Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2004–2005
28 684
Naar een veiliger samenleving
Nr. 51
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 17 mei 2005 Met deze brief bieden wij u de vijfde voortgangsrapportage over de uitvoering van het Veiligheidsprogramma aan. Deze vijfde voortgangsrapportage bouwt voort op de eerdere voortgangsrapportages. De rapportage beschrijft de voortgang met betrekking tot de maatregelen en prestaties uit het Veiligheidsprogramma en beslaat de periode 1 juli 2004 tot 1 januari 2005. De Minister van Justitie, J. P. H. Donner De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. Remkes
KST86751 0405tkkst28684-51 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
1
NAAR EEN VEILIGER SAMENLEVING Vijfde voortgangsrapportage mei 2005 Inhoudsopgave
SAMENVATTING
3
1
INLEIDING
5
2
ALGEHELE VOORTGANG VAN HET VEILIGHEIDSPROGRAMMA 2.1 Doelstellingen in de veiligheid 2.2 Voortgang van de maatregelen 2.3 Mobilisering van de samenleving
6 6 9 10
3
BELEIDSSPEERPUNTEN 3.1 Veelplegers 3.2 Risicojongeren 3.3 Urgente aanpak
12 12 14 16
4
MAATREGELEN 4.1 Politie en opsporing 4.2 Vervolging en afdoening 4.3 Sanctietoepassing 4.4 Preventie en openbaar bestuur 4.5 Publiek-private samenwerking
17 17 21 23 26 29
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
2
SAMENVATTING In oktober 2002 heeft het kabinet met het Veiligheidsprogramma een ambitieuze koers uitgezet: criminaliteit en overlast in het publieke domein moeten worden teruggebracht met 20 tot 25%. Deze reductie moet in de periode 2008 tot 2010 gerealiseerd worden. Leek deze doelstelling in aanvang erg ambitieus, wij kunnen nu constateren dat de gekozen aanpak op dit moment succesvol lijkt. Sinds de start zijn aanzienlijke vorderingen geboekt op weg naar het doel. Uit de slachtofferenquêtes van het CBS blijkt namelijk dat het aantal vermogensdelicten met 9,3% en het aantal geweldsdelicten met 10,8% is gedaald ten opzichte van de nulmeting in 2002. Daarnaast blijkt uit de Politie Monitor Bevolking dat de dalende trend in het onveiligheidsgevoel doorzet. Ten opzichte van de meting 2004 is het percentage burgers dat zich wel eens onveilig voelde verder gedaald van 26,9% naar 24%. Ten opzichte van de nulmeting over 2002 (30,8%) ligt de huidige waarde bijna 7 procentpunten lager. Ook met betrekking tot de ontwikkeling van de criminaliteit in het bedrijfsleven is positief nieuws te melden. Op basis van recent onderzoek en een vergelijkende studie met het jaar 2002 kan worden gesteld dat er vooruitgang is geboekt. Het percentage bedrijven dat te maken kreeg met inbraak, diefstal, vernieling, geweld en andere vormen van criminaliteit is ten opzichte van 2002 aanzienlijk gedaald. De Algemene Rekenkamer stelt in haar onderzoek naar de aanpak van lokaal veiligheidsbeleid onder meer vast dat de in het Veiligheidsprogramma neergelegde visie op de aanpak van sociale veiligheid op lokaal niveau in 2003 en 2004 haar eerste vruchten begint af te werpen.1 Wij zijn weliswaar verheugd over deze positieve ontwikkelingen, maar we zijn nog niet tevreden. Veel burgers hebben een weinig positief verwachtingspatroon over criminaliteit en overlast in 2020, zo blijkt uit het Sociaal Cultureel Rapport 2004 van het SCP. En uit de cijfers van het CBS blijkt dat het aantal mishandelingen – als onderdeel van de totale geweldscriminaliteit – in 2004 nog iets hoger lag (1,6%) dan in 2002. En hoewel ten opzichte van 2002 weliswaar sprake is van een forse daling van de vermogenscriminaliteit, heeft die daling zich ten opzichte van 2003 gestabiliseerd. De komende tijd komt het erop aan de positieve ontwikkelingen in de veiligheid vast te houden en de negatieve ontwikkelingen tegen te gaan. De Midterm review op het Veiligheidsprogramma bevat maatregelen die daaraan bijdragen. Een aantal daarvan is inmiddels in gang gezet. Het betreft dan met name de nazorg aan ex-gedetineerden, de aanpak van geweld, de aanpak van verloedering en overlast, het tegenhouden van criminaliteit, de aanpak van zware of georganiseerde criminaliteit en de grensoverschrijdende samenwerking. De maatregelen uit de Midterm review zijn vanaf deze voortgangsrapportage opgenomen in de reguliere systematiek voor verantwoording over het Veiligheidsprogramma.
