maken met concrete voorstellen en het maatschappelijk debat hierover. Het milieu laat niet op zich wachten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22300, nr. 6
12