Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2007–2008
31 200 VI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2008
Nr. 93
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 4 december 2007 Op 31 mei 2007 heeft de Minister van Justitie in een algemeen overleg over de advocatuur met Uw Kamer aangegeven voorstander te zijn van een experiment met de resultaatgerelateerde beloningsvorm no win no fee (Kamerstukken II 2006/07, 30 800 VI, nr. 111, blz. 6). Naar aanleiding van het voortgezet algemeen overleg van 27 juni 2007 is een motie aanvaard van het lid Van Vroonhoven-Kok. In deze motie wordt gevraagd voorwaarden te verbinden aan het experiment met het oog op het waarborgen van de onafhankelijkheid van de advocaat (Kamerstukken II 2006/07, 30 800 VI, nr. 102). Met deze brief wil ik u informeren over de wijze waarop ik uitvoering aan deze motie heb gegeven. Tevens maak ik van de gelegenheid gebruik om u te informeren over de medische haalbaarheidsonderzoeken, de toezegging inzake de fondsvorming voor de verlening van rechtsbijstand in letselschadezaken, de «Trendrapportage advocatuur 2006», en de acties die de Nederlandse Orde van Advocaten (verder te noemen Orde) heeft ondernomen naar aanleiding van het kabinetsreactie op het rapport «Een maatschappelijke Orde»1 (Kamerstukken II 2006/07, 30 800 VI, nr. 13). No win no fee
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.
Bij de no win no fee declaratiemethode wordt de beloning altijd gerelateerd aan het door de advocaat gewerkte aantal uren maar kan bij een negatief resultaat nihil zijn. De cliënt heeft dus inzicht in de tijd die aan zijn zaak is besteed. De tijdsbesteding kan eventueel achteraf door de (tucht-) rechter worden getoetst. No win no fee kent verschillende modaliteiten. Uitganspunt daarbij is steeds dat ingeval van verlies de advocaat in het geheel geen honorarium ontvangt. In de ene modaliteit wordt bij winst een opslag van maximaal 100% over het honorarium ontvangen. In een andere ontvangt de advocaat bij winst een opslag over het honorarium van maximaal 25% buiten rechte en van maximaal 100% in rechte. Overigens laat deze methodiek onverlet dat de advocaat gebonden is aan
KST113359 0708tkkst31200VI-93 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2007
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 VI, nr. 93
1
1
gedragsregel 25, eerste lid, waarin is bepaald dat hij een redelijk salaris in rekening behoort te brengen. Excessief declareren is dus niet toegestaan en kan zonodig door de tuchtrechter worden getoetst. Reikwijdte experiment In de praktijk is gebleken dat met name op het terrein van de letsel- en overlijdensschade behoefte is aan toepassing van resultaatgerelateerde beloningsvormen, omdat enerzijds de kosten voor de rechtzoekende in dergelijke zaken hoog kunnen zijn en anderzijds de belangen van het slachtoffer groot. Indien in letselschadezaken de aansprakelijkheid niet aanstonds vast staat of wordt erkend, kan dit hoge kosten met zich brengen. Dit doet zich voor in die zaken waarin de causaliteit tussen daad en schade moeilijk is aan te tonen. Goede rechtsbijstand is dan van belang. Toepassing van de no win no fee methode kan de kosten in deze zaken draaglijk maken. Gelet op het bovenstaande ligt het in de rede het experiment uitsluitend betrekking te laten hebben op zaken betreffende letsel- en overlijdensschade. Mede met het oog op de taakstelling die in het kader van de gesubsidieerde rechtsbijstand dient te worden gerealiseerd, acht ik het niet wenselijk het gebruik van de honoreringsmethode te koppelen aan die situaties waarin gesteld kan worden dat de toegang tot het recht is belemmerd. Dit betekent dat ook in die gevallen waarin de rechtzoekende toegang heeft tot het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand hij ervoor zou moeten kunnen kiezen op basis van no win no fee gebruik te maken van de rechtskundige diensten van een advocaat. Indien de rechtzoekende daarvoor kiest, komt hij natuurlijk niet meer in aanmerking voor een toevoeging. De aanvraag om een toevoeging kan dan worden geweigerd op grond van artikel 28, eerste lid, onder a, van de Wet op de rechtsbijstand. Voorwaarden aan toepassing «no win no fee» Met het oog op het waarborgen van de onafhankelijkheid van de advocaat is van belang dat er voorwaarden worden verbonden aan de toepassing van no win no fee. Ook in de bovenvermelde motie is daar om verzocht. Evident is dat no win no fee niet mag worden toegepast indien de aansprakelijkheid aanstonds is erkend of redelijkerwijs vast staat dan wel problemen van enige importantie in de sfeer van schade of causaliteit voorzienbaar zijn. De kans dat de zaak wordt gewonnen is dan zo groot dat niet meer kan worden gesproken van een risico dat de advocaat bij no win no fee loopt. Dit past niet bij de kernwaarden integriteit en vertrouwelijkheid waaraan de advocaat moet voldoen. De cliënt kan alleen