1
TK 2004–2005, 30 085, nrs. 1–2.
In de verslagperiode van 1 juli 2004 tot 1 januari 2005 zijn op het vlak van de maatregelen goede resultaten geboekt. Inmiddels zijn 46 maatregelen voltooid. Enkele aansprekende voltooide maatregelen zijn de uitbreiding van internaatachtige voorzieningen en van de capaciteit van justitiële jeugdinrichtingen, het realiseren van eenvoudiger en goedkopere capaciteit, de verruiming van de toepassing van het penitentiair programma, de invoering van de identificatieplicht en de inwerkingtreding van de vier wetsvoorstellen naar aanleiding van de Commissie Verbetervoorstellen. Met de ondertekening van de maatwerkconvenanten op 11 maart jl. kan
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
3
hieraan inmiddels ook het maken van afspraken met de G30 worden toegevoegd. De afspraken zijn vooral gericht op de aanpak van huiselijk geweld, veelplegers, overlastgevende personen en risicogebieden. Met de uitvoering van de afspraken uit de convenanten laten de grote steden zien dat zij hun verantwoordelijkheid voor een veiliger samenleving nemen. Maar ook ten aanzien van de afzonderlijke maatregelen zijn er de nodige zorgpunten en moet er nog veel gebeuren. De komende periode is een belangrijke: een aanzienlijk aantal maatregelen zal in de komende rapportageperiode tot voltooiing moeten komen. Met het oog daarop maken wij ons grote zorgen over het oplopende aantal maatregelen dat meer dan zes maanden vertraagd is. Aan deze maatregelen moet derhalve nog hard worden getrokken. Uit een analyse van de oorzaken van die vertragingen blijkt overigens dat de realisatie van de doelstelling van het Veiligheidsprogramma door de vertragingen vooralsnog niet in gevaar lijkt te komen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
4
1 INLEIDING Op 16 oktober 2002 heeft het kabinet Balkenende I de nota Naar een veiliger samenleving aangeboden aan de Tweede Kamer.1 Ingevolge de status van groot project die de Tweede Kamer aan de uitvoering van het Veiligheidsprogramma heeft toegekend, wordt de Tweede Kamer twee maal per jaar geïnformeerd over de voortgang in de uitvoering. Voor u ligt de vijfde voortgangsrapportage, die de periode 1 juli 2004 tot 1 januari 2005 beslaat. Op 23 november 2004 hebben wij de Midterm review van het Veiligheidsprogramma aangeboden aan de Tweede Kamer. De maatregelen die voortvloeien uit de Midterm review worden meegenomen in deze en volgende voortgangsrapportages. In vergelijking met eerdere rapportages zijn daarnaast enkele wijzigingen aangebracht die beogen de inzichtelijkheid en de helderheid van de bereikte prestaties te vergroten. In paragraaf 2 wordt op hoofdlijnen gerapporteerd over de voortgang van het programma als geheel. Deze paragraaf bevat nu ook informatie over de ontwikkelingen in de veiligheid ten opzichte van de doelstelling en de nulmeting in 2002. Hiermee voldoen wij aan onze toezegging in reactie op de auditrapportage bij de vierde voortgangsrapportage, om in de vijfde voortgangsrapportage beter inzicht te verschaffen in de prestaties van het Veiligheidsprogramma als geheel. Daarnaast wordt nu ook ingegaan op het thema «mobilisering van de samenleving», een van de accenten uit de Midterm review voor de komende periode. Paragraaf 3 gaat vervolgens in op de hoofdlijnen van de voortgang in de beleidsspeerpunten uit het programma: veelplegers (3.1), risicojongeren (3.2) en urgente aanpak (3.3). In paragraaf 4 wordt nader ingegaan op de maatregelen die als randvoorwaarden voor een effectieve aanpak kunnen worden beschouwd. Achtereenvolgens komen aan de orde de maatregelen die betrekking hebben op politie en opsporing (4.1), vervolging en afdoening (4.2), sanctietoepassing (4.3), preventie en openbaar bestuur (4.4) en op de publiekprivate samenwerking (4.5). De hoofdtekst geeft een overzicht van de betreffende terreinen. Gedetailleerdere informatie over de voortgang op het niveau van de maatregelen en de daarin vervatte concrete prestaties, afspraken, nul- en streefwaarde(n) wordt gegeven in de bijlagen. Bijlage Ia bevat het overzicht van de reeds afgeronde maatregelen; bijlage Ib concentreert zich op het proces van de nog lopende maatregelen. In bijlage II wordt een cijfermatig beeld met betrekking tot de situatie in de objectieve en subjectieve veiligheid gegeven. Bijlage IIIa bevat informatie over de prestatiegegevens van politie (Landelijk kader) en strafrechtsketen; bijlage IIIb bevat overige gegevens over politie en strafrechtsketen en beoogt een beeld te geven van de algemene stand der dingen in de politie- en justitieketen. Bijlage IV bevat de stand van zaken van het wetgevingsprogramma. Sinds de vorige voortgangsrapportage zijn er geen wijzigingen opgetreden in de financiën van het Veiligheidsprogramma. Daarom is hierover niets opgenomen in bijlage V. Bijlage VIa bevat de conform de Procedureregeling grote projecten voorgeschreven rapportage over de controle door de auditdiensten. Bijlage VIb bevat onze reactie hierop. Bijlage VII bevat de monitoring bij de justitiële jeugdinrichtingen, ter uitvoering van de motie Kalsbeek.2 1
TK 2002–2003, 28 684, nrs. 1 en 2. In het vervolg aangeduid als Veiligheidsprogramma. Bij verwijzing naar bepaalde pagina’s wordt gedoeld op het kamerstuk. 2 TK 2003–2004, 29 200 VI, nr. 119.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
5
2 ALGEHELE VOORTGANG VAN HET VEILIGHEIDSPROGRAMMA 2.1 Doelstellingen in de veiligheid In oktober 2002 heeft het kabinet met het Veiligheidsprogramma een ambitieuze koers uitgezet: criminaliteit en overlast in het publieke domein moeten worden teruggebracht met 20 tot 25%. Deze reductie moet in de periode 2008 tot 2010 gerealiseerd worden. Leek deze doelstelling in aanvang erg ambitieus, wij kunnen nu constateren dat de gekozen aanpak op dit moment succesvol lijkt. Sinds de start zijn aanzienlijke vorderingen geboekt op weg naar het doel. Uit de slachtofferenquêtes van het CBS blijkt namelijk dat het aantal vermogensdelicten met 9,3% en het aantal geweldsdelicten met 10,8% is gedaald ten opzichte van de nulmeting in 2002. Tabel: Ontwikkeling ondervonden delicten burgers, 2002–2004
(aantal x 1000)
nulmeting
geweldsdelicten vermogensdelicten (excl. overige diefstal)
2002
2003
2004
% stijging/ daling 2003–2002
% stijging/ daling 2004–2002
doelstelling 2008–2010 t.o.v. 2002
1 081
1 093
964
1,1
– 10,8
– 20 tot 25%
1 477
1 342
1 340
– 9,1
– 9,3
– 20 tot 25%
Ontwikkeling ondervonden delicten burgers, 2002–2004 (aantal*1000) 1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 0 2002 nulmeting
2004
geweldsdelicten
2008-2010 streefwaarde
vermogensdelicten (excl. overige diefstal)
= de beoogde daling bij aanname lineaire ontwikkeling
