Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1999–2000
26 463
Regels omtrent het transport en de levering van gas (Gaswet)
Nr. 95
DERDE NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 4 april 2000 Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: I Onder vernummering van artikel 32a tot 32g, wordt artikel 32 vervangen door: Artikel 32 1. Het is verboden zonder vergunning gas te leveren aan afnemers die naar een op het verbruik in voorgaande jaren gegronde verwachting minder dan 170 000 m3 gas per jaar verbruiken. 2. Het verbod geldt niet ten aanzien van het leveren van gas: a. door een buiten Nederland gevestigde leverancier van gas aan ten hoogste 500 afnemers, als bedoeld in het eerste lid, die wonen in gebieden aan de Nederlandse landsgrens of b. indien het gas anders dan bedrijfsmatig wordt geleverd overeenkomstig bij ministeriële regeling te stellen regels. 3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de wijze van vaststelling van het jaarlijks gasverbruik van de in het eerste lid bedoelde afnemers. Artikel 32a Een houder van een vergunning heeft de plicht op een betrouwbare wijze en tegen redelijke tarieven en voorwaarden zorg te dragen voor de levering van gas aan iedere in artikel 32, eerste lid, bedoelde afnemer die daarom verzoekt. Artikel 32b 1. Onze Minister verleent op aanvraag een vergunning indien de aanvrager genoegzaam aantoont dat hij: a. beschikt over de benodigde organisatorische, financiële en technische kwaliteiten voor een goede uitvoering van zijn taak;
KST44889 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2000
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 463, nr. 95
1
b. redelijkerwijs in staat kan worden geacht de verplichtingen als opgenomen in dit hoofdstuk na te komen. 2. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de inhoud van en de procedure voor aanvraag van een vergunning en de criteria, bedoeld in het eerste lid. Artikel 32c 1. Onze Minister kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een vergunning. 2. Onze Minister kan de aan een vergunning verbonden voorschriften of beperkingen wijzigen. 3. Een vergunning kan slechts worden overgedragen aan een andere houder van een vergunning met toestemming van Onze Minister. 4. Artikel 32b is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het verlenen van toestemming als bedoeld in het derde lid. Artikel 32d 1. Onze Minister kan een vergunning intrekken, indien: a. de houder van de vergunning dit verzoekt; b. de houder van de vergunning in onvoldoende mate voldoet aan de verplichting, bedoeld in artikel 32a; c. de houder van de vergunning de in de vergunning opgenomen voorschriften of opgelegde beperkingen niet nakomt; d. de houder van de vergunning bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid; e. de houder van de vergunning naar het oordeel van Onze Minister om andere redenen niet langer in staat moet worden geacht de vergunde activiteit of in de vergunning opgenomen voorschriften na te komen. 2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de tijdelijke voorzieningen en de procedure bij intrekking van een vergunning. Artikel 32e 1. Artikel 26, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op een houder van een vergunning ten aanzien van door hem verkregen gegevens van afnemers als bedoeld in artikel 32, eerste lid. 2. Een houder van een vergunning gebruikt aan hem verstrekte gegevens over afnemers als bedoeld in artikel 32, eerste lid, uitsluitend voor het uitvoeren van de in deze wet aan hem opgedragen taken, met dien verstande dat deze gegevens mede kunnen worden gebruikt voor het innen ten behoeve van hemzelf of een gastransportbedrijf, van de vergoeding voor de aansluiting op een gastransportnet of voor het transport van gas. Artikel 32f Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van het bij of krachtens de artikelen 32 tot en met 32c gestelde verplichtingen. II Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 463, nr. 95
2
1. In het eerste en tweede lid wordt telkens «de artikelen 32, 33a tot en met 33e, 46, 47 en 50 tot en met 53» vervangen door: de artikelen 32 tot en met 32f, 33a tot en met 33e, 46, 47 en 50 tot en met 53. 2. Aan het slot wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende: 3. Een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt in de Staatscourant bekendgemaakt. III In de artikelen 38, eerste lid, en 39, eerste lid, wordt «artikel 12» telkens vervangen door: artikel 12 of artikel 32b. IV In artikel 43 worden na onderdeel F vier onderdelen toegevoegd, luidende: G Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd: 1. Aan het slot van het derde lid wordt toegevoegd: , met uitzondering van paragraaf 1a van hoofdstuk 8. 2. In het vierde lid wordt na «deze wet» ingevoegd: , met uitzondering van paragraaf 1a van hoofdstuk 8,. H In artikel 85, eerste lid, wordt na «een vergunning als bedoeld in artikel 54» ingevoegd: of artikel 95c. I In hoofdstuk 8 wordt na paragraaf 1 een paragraaf ingevoegd, luidende:
Paragraaf 1a. Vergunningen voor de levering van elektriciteit aan kleinverbruikers Artikel 95a 1. Het is verboden zonder vergunning elektriciteit te leveren aan afnemers die beschikken over een aansluiting op een net met een totale maximale doorlaatwaarde van ten hoogste 3*80 A. 2. Het verbod geldt niet ten aanzien van het leveren van elektriciteit: a. indien de elektriciteit is opgewekt met een installatie die voor rekening en risico van de afnemer, alleen of, voor een evenredig deel, tezamen met andere afnemers, in werking wordt gehouden en de afnemer de geleverde elektriciteit verbruikt; b. door een buiten Nederland gevestigde leverancier van elektriciteit aan ten hoogste 500 afnemers, bedoeld in het eerste lid, die wonen in gebieden aan de Nederlandse landsgrens; c. ter bevoorrading als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder i), van de richtlijn, indien de afnemer aan dezelfde rechtspersoon toebehoort als de producent die de elektriciteit heeft opgewekt dan wel een dochtermaatschappij daarvan is in de zin van artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de afnemer de geleverde elektriciteit verbruikt, of d. indien de elektriciteit anders dan bedrijfsmatig wordt geleverd overeenkomstig bij ministeriële regeling te stellen regels.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 463, nr. 95
3
Artikel 95b Een houder van een vergunning heeft de plicht op een betrouwbare wijze en tegen redelijke tarieven en voorwaarden zorg te dragen voor de levering van elektriciteit aan iedere in artikel 95a, eerste lid, bedoelde afnemer die daarom verzoekt. Artikel 95c 1. Onze Minister verleent op aanvraag een vergunning indien de aanvrager genoegzaam aantoont dat hij: a. beschikt over de benodigde organisatorische, financiële en technische kwaliteiten voor een goede uitvoering van zijn taak; b. redelijkerwijs in staat kan worden geacht de verplichtingen als opgenomen in dit hoofdstuk na te komen. 2. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de inhoud van en de procedure voor aanvraag van een vergunning en de criteria, bedoeld in het eerste lid. Artikel 95d 1. Onze Minister kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een vergunning. 2. Onze Minister kan de aan een vergunning verbonden voorschriften of beperkingen wijzigen. 3. Een vergunning kan slechts worden overgedragen aan een andere houder van een vergunning met toestemming van Onze Minister. 3. Artikel 95c is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het verlenen van toestemming als bedoeld in het derde lid. Artikel 95e 1. Onze Minister kan een vergunning intrekken, indien: a. de houder van de vergunning dit verzoekt; b. de houder van de vergunning in onvoldoende mate voldoet aan de verplichting, bedoeld in artikel 95b; c. de houder van de vergunning de in de vergunning opgenomen voorschriften of opgelegde beperkingen niet nakomt; d. de houder van de vergunning bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid; e. de houder van de vergunning naar het oordeel van Onze Minister om andere redenen niet langer in staat moet worden geacht de vergunde activiteit of in de vergunning opgenomen voorschriften na te komen. 2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de tijdelijke voorzieningen en de procedure bij intrekking van een vergunning. Artikel 95f 1. Artikel 79 is van overeenkomstige toepassing op een houder van een vergunning. 2. De houder van een vergunning gebruikt aan hem verstrekte gegevens over afnemers als bedoeld in artikel 95a uitsluitend voor het uitvoeren van in deze wet aan hem opgedragen taken, met dien verstande dat deze gegevens mede kunnen worden gebruikt voor het ten behoeve van de netbeheerder innen van de vergoeding voor de aansluiting op een net of voor het transport van elektriciteit. 3. Artikel 19 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 463, nr. 95
4
door de netbeheerder innen van de vergoeding voor de levering van elektriciteit aan afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid. Artikel 95g 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze paragraaf bepaalde zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren. 2. Een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt bekend gemaakt in de Staatscourant. Artikel 95h Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van het bij of krachtens deze paragraaf gestelde verplichtingen. Artikel 95i De artikelen 45, tweede lid, en 46 zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een leverancier die houder van een vergunning is. J Aan artikel 104 worden twee leden toegevoegd, luidende: 4. Hoofdstuk 4 vervalt met ingang van 1 januari 2004 of op het tijdstip waarop ingevolge een besluit als bedoeld in artikel 1, derde lid, de termijn eindigt waarbinnen een afnemer als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 2o, wordt beschouwd als beschermde afnemer. 