Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2001–2002
26 448
Toekomstige structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)
28 080
Oprichting Stichting Centrum Vakopleiding
Nr. 41
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 29 januari 2002
1
Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), voorzitter, Biesheuvel (CDA), Schimmel (D66), Noorman-den Uyl (PvdA), ondervoorzitter, Kamp (VVD), Van Lente (VVD), Van Dijke (ChristenUnie), Bakker (D66), Visser-van Doorn (CDA), De Wit (SP), Van der Knaap (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Balkenende (CDA), Van Gent (GroenLinks), Smits (PvdA), Verburg (CDA), Bussemaker (PvdA), Spoelman (PvdA), Örgü (VVD), Van der Staaij (SGP), Santi (PvdA), Wilders (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA) en Bolhuis (PvdA). Plv. leden: E. Meijer (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Giskes (D66), Kortram (PvdA), Blok (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Van Middelkoop (ChristenUnie), Van Vliet (D66), Stroeken (CDA), Marijnissen (SP), Ten Hoopen (CDA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Schoenmakers (PvdA), Dankers (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Middel (PvdA), Weekers (VVD), Van Walsem (D66), Oudkerk (PvdA), De Vries (VVD), Van Splunter (VVD), Van der Hoek (PvdA) en Hamer (PvdA).
KST59152 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2002
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 20 december 2001 overleg gevoerd met minister Vermeend van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en staatssecretaris Hoogervorst van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over: – de derde voortgangsrapportage SUWI (26 448, nr. 35); – de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 21 november 2001 over het ontwerp-subsidieregeling Raad voor werk en inkomen (SOZA-01-977); – de brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Hoogervorst) d.d. 15 november 2001 inzake uitbesteding UWV (26 448, nr. 33); – de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 29 oktober 2001 inzake het verkoopproces van (delen van) Facent (26 448, nr. 30); – de brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Hoogervorst) d.d. 30 november 2001 inzake het ontwerp van de wijziging van de Experimentele regeling subsidieverstrekking arbeidsgehandicapten (SOZA-01-1016); – de brief van de minister en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Hoogervorst) d.d. 6 december 2001 over het onderzoek naar de stand van zaken bij de voorbereiding van de implementatie van SUWI (26 448, nr. 37); – de brief over de oprichting van Stichting Centrum Vakopleiding (28 080, nr. 1); – de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 5 december 2001 over de methodiek Hoofdelijk Versnelde Scholing (HVS) en over financiële aspecten Centrum Vakopleiding (26 448, nr. 36). Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA) complimenteert de minister en de staatssecretaris met de resultaten. De uitwerking is nu veel beter en de meetpunten zijn zichtbaar gemaakt. Het kabinet verstrekt de Kamer ten
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 448 en 28 080, nr. 41
1
aanzien van SUWI een overvloed aan informatie. Dit heeft het risico dat Kamerleden dingen over het hoofd zien. Veel organisaties vallen vanaf 1 januari 2002 onder een nieuw wettelijk regime en krijgen nieuwe of veranderde taken. Dit biedt nieuwe perspectieven, maar brengt ook ingewikkelde problemen met zich. Het zal blijken of komend jaar de noodzakelijke omslag in het kader van SUWI bereikt wordt. Dat 2002 een verkiezingsjaar is, kan zorgen voor discontinuïteit bij de bestuurlijke aansturing. Daarnaast is de nieuwe «hoogste baas» afkomstig uit een andere sector. Verder is het aannemelijk dat Kamerfracties nieuwe woordvoerders krijgen. Veranderingen, onduidelijkheden en onzekerheden maken dat dit grote project stevig in beeld moet worden gebracht. Wil de regering in dit licht vanaf 1 januari de doelstellingen van het project verder uitwerken en de meetpunten nog eens beoordelen? De risicoanalyse is nuttig en moet structureel aan het proces worden toegevoegd. Kan de minister eind maart de Kamer een verdere uitwerking van meetpunten en doelstellingen toezenden, gecombineerd met de expertise van een gespecialiseerd extern bedrijf en een extern accountantsbureau? De rapportage kan compacter. De samenvattingen per hoofdstuk zouden uitgebreider en concreter moeten zijn. Verder moeten de tijdpaden scherper worden aangegeven. Is 1 april nog steeds een harde deadline? Het rapport van de interne accountantsdienst is gericht op de administratieve organisatie. Het bevat geen beoordeling van de financiële opzet en de bedrijfsplannen of een risicoanalyse, maar de Kamer moet daarover kunnen beschikken. De departementale accountantsdienst is gezien haar plaats ook niet het meest geschikt voor deze taken. Kan de minister dit bij de volgende rapportage oplossen? Wat vindt de minister van de constatering van de accountantsdienst dat er niet-geautoriseerde uitgaven zijn gedaan voor Arbeidsvoorziening en UVI’s? Het financiële plaatje wordt hierdoor onhelder. In het bedrijfsplan van het UWV is duidelijk gemaakt waar de organisatie voor staat en wat de doelstellingen zijn. Het bevat ook een blinde vlek; het is ontoelaatbaar dat de verantwoordelijkheid voor reïntegratie wordt afgeschoven. In de wet is vastgelegd dat het UWV verantwoordelijk is voor reïntegratie van WW’ers en WAO’ers zonder werkgever, maar men vindt dat zelf niet. Het UWV geeft alleen aan eraan bij te dragen dat mensen niet onnodig buiten het arbeidsproces worden gehouden, en ervoor te zorgen dat werkgevers en werknemers doen wat nodig is om deelname aan het