Wij zijn met name verheugd over het feit dat de sinds 1996 vrijwel onafgebroken stijging van het aantal geweldsdelicten nu is omgezet in een aanzienlijke daling. Het aantal geweldsdelicten bevindt zich nu op het
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
6
niveau van vóór 1999. In alle categorieën geweldsdelicten (mishandeling, bedreiging en seksuele delicten) is sprake van een daling ten opzichte van 2003. Moesten wij in de derde voortgangsrapportage nog melden dat het aantal mishandelingen in 2003 met ca. 11% was gestegen ten opzichte van de nulmeting in 2002, in 2004 heeft het CBS een daling met 8,6% geconstateerd ten opzichte van 2003. Hier is wel de nuancering op zijn plaats dat het aantal mishandelingen in 2004 dus nog steeds iets hoger ligt (1,6%) dan in 2002. De daling van de vermogenscriminaliteit in 2004 ten opzichte van 2002 deed zich voor in vrijwel alle categorieën (inbraak, diefstal uit auto, zakkenrollerij en autodiefstal). Het aantal fietsdiefstallen is ten opzichte van 2002 stabiel. In vergelijking met 2003 heeft de daling van de vermogenscriminaliteit zich in 2004 gestabiliseerd. Op de categorieën inbraak, autodiefstal en fietsendiefstal was sprake van een stijging; de aantallen diefstallen uit auto’s en zakkenrollerij laten een daling zien. Met de ontwikkeling van de subjectieve veiligheid (onveiligheidsgevoelens) gaat het steeds beter. Ten opzichte van de Politie Monitor Bevolking 2004 is het onveiligheidspercentage verder gedaald van 26,9% naar 24%. Was – gerekend vanaf de nulmeting in 2002 – het percentage burgers dat zich wel eens onveilig voelde 30,8%, drie jaar later is dit percentage dus met bijna 7 procentpunten gedaald naar 24%. De gegevens uit de Politie Monitor Bevolking over de door burgers ervaren overlast en verloedering zijn nog niet beschikbaar. In de volgende voortgangsrapportage zullen de meest recente cijfers worden opgenomen. Op 19 april jl. heeft de Algemene Rekenkamer haar onderzoek naar de aanpak van het lokaal veiligheidsbeleid gepubliceerd.1 De Rekenkamer stelt vast dat de in het Veiligheidsprogramma neergelegde visie op de aanpak van sociaal veiligheidsbeleid op lokaal niveau in de jaren 2003 en 2004 haar eerste vruchten begint af te werpen. Voorts stelt de Rekenkamer vast dat op landelijk niveau de stand van zaken op het terrein van het lokaal veiligheidsbeleid adequaat wordt gemonitord en er een goed inzicht is in de knelpunten waarmee gemeenten kampen bij het ontwikkelen en uitvoeren van het lokale veiligheidsbeleid. De Rekenkamer doet een aantal aanbevelingen voor gemeenten. Met het project Veilige gemeenten (zie par. 4.4), het CCV en de ontwikkeling van een landelijke geïntegreerde veiligheidsmonitor ondersteunen wij gemeenten bij het voeren van integraal veiligheidsbeleid. Wij zijn weliswaar verheugd over deze positieve ontwikkelingen, maar we zijn nog niet tevreden. De komende tijd is het van belang de positieve ontwikkelingen in de veiligheid vast te houden en de negatieve ontwikkelingen tegen te gaan. De Midterm review bevat maatregelen die daaraan bijdragen. Een aantal daarvan is inmiddels in gang gezet. Het betreft dan met name de nazorg aan ex-gedetineerden, de aanpak van geweld, de aanpak van verloedering en overlast, het tegenhouden van criminaliteit, de aanpak van zware of georganiseerde criminaliteit en de grensoverschrijdende samenwerking. De maatregelen uit de Midterm review zijn vanaf deze voortgangsrapportage opgenomