Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1989-1990
21 580
Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk XVI (Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur) voor het jaar 1990 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota; eerste wijziging)
Nr. 4
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG Ontvangen 22 juni 1990 Algemeen
1 Kan de artikelsgewijze toelichting op de begrotingswijzigingen zo ingericht worden dat meer aandacht besteed wordt aan majeure mutaties en dat deze mutaties makkelijker te traceren zijn? Het door u voorgestelde onderscheid in majeure en niet-majeure mutaties is een lastig keuze-probleem. Een geringe mutatie kan politiek majeur zijn, terwijl een forse mutatie politiek niet-majeur kan zijn. De Voorjaarsnota zou als leidraad gehanteerd kunnen worden. De Minister van Financiën scheidt bij het opstellen van de Voorjaarsnota de majeure van de niet-majeure mutaties door alle mutaties groter dan 50 miljoen expliciet toe te lichten en mutaties groter dan 5 miljoen slechts in de cijferbijlage apart te presenteren. Ook hier dus een technische algoritme om het keuzeprobleem te omzeilen. In het licht van het bovenstaande acht ik het niet goed mogelijk om het door u voorgestelde onderscheid in de suppletoire wet aan te geven. Hoe zal, nu er geen prijsbijstelling 1990 is toegedeeld, ruimte gevonden worden binnen de begroting om daar, waar prijsbijstelling toch noodzakelijk is, artikelen bij te stellen in verband met opgetreden prijs– stijgingen? De consequenties van het niet toedelen van de prijsbijstelling 1990 zijn binnen Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur per beleidsterrein geanalyseerd. Een beslissing om op onderdelen wel prijsbijstelling toe te delen moet gepaard gaan met een corresponderende verlaging elders op de begroting. Daar de prijsontwikkeling 1990 gemiddeld circa 2% bedraagt, zijn dit op onderdelen forse bijstellingen. De besluitvorming binnen mijn departement over het wel/niet op onderdelen toedelen van de prijsbijstelling 1990 is nog niet afgerond. In de 2e suppletoire wet 1990 zal hier nader op worden ingegaan.
013887 F ISSN0921 -7371 SDU uitgeverij 's-Gravenhage 1990
Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 580, nr. 4
3 Of is hierin voorzien door artikel 01.09 prijsbijstelling van bijna f 12 mln? De f 12 mln. prijsbijstelling op artikel 01.09 is het saldo van een aantal mutaties, waaronder de prijsbijstelling 1990 van f 17 mln. voor de Rijks– bijdragen Ziektekosten en de «geparkeerde» generale aanslagen 1990 van in totaal f-4,9 mln. De f 17 mln. zal worden toegedeeld aan artikel 11.01 en de f 4,9 mln. zal worden ingevuld met concrete maatregelen.
4 Was de oorspronkelijke ruimte voor prijsbijstelling niet reeds geheel opgesoupeerd aan het eind van de begrotingsbehandeling? De oorspronkelijke ruimte (ontwerp-begroting 1990) op artikel 01.09 betrof de doorwerking van het restant prijsbijstelling 1989. Dit restant is, naar aanleiding van wensen die de Kamer tijdens de begrotingsbehan– deling 1990 kenbaar heeft gemaakt, toegedeeld via nota's van wijziging op de ontwerp-begroting 1990. De aanwending had onder andere betrekking op: - intensivering van de subsidiëring van de educatieve functie van nationale verzetsmusea en herinneringscentra (artikel 09.03); - extra maatregelen op het terrein van het dak– en thuislozenbeleid in de sfeer van preventie, opvang en reïntegratie (artikel 04.02).
5 Waarom geschieden technische overboekingen bij de voorjaarsnota waardoor het overzicht verdwijnt? Uit oogpunt van een goed begrotingsbeheer ligt het in de rede om bekende begrotingsmutaties zo snei mogelijk onder de aandacht van de Kamer te brengen. Het onderscheid technisch of beleidsinhoudelijk is daarbij in feite niet relevant. In dat verband zal de Voorjaarsnota respec– tievelijk de eerste suppletoire wet ook begrotings-technische mutaties bevatten. Artikel U01.03: Materieel centrale Directies
De leden van de fracties van C.D.A., P.v.d.A., V.V.D. en D66 vroegen waarom geen f 6,2 mln. (het onbesteed gebleven bedrag van 1989) aan de begroting 1990 is toegevoegd, maar slechts f 5,5 mln? Hoe wordt het resterende benodigde bedrag ad f 3,2 mln. (f 12,4 mln. volgens blz. 49 van de memorie van toelichting bij de begroting 1990 minus de f 5,5 mln. van Financiën minus f 3,7 mln. uit de eigen begroting volgens blz. 49 van de memorie van toelichting bij de begroting 1990) gefinancierd? Welke bestedingen zijn in 1990 ten laste van de comptabel bestel gelden voorzien? Ten tijde van de opstelling van de begroting 1990 waren de onderhan– delingen met het Rijkscomputercentrum over de bouw van de financiële systemen nog volop gaande. Op dat moment bestond nog geen helder inzicht in de daarmee gemoeide kosten. Om die reden is bij de begroting 1990 uitgegaan van de op dat moment binnen het departement meest actuele raming. Inmiddels zijn de onderhandelingen met het Rijkscompu– tercentrum afgerond en is een contract op basis van een zogenaamde fixed-price getekend. Dit heeft tevens geresulteerd in een andere spreiding van kosten over de diverse jaren dan tot dan toe voorzien. Het voor 1990 benodigde bedrag ligt om die reden lager dan in de begroting
Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 580, nr. 4
1990 werd opgenomen. Daarom ook is het aan het Ministerie van Financiën gevraagde bedrag voor 1990 verlaagd. De middelen comptabel bestel zullen worden aangewend ten behoeve van herontwerp en de bouw van eerdergenoemde financiële systemen door het Rijks– computercentrum. Artikel U01.04: Apparaatszorg 7
De leden van de P.v.d.A.-fractie informeerden of een nadere preci– sering gegeven kan worden van de bestemming van het bedrag van f 15 000 dat aan artikel 01.04 wordt toegevoegd ten behoeve van repre– sentatiekosten? Het bedrag van f 15 000 is door het Directoraat-Generaal Culturele Zaken aan dit artikel toegevoegd voor de financiering van geschenken aan (buitenlandse) hoogwaardigheidsbekleders door of namens de bewindslieden gedaan. 8
De leden van de V.V.D.-fractie waren geïnteresseerd te horen met welke doeleinden het pand waarin de Harmonisatieraad was gehuisvest, nu wordt geëxploiteerd? Het pand waarin de Harmonisatieraad was gehuisvest, wordt thans onder andere gebruikt door de Mediaraad, de Centrale Commissie Bejaardenoorden alsmede de ontvangst– en vergaderruimte ten behoeve van de bewindslieden. Artikel U01.05: Diverse uitgaven personeelsbeleid 9
De leden van de V.V.D.-fractie zouden gaarne inzicht willen hebben in het bedrag dat in 1989 werkelijk is besteed aan flankerend beleid in verband met de afslanking, alsmede in de redenen dat een bedrag van f2,3 mln. in 1989 onbesteed is gebleven. De uitgaven voor flankerend beleid zijn in de begroting 1989 geraamd op een bedrag van f 11,8 mln. De gerealiseerde uitgaven hebben voor dat jaar f 9,5 mln. bedragen. Voor een groot aantal wachtgeldverplich– tingen geldt dat deze later in het jaar zijn aangegaan en in die zin minder op het beschikbare budget voor 1989 drukten. Artikel U01.09: Prijsbijstelling 10 Welke afrekening van de Beeldende Kunstenaars Regeling moet nog plaatsvinden? Op welk artikel zullen de uitgaven in verband met deze afrekening worden verantwoord?
De Beeldende Kunstenaars Regeling werd per 1 januari 1987 opgeheven. De financiële afwikkeling van de Regeling kwam in handen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. Op basis van de opgave van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is voor de afwikkeling van de Beeldende Kunstenaars Regeling in 1989 nog f4,3 mln. betaald. Dit is als een voorlopige afrekening te beschouwen. Bijstellingen met een relatief gering financieel belang zijn nog mogelijk. De uitgaven in verband met deze afrekening zijn/worden verantwoord op artikel 17.06.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 580, nr. 4
In 1989 waren onvoldoende middelen aanwezig op artikel 17.06. Het benodigde bedrag is toen (tijdelijk) overgeheveld vanuit artikel 01.09 onder de afspraak dat dit in latere jaren zou worden teruggeboekt.
11 De leden van de P.v.d.A.-fractie voegden daar de vraag aan toe waarom deze afrekening in latere jaren teruggeboekt wordt naar artikel 17.06. Zie antwoord op vraag 10.
12 Bij welke gelegenheid zal het bedrag van f 17 mln. prijsbijstelling op de rijksbijdragen AWBZ/ZWFaan artikel 11.01 worden toegevoegd? Welke procedures gelden er verder voor de prijsbijstelling van de rijksbij– dragen? De f 17 mln. prijsbijstelling 1990 voor de Rijksbijdragen Ziektekosten zal zo snel mogelijk worden toegedeeld aan artike! 11.01. De mutatie zal via de tweede suppletoire wet 1990 aan de Kamer worden voorgelegd. De vaststelling van de rijksbijdrage ZFW, en van de indexering, is neergelegd in de toelichting bij het besluit «vaststelling rijksbijdrage verplichte ziekenfondsverzekering 1986t/m 1988», Staatsblad 1990, nr. 117. De vaststelling van de rijksbijdrage AWBZ, en van de indexering geschiedde tot en met 1989 overeenkomstig de systematiek van de vaststelling rijksbijdrage (en indexering) ZFW; met ingang van 1990 zal een en ander geschieden overeenkomstig de bepalingen bij de wet finan– ciering volksverzekeringen en worden vastgesteld bij ministeriële regeling.
13 Hoe wordt de Kamer geïnformeerd over de invulling van de ombui– gingstaakstelling ad f 4,9 mln? Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op de tweede vraag bij het onderdeel Algemeen. Dit impliceert dat dit zal worden meegenomen bij de 2e suppletoire wet 1990.
14 De leden van de P.v.d.A.-fractie vroegen wat wordt bedoeld met de kwestie Purmerend. Zoals vermeld in bijlage IVa van de Voorjaarsnota 1990 betreft dit de verdeling over de begrotingshoofdstukken van de schade die de gemeente Purmerend heeft geleden in verband met de verkleining van de groeitaakstelling.
15 Voorts informeerden zij waarom een extra voorschot ten behoeve van de Stichting ter bevordering van de vertaling van Nederlands Letter– kundig Werk wordt verstrekt vanuit 01.09 (prijsbijstelling) en niet vanuit 21.01 (Letteren, Nederlandse Taalunie en Leenvergoedingen)? Het verstrekte voorschot heeft betrekking op het begrotingsjaar 1989 en is eind november 1989 betaald. Op dat moment was nog geen enkele sprake van eventuele beëindiging van subsidiëring van de Vertalingen– stichting. Pas in het voorjaar van 1990 heeft de Vlaamse gemeenschaps– minister van Cultuur subsidiëring per 1 januari 1990 stopgezet. Dit heeft
Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 580, nr. 4
ertoe geleid dat de Nederlandse overheid zich genoodzaakt zag om ook haar subsidie te beëindigen. In 1989 waren onvoldoende middelen aanwezig op artikel 17.03. Het benodigde bedrag is toen (tijdelijk) overgeheveld vanuit artikel 01.09 onder de afspraak dat dit in latere jaren zou worden teruggeboekt.
16 Waarom wordt een extra voorschot verstrekt nu de subsidiëring zal worden beëindigd? Zie antwoord bij vraag 15. Artikel U01.14: Organisatie– en informatiebeleid
17 De leden van de P.v.d.A.-fractie vroegen welk bedrag van de overboeking bij artikel 01.14 het automatiserings– en doorlichtingson– derzoek betreft. Wat is de omvang van het structurele tekort op het materiaal budget van het Directoraat-Generaal Culturele Zaken? Wat is de reden van het structurele tekort? Hoe denkt de regering dit op te lossen? Ten behoeve van het automatiserings– en doorlichtingsonderzoek werd f 200 000 overgeboekt naar het Directoraat-Generaal Culturele Zaken. Het structurele tekort op het materiële budget van DGCZ werd reeds bij nota van wijziging opgelost door uit de prijsbijsteliing f 200 000 toe te voegen. Artikel U02.02: Materieel
18 De leden van de P.v.d.A.-fractie vroegen waarom al middelen worden gereserveerd ten behoeve van het Maatschappij Informatie Project vooruitlopend op de notitie informatiebeleid? Het Maatschappij Informatie Project is geruime tijd vóór de toezegging tot aanlevering van een Nota Publieksgericht Informatiebeleid aan de Tweede Kamer gestart. De overboeking waar hier sprake van is heeft betrekking op de eerste (voorbereidings)fase van het project. Artikel U02.04: Bijzondere werkgelegenheidsprojecten
19 De leden van de V.V.D.-fractie zouden willen vernemen of deze bijstelling ook consequenties heeft voor de werkgelegenheidsprojecten in de komende jaren. De feitelijk aangegane verpiichtingen in 1989, met kaseffecten in 1990 en volgende jaren, wijken af van de ramingen die bij het opstellen van de begroting 1990 zijn gehanteerd. Reeds in het najaar 1989 zijn echter verplichtingen aangegaan met kaseffecten in 1990. Dit leidt ertoe dat de verplichtingenraming 1990 eenzijdig kan worden verlaagd; het daarmee gemoeide kaseffect is immers al begrepen in de begroting 1990.
20 De leden van de D66-fractie vroegen waarom er geen verminderd effect op kasbasis is, als de verplichtingen zo sterk verminderen. Zie antwoord op vraag 19.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 580, nr. 4
Artikel U02.07: Onderzoek, studie en hiermee verband houdende uitgaven
21 De leden van de P.v.d.A.-fractie verzochten het verschil te verklaren tussen het bedrag van f 692 000 + f 100 000 als overboeking van het Ministerie van Binnenlandse Zaken naar het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur in verband met medefinanciering van het Interdepartementaal Onderzoekprogramma Minderheden, en het bedrag van f 732 000 zoals vermeld in de wijziging van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken (zie 21 569, nr. 2, blz. 8). In 1990 is in het kader van het Interdepartementaal Onderzoekspro– gramma Minderheden door het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur een verplichting aangegaan van f 692 000 + f 100 000 welke naar verwachting voor f 732 000 in 1990 wordt betaald en voor f 60 000 in 1991. Artikel U02.09: Werkontwikkeling Overlegsecretariaten 22 De leden van de D66-fractie herhaalden hun vraag gesteld bij artikel 02.04 (zie vraag 20).
Zie antwoord bij vraag 19. Artikel U04.02: Maatschappelijke Ontwikkeling
23 De leden van de fracties van C.D.A., P.v.d.A., V.V.D. en D66zouden gaarne gëinformeerd willen worden welke 2 instellingen op het terrein van het vormings– en ontwikkelingswerk een opstartsubsidie hebben ontvangen. Het betreft hier de Stichting de Rode Hoed en het Joods Historisch Museum. De subsidie aan de Stichting de Rode Hoed betreft een struc– turele subsidie ad f 450 000 per jaar. De subsidie aan het Joods Histo– risch Museum betreft een overbruggingssubsidie en is als zodanig niet structureel. Beide stichtingen zijn niet vermeld in het Rijksplan 1990.
24 Uit welk artikel wordt dit gerealiseerd? Is het de bedoeling deze twee instelïmgen structureel te financieren en zo ja voor welk bedrag? Was hiervan al sprake in het rijksplan Welzijnswerk 1990? Zie antwoord op vraag 23. Artikel U05.01: Opvang asielzoekers
25 De leden van de fracties van C.D.A., P.v.d.A., V.V.D. en D66 vroegen welke gemiddelde kosten per asielzoeker zijn gehanteerd bij de bijstelling van de raming 1990. Betekent het hanteren van een ongewijzigde gemiddelde proceduretijd dat de regering niet verwacht dat de te nemen maatregelen voor versnelling van de justitiële procedure in 1990 geen effect meer zullen sorteren?Zijn de variabelen voor de jaren 1991 en verder, zoals vermeld in de brief van 11 januari 1990 (21 300 hoofdstuk XVI, nr. 35) ongewijzigd gebleven?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 580, nr. 4
Als gemiddelde kosten per asielzoeker zijn gehanteerd: - kosten centrale opvang per asielzoeker per jaar f 39 400 - kosten decentrale opvang per asielzoeker per jaar f 16 800. Deze kosten zijn berekend door het onderzoeksbureau Research voor Beleid in het kader van de evaluatie van de Regeling Opvang Asiel– zoekers in 1989. De decentrale kosten zijn gecorrigeerd met f 75 extra rijksbijdrage per maand, conform een ministerraadbesluit van juli 1989. De regering verwacht dat de maatregelen van Justitie om de procedu– retijd te bekorten, vanaf 1991 zichtbaar worden. Derhalve is bij de ramingen voor de opvang van asielzoekers uitgegaan van een gemid– delde proceduretijd van 18 maanden, ingaande de instroom van 1991. De ramingsvariabelen met betrekking tot 1991 en verder waren: - instroom 8000 personen per jaar; - proceduretijd 18maanden. Op basis van meer recente inzichten zijn de ramingen thans gebaseerd op de volgende veronderstellingen: - instroom 14000 personen per jaar; - proceduretijd 18 maanden.
26 Kunnen de nabetalingen over voorgaande jaren, die volgens de schrif– telijke antwoorden met betrekking tot de voorlopige rekening 1989 f6 mln. zullen bedragen in 1990, binnen de bestaande begroting worden opgevangen? Dit is afhankelijk van het declaratiegedrag van de gemeenten. Er vanuit gaande dat dit declaratiegedrag stabiel is en jaarlijks sprake is van enige naijling, kunnen de nabetalingen 1989 binnen de begroting 1990 worden opgevangen. Als er echter sneller wordt gedeclareerd zouden er problemen kunnen ontstaan.
Artikel U06.02: Subsidies en andere uitgaven in het kader van het Jeugdbeleid 27 De leden van de C.D.A.-fractie vroegen op welke wijze in deze wijziging het beleidsvoornemen is geëffectueerd om de subsidies voor werkende jongerenorganisaties te herzien. De herziening van de subsidies voor werkende jongerenorganisaties is geen onderdeel van de onderhavige wijziging.
28 Waar is in de onderhavige wijziging te vinden het kabinetsbesluit om op basis van een stimuleringsregeling kinderopvang f 130 mln. beschikbaar te stellen, zoals ook in het rijksplan Welzijnswet 1990? Deze post was reeds opgenomen in de ontwerpbegroting 1990 in artikel 06.02 onderdeel 1 preventief jeugdbeleid (Tweede Kamer, verga– derjaar 1989-1990, 21 300 hoofdstuk XVI, nr. 2, blz. 104).
Artikel U09.01: Wetten en regelingen oorlogsgetroffenen 29 De leden van de fracties van C.D.A., P.v.d.A., V.V.D. en D66 vroegen of aangegeven kan worden met welke aantallen uitkeringen en met welk gemiddeld bedrag van de uitkeringen bij de verschillende wetten waarvan de uitgaven op dit artikel verantwoord worden, is gerekend bij
Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 580, nr. 4
het opstellen van de begroting 1990 en welke wijzigingen in die uitgangspunten leiden tot de nu voorgestelde begrotingswijziging? Kunnen laatstgenoemde wijzigingen uitgesplitst worden naar hun oorzaak? De voorgestelde begrotingswijziging ad f 147,5 mln. heeft geen betrekking op een wijziging in de raming van de aantallen uitkeringsge– rechtigden of gemiddelde bedragen, maar vloeit voort uit de vertraging bij het totstandkomen van de Wet ambtelijke grondslagen Wuv en Wubo (Kamerstukken 21 004). 30 De leden van de D66-fractie wilden vervolgens weten of het mogelijk is door deze kasschuif het bedrag dat oorspronkelijk voor 1990 was geraamd met terugwerkende kracht te doen toekomen aan belangheb– benden in 1991.
Voor zover er geen ernstige vertraging gaat ontstaan bij de voortgang van het wetsontwerp zullen de belanghebbenden naar verwachting in 1991 met terugwerkende kracht het bedrag ontvangen. De onderhavige kasschuif laat de rechten dus onaangetast. Artikel U09.02: Vergoeding van apparaatskosten Artikel U09.03: Overige uitgaven 31 De leden van de D66-fractie vroegen of het wel zinvol is het onder– scheid in begrotingsposten te handhaven voor materiaal 09.02 en «overige» (Immaterieel) 09.03 voor Stichting 1940-1945 en Pelita? Verdient samenvoeging niet de voorkeur?
Het onderscheid tussen artikel 09.02 - Vergoeding apparaatskosten en artikel 09.03 - Overige uitgaven - is als volgt. Artikel 09.02 heeft betrekking op de apparaatskosten van de wetteiijke taken, welke volledig door het Rijk worden betaald. Artikel 09.03 heeft betrekking op door de overheid erkende taken, de zogenaamde immateriële hulpverlening voor oorlogsgetroffenen waarin de overheid bijdraagt in de vorm van subsidie. Om deze reden is de splitsing aangebracht. 32 Waarom moeten projecten PBOG nu door de NIZW worden uitge– voerd? Is het dan wel zinvol deze bedragen weg te halen bij de artikelen voor verzetsdeelnemers en vervolgden?
Van de in het PBOG-rapport opgenomen projecten wordt slechts één project uitgevoerd door het NIZW namelijk het project ten behoeve van kennisoverdracht naar algemene voorzieningen. Artikel U10.01: Personeel Volksgezondheid
33 De leden van de V.V.D.-fractie vroegen of de 4,5 formatieplaats vanaf 1992 correspondeert met hetgeen hierover opgemerkt is bij de behan– deling van het wetsvoorstel in de Kamer. Dat is inderdaad het geval.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 580, nr. 4
Artikel U11.10: Rijksbijdragen ziektekosten
34 De leden van de fracties van C.D.A., P.v.d.A., V.V.D en D66 vroegen welke instelling de regering op het oog heeft om het extra bedrag van f 147,5 mln. aan uit te betalen? Gaat het hierbij om een onverplicht voorschot op de rijksbijdrage 1991? Zo ja, op welke gronden heeft de minister van Financiën hiervoor toestemming gegeven? Is de Algemene Rekenkamer hiervan in kennis gesteld? Wordt in verband met de beoogde versnelde betaling rente verrekend? De toevoeging in 1990 van f 147,5 mln. aan artikel U11.01 zal betaald worden aan het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten. Het betreft hier geen onverplicht voorschot op de rijksbijdrage 1991, doch een hogere vaststelling van de rijksbijdrage 1990 dan aanvankelijk geraamd in de begroting 1990. In de, bij ministeriële regeling vast te stellen, rijksbijdrage AWBZ zal dit bedrag dan ook in de rijksbijdrage 1990 opgenomen worden. Aangezien het dus geen voorschot op de rijksbijdrage 1991 betreft, is een eventuele berekening dus niet aan de orde. Zoals in de toelichting bij de eerste suppletoire wet 1990 is opgenomen, heeft het kabinet tot deze hogere vaststelling besloten met het oog op een vertraging bij de uitgaven uit hoofde van de Wet Ambte– lijke Grondslagen WUV en WUBO. Het kabinet heeft tot deze maatregel besloten aangezien op deze wijze, ondanks de vertraging bij de genoemde WUV/WUBO-uitgaven, de uitgangspunten van de budgetdis– cipline gehandhaafd konden worden. Artikel U12.03: Eerstelijnszorg
35 De leden van de V.V.D.-fractie konden zich in eerste instantie niet verenigen met het voorgestelde beleid te weten de onderuitputting op nabetalingen op afrekeningen van subsidies gezinsverzorging aan te wenden t.b.v. innovatie TBC-röntgenapparatuur. Ditgezien de wacht– lijsten bij de gezinsverzorging, discussies over werkdruk, etc. Zij vroegen naar de reden dat deze onderuitputting van f 7,2 miljoen niet is besteed aan een of meer knelpunten in de eerstelijnszorg. In het kader van het afrekenen van subsidievoorschotten die tot en met 1988 aan de instellingen op het terrein van de gezinsverzorging waren verstrekt, zijn voor het laatst op de begroting 1990 ontvangsten geraamd die middels desaldering konden worden geboekt op artikel U 12.03 «Eerstelijnszorg» zodat deze middelen konden worden aangewend voor nabetalingen op afrekeningen van subsidies gezinsverzorging. Daar de ontvangsten overeenkomstig de raming waren maar de te verrichten nabetalingen lager uitvielen dan geraamd, bleven per saldo middelen met een omvang van bijna f 10 miljoen beschikbaar. Deze middelen konden niet meer worden ingezet voor de werksoort waarvoor oorspronkelijk subsidie werd verleend daar de financiering van de gezinsverzorging met ingang van 1 januari 1989 door middel van de AWBZ geschiedt. De eenmalig in 1990 beschikbare middelen zijn derhalve aangewend voor het oplossen van een tweetal incidentele knelpunten 1990 op het hoofdbeleidsterrein gezondheidszorg, te weten de integratie Kruiswerk/Gezinsverzorging (fl 2 miljoen) en het renovatie– programma röntgenapparatuur TBC-bestrijding (fl 7,2 miljoen). De uitgaven ten behoeve van de integratie Kruiswerk/Gezinsverzorging vinden plaats op artikel U 12.03 «Eerstelijnszorg» zodat deze niet middels een overboeking naar een ander artikel in de eerste suppletoire wet
Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 580, nr. 4
zichtbaar worden. De uitgaven met betrekking tot de renovatie röntgen– apparatuur dienen op artikel U12.04 «Basisgezondheidszorg» plaats te vinden. Derhalve zijn de middelen overgeboekt van artikel U 12.03 «Eerstelijnszorg» naar artikel U12.04 «Basisgezondheidszorg». Het knelpunt met betrekking tot de röntgenapparatuur was ontstaan als gevolg van de noodzaak om, op grond van de resultaten van een door TNO uitgevoerd onderzoek naar de radiologische veiligheid van de in gebruik zijnde röntgenapparaten, de röntgenapparaten aan te passen aan de EG-normen met betrekking tot stralenbelasting. Er is daarbij niet gekozen voor een gefaseerde aanpak maar voor een eenmalige inhaalslag daar in het kader van de Wet collectieve Preventie Volksge– zondheid de verantwoordelijkheid voor de uitvoering TBC-bestrijding per 01-01-1990 is overgedragen aan de gemeentelijke overheden. Daarbij diende tevens de eigendomsrechten van de in rijkseigendom aanwezige röntgenapparatuur overgedragen te worden. Met deze eenmalige inhaalslag wordt bereikt dat op een verantwoorde wijze röntgenappa– ratuur van het rijk wordt overgedragen. 36 Hoe is verklaarbaar dat gelden voor subsidies gezinsverzorging aangewend (kunnen) worden voor consultatiebureaus voor TBC-bestrijding, zo vroegen de leden van de C.D.A.-fractie.
Zie het antwoord op vraag 35. Artikel U 12.06: Aids en overige sexueel overdraagbare aandoe– ningen 37
Welke is de reden, zo vroegen de leden van de V.V.D.-fractie, van het overboeken van een bedrag van f400 000, — van dit artikel naar artikel 1202 infectieziektenbestrijding? In het verleden waren activiteiten in het kader van «infectieziekten in het algemeen» gerelateerd aan de Aidsbestrijding. Voor de «infectieziek– tenbestrijding in het algemeen» bestond dan ook geen afzonderlijk begrotingsartikel(onderdeel) en de uit beleidsoverwegingen noodzakelijk geachte subsidies terzake werden geraamd op het Aids-artikel. Het beleid ten aanzien van infectieziekten heeft zich echter de afgelopen tijd verbreed. Teneinde niet telkens het begrotingsartikel voor de bijzondere infectieziekten (Aids en SOA) aan te spreken voor «infectieziekten in het algemeen», wordt voor het jaar 1990 f 400000,- overgeboekt van artikel U12.06 «Aids en overige sexueel overdraagbare aandoeningen» naar U12.02 «Ziektenbestrijding». Op deze wijze blijven uitgaven op het Aids-artikel direct gerelateerd aan uitgaven op het terrein van de bijzondere infectieziekten. N.B. Er wordt overwogen om in de toekomst de raming van de uitgaven in het kader van «infectieziekten in het algemeen» op een afzon– derlijk artikel(onderdeel) op te nemen. Artikel U12.07: Geestelijke volksgezondheid 38 De leden van de V.V.D.-fractie vroegen hoe het museum Geestelijke gezondheidszorg financieel kan bestaan, nu slechts sprake is van een tijdelijke financiële ondersteuning?
Eind 1989 heeft met het bestuur van het museum-ggz over de finan– ciële situatie van dit museum overleg plaatsgevonden. De exploitatie van
Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 580, nr. 4
10
een dergelijk museum werd toen geschat op f 5 miljoen per jaar. Aan het bestuur werd medegedeeld dat gelet op de vele knelpunten in de ggz-zorgverlening aan de financiering van het museum door WVC geen prioriteit wordt verleend. Ook werd medegedeeld dat in de aanlooppe riode een stimuleringssubsidie zou worden gegeven. Voor 1989 en 1990 is derhalve een subsidie van f 150.000,- jaarlijks toegekend. Met het bestuur is afgesproken in 1990 aan de hand van een aangepaste begroting nogmaals over de financiering te praten. Uitgangspunt is dat bij de begroting een plan zit op welke wijze voldoende sponsors voor het museum te verwerven. Een structurele financiering door WVC is gelet op de prioriteitsstelling niet mogelijk. Op verzoek van het bestuur van het museum zal na de zomervakantie over de aangepaste begroting opnieuw worden gesproken. Artikel U13.02: Geneesmiddelen, medische hulpmiddelen en infectieziekten
39 De leden van de V. V.D.-fractie zouden gaarne een uiteenzetting zien over de besteding van de f 12 miljoen voor invoering van het Geneesmid– delenvergoedingssysteem. De besteding van f 12 miljoen gulden is bestemd voor de invoering van het Geneesmiddelenvergoedingssysteem en tevens voor flankerend beleid in de geneesmiddelensector. De voorgenomen besteding is als volgt: inspraakprocedure concept GVS 1,5 mln. publieksvoorlichting inzake werking GVS 1,25 mln. publieksvoorlichting inzake verantwoord geneesmiddelengebruik 1,65mln. voorlichting beroepsgroepen 1,25 mln. ondersteuning farmacotherapie overleg 3,75 mln. overige 2,6 mln. 12,0 mln. Artikel U16.02: Materieel Culturele Zaken
40 Welk deel van de extra 200 000, — komt ten goede aan het project Maximale Zelfstandigheid Rijksmusea en welk deel aan het materiële budget van het DGCZ, vroegen de leden van de D66 fractie. De extra overboeking van f 200 000,- is niet, zoals abusievelijk vermeld in de toelichting, bedoeld ter oplossing van het structureie tekort op het materiële budget van het Directoraat-Generaal Culturele Zaken (zie ook antwoord op vraag 17). De overboeking naar het Bureau Management Ontwikkeling stelt dit departementsonderdeel in staat doorlichtingsonderzoeken en automati– seringsprojecten te financieren binnen het DGCZ, waaronder het Project Maximale Zelfstandigheid. Artikel U17.02: Subsidies en andere uitgaven podiumkunsten 41
De leden van de fracties van C.D.A., P.v.d.A. en V.V.D. vroegen waarom het bij tweede suppletoire begroting 1988 ïoegevoegde budget voor het aangaan van meerjarige verplichtingen op dit moment nog steeds voor een belangrijk deel niet is ingevuld. Kost het de betrokken
Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 580, nr. 4
11
instellingen zoveel moeite om aan de voorwaarden te voldoen die gesteld worden bij het vastleggen van dergelijke verplichtingen? De systematiek van het Kunstenplan betekende voor alle betrokkenen een nieuwe manier van werken. Het realiseren van meerjarige budgetaf– spraken met de instellingen werd afhankelijk gesteld van een goedge– keurd beleidsplan en een gezonde exploitatie. Dit leidde ertoe dat onder andere voor de orkesten de meerjarige budgetfinanciering in 1989 nog niet was gerealiseerd. De voorgenomen afspraken zullen naar verwachting in 1990 worden gerealiseerd. Artikel U17.04: Subsidies en andere uitgaven en film
42 De leden van de fracties van P.v.d.A. en V.V.D. vroegen naar de reden dat het in 1989 voor een aantal meerjarige subsidietoezeggingen om beheerstechnische redenen niet mogelijk was gebleken om deze verplichtingen aan te gaan. Om welke organisaties/projecten/soort toezeggingen ging het specifiek? Zie ook het antwoord bij vraag 41. Ook bij Film (art. 1704) speelde de Kunstenplansystematiek een belangrijke rol. In concreto gaat het om de volgende instellingen: Stichting Cinemien, waarvan het eerste beleidsplan werd afgewezen op advies van de Raad voor de Kunst (inmiddels rechtgetrokken); Stichting Filmfestival Rotterdam, Stichting Nederlandse Filmdagen en Stichting voor Nederlandse films, waar bestuurswisselingen tot vertraging leidden. Artikel U17.06 d: Beeldende kunst, bouwkunst en vormgeving
43 De leden van de fractie van de P.v.d.A. vroegen naar de reden dat het in 1989 voor een aantal meerjarige subsidietoezeggingen om beheers– technische redenen niet mogelijk was gebleken om deze verplichtingen aan te gaan. Om welke organisaties/projecten/soort toezeggingen ging het specifiek? Het onder de antwoorden op de vragen 41 en 42 vermelde geldt ook voor de bij Beeldende Kunst in 1989 voorziene, maar niet gerealiseerde meerjarige afspraken. Het betreft vooral de Werkplaatsachtigen (J. van Eyck academie, Ateliers 63 en Keramisch Werkcentrum) en het Archi– tectuur Instituut. Artikel U17.09 b: Overige subsidies en toelagen 44
De leden van de fractie van de P.v.d.A. vroegen naar de reden dat het in 1989 voor een aantal meerjarige subsidietoezeggingen om beheers– technische redenen niet mogelijk was gebleken om deze verplichtingen aan te gaan. Om welke organisaties/projecten/soort toezeggingen ging het specifiek? Het onder 41 en 42 vermelde geldt ook voor art. 1709. De in 1989 voorziene, maar niet gerealiseerde meerjarige beleidsafspraken betreffen bij art. 1709 vooral de Federatie van Kunstenaarsverenigingen en de Eregelden Toneel.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 580, nr. 4
12
Artikel U17.06: Beeldende kunst, bouwkunst en vormgeving
45 Wordt bij dit artikel door het uitstellen van de budgetafspraken tot 1993 de besparing van f 10 miljoen gereserveerd, vroegen de leden van de P.v.d.A.-fractie. Er was sprake van een te hoge raming voor de in 1990 aan te gane verplichtingen. Van de voorgenomen meerjarige budgetafspraak a f 15 mln. wordt in 1990 slechts f 5 mln. gerealiseerd. Van een besparing van f 10 mln. is geen sprake, tot 1993 wordt op incidentele basis gesubsi– dieerd. Artikel U18.01: Musea
46 Slaat het bedrag van f 15,5 mln. inkomsten in de toelichting op de realisatie 1989 of is dit de nadere raming van de inkomsten 1990, zoals die ook in de ontvangstenbegroting is verwerkt? Zal de raming van de inkomsten van de rijksmusea structureel aangepast worden, zo vroegen de leden van de fracties van C.D.A., P.v.d.A. en V.V.D. De in de toelichting bij de betreffende mutatie genoemde f 15,5 mln. betreft inderdaad de werkelijk gerealiseerde inkomsten voor 1989. Dat hangt samen met de methode van het achteraf toekennen van de gerea– liseerde inkomsten. Deze geeft de instelling al in januari volstrekte zekerheid over haar beschikbare middelen (zekerheid voor de instelling). Bovendien bestaat het risico van tekorten op de rijksbegroting (zekerheid voor de rijksbegroting).
47 Kan inzicht worden gegeven in de exacte besteding van het extra budget 1989 ad f 4,8 mln? Welke knelpunten in de beheerssfeer zullen in 1990 worden aangepakt? Aan het extra budget ad f4,8 mln. dat in 1989 als gevolg van de extra inkomsten aan de musea ter beschikking is gesteld, werd de navolgende bestemming gegeven: Intensiveringen door de musea f 1,9 mln. Knelpunten in de beheerssfeer: Beveiliging f 1,2 mln. Versterking van het zakelijk management f 0,5 mln. Overig f 1,2 mln. f4,8 mln. Voor het jaar 1990 bedraagt het extra budget 5,2 mln. Het beste– dingsplan ziet er als volgt uit: Intensiveringen door de musea f3,0 mln. Knelpunten in de beheerssfeer: Beveiliging f 1,2 mln. Versterking van het zakelijk management f 0,4 mln. Overig f 0,6 mln. f5,2 mln.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 580, nr. 4
13
48 Tenslotte merkten de leden van de P.v.d.A.-fractie op dat de subsidie van de Stichting Nederlands Openluchtmuseum onder andere bijeenge– sprokkeld wordt door artikel 05.01 (asielzoekers). Wordt hier bedoeld artikel 01.05? Dat is inderdaad het geval.
49 Waar staat bij artikel 18.04 de overboeking van f 32 000, - vanuit artikel 18.01 vermeld, zo vroegen deze leden. Inderdaad staat hier abusievelijk 18.04 vermeld. Bedoeld wordt uitga– venartikel 18.05. Artikel U18.05: Materieel overige Rijksinstellingen en cultuur– beheer
50 Hoe is de grote afwijking tussen de geraamde inkomsten en de werke– lijke inkomsten bij artikel 18.05 te verklaren?Zal de raming van de inkomsten van de overige Rijksinstellingen van cultuurbeheer structureel worden aangepast, vroegen de leden van de P.v.d.A.-fractie. De meerontvangsten vinden voornamelijk hun oorsprong in schadever– goedingen aan de rijksdienst Beeidende Kunst op grond van schade aan kunstwerken. Artikel U20.02: Overige voorzieningen Openbaar biblio– theekwerk
51 Waarom krijgt het Nederlands Openlucht Museum geld van allerlei posten bij voorbeeld van opleidingsplaatsen bibliotheek, vroegen de leden van de D66-fractie. Om een structurele subsidie aan de stichting het Nederlands Openlucht Museum te kunnen bekostigen was nog een bedrag van f 1,9 mln. nodig. Binnen de begroting van Cultuur is gezocht naar eventuele structureel vrijvallende middelen. Op het begrotingsartikel 20.02 viel een bedrag van f 700000,- vrij als gevolg van het gefaseerd opheffen van de bibliotheek opleidingsplaatsen. Artikel M02.02: Algemene Ontvangsten
52 De leden van de fracties van C.D.A., P.v.d.A., V.V.D. en D66 vroegen naar de oorzaak van de extra ontvangsten ten bedrage van 3 miljoen. Deze ontvangst hangt samen met de vermoedelijke terugontvangst in 1990 van een gedeelte van de bijdrage in 1989 in de kosten van verwerving van het Vluchtelingenopvangcentrum.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 580, nr. 4
14
Artikel M05.01: Bijdrage van Hoofdstuk V inzake de opvang van vluchtelingen en asielzoekers
53 De leden van de fracties van C.D.A., P.v.d.A. en V.V.D. vroegen waarom is gekozen om de f 75 mln. van de meerkosten voor de opvang van de asielzoekers, die onder het ontwikkelingsplafond zijn gebracht, zowel op de uitgavenbegroting van hoofdstuk V van de rijksbegroting als op de uitgaven– en de inkomstenbegroting van hoofdstuk XVI van de rijksbegroting op te nemen? Zou het niet praktischer zijn geweest om alleen aan de uitgavenbegroting van hoofdstuk XVI, ten laste waarvan de uitgaven worden gedaan, dit bedrag toe te voegen met de afspraak dat dit bedrag valt onder het ontwikkelingsplafond? De door u voorgestelde oplossing is ook een mogelijkheid. Bij het opstellen van de begroting 1989 is er echter voor gekozen om bijdragen van/naar andere begrotingshoofdstukken bruto te boeken (verhogen van zowel de uitgaven als de middelen). Tot dat moment werden dit soort verrekeningen binnenlijns op de uitgavenbegroting vermeld of in mindering van bezwaar geboekt. Dat gebeurde toen op meerdere begro– tingshoofdstukken. In de begroting 1990 is echter bij een aantal begro– tingshoofdstukken weer gekozen voor de door u voorgestane methode. Ik zal nagaan of deze gedragslijn nog voor WVC kan worden gevolgd bij de ontwerpbegroting 1991. De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, H. d'Ancona
Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 580, nr. 4
15