arbeidsproces te continueren of herstellen. Men geeft verder aan niet in de verantwoordelijkheid van andere spelers in de keten te treden, niet aanspreekbaar te zijn op de wijze waarop die andere spelers zich van hun taken kwijten en de verantwoordelijkheid voor de regie op de keten te laten aan de minister van SZW. De staatssecretaris is verantwoordelijk voor het opstellen van het bedrijfsplan UWV waarin het orgaan nergens zijn taak als opdrachtgever reïntegratie erkent of accepteert te worden afgerekend op zijn reïntegratieactiviteiten. Kan de staatssecretaris zorgen voor een op deze punten aangepast bedrijfsplan? Het zijn van opdrachtgever moet wel tot iets leiden. Kan hij verder de noodzakelijke inzet, kosten en actiepunten laten aangeven? Uit de financiële taakstelling blijkt dat het kabinet een besparing verwacht. In het kader van dagloonberekening en andere afspraken in dit verband is dat gerechtvaardigd. Er moet echter ook stevig worden geïnvesteerd. Omdat de reïntegratietaak met de bijbehorende kosten nog niet vermeld is in het bedrijfsplan, valt nog te bezien of de besparing haalbaar is. Het externe expertisemodel van Berenschot met de risicoanalyse en de op grond daarvan door de bewindslieden in het kader van temporisering genomen maatregelen – dit is inclusief de «vliegende keep» – verdienen waardering. Zijn er aanbevelingen van Berenschot die niet zijn opgevolgd en, zo ja, waarom niet? Met het CWI-bedrijfsplan ligt er een goede aanpak. Wordt in dit verband overigens ook gebruikgemaakt van de expertise van UAF met het plaatsen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 448 en 28 080, nr. 41
2
van vluchtelingen in de arbeidsmarkt? De minister heeft eerder gezegd dat dit de bedoeling is, maar CWI heeft laten weten daaraan geen behoefte te hebben. In hoeverre wordt er rekening gehouden met herintreders? In het CWI-bedrijfsplan wordt het onderwerp wel vermeld maar niet uitgewerkt. Verder wordt er stevig geïnvesteerd in huisvesting en inrichting van gebouwen. Zijn dit allemaal bedrijfsverzamelgebouwen? In welke mate zal het UWV gelijk investeren in bedrijfsverzamellokaties en «het loket» daar positioneren? De minister heeft daarover eerder toezeggingen gedaan. Het geven van de mogelijkheid tot fasering aan gemeenten is overigens verstandig. In het kader van het toezicht is het vreemd dat in het schema met de middelenbesteding de uitgaven in het kader van de «agenda voor de toekomst» niet zijn opgenomen. Is er in het budget voor het UWV voldoende geld gereserveerd om de nieuwe verantwoordingstaak en onderzoek door een externe accountant bij reïntegratiebedrijven te financieren? Dat is niet zichtbaar in het bedrijfsplan. maar wel van groot belang. Het is goed dat er niet één ICT-systeem komt maar een gedifferentieerde aanpak, waarmee bestaande systemen communicabel worden gemaakt. Het volume aan ICT-investeringen in de loop van het proces moet wel helder zijn. Deze kunnen de vorm hebben van een kapitaalinvestering of een leaseconstructie. In het kader van de RWI is er een voorstel-subsidieregeling waarbij het gaat om duurzame plaatsing met een termijn van zes maanden. Volgens mevrouw Noorman moet om van «duurzaam» te kunnen spreken, de termijn echter minimaal een jaar zijn of «onbepaalde tijd». Wil de regering de regelingen met een ruime interpretatie van «duurzaam» aanpassen? Het is belangrijk om onderscheid tussen wel of niet duurzaam te maken. Wellicht is het mogelijk om bij de subsidieverstrekking een differentiatie aan te brengen op basis van de duur. Dit mag dan natuurlijk niet de toegang tot de arbeidsmarkt belemmeren. De uitsluiting van ESF in de subsidieregeling is terecht. Kan de minister zorgen voor een verantwoording van de subsidiegelden en de resultaten daarvan? Wat werkt wel en wat niet? Is er ingezet op fase-3- en fase-4-cliënten of meer op mensen die sneller inzetbaar zijn? De Kamer moet een model van die verantwoording krijgen, zodat kan worden aangegeven wat nuttig en wat overbodig is. Wie verzorgt de aanbesteding van gesubsidieerde projecten? Welke waarborgen zijn er dat de reïntegratie via aanbesteding totstandkomt? Wat is de opvatting van de minister over de brief van het Nationaal orgaan sociale werkvoorziening (NOSW) over de uitsluiting van WSW-doorstromers? In het kader van de subsidieverstrekking is de rol van het besluitvormend orgaan dubieus. Wil de minister een premieregeling ontwikkelen om de doorstroom uit de WSW te bevorderen? De aanpak in het kader van het Centrum vakopleiding (CV) is verbeterd, maar de vinger moet aan de pols worden gehouden. De poortwachtersfunctie is impliciet onderdeel van de uitvoeringstaken van het UWV. Een goede beoordeling van het reïntegratieverslag is essentieel bij het bewaken van de WAO-poort. Een WAO-claim moet geweigerd worden indien werkgever of werknemer onvoldoende werk heeft gemaakt van reïntegratie, het vinden van passend werk of de terugkeer naar het eigen werk. Dit onderdeel van de wet mag niet verworden tot een procedurele en administratief bureaucratische procedure. Er zou een aparte functionaris moeten worden aangesteld ter beoordeling van zo’n reïntegratieverslag. Deze kan zo nodig een onderzoek in het bedrijf instellen. In de huidige voorstellen komt dit niet terug. Een dergelijke functionaris zou geen bemoeienis moeten hebben met de medische of arbeidskundige beoordeling in het kader van een WAO-claim. Voor het goed uitvoeren van deze taak moeten er formatie-eenheden worden vrijgemaakt. Dat is mede van belang omdat het UWV voor werknemers
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 448 en 28 080, nr. 41
3