5. Paragraaf 8.1a treedt in werking met ingang van de datum waarop hoofdstuk 4 vervalt. V Artikel 44 komt te luiden : Artikel 1 van de Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd: 1. In onderdeel 1° wordt in de opsomming van de artikelen van de Elektriciteitswet 1998 «59 en 64» vervangen door: 59, 64, 95a, eerste lid, 95b en 95f 2. In onderdeel 1° wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd: de Gaswet, de artikelen 3, eerste lid, 4, eerste en derde lid, 9, tweede lid, 11, eerste lid, 15, eerste lid, 18, 19, 20, eerste lid, 22, 23, 24, tweede lid, 25, 26, 27, 32, eerste lid, 32a, 32e, 46, eerste lid, 47, vierde lid, en 52, tweede lid. 3. In onderdeel 4° vervalt: de Wet aardgasprijzen, artikel 5, eerste en derde lid;. VI Aan artikel 55 worden twee leden toegevoegd, luidende: 3. Hoofdstuk 3 en artikel 27 vervallen met ingang van 1 januari 2004 of op het tijdstip waarop ingevolge een besluit als bedoeld in artikel 1, tweede lid, de termijn eindigt waarbinnen een afnemer als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel n, onder 2°, wordt beschouwd als beschermde afnemer.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 463, nr. 95
5
4. De artikelen 32 tot en met 32f treden in werking met ingang van het tijdstip waarop hoofdstuk 3 vervalt. Toelichting Deze nota van wijziging voorziet in opneming in zowel dit wetsvoorstel als de Elektriciteitswet 1998 van een vergunningstelsel voor de levering van gas respectievelijk elektriciteit aan kleinverbruikers. Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel bleek dat er in de Tweede Kamer der Staten-Generaal brede steun bestaat voor de invoering van een vergunningregime ten behoeve van een betrouwbare energievoorziening voor deze meest kwetsbare groep van verbruikers. Daartoe was een amendement ingediend dat voorzag in het opnemen van een vergunningstelsel voor zowel gas als elektriciteit in de Wet energiedistributie (kamerstukken II 1999/2000, 26 463, nr. 74). Inhoudelijk komt deze nota van wijziging overeen met dit amendement. Redactioneel gezien zijn er enige wijzigingen ten opzichte van het amendement omdat in de nota van wijziging voorzien is in het opnemen van de vergunningenstelsels in de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998. De vergunningenstelsels zullen van kracht worden op het tijdstip waarop de liberalisering van kleinverbruikers van gas en elektriciteit een feit is geworden. Ingevolge het in onderdeel I voorgestelde artikel 32 van dit wetsvoorstel en het in onderdeel IV, onder I, voorgestelde artikel 95a van de Elektriciteitswet 1998 is het verboden zonder vergunning gas respectievelijk elektriciteit te leveren aan kleinverbruikers. Vergunninghouders zijn verplicht te zorgen voor de levering van gas of elektriciteit tegen redelijke voorwaarden en tarieven. Hiermee wordt bewerkstelligd dat kleinverbruikers ook in een vrije markt nog een zeker mate van bescherming genieten. De vergunningen zullen niet zoals in hoofdstuk 3 van dit wetsvoorstel en in hoofdstuk 4 van de Elektriciteitswet is voorzien, voor een exclusief leveringsgebied gelden en evenmin zullen er maximumtarieven worden gesteld. Concurrentie tussen vergunninghouders op serviceverlening en op prijzen zal dus niet door het vergunningregime verhinderd worden. In het voorgestelde artikel 32b van dit wetsvoorstel en het voorgestelde artikel 95c van de Elektriciteitswet 1998 zijn in het algemeen de criteria opgenomen waaraan een houder van een vergunning moet voldoen. Bij algemene maatregel van bestuur zullen deze criteria verder ingevuld worden. Wat betreft de uitwerking van het criterium dat de aanvrager van de vergunning moet aantonen dat hij kan voldoen aan zijn taak om op betrouwbare wijze en tegen redelijke tarieven te voldoen aan zijn leveringsplicht kan worden gedacht aan de eis ramingen op te stellen van de vraag naar gas of elektriciteit door kleinverbruikers en van de wijze waarop de aanvrager daaraan denkt te voldoen. De gronden voor intrekking van een vergunning komen grotendeels overeen met die welke gelden voor intrekking van de tijdelijke leveringsvergunning zoals bedoeld in hoofdstuk 3 van dit wetsvoorstel en hoofdstuk 4 van de Elektriciteitswet. In het voorgestelde artikel 95i van de Elektriciteitswet 1998 is voorzien in het van overeenkomstige toepassing verklaren van de artikelen 45, tweede lid, en 46 van die wet. Dit betekent dat de elementen uit de reciprociteitsregeling die betrekking hebben op de vergunninghouder als bedoeld in artikel 54 ook betrekking hebben op de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 95c. Tenslotte is voorzien in een aanpassing van artikel 55 van dit wetsvoorstel en van artikel 104 van de Elektriciteitswet in die zin dat hoofdstuk 3 van dit wetsvoorstel en hoofdstuk 4 van de Elektriciteitswet vervallen en de regels voor het vergunningsysteem zoals in deze nota van wijziging opgenomen, pas daarna zullen gaan gelden. Er zal dus geen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 463, nr. 95
6
situatie ontstaan waarin voor dezelfde dienstverlening twee vergunningstelsels tegelijk zullen gelden. De Minister van Economische Zaken, A. Jorritsma-Lebbink
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 463, nr. 95
7