Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1987-1988
Rijksbegroting voor het jaar 1988
20200
Vaststelling begroting van uitgaven
Hoofdstuk IX A Nationale Schuld
Nr. 2
M E M O R I E V A N TOELICHTING 1. De uitgaven in 1988 1.1.
Algemeen
Een vergelijking van de ramingen voor het jaar 1988 met die voor het jaar 1987, afgerond op miljoenen guldens, vertoont het volgende beeld: Totale raming voor 1988 Totale raming voor 1987
f f
37 890 34 863
Meer voor 1988
f
3 027
De toeneming van f 3 027 miljoen vloeit voort uit een hogere raming [ +) c.q. lagere (—) raming voor: • rente en kosten vaste schuld • aflossingen vaste schuld • rente en kosten vlottende schuld diversen
+ + +
f f f f
342 2 971 317 31
f
3 027
Bij de berekening van rente en aflossing van de vaste schuld is rekening gehouden met de tot en met 31 juli 1987 gecontracteerde leningen. 1.2. Afdeling I. Vaste schuld
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, vierde lid jo derde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.
In 1988 zal naar raming op de vaste schuld f 3 4 2 miljoen meer aan rente en kosten verschuldigd zijn dan in 1987. Deze verhoging heeft voornamelijk betrekking op de rentelasten, voortvloeiend uit de dekking van de behoefte aan financieringsmiddelen in 1987. Volledigheidshalve zij vermeld dat de raming van de automatiseringskosten die betrekking hebben op het beheer van de staatsschuld met ingang van 1988 is opgenomen in begrotingshoofdstuk IX B. De toeneming van de aflossingen ad f 2 9 7 1 miljoen is het gevolg van het in het verleden toegenomen kapitaalmarktberoep.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 200 hoofdstuk IX A, nr. 2
5
1.3. Afdeling II. Vlottende
schuld
Voornamelijk doordat er in 1986 minder schatkistpapier is geplaatst dan bij de begroting 1987 was aangenomen, zal naar verwachting in 1988 aan rente en kosten op de vlottende schuld f 3 1 7 miljoen minder nodig zijn dan in 1987. 1.4. Afdeling III.
Diversen
Ondanks een lagere rekenrente stijgt de geraamde rentevergoeding voor de reserves van het Staatsbedrijf der PTT met f 3 1 miljoen. Deze stijging is het gevolg van de toegenomen reserves. 2. De financiering van het Rijk Evenals in 1986 is in 1987 de financiering van het begrotingstekort van het Rijk vergemakkelijkt door omvangrijke vervroegde aflossingen op woningwetleningen door woningbouwcorporaties. Het financieringstekort, inclusief bovenbedoelde vervroegde aflossingen, bedroeg in 1986 slechts f 7 , 4 miljard. In 1987 neemt dit tekort weer toe (zie tabel 1). De aflossingen op de gevestigde staatsschuld zijn dit jaar ruim f 3 miljard hoger dan in 1986. Ook de komende jaren zullen deze aflossingslasten sterk oplopen. De vervroegde aflossingen van het Rijk in 1987 zijn tot dusverre van een gelijke orde van grootte geweest als in de voorgaande jaren, namelijk circa f 1,5 miljard. In dit bedrag is niet begrepen het bedrag aan vervroegd afgeloste onderhandse leningen ten laste van de voorinschrijfrekening (zogeheten VIR-leningen) bij het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, aangezien deze leningen meteen weer worden omgezet in nieuwe leningen. Het ging hierbij om een bedrag van f 0,8 miljard in de eerste zeven maanden van 1987 tegen f3,3 miljard in 1986 en f 4 , 2 miljard in 1985. De financieringsbehoefte, welke gelijk is aan de som van het financieringstekort en de aflossingen, komt dit jaar vermoedelijk uit op f27,7 miljard en ligt daarmee ruim f 9 miljard hoger dan in 1986. In 1987 is ultimo juli voor f20,9 miljard in de financieringsbehoefte voorzien, zodat circa 75% van de behoefte reeds is gedekt. Het financieringsbeleid is er, evenals in voorgaande jaren, op gericht de financieringsbehoefte volledig op de kapitaalmarkt te dekken. In 1985 en vooral in 1986 overtrof het gerealiseerde kapitaalmarktberoep de financieringsbehoefte. Met name in 1986 werd dit veroorzaakt door de aanzienlijk hoger dan verwachte vervroegde aflossingen op woningwetleningen en voorts - zij het in mindere mate - doordat het financieringstekort exclusief de vervroegde aflossingen ten opzichte van de ramingen bleek mee te vallen. Deze ontwikkeling had tot gevolg dat de Staat in de tweede helft van 1986 geen beroep op de openbare kapitaalmarkt meer hoefde te doen. Het liquiditeitsoverschot in 1986 werd deels gecompenseerd door een deel van het vervallende schatkistpapier niet te herplaatsen. Per saldo nam het schatkistsaldo in 1986 met f 2 , 4 miljard toe.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 200 hoofdstuk IX A, nr. 2
6
Tabel 1. Financieringsbeeld van het Rijk (in mld. gld., op kasbasis)
Financieringstekort (exclusief vervroegde aflossingen woningwetleningen en exclusief debudgetteringen)
-25,6
-22,9
-28.1
2,5
15,5
14,9
-23.1
-7,4
-13,2
Vervroegde aflossingen woningwetleningen Financieringstekort (inclusief vervroegde aflossingen woningwetleningen en exclusief debudgetteringen) Aflossingen: — aflossingen gevestigde schuld — vervroegde aflossingen gevestigde schuld' — vervallen reguliere aflossingen in verband met vervroegde aflossingen
1987 3
1986
1985
-7,5
-9,7
-13,0
-1.5
-1,7
-1,5
0,3
0,3
0,0
Totaal
-8,7
—11,0
•14,6
Financieringsbehoefte
-31,8
-18.4
-27,7
Gerealiseerd bruto kapitaalmarktberoep — op de openbare markt gecontracteerd — op de onderhandse markt gecontracteerd — voorinschrijfrekening
4,4 3,12
10,2 3.4 34,1
Totaal Liquiditeitssaldo 5,2 -5,5
3,7" 2,8
20,9
21,8 3,4
2,3
Bruto plaatsing schatkistpapier Aflossingen schatkistpapier
14,4 4
14,3
20,5
4,3 -5,7
2,7" -7,0
Netto plaatsing schatkistpapier
-0,3
-1.4
Diversen
-0,4
0,4
1,6
2,4
Mutatie schatkistsaldo 1
Exclusief de vervroegde aflossing van onderhandse leningen ten laste van de voorinschrijfrekening, die bij het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds zijn herfinancierd. 2 Dit bedrag is gelijk aan het saldo van de consolidaties ten laste van de voorinschrijf-
rekening ad f 3312 m i n . en de mutatie van de voorinschrijfrekening ad — f 230 min. 3 Ramingen voor het gehele jaar, tenzij anders aangegeven. 4 Gecontracteerd tot en met 31 juli 1987.
3. Het kapitaalmarktberoep Ter beperking van de toekomstige jaarlijkse herfinanciering van vervallende staatsschuld, is het beleid de laatste jaren gericht op looptijdverlenging. In tabel 2 wordt een overzicht gegeven van de looptijdontwikkeling van nieuw afgesloten openbare, VIR- en onderhandse leningen. Tabel 2. Gewogen gemiddelde looptijd van openbare, VIR- en onderhandse leningen (in jaren)
Openbaar VIR Onderhands 1
1980
1981
1982
1983
1984
1985
1986
1987'
9,5 10,8 14,0
7,5 8,2 12,5
7,0 7,6 8,6
6,2 6,5 7,7
6,7 7,8 10,6
8,4 8,5 11,4
8,8 9,8 11,4
8,4 8,5 11,4
Tot en met 31 juli 1987.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 2 0 2 0 0 hoofdstuk IX A, nr. 2
7
Uit de tabel blijkt dat aan het steeds korter worden van de gemiddelde looptijd in 1984 een einde is gekomen. Sindsdien is het beleid, gericht op looptijdverlenging, duidelijk succesvol geweest, al is de gemiddelde looptijd, zowel openbaar als onderhands, nog altijd korter dan in 1980. In 1987 is tot dusverre een lichte terugval in de gemiddelde looptijd van openbare en VIR-leningen opgetreden. 3.1. Het openbare beroep Het Rijk gaf zes openbare leningen met storting in 1986 uit. De totale opbrengst hiervan was f 14,3 miljard, wat een gemiddelde opbrengst van f 2 , 4 miljard per lening inhoudt, tegen f 2 , 6 miljard in 1985. Twee van de zes leningen waren 10-jaars fixe leningen (met aflossing in één termijn), die samen f 5 , 8 miljard opleverden (zie tabel 3). De overige vier leningen hadden een looptijd van 5 + 5 jaar. Het gewogen gemiddelde effectieve rendement van openbare staatsleningen daalde van 7,6% in 1985 naar 6,6% in 1986. In de eerste 7 maanden van 1987 heeft de storting op zes openbare leningen plaatsgevonden. De totale opbrengst bedroeg f 14,4 miljard, dat wil zeggen gemiddeld f 2 , 4 miljard per lening. Van deze leningen was er slechts één die géén fixe looptijd had: de 10 +5-jarige lening waarvan de inschrijving openstond op 17 februari 1987. Het resultaat van deze lening was teleurstellend. Dit hield verband met de looptijd, die door beleggers op dat moment als te lang werd beoordeeld en de ongunstige marktomstandigheden ten tijde van de inschrijving op de lening. Van de vijf fixe leningen hadden er drie een looptijd van 8 jaar, één een looptijd van 10 jaar en één een looptijd van 7 jaar. Van deze laatste lening werd maar liefst 72% aan buitenlandse beleggers toegewezen. Het stabiele niveau van de rente vond zijn weerslag in de couponrente van de leningen uitgegeven in 1987. Vijf van de zes leningen droegen een couponrente van 61/4%. Op 26 april 1987 gaf het Rijk voor het eerst sinds lange tijd weer een lening uit met een couponrente van 6%. Het effectieve rendement was 5,98%. De laatste keer dat het Rijk tegen een rente van minder dan 6% kon lenen was in 1965. Het gewogen gemiddelde effectieve rendement van de openbare staatsleningen met storting in 1987 is verder gedaald tot 6,1 %. Tabel 3. Uitgifte van openbare staatsleningen met storting in 1986 en de eerste helft van 1987 Fonds
7%
Inschrijvingsdatum
Stortingsdatum
Looptijd
Bedrag'
Koers
Rendement 2 Aandeel buitenland
3750 2000 1200 4000 1500 1800
100,4 100,0 100,0 101,8 99,0 100,0
6,93 6,75 6,75 6,25 6,42 6,25
18% 26% 26% 51% 23% 47%
3500 3500 300 3250 1500 2250
100,3 101,0 99,7 100,8 100,4 100,1
6,20 6,11 6,28 6,12 6,19 5,98
33% 29% 13% 43% 55% 72%
6%% 6%%
Nederl. Nederl. Nederl. Nederl. Nederl. Nederl.
1985 1986-1 1986-11 1986 1986 1986
03-12-1985 21-01-1986 18-02-1986 18-03-1986 13-05-1986 24-06-1986
15-01-1986 17-02-1986 17-03-1986 15-04-1986 16-06-1986 01-08-1986
5 5 5 10 5 10
6%% 6'/A 6'/«% 6)4% 6%% 6%
Nederl. Nederl. Nederl. Nederl. Nederl. Nederl.
1986 1987 1987 1987-1 1987-11 1987
02-12-1986 20-01-1987 17-02-1987 31-03-1987 28-04-1987 26-05-1987
15-01-1987 16-02-1987 16-03-1987 01-05-1987 01-06-1987 01-07-1987
8 10 10 + 5 8 8 7
63/4%
6%% 654 %
1 2
+ 5 + 5 + 5 + 5
In miljoenen guldens. In procenten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 200 hoofdstuk IX A, nr. 2
8
3.2. Het onderhandse
beroep
Op de onderhandse markt leende het Rijk in 1986 op kasbasis f 4 , 4 miljard. Dat is aanzienlijk minder dan de f 10,2 miljard die in 1985 onderhands uit de markt werd genomen, hetgeen voor een belangrijk deel te verklaren is uit de veel lagere financieringsbehoefte in 1986. In 1987 is op kasbasis tot dusverre voor een bedrag van f3,7 miljard gecontracteerd. De terughoudende opstelling van het Rijk op de onderhandse markt hangt samen met de ook dit jaar meevallende financieringsbehoefte ten gevolge van het grote volume van de vervroegde aflossingen op woningwetleningen door woningbouwcorporaties. Deze vervroegde aflossingen worden op de onderhandse markt herfinancierd en veroorzaken een opwaartse druk op het renteniveau op deze markt. Het rente-écart tussen onderhandse en openbare leningen, welke in de afgelopen jaren ongeveer 0,25% bedroeg, is in de eerste helft van 1987 opgelopen tot meer dan 0,5%. 3.3. De
voorinschrijfrekening