zonder werkgever, zoals flexwerkers, de werkgeversrol moet vervullen. Dit staat niet in het bedrijfsplan. De huidige UVI’s lijken nauwelijks menskracht en budget te hebben voor verzuimbegeleiding, controle en reïntegratie van de huidige vangnetwerknemers. Gezien de grote instroom van dit soort werknemers moet het UWV wel voldoende middelen vrijmaken voor die verzuimbegeleiding; anders is het niet gerechtvaardigd kritiek te blijven leveren op werkgevers die «tientjescontracten» afsluiten. Wil de regering zorgen dat het bedrijfsplan op dit punt wordt aangepast? Kan er een aparte monitor komen voor de reïntegratie-inspanningen van het UWV? Kan in de volgende voortgangsrapportage aandacht worden besteed aan de cliëntenparticipatie en de ondersteuning daarvan op gemeentelijk niveau? Er bleken in het verleden grote verschillen te bestaan in kwaliteit. Mevrouw Van Lente (VVD) vindt dat de voortgangsrapportage er goed uitziet. Vele betrokkenen bij dit dossier zijn er volgend jaar echter niet meer bij. In dat licht is het voor de overzichtelijkheid wenselijk dat hetgeen in de bedrijfsplannen is verwoord, verder in concrete meetpunten wordt uitgewerkt en geclusterd. De verkregen veranderagenda kan in de voortgangsrapportage worden verwerkt. De informatie wordt dan voor de Kamer concreter en compacter beschikbaar. Maart lijkt een goed moment hiervoor. Voortgangsrapportages zijn belangrijk in het eerste, moeizame jaar. De opzet moet hetzelfde blijven in het belang van de vergelijkbaarheid; de vorderingen moeten duidelijk zijn. Op verschillende terreinen zijn de risico’s van de operatie groot. Het UWV-project is een langdurig en noodzakelijk proces. Het is belangrijk dat daarbij de samenhang in de SUWI-keten blijft behouden. Samenwerking tussen verschillende actoren staat voorop. Wanneer is de afbouw van de UVI’s afgerond en wordt de Kamer daarover geïnformeerd? In de wet staan duidelijk de taken van het UWV omschreven. Uit de stukken blijkt niet dat men reïntegratie niet als een van de hoofdtaken ziet. Werk gaat voor inkomen. Hoe staat het met de personele invulling bij het UWV? Bij één UVI zou de OR nog niet hebben ingestemd. Dit brengt zo kort voor de start van de operatie risico’s met zich voor het benoemde management. Is hierover al meer te melden? Ten aanzien van de gemeenten is dit jaar gekozen voor detachering, wat een aardige tussenoplossing is. Stappen de betrokkenen echter uiteindelijk over naar de nieuwe organisatie? Hoe kan de minister daarop invloed uitoefenen? Waarom wil het gemeentepersoneel niet overstappen naar de CWI’s? Is er in het kader van de «agenda voor de toekomst» nog wat smeerolie beschikbaar? Een goede automatisering is van belang voor het succes van de operatie. Belangrijk is dat er één elektronisch dossier komt. Er wordt nu uitgegaan van een differentiatie. Dreigt door het bouwen van aparte serviceorganisaties voor UWV en CWI niet het zicht op de samenwerking en uitwisselbaarheid te verdwijnen? Er moet regie zijn voor de totale keten, dus ook voor de ICT. Er zijn stevige pilots geweest met het Cliënt volg communicatie stelsel (CVCS). Waarom zijn er nu nog steeds pas vier pilots bij CWI’s, met goede intake en uitwisseling? Dit ligt volgens de informatie van mevrouw Van Lente niet aan de techniek, maar aan gebakkelei over definities bij de referentiewerkprocessen. De bewindslieden moeten de regie in handen nemen, zodat de intake beter wordt en informatie wordt uitgewisseld. In het verleden is gevraagd om een huisvestingsoverzicht. De minister stelt terecht dat er geen kapitaal moet worden vernietigd en dat sommige zaken daarom moeten worden gefaseerd. Heeft de minister al gekeken of hij huurcontracten moet afkopen, om hoeveel panden het gaat en hoe het zit met Huvema? Het juridisch eigendom van de Huvema-panden lijkt bij de Staat te liggen. Eventuele opbrengsten gaan dan naar de algemene middelen. Dat is ook terecht gezien de bedragen die de overheid hierbij
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 448 en 28 080, nr. 41
4
inzet. Het gaat voornamelijk om oude panden van Arbeidsvoorziening op A1-lokaties. Is het wel reëel, te veronderstellen dat gemeenten die panden zullen opkopen? Heeft de minister contacten gehad waarop hij dit baseert? De hoofdbewoner of -huurder van de panden zou toch de ZBO CWI worden? Andere huurders zouden dan kunnen «inhuren». Als de gemeente eigenaar wordt, krijgt zij mede invloed op het verhuurbeleid. Hierover kunnen problemen ontstaan in het licht van de eenloketgedachte. Om hoeveel panden gaat het ongeveer? Het gaat daarbij om inzicht in het afkopen van huurbedragen, het tijdpad daarvan, het aantal panden dat verkocht kan worden en de opbrengst daarvan. Zijn er aanbevelingen uit het rapport-Berenschot die nu nog niet worden uitgewerkt? De uitkomsten van de quickscan over de inkoop van gemeenten zijn schrikbarend. Het in de markt zetten van KLIQ bracht hoge kosten en grote risico’s met zich. Verder waren er veel investeringen nodig voor het opzetten van het CV. De minister moet in dat licht de gemeenten stimuleren om zoveel mogelijk openbaar aan te besteden. Zij behoren niet hun eigen WIW/WSW-organisaties te bevoordelen. Zo worden KLIQ en CV met publiek geld beconcurreerd. Wanneer komt de beloofde notitie om dit te stroomlijnen? Ook de NMa zou hierop commentaar geven. De minister moet in het kader van de «agenda voor de toekomst» de gemeenten hierop meer aanspreken. De heer Harrewijn (GroenLinks) begint met het uitdelen van complimenten aan de bewindslieden, het verandermanagement en ambtenaren. Er is al veel gedaan, maar er moet ook nog veel gebeuren. Noodzakelijkerwijs gaan er dan dingen fout, maar over het algemeen gaat het goed. Het SUWI-huis kan dan ook per 1 januari worden neergezet. De schade van uitstel is groter dan de baten. Er moet wel pragmatisch worden omgegaan met de invulling van taken bij de opzet van CWI’s en de overgang van UVI’s naar UWV. Dit heeft soms tijd nodig; de uitvoering kan worden gefaseerd. Er functioneert nu een ketenoverleg. Zullen per 1 januari in plaats van de verandermanagers en het Steunpunt SUWI gemeenten, inderdaad de DG uitvoeringsbeleid, het UWV, de CWI en de VNG daarvan deel uitmaken? Maakt het Bureau keteninformatisering werk en inkomen (BKWI) daarvan apart deel uit of wordt het vertegenwoordigd door CWI? Wordt het Steunpunt SUWI gemeenten als onderdeel van het ministerie opgeheven in het licht van de rol van de VNG? Hoe verhoudt het steunpunt zich tot de VNG in verband met het ketenoverleg? Het ketenoverleg gaat langzaam beter functioneren en dat moet in de nieuwe situatie zo blijven. Wie kan er ingrijpen in de keten? Is dat de DG van het ministerie? Het BKWI vindt dat men meer een service- dan een regiefunctie heeft. Het moet duidelijk zijn wie de regie heeft en kan ingrijpen bij conflicten, bijvoorbeeld over ICT, Het gevaar bestaat dat men volgend jaar druk bezig is met het neerzetten van de eigen organisaties en het belang van de keten vergeet. Zijn overigens de problemen met de desbetreffende ondernemingsraad al opgelost? Is er met de vakbonden al een akkoord gesloten over de CWI’s? Dit betrof onder andere de arbeidsvoorwaarden van overstappende gemeenteambtenaren. Het is verstandig voor de ketenaansturing dat de aansturing van CWI en UWV in één pand wordt gehuisvest. Dit zou in de toekomst zo moeten blijven. Er staat in de plannen veel over het centraal stellen van de cliënt en casemanagement. Bij veranderingen is het echter vaak onduidelijk wie wat waar doet, wat negatief kan uitpakken voor de cliënt. Zo belemmert het nog niet aanwezig zijn in alle gemeenten van een CWIntake een uniforme voorlichting. Hoeveel gemeenten hebben hiervoor uitstel aangevraagd? Ook de beheerste overgang van UVI’s naar UWV creëert voor lange tijd
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 448 en 28 080, nr. 41
5
onduidelijkheid over waar men terecht kan. Sommige onderdelen zoals de WW komen te vallen onder de CWI’s, bij klantcontacten voor de WAO is dat nog onduidelijk. Er zijn meerdere overgangsmomenten voor de cliënt, wat verwarring kan geven. Mensen moeten daarbij telefonisch adequaat worden geholpen; folders zijn onvoldoende. Wanneer begint de uitvoering van de Wet verbetering poortwachter? De reïntegratie van het tweede spoor, bij een andere werkgever, blijkt pas op 1 januari 2003 te beginnen. Dit is verbonden aan de desbetreffende wet omdat in het reïntegratieverslag duidelijk moet worden wat de werkgever heeft gedaan. Tot die tijd is de cliënt aangewezen op het UWV. Uit het bedrijfsplan blijkt overigens niet dat men daarop is voorbereid en het loopt nu ook al slecht. Wordt deze ellende nog met een jaar verlengd of volgt er nog een inspanning om er daadwerkelijk iets van te maken? Door deze late start wordt de situatie diffuser en is het moeilijk om in één campagne iedereen duidelijk te maken waar men terecht kan. Het persoonsgebonden reïntegratiebudget lijkt achter de horizon te verdwijnen. Oorspronkelijk zou dit voor UWV-cliënten per 1 januari 2003 worden ingevoerd en voor werknemers per 1 januari 2002. Dit was verbonden aan het tweede spoor, als de werkgever onvoldoende zou doen. Het is ook verontrustend dat in het UWV-bedrijfsplan staat vermeld dat men niet investeert in maatwerk voor klanten. Wat betekent dat? De kennis van gemeenten over reïntegratie wisselt sterk. Reïntegratiebedrijven geven aan dat opdrachtgevers soms weinig zijn geïnteresseerd in aangeleverde gegevens. Het voortdurend monitoren van de cliënt blijkt voor veel gemeenten nog zeer moeilijk. Verder is er nog geen gestructureerde informatie-uitwisseling; vrijwel nergens wordt met protocollen gewerkt, wat slecht is voor de transparantie. De behoefte aan kennis is groot. Het zou goed zijn geweest als de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) hierbij wat meer bevoegdheden had gekregen. Verder kan door interne processen de reïntegratie in de knel komen, waardoor het uitbetalen van uitkeringen belangrijker wordt. Wordt in dit licht de reïntegratie het komende jaar wel goed aangepakt? De bewindslieden moeten niet te veel overlaten aan de sector, maar zich er zelf mee bemoeien. Uitwisseling van basisgegevens is noodzakelijk om de zaak intern op poten te zetten. In financieel opzicht dreigt het niet goed te gaan met de uitvoering. De transformatie- en fusiekosten zijn voor een deel onvermijdelijk, maar er blijkt ook een erfenis uit het verleden te zijn. Arbeidsvoorziening lijkt honderden miljoenen guldens meer te gaan kosten. In totaal gaat het nu om 790 mln gulden. Welke kosten zitten er nu in dat bedrag? Zit de kasschuif van 250 mln gulden uit 2000 er ook in? Er zijn ook al zaken in dit verband op de begroting gefinancierd. Hoe zit het met de leningen aan KLIQ en de deelnemingen? Het is wenselijk een totaalbeeld te krijgen van de financiële afhandeling van Arbeidsvoorziening. Wat gaat de uitvoering van SUWI in de toekomst kosten? Zijn de bezuinigingen voor het UWV realistisch? Is het uitgeven van 1 mld gulden voor nieuwe zaken afhankelijk van die bezuinigingen? Wat betekent dit voor de noodzakelijke transactiekosten? Kan de minister zorgen voor een meerjarenperspectief, zodat duidelijk wordt of de uitvoering goedkoper en kwalitatief beter wordt? Met name voor de UVI’s is dat niet altijd helder. In RWI-stukken gaat het niet over sociale activering, terwijl men wel moet gaan adviseren over de middelencoördinatie. Sociale activering zou juist een belangrijke rol gaan spelen bij reïntegratie en het beoordelen van de kwaliteit van de reïntegratiebedrijven. Gaat de landelijke cliëntenraad al op 1 januari van start? De heer Van der Knaap (CDA) sluit zich aan bij de eerder uitgedeelde complimenten. Met deze voortgangsrapportage wordt voor het eerst ingegaan op de kosten en de baten van het proces, wat laat is. De Kamer heeft deze keer overigens zoveel stukken gekregen dat het overzicht dreigt te verdwijnen. Kunnen de bewindslieden dit in de toekomst voorkomen?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 448 en 28 080, nr. 41
6
Hoeveel gaat het nu daadwerkelijk kosten? Het totaal aan incidentele kosten voor UWV, CWI en BKWI bedraagt 1,8 mld gulden. De kosten van ontvlechting van Arbeidsvoorziening, de RWI, de Svb en de IWI moeten daarbij nog worden opgeteld. Het SUWI-project levert anderzijds ook geld op. Bij het UWV wordt uitgegaan van een besparing van 3% in 2002 (100 mln gulden) en 25% in 2005. Bij CWI wordt een besparing verwacht van circa 15% in 2005. Hoe groot is in het licht van de omvang van de reorganisatie de kans dat deze ambitieuze doelstellingen worden gehaald? De uitvoering door de vijf UVI’s zal op 1 januari vrijwel volledig intact blijven en geleidelijk worden geïntegreerd. Het fusieproces zal naar verwachting nog ten minste vier jaar in beslag nemen. De integratie van de verschillende ICT-stelsels zal complex en omvangrijk zijn. Hoe kan er, terwijl het fusieproces nog moet beginnen, worden gekomen tot een besparing van 3% in 2002? Hoe verhoudt de conclusie van Berenschot dat de maatregelen om terugval in dienstverlening te vermijden niet ten goede komen aan de doelmatigheid van de uitvoering, zich tot de verwachte besparingen in 2002? Is het verwachten van een besparing van 25% niet in tegenspraak met de aanbeveling van Berenschot tot het realistisch managen van verwachtingen? De besparing van 25% komt niet ten goede aan de staatskas, maar wordt ingezet voor de transformatiekosten (60%) en afzonderlijke kwaliteitsprojecten (40%). Er mag pas worden geïnvesteerd als de besparing is gerealiseerd. Betekent dit dat kwaliteitsprojecten dan eventueel niet doorgaan? Wat zijn de consequenties voor de organisaties? Verwacht de staatssecretaris niet dat de kwaliteit lijdt onder het benadrukken van de reductiedoelstelling? Wat betekent het voor het UWV, met name voor het personeel, dat de verwachte doelmatigheidwinst taakstellend in het interne bedrijfsproces wordt opgelegd? De afgelopen jaren is er zeer hard gewerkt om de inwerkingtreding van SUWI goed te laten verlopen. Besparingsdoelstellingen zullen slecht uitpakken voor de motivatie van het personeel; het moet meewerken aan het opheffen van de eigen functie. De voortgang van het SUWI-proces stemt niet vrolijk. Er is te weinig tijd uitgetrokken voor het complexe veranderingsproces. Onder tijdsdruk moet hard worden gewerkt om de inwerkingtreding goed te laten verlopen. Berenschot vindt tijdsdruk een essentiële psychologische voorwaarde om de kanteling te kunnen maken, maar dat valt te betwijfelen. Tijdsdruk leidt ook tot onnodige risico’s. Volgens Berenschot maakt de combinatie van tijdsdruk, complexiteit en omvang van de verandering enige terugval in dienstverlening ten aanzien van de rechtmatigheid, tijdigheid en klanttevredenheid haast onvermijdelijk. Uitstel is nu echter niet meer mogelijk. Hadden de problemen niet eerder kunnen worden voorzien? Voorwaarde voor het verbeteren van de doelmatigheid van de uitvoering in het kader van SUWI is dat er ruimte moet zijn om de nieuwe beleidsvoornemens, zoals poortwachter, te implementeren. Berenschot echter beveelt, mede op basis van een interne risicoanalyse van het UWV, aan de SUWI-partners zo min mogelijk met nieuw beleid en regelgeving te belasten. Dit gebeurt wel met poortwachter en mogelijk ook met de invulling van een nieuw WAO-stelsel. Wat zijn daarvan de consequenties? Mevrouw Giskes (D66) geeft aan dat het bij SUWI gaat om een veranderproces dat veel druk heeft gelegd en zal leggen op vele medewerkers, ook op de werkvloer van de desbetreffende organisaties. Ondanks de aanwezige risico’s is het verantwoord om op 1 januari te beginnen. Bij grote veranderprocessen is men op het beslissende moment nooit helemaal klaar. Hoe staat het met de «EHBO-ploegen» voor plekken waar het niet goed gaat? Hierna stelt zij een aantal concrete vragen:
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 448 en 28 080, nr. 41
7
–
Op hoeveel plekken is sprake van een gefaseerde invoering? Hoe wordt dit gecommuniceerd aan de betrokkenen? – Het is verontrustend dat er pas 26 van de 236 GSD-vacatures zouden zijn vervuld. Hoe is de stand van zaken nu? Wat betekent dit voor het proces? – Het «kolommendenken en -doen» zou kunnen blijven bestaan. Hoe probeert de minister dit te voorkomen? – Wat was de reactie van UWV en CWI op de aanbevelingen van Berenschot in het kader van de risicoanalyse? Het moet duidelijk zijn hoe de uitvoerenden ertegenover staan. – Wordt alle wet- en regelgeving op tijd gepubliceerd, zodat mag worden begonnen? Hoe zit het met de OR die nog niet akkoord is? – Berenschot heeft geadviseerd pas te beginnen met de CWIntake als het systeem in orde is. Is 1 juli 2002 dan de deadline of moet het systeem gewoon goed functioneren? – Gemeenten hebben de mogelijkheid voor een gefaseerde invoering. Krijgen de G26 daarbij een andere deadline? – Zal de IWI zelfstandig rapporteren in het kader van het toezicht? Wordt de Kamer daarover geïnformeerd? Dit is belangrijke aanvullende informatie. – De minister zal zich op de derde woensdag in mei moeten verantwoorden over SUWI. Het verzamelen van informatie daarvoor legt druk op de rapporterende organisaties. Zal alle informatie er zijn rond die tijd? De operatie zal naar verwachting zo’n 500 mln gulden aan besparingen bij de uitkeringen opleveren. Dat is echter nog niet verwerkt in het totaalbeeld. De stelligheid waarmee over dit bedrag wordt gesproken, maakt het logisch dat wel te doen. Dit kan van invloed zijn op de hoogte van de premies. De interdepartementale accountantsdienst geeft aan dat er tijdens het project uitgaven werden gedaan, voordat was bedacht wat ermee te doen. Wat gaan de bewindslieden doen om deze wijze van omgaan met middelen voortaan te voorkomen? Bij de najaarsnota zijn de financiën voor 2001 uitgebreid besproken. Het ontbreekt de Kamer echter aan meerjarig financieel inzicht in dit project. Kan de minister op zijn laatst bij de volgende voortgangsrapportage zorgen voor een volledig financieel beeld van SUWI? Kan op basis van de najaarsnota worden geconcludeerd dat ruim 32 mln gulden is overgebleven? Zal het lukken, met een samenwerking tussen CV en ROC’s een landelijk dekkend net te laten ontstaan? Zo nee, waarom niet en wat zou dat betekenen? De cliëntenorganisaties zouden nauw betrokken worden bij dit proces. Er is echter in ieder geval bij de inrichting van de werkprocessen bij het UWV en de veranderorganisatie geen overleg geweest. De suggestie is gewekt dat dit wel zou gebeuren. Er is daarnaast onduidelijkheid over de regeling van cliëntenparticipatie bij CWI. Verder is het verzoek om financiële steun voor de landelijke cliëntenorganisaties niet gehonoreerd. Hun wordt blijkbaar geen goede plek in het geheel gegeven, maar gezien de mogelijke problemen tijdens het veranderproces is dat wel gewenst. Vindt de minister ook dat dit onvoldoende gebeurt of is de situatie volgens hem anders? Het antwoord van de bewindslieden De minister is verheugd over de uitgesproken waardering. Het echte werk wordt natuurlijk gedaan door het verandermanagement en alle mensen in het land. SUWI is grondig voorbereid, maar zo’n grote operatie brengt risico’s met zich. Werkende weg kunnen knelpunten zich openbaren, wat een terugval
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 448 en 28 080, nr. 41
8
in de kwaliteit van de werkprocessen kan veroorzaken. Berenschot geeft echter duidelijk aan dat er moet worden doorgegaan. In dat licht is het verheugend dat voorlopig slechts tien CWI’s en negentien gemeenten een aanvraag hebben ingediend voor temporisering. Op dit moment wordt er lokaal en regionaal een communicatieprogramma uitgevoerd, zodat iedereen weet naar welk loket men moet gaan. Alle regelgeving is gereed en goedgekeurd. Naar verwachting wordt alles op tijd in de Staatscourant gepubliceerd, zodat de uitvoering per 1 januari rechtmatig is. Ter begeleiding van het verdere verloop van het proces is er een directoraat uitvoering en een «dreamteam», bestaande uit vertegenwoordigers van UWV, CWI en VNG en de DG uitvoeringsbeleid. Het BKWI valt hierbij onder het CWI. De minister is natuurlijk eindverantwoordelijk. Er is een soepele overgang van het verandermanagement naar de nieuwe verantwoordelijken. Sommigen daarvan zijn nu al bij het proces betrokken. De continuïteit van het proces is verder voldoende gewaarborgd door de aanwezige kennis bij ambtenaren. De adviezen van Berenschot zijn nuttig en zullen op hoofdlijnen worden uitgevoerd. Het proces zal vanaf de eerste dag worden gemonitord in overleg met het dreamteam, zodat indien nodig en mogelijk kan worden ingegrepen door de minister; de regelgeving voorziet daarin. De verwachting is echter dat het dreamteam in voorkomende gevallen zelf zal ingrijpen. Eind maart is te vroeg om een formele voortgangsrapportage uit te brengen. Het is wel mogelijk om rond die tijd een tussenrapportage te laten uitbrengen. Daarbij zal worden geprobeerd de Kamer een goed beeld te geven van de stand van zaken in het proces, indien mogelijk op basis van een nadere uitwerking van de bestaande meetpunten. Het gaat dan om knelpunten, risico’s, financiële aspecten, problemen en oplossingen. Bezien wordt hoe het oordeel van een extern bureau bij deze tussenrapportage meegenomen kan worden. In het kader van SUWI is er op de begroting nog 25 mln gulden beschikbaar. Volgend jaar ontstaat er meer inzicht in de kaseffecten. In het rapport-Koopmans wordt aandacht besteed aan de liquiditeitsbalans en de boedelbeschrijving van Arbeidsvoorziening. Hiermee ontstaat een volledig beeld van onder meer leningen, negatief vermogen en te treffen voorzieningen. De totale kosten zijn voorlopig berekend op 790 mln gulden. Het gaat om 100 mln gulden voor het negatieve vermogen in 1999, 235 mln gulden voor het exploitatietekort over 2000 en 2001, 200 mln gulden voor ontvlechting en transformatie en 255 mln gulden voor liquidatie en een sociaal plan. Het definitieve bedrag is afhankelijk van het verloop van de liquidatie en kan worden bepaald op basis van het rapportKoopmans. Het bedrag kan dus nog hoger of lager worden. Er zijn verschillende managementcontracten gesloten voor de periode dat Arbeidsvoorziening formeel nog bestond en voor de periode daarna. In de voorliggende bedrijfsplannen wordt per onderdeel, bijvoorbeeld voor ICT, uitvoerig ingegaan op het meerjarenperspectief. Dit is allemaal onderdeel van de exploitatie. In het meerjarenperspectief worden ook de verwachte kostenbesparingen aangegeven. Bezien zal worden hoe de financiële aspecten van het proces op hoofdlijnen transparant kunnen worden weergegeven, zodat er een totaaloverzicht ontstaat. In dit kader zal ook worden gekeken naar de niet-geautoriseerde uitgaven voor Arbeidsvoorziening en UVI’s. Begin januari zullen het ministerie en CWI een gesprek voeren met UAF over de wijze waarop gebruik kan worden gemaakt van de bij UAF aanwezige kennis en ervaring. Het is belangrijk dat deze behouden blijft en wordt ingezet in de werkprocessen. CWI heeft in september positief gereageerd en UAF is bezig om een helpdesk in te stellen. Voor de gemeenten die uitstel hebben aangevraagd, is 1 april een harde datum. Er is goed gekeken naar de risico’s en als men niet klaar is, heeft men tot 1 april om daarop in te spelen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 448 en 28 080, nr. 41