dan een weloverwogen keuze voor no win no fee maken, indien hij volledig is geïnformeerd. Dit houdt in dat de advocaat hem moet meedelen wat de precieze betekenis van deze honoreringsmethode is. Dit brengt met zich dat in de schriftelijke opdrachtbevestiging in de zaak inzicht zal worden gegeven in de aard van de zaak, alle mogelijke honoreringsmethoden, de winstkansen van de zaak, de mogelijke opbrengsten voor de rechtzoekende, de wijze waarop met een schikkingsvoorstel zal worden omgegaan, het te verwachten aantal uren dat aan de zaak zal worden besteed en de wijze waarop met tussentijdse beëindiging dient te worden omgegaan. Verder ligt het in de rede dat aan de cliënt na afloop van de zaak een gespecificeerd overzicht van de daadwerkelijk bestede uren aan de zaak moet worden gegeven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 VI, nr. 93
2
Het is van belang dat de opdrachtbevestiging door de advocaat in geanonimiseerde vorm naar de Nederlandse Orde van Advocaten wordt gezonden. De Orde is dan in staat te controleren of aan de voorwaarden is voldaan. Daarbij past dat de Orde het experiment monitort op een zodanige wijze dat inzicht wordt verkregen in niet alleen de effecten van de honoreringsmethode, maar ook de wijze waarop de onafhankelijkheid van de advocaat wordt gewaarborgd. Uit een oogpunt van effectiviteit zou het experiment een duur van vijf jaar dienen te hebben. Deze termijn hangt samen met het feit dat in de praktijk is gebleken dat 80% van alle letselschadezaken binnen vier jaar is afgedaan. Bovenstaande voorwaarden bieden de cliënt de bouwstenen om zijn keuze voor no win no fee beargumenteerd te maken. Om het experiment te realiseren dient de Verordening op de praktijkuitoefening (onderdeel Resultaatgerelateerde Beloning) te worden gewijzigd. Ik heb de Orde gevraagd met het bovenstaande rekening te willen houden. De Orde heeft al een aanvang gemaakt met de procedure voor de totstandbrenging van regelgeving. Gelet op de inrichting van deze procedure en het belang van consultatie binnen de beroepsgroep zal deze procedure enige tijd in beslag nemen. Het College van Afgevaardigden heeft uiteindelijk de beslissende stem in de totstandkoming van regelgeving. Medische haalbaarheidsonderzoeken Tegelijk met de afwijzing van een experiment met de resultaatgerelateerde beloningsmethode no cure no pay, heeft de toenmalige minister van Justitie erkend dat het in letselschadezaken voor kan komen dat de toegang tot het recht kan worden belemmerd door de hoge kosten die dergelijke zaken met zich brengen. Als oplossing voor deze problematiek is een subsidie in het leven geroepen voor de kosten van een medisch haalbaarheidsonderzoek (Kamerstukken II 2004/05, 29 800 VI, nr. 109). Dit betekent dat tegen een gesubsidieerd tarief van € 200,– een medisch onderzoek kan worden verricht met als doel de juridische haalbaarheid van de letselschadezaak in te kunnen schatten. Daarnaast zou de rechtzoekende een voorschot kunnen ontvangen voor de kosten van een deskundigenbericht. De toenmalige minister van Justitie heeft bij brief van 4 maart 2005 toegezegd deze voorzieningen te laten monitoren door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) (Kamerstukken II 2004/05, 29 800 VI, nr. 114). In de praktijk hebben de raden voor rechtsbijstand, die belast zijn met de uitvoering van deze voorzieningen, een cijfermatige monitoring verricht. Gelet op het feit dat thans een experiment met een andere resultaatgerelateerde beloningsvorm, te weten no win no fee, zal worden gestart, acht ik het niet meer zinvol een monitor door het WODC te laten uitvoeren. Ik acht het echter niet wenselijk om vooruitlopend op de resultaten van het experiment, voornoemde voorzieningen al te beëindigen. Deze zullen daarom vooralsnog worden voortgezet. Eveneens zal de monitoring door de raden worden voortgezet. De resultaten hiervan zullen bij die van de evaluatie van het experiment met no win no fee kunnen worden betrokken. Fondsvorming Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de rechtsbijstand houdende herijking van de verlening van rechtsbijstand door de raden voor rechtsbijstand en de invoering van een lichte adviestoevoeging, alsmede de regeling van de vergoeding van mediation (nr. 30 436) heb ik aangegeven te zullen onderzoeken of fondsvorming kan
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 VI, nr. 93
3
bijdragen aan de invulling van de taakstelling rechtsbijstand (Handelingen II 2007/08, blz. 96–5437). Daarbij stond voor ogen de wijze waarop in Hongkong letselschadezaken van minder draagkrachtigen op basis van de resultaatgerelateerde beloningsvorm no cure no pay wordt afgedaan. In Hongkong beoordeelt een fonds de grootte van de kans dat deze zaken worden gewonnen. Indien deze kans groot is, zorgt dit fonds ervoor dat deze zaak door een advocaat wordt behandeld. De cliënt betaalt een soort entreegeld en een percentage van de opbrengst. Niet alleen de advocaat maar ook de kosten van het fonds worden met name betaald uit dat percentage. Bij de Beleidsdoorlichting «Toegang tot het recht» die ik in mijn brief van 1 november jl. heb aangekondigd (Kamerstukken II 2007/08, 31 200 VI, nr. 13) zal mede het inrichten van een fonds als hierboven omschreven worden betrokken. Trendrapportage Bijgevoegd treft u aan de door het WODC opgestelde «Trendrapportage Advocatuur 2006». De trendrapportage geeft inzicht in de toegankelijkheid, continuïteit en kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat. Het rapport is vooral beschrijvend van aard. Uit dit rapport blijkt niet van knelpunten op deze terreinen. De toegankelijkheid is goed. De toegenomen vraag naar advocatendiensten is gepaard gegaan met een toename van het aantal advocaten en advocatenkantoren. Voorts wordt geconstateerd dat er vooralsnog geen tekort is aan advocaten die toevoegingszaken willen behandelen. Vraag en aanbod sluiten binnen het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand goed op elkaar aan. In de rapportage wordt gemeld dat de prijs van de advocaat weliswaar als hoog wordt ervaren, maar dat de differentiatie in tariefsystemen is toegenomen. Op het terrein van de continuïteit wordt geconcludeerd dat de instroom van nieuwe advocaten voldoende is om blijvende dienstverlening te waarborgen. De aantrekkelijkheid van de advocatuur blijkt onder studenten nog steeds groot te zijn. Uit het rapport blijkt voorts dat zowel de particulier als de ondernemer in het algemeen tevreden zijn over de kwaliteit van de dienstverlening. Gesignaleerd wordt dat een goede borging van de kwaliteit belangrijk is. Op dit moment zijn het klacht- en tuchtrecht de belangrijkste instrumenten daarvoor. In het rapport worden daarvoor nog andere mogelijkheden genoemd, te weten: de invoering van een goed kwaliteitssysteem, het stellen van hogere eisen aan de beroepsopleiding en de permanente opleiding, het stimuleren van het lidmaatschap van een specialisatievereniging en de verbetering van de kwaliteit van het tuchtrecht. Ontwikkelingen binnen de advocatuur De Orde onderschrijft het belang van de advocatuurlijke kernwaarden onafhankelijkheid, partijdigheid, integriteit, vertrouwelijkheid, deskundigheid en publieke verantwoordelijkheid voor de goede rechtsbedeling. Deze worden door de Orde breed uitgedragen. In dat kader heeft de Orde verschillende acties ondernomen. Op het terrein van kwaliteit zijn de opleidingen verbeterd. Het accent van de beroepsopleiding is verschoven van het volgen van lessen naar het toetsen van kennis en kunde. De Orde heeft ook meer aandacht voor ethische zaken en intervisie ingebouwd. Deze vernieuwde beroepsopleiding is in maart 2007 van start gegaan. Ook in de permanente opleiding is er meer ruimte voor vaardigheden en ethische beginselen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 VI, nr. 93
4
De Orde heeft een Verordening aanvaard waarin is bepaald dat de Orde een Raad van Advies zal instellen die de Algemene Raad gaat adviseren over de hoofdpunten van beleid van de Orde. De Orde kiest ervoor jaarlijks haar beleidsuitgangspunten voor te leggen aan deze raad. Gelet op artikel 28, eerste lid, van de Advocatenwet, zal deze raad de beleidshoofdpunten toetsen aan het algemeen belang van een goede beroepsuitoefening. De Orde draagt met deze verordening bij aan het versterken van de legitimiteit van haar regelgevende bevoegdheid. De Orde is voornemens een Verordening op de vakbekwaamheid te concipiëren waarin niet alleen aandacht zal worden besteed aan juridische kennis, maar ook aan professionele integriteit en professionele dienstverlening. In deze verordening zullen opnieuw de opleidingen onder de loep worden genomen. Verder zal daarin regelgeving worden opgenomen over de integriteit van de advocaat. In het kader van de integriteit is van belang te noemen dat de Orde heeft aangegeven het toezicht op de Boekhoudverordening aan de jaarlijkse Centrale Controle op de Verordeningen te verbinden met als gevolg dat de controle op de omgang met derdenrekeningen zal worden geïntensiveerd. Deze intensivering zal gepaard gaan met een informatiecampagne over een juist gebruik van de derdenrekeningen. Verder is een telefonisch loket in ontwikkeling waar de rechtzoekende op een eenvoudige wijze informatie kan krijgen over zaken die de advocatuur aangaan. De rechtzoekende krijgt snel duidelijkheid over de vraag waar hij met enerzijds zijn juridisch probleem en anderzijds zijn klacht over een advocaat terecht kan. Een laatste ontwikkeling betreft de inrichting van een rechtsgebiedenregister. De Orde beraadt zich over de wijze waarop de specialisaties door opneming in een register meer aandacht kunnen krijgen. Ik zie met belangstelling naar de nieuwe voorstellen van de Orde uit. De staatssecretaris van Justitie, N. Albayrak
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 VI, nr. 93
5