De reservering van gelden op de voorinschrijfrekening van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds bedroeg in 1986 f3,1 miljard tegen f 3 , 4 miljard in 1985. Voor 1987 wordt naar verwachting f 2 , 8 miljard gereserveerd. De geleidelijke daling van de gereserveerde bedragen, welke zich sinds 1980 voordoet, is het gevolg van met name de verlaging van het pensioenbijdrage-percentage. De gereserveerde gelden worden regelmatig omgezet («geconsolideerd») in onderhandse leningen aan de Staat. De modaliteiten van de leningen ten laste van de voorinschrijfrekening zijn in beginsel de zelfde als die van openbare staatsleningen. 4. Verlenging van staatsleningen In 1986 bestond bij vier in het verleden uitgegeven staatsleningen de mogelijkheid de looptijd te verlengen tegen voor het overige gelijke voorwaarden. Deze leningen zijn voornamelijk in de beginjaren '80 uitgegeven. De beleggers hebben op zeer grote schaal van deze mogelijkheid gebruik gemaakt (zie tabel 4). In 1987 kwamen ook twee leningen voor verlenging in aanmerking. Ook deze leningen zijn nagenoeg geheel omgezet in leningen met een langere looptijd. In totaal zijn er nu 7 van de 8 leningen, waaraan de mogelijkheid tot verlenging gekoppeld was, daadwerkelijk verlengd. De eerste verlenging vond in 1985 plaats, terwijl in 1989 de laatste verlengbare lening kan worden omgezet in een lening met een langere looptijd. Tabel 4. Verlengbare leningen Oude lening
Nieuwe lening
Oorspronke- Omzettingslijk leningpercentage bedrag (in min. gld.)
-1982-11 per 86/89
10%
- 1 9 8 5 per 89/92
3500
99,4
9Vi% 12%%
— 1983-11 per per -1980 per -1983 per -1981
87/90 86/90 87/90 87/91
7V4% 10%% 91/*% 12%%
-1986 -1986 -1986 -1986
90/93 92/96 90/93 92/96
1750 900 8500 2500
95,1 98,2 99,2 99,8
8'/2% 10'/«%
-1984 - 1982
per 88/91 per 8 8 / 9 2
8V4% 10%%
- 1 9 8 7 per 92/95 - 1 9 8 7 per 93/97
7500 1300
99,7 98,8
— 1984-11 per 90/94
8%%
- 1 9 8 9 per 95/99
6500
10% T/2% 101/4%
814%
per per per per
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 200 hoofdstuk IX A, nr. 2
9
5. Vervroegde aflossing van staatsleningen Sinds 1985 heeft het Rijk gebruik gemaakt van het recht om een aantal leningen vervroegd af te lossen. In totaal ging het in 1985 om een bedrag van ruim f 1,5 miljard aan openbare leningen en ruim f 4 , 2 miljard aan VIR-leningen (zie tabel 5). Het hierbij behaalde netto budgettaire voordeel' kan worden becijferd op f 4 2 0 miljoen. In 1986 kwamen voor het eerst gewone onderhandse leningen in aanmerking voor vervroegde aflossing. Achtergrond hiervan was dat deze leningen voor het eerst in 1976 zijn uitgegeven en op zijn vroegst na 10 jaar vervroegd mogen worden afgelost. In totaal werd voor bijna f 2 5 0 miljoen aan gewone onderhandse leningen vervroegd afgelost. Bovendien loste het Rijk dat jaar voor bijna f 1,5 miljard aan openbare leningen en voor ruim f3,3 miljard aan VIR-leningen vervroegd af. Het netto budgettaire voordeel van alle in 1986 vervroegd afgeloste staatsleningen bedroeg ruim f 3 1 5 miljoen. Ook in 1987 heeft de Staat gebruik gemaakt van de mogelijkheid vervroegd af te lossen. In januari en in juni zijn in totaal vier openbare leningen voor een bedrag van bijna f 0,8 miljard vervroegd afgelost en twee VIR-leningen voor een bedrag van in totaal eveneens bijna f 0,8 miljard. Daarnaast is tot dusverre in 1987 voor een bedrag van bijna f 0,7 miljard aan onderhandse leningen vervroegd afgelost. De vervroegde aflossingen in 1987 leverden in totaal een netto budgettair voordeel op van f 178 miljoen. Tabel 5. Vervroegd aflosbaar gestelde leningen en het netto budgettaire voordeel (in min. gld.) Netto budgettair voordeel
Vervroegd afgelost 1985
1986
1987 1
Openbaar VIR Onderhands
1525 4202
1469 3341 250
Totaal
5727
5060
1
1987'
1985
1986
774 799 676
98 322
90 191 34
52 36 90
2249
420
315
178
T o t e n met 31 juli 1987.
6. Houderschap gevestigde schuld Zoals reeds in paragraaf 3.1 is vermeld is de buitenlandse belangstelling bij de emissie van openbare staatsleningen sterk toegenomen. De belangstelling van de verschillende categorieën beleggers wordt in tabel 6 weergegeven. Tabel 6. Toewijzing bij uitgifte van openbare staatsleningen (in mld. gld. en in procenten van het totaal, op kasbasis) 1984 bedrag
' Onder netto budgettair voordeel wordt verstaan het rentevoordeel over de resterende looptijd van de vervroegd afgeloste lening, verminderd met de eventueel te betalen boete en de verschuldigde provisie bij herfinanciering.
1985
%
bedrag
1987*
1986
%
bedrag
%
bedrag
%
Institutionele beleggers Buitenlandse beleggers Particuliere beleggers (Spaar-)banken
12,3 3,8 4,0 5,0
49 15 16 20
11,6 4,9 2,6 1,4
57 24 12 7
6,3 4,8 1,8 1,4
44 33 13 10
5,0 6,0 2,1 1,1
35 42 15 8
Totaal**
25,1
100
20,5
100
14,3
100
14,3
100
* T o t en met 31 juli 1987. * * Door afronding kan de som van de componenten afwijken van het totaal.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 200 hoofdstuk IX A, nr. 2
10
Uit tabel 6 blijkt dat het aandeel van de particuliere beleggers en de (spaar-)banken in 1986 en tot dusverre in 1987 in geringe mate is veranderd. Opvallend is het zeer grote aandeel van de buitenlandse beleggers in de eerste helft van 1987, dat het aandeel van de institutionele beleggers overtrof. De grote buitenlandse belangstelling is grotendeels toe te schrijven aan het feit dat vijf van de zes openbare leningen met storting in 1987 fixe leningen waren en aan de sterke positie van de Nederlandse gulden. Alhoewel de inschrijving van buitenlandse beleggers bij de emissie van openbare staatsleningen in de afgelopen jaren sterk is toegenomen, is het aandeel van de buitenlandse beleggers in de totale uitstaande staatsschuld nagenoeg gelijk gebleven op een niveau van circa 10% (zie tabel 7). Hieruit blijkt dat buitenlandse beleggers in 1986 op de secundaire markt per saldo openbare staatsleningen hebben verkocht. Het aandeel van de institutionele beleggers bedraagt al jaren ongeveer 50%. De particuliere beleggers en (spaar-)banken nemen ieder ongeveer 20% van de staatsschuld voor hun rekening. Daarbij is het aandeel van de particulieren in de afgelopen jaren licht afgenomen en het aandeel van de (spaar-)banken licht toegenomen. Tabel 7. Verdeling van het houderschap van de gevestigde staatsschuld (in mld. gld. en in procenten van het totaal per jaarultimo) 1984
1983 bedrag Institutionele beleggers Buitenlandse beleggers Particuliere beleggers (Spaar-)banken Totaal
%
bedrag
1985
%
bedrag
1986
%
bedrag
%
76,2 16,6 35,7 26,9
49 11 23 17
90,2 18,4 38,8 37,6
49 10 21 20
103,2 21,1 41,4 44,6
49 10 20 21
110,6 21,2 40,4 49,6
50 10 18 22
155,4
100
185,0
100
210,3
100
221,8
100
N.B.: In verband met een definitiewijziging wijken de cijfers iets af van de cijfers vermeld in de memorie van toelichting van Hoofdstuk IX A voor het jaar 1987.
7. Schatkistpapier De uitstaande hoeveelheid schatkistpapier is afgenomen van f 1 7,1 miljard ultimo 1985 tot f 15,7 miljard ultimo 1986. De onvolledige herplaatsing van schatkistpapier in 1986 hield verband met de meevallende financieringsbehoefte in 1986. In 1986 werd circa de helft van het schatkistpapier onderhands geplaatst. Daarnaast vonden in 1986 twee openbare inschrijvingen plaats, éénmaal via een tenderinschrijving op 19 juni en éénmaal via een zogeheten inschrijving over de toonbank in oktober, waarbij gedurende meerdere dagen inschrijvingen tegen wisselende tarieven en wisselende looptijden werden geaccepteerd. Het resultaat van beide inschrijvingen bedroeg respectievelijk circa f 0,5 en f 1,6 miljard. In de eerste zeven maanden van 1987 is onderhands circa f2,7 miljard schatkistpapier geplaatst.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1 988, 20 200 hoofdstuk IX A, nr. 2
11
Tabel 8. Afgifte van schatkistpapier (in min. gld. en in procenten van het totaal) Uitgifte techniek 1986
Tender (19 juni ) Toonbank (20, 23 en Onderhands
Bedrag
24 oktober)
Totaal
1987"
491 1565 2230
11 37 52
4286
100
_ -
— —
Tender Toonbank Onderhands
2725
100
Totaal
2725
100
* T o t e n met 31 juli 1987.
8. Het financieringsarrangement Evenals in voorafgaande jaren heeft het Rijk ook dit jaar een financieringsarrangement met de Nederlandsche Bank afgesloten. Het arrangement voorziet in de tijdelijke - seizoenmatige of incidentele - kasbehoeften van de Staat als het schatkistsaldo niet toereikend is. Het nu geldende financieringsarrangement loopt van 1 maart 1987 tot 1 maart 1988 en heeft een maximale omvang van f 4 9 9 5 miljoen. De rente die de Bank in rekening brengt is gelijk aan het geldende wisseldisconto (thans 4'/2%). Tot op heden is het niet nodig gebleken gebruik te maken van het arrangement.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 200 hoofdstuk IX A, nr. 2
12
Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 rente 1988 vaste schuld
Artikel 3 aflossing 1988 vaste schuld
Op basis van de per 31 juli 1987 bekende gegevens worden aan rente en aflossing op vaste staatsschuld de volgende bedragen geraamd
19 129 000 000
15 959 000 000
Geraamde bedragen aan rente en aflossing voor de na de opstelling van de begroting in 1987 nog aan te gane vaste schuld
472 000 000
Voor de inkoop van vaste schuld ingevolge de wet van 9 november 1950, Stb. K 494 is een stelpost uitgetrokken van Hierdoor verminderen de rentelasten met Voorts zal aan provisie verschuldigd zijn over in 1988 af te sluiten openbare en onderhandse leningen 126 000 000 Overige kosten op staatsschuld 2 000 000 Totaal kosten Artikel
1. Rente en kosten
Artikel
3.
Aflossing
Memorie
50 000 000 af:
2 000 000
128 000 000 19 727 000 000 16 009 000 000
Artikel 4. Vervroegde aflossing. Aangezien niet valt te voorzien wanneer en tot welk beloop vaste schuld vervroegd zal worden afgelost, wordt dit artikel pro memorie opgenomen. Artikel 5. Rente en kosten van schatkistpapier, kasgeldleningen en gelden in rekening-courant met 's-Rijks schatkist. Daar het niet mogelijk is reeds ten tijde van de indiening van de begroting voor het dienstjaar 1988 rekening te houden met alle factoren, die van invloed zullen zijn op het beloop van de vlottende schuld in dat begrotingsjaar, kan slechts een globale raming worden ontworpen van de in 1988 verschuldigde rente. 1. Op schatkistpapier en kasgeldleningen zal naar raming aan rente verschuldigd zijn een bedrag van f 1 107 miljoen. 2. De rente verschuldigd over de gelden van rijksfondsen gestort in 's Rijks kas zal naar raming bedragen f 103 miljoen. 3. De rente verschuldigd over in 's Rijks schatkist aanwezige gelden van staatsbedrijven zal naar raming f 5 0 miljoen bedragen. 4. De rente verschuldigd over door derden in rekening-courant bij 's Rijks schatkist aangehouden gelden zal naar raming f 3 miljoen bedragen. Artikel 6. Rente over reserves van staatsbedrijven. Het gemiddelde aan reserves van staatsbedrijven, waarover in 1988 door 's Rijks schatkist rente wordt vergoed, wordt geraamd op f 14,3 miljard. Artikel 7. Overige rentelasten. In verband met het intrekken van de Wet van 23 mei 1917 (Stb. 436; Wet waarborgen buitenlandse verzekeraars) wordt met ingang van het begrotingsjaar 1988 geen rente van door buitenlandse verzekeraars in geld gestelde zekerheid uitgetrokken. De Ministervan Financiën, H. 0. C. R. Ruding
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 200 hoofdstuk IX A, nr. 2
13