9
Van de vacatures bij de CWI’s zijn er nu iets minder dan 100 vervuld, uit gemeentelijke kringen. Daarnaast zal er worden gewerkt met detachering en «vliegende keeps», de «EHBO-teams». Door het monitoren ontstaat er inzicht in de knelpunten; er kan snel worden gereageerd. De gedetacheerde gemeenteambtenaren willen (nog) niet overstappen vanwege onduidelijkheid over de cao, hun carrièreperspectieven en de andere organisatiecultuur. De cao wordt hopelijk vandaag afgesloten. Detachering is na volgend jaar niet meer wenselijk. De managers moeten duidelijk maken dat het plezierig en uitdagend werk betreft met een carrièreperspectief. Verder kunnen gemeenten in het kader van de «agenda voor de toekomst» worden geprikkeld. Met betrekking tot CV is de Kamer een voorstel gedaan. Voor de voortgang is het van belang per 1 januari een stichting tot stand te brengen. Als daartegen geen bezwaar wordt gemaakt, gaat de minister ervan uit dat de Kamer daarmee akkoord gaat. In verband met de concurrentieverhoudingen zal er in de loop van januari een NMa-notitie komen. Gemeenten worden geacht zoveel mogelijk uit te besteden. Bij de huisvesting wordt zoveel mogelijk gebruikgemaakt van bestaande panden. Vrijwel alle 131 CWI’s beschikken nu over adequate huisvesting. De verkoop van panden komt terug in het te schetsen totaalbeeld. De verkoop van A1-lokaties wordt overgelaten aan deskundigen. Bij de huisvesting is maatwerk nodig afhankelijk van de omstandigheden. Op basis van een inventarisatie van bestaande bedrijfsverzamelgebouwen blijkt de gemeente op de meeste plekken hoofdhuurder te zijn. De bedrijfsverzamelgebouwenregeling is overigens met een jaar verlengd. WSW’ers vallen niet onder de subsidieregeling van de RWI omdat zij niet werkloos zijn. Een premieregeling kan op een later tijdstip worden besproken. De RWI zal in het te schetsen beleidskader aandacht kunnen besteden aan sociale activering. Als men er nu onvoldoende aandacht aan besteedt, zal men dat na de opmerkingen van de heer Harrewijn zeker alsnog gaan doen. Het Steunpunt SUWI gemeenten blijft bestaan, maar zal gaan vallen onder de nieuwe directie Uitvoering Werk & Inkomen van het ministerie. Via dit steunpunt wordt onder andere geprobeerd een beeld te krijgen van de cliëntenparticipatie op gemeentelijk niveau. Dit zal worden meegenomen in de volgende rapportage. In het verleden is al uitgebreid gerapporteerd over de rol van cliëntenorganisaties en op dit moment wordt die ontwikkeld en opgezet. De op te richten landelijke cliëntenraad zal waarschijnlijk worden gehuisvest in het pand van de RWI en de cliëntenraad gaat op 1 januari werkende weg van start. Als dit orgaan in functie is, vormt dit het eerste aanspreekpunten voor klachten. De minister is overigens verbaasd over de negatieve geluiden in het veld. De klachten over het gebrek aan financiële ondersteuning begrijpt hij niet; er is gewoon steun toegekend. Hij zal nagaan waarop de kritiek is gebaseerd en zal de resultaten daarvan schriftelijk aan de Kamer melden. De staatssecretaris geeft aan dat in het bedrijfsplan UWV het beleid voor vijf jaar wordt samengevat in 55 pagina’s, waarin alle onderwerpen beknopt worden behandeld. Over reïntegratie staat er veel meer in dan over andere taken zoals claimbeoordeling, waaraan ook hard wordt gewerkt. Op pagina 19 staan keiharde prestatie-indicatoren ten aanzien van reïntegratie, slagings- en plaatsingspercentages. Daarnaast komt er binnen het UWV vanaf 1 januari een apart directoraat opdrachtgeverschap reïntegratie, waarin de nieuwe rol van het UWV wordt vormgegeven. Verder vinden er slechts in twee diensten, poortwachter en casemanagement, nieuwe investeringen plaats. Beide zijn van vitaal belang voor reïntegratie. Het UWV is de opdrachtgever voor reïntegratie en daarmee verantwoordelijk, wat ook in het bedrijfsplan staat. Een uitvoerend reïntegratiebedrijf is natuurlijk primair verantwoordelijk voor zijn
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 448 en 28 080, nr. 41
10
prestaties, maar het UWV kan worden afgerekend op het totaal van de prestaties. Een aanpassing van het bedrijfsplan is daarom niet nodig. Het misverstand dat het UWV niet zou investeren in het maximaliseren van maatwerk voor klanten, wordt veroorzaakt door een foutief geplaatste komma, waardoor de desbetreffende passage verkeerd kan worden uitgelegd. Er wordt slechts bedoeld dat er grenzen zijn aan maatwerk. Het verhogen van de grens voor «duurzame plaatsing» bij reïntegratie van zes maanden naar een jaar, is op dit moment niet verstandig. Reïntegratiebedrijven kunnen zo’n langere termijn veelal niet garanderen. De aandacht kan beter worden gericht op verhoging van het huidige percentage van 35 bij de halfjaarsplaatsing. Werkende weg kan worden bezien of de termijn moet worden verlengd of dat er prikkels kunnen worden ingevoerd. Uit het rapport van de Algemene Rekenkamer bleek overigens dat de duurzaamheid vaak langer is dan dat halfjaar. Het uitstel van poortwachter hoeft geen problemen te veroorzaken. Het persoonsgebonden budget blijft gewoon intact. Er wordt op ruime schaal doorgegaan met experimenten. Voor werknemers die niet kunnen worden geplaatst bij hun eigen of een andere werkgever, komt het persoonsgebonden budget al in 2002 beschikbaar, ook in het eerste ziektejaar. De werkgever kan ook zelf zijn verantwoordelijkheid nemen. De secondopinioneis is overigens vervallen. De brede invoering vindt volgens planning in 2003 plaats. De komende maanden zal er een mediaoffensief komen om zaken als poortwachter en het nieuwe opdrachtgeverschap aan werkgevers en werknemers uit te leggen. Uitstel van poortwachter heeft daar niet veel invloed op. Het financiële meerjarenperspectief voor de verschillende uitvoeringsorganisaties is doorgenomen met en geaccordeerd door het ministerie van Financiën. Aanpassingen van deze cijfers worden gemeld in de reguliere verantwoording aan de Kamer. Bij de huidige basis van de meerjarencijfers voor de UVI’s wordt rekening gehouden met het niet geheel halen van de doelstellingen in het regeerakkoord. Per maatregel worden de extra kosten of opbrengsten weergegeven. Het UWV moet de bezuinigingsdoelstelling halen voordat extra geld mag worden ingezet voor transformatiekosten. Hiermee wordt geprobeerd te voorkomen dat men wel transformatiekosten claimt, maar de bezuinigingen laat sloffen. Een taakstellende bezuiniging van 25%, waarop het «dreamteam» wordt afgerekend, klinkt fors. De laatste 10% mag echter worden teruggeploegd in de organisatie ter vergroting van de kwaliteit. Het UWV wordt zo gestimuleerd om boven de minimale bezuiniging van netto 15% een extra inspanning te leveren. 15% is nog steeds veel, maar kan worden gehaald. Met het samenvoegen van zes organisaties die hetzelfde doen, moeten op terreinen als ICT, centrale staven en huisvesting grote schaalvoordelen zijn te halen. De UVI’s hebben uiteindelijk hun handtekening onder de doelstellingen gezet; zij zijn ervan overtuigd dat het kan. Vier jaar geleden werd het nog van bovenaf opgelegd. Antwoord geven op de vraag wat er gebeurt als de doelstelling niet wordt gehaald, is op dit moment niet verstandig. Het UWV zal naar verwachting in februari een plan presenteren over de inbedding van bedrijfsverzamelgebouwen in het huisvestingplan. Voor het invullen van de vangnetfunctie in het kader van poortwachter is meer geld beschikbaar gekomen dan werd verondersteld tijdens de behandeling van de wet in de Kamer. De tientjescontracten van de arbodiensten voldoen niet. De bemensing in het kader van de beoordeling van reïntegratieverslagen moet voldoende zijn. Dit wordt echter niet eenvoudig; het gaat nu om ongeveer 200 000 gevallen per jaar. Het gaat fout als het UWV deze allemaal tot in detail onderzoekt. De nadruk moet liggen op evidente nalatigheid, zodat er jurisprudentie wordt opgebouwd. Het terugsturen van enkele duizenden gevallen naar de werkgever zal al een groot effect
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 448 en 28 080, nr. 41
11
hebben. In de praktijk moet overigens blijken of dit haalbaar is. De staatssecretaris ontvangt maandrapportages over de WAO van het UWV. Hij zal proberen, mede in het kader van de implementatie van poortwachter, de Kamer tijdig te informeren over de stand van zaken. De OR van de desbetreffende UVI heeft na moeilijke besprekingen besloten tot het uitbrengen van een positief advies. Alle benoemingen kunnen daardoor per 1 januari gewoon doorgaan. De regiefunctie van het proces ligt bij de directie Uitvoering Werk & Inkomen van het ministerie. Het instandhouden van twee serviceorganisaties voor UWV en CWI leidt er dus niet toe dat het zicht op het totaal verloren gaat. De integratie van de ICT-systemen van de UVI’s binnen het UWV wordt een zware klus. Het is ondoenlijk om hierbij ook CWI te betrekken. De vertraging bij de CWIntake is niet het gevolg van onderling gebakkelei over het referentiewerkproces, maar ligt vooral in de technische sfeer. Er worden hoge eisen gesteld aan de hardware. Als dit te snel zou worden doorgevoerd zonder rekening te houden met de zorgvuldigheid, is de kans groot dat het fout gaat. Er is zeker vooruitgang. Er wordt nog gewerkt aan een preciezere invulling van de prestatieindicatoren voor het UWV. Deze moeten echter op dit moment niet te detaillistisch worden, omdat het dan juist moeilijker wordt om op hoofdlijnen goed aan te sturen. De politiek moet zich niet te veel met de interne organisatie van het UWV bemoeien, maar zich beperken tot beleidsmatige doelstellingen. In de toekomst kan worden overlegd over nadere differentiatie van de indicatoren om de kwaliteit van de output beter te kunnen beoordelen. In de rapportage aan de Kamer zal een geclusterd overzicht komen in het licht van de veranderagenda. De afbouw van de UVI’s zal in juridische zin op 1 juli zijn voltooid. Het eerste jaar wordt er in het kader van de herkenbaarheid voor de cliënt gewerkt met namen als UWV-Cadans. Vanaf 2003 wordt alleen gebruikgemaakt van «UWV». Berenschot geeft aan dat er een nieuw elan is bij het toekomstige UWV-personeel. Bij de huidige UVI’s wordt veel werk extern uitgevoerd. Het is daarom niet waarschijnlijk dat er op korte termijn gedwongen ontslagen nodig zijn; er zijn meer vacatures dan banen die op de tocht staan. Men heeft het gevoel voor een nieuwe uitdaging te staan. Het invoeren van een nieuw systeem voor de WAO hoeft ook geen problemen op te leveren, onder de voorwaarde dat dit eenvoudiger wordt. Bovendien zal een wijziging van de wetgeving ten aanzien daarvan nog wel even op zich laten wachten. Het toezicht kan zelfstandig rapporteren; dat is goed vastgelegd. In het kader van de derde woensdag in mei wordt alle verantwoordingsinformatie zoveel mogelijk naar voren gehaald. Komend jaar zal dat nog niet volledig lukken, maar het heeft de volle aandacht. De door het UWV als belangrijkste opdrachtgever te hanteren benchmark is helder en simpel: de bereikte plaatsingpercentages. Men is daarmee al bezig. Het keurmerk van Borea, dat van belang is voor werkgevers, lijkt erg ingewikkeld te worden. De RWI kan hierbij een rol spelen. Daarover is men in gesprek. De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Terpstra De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Nava
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 448 en 28 080, nr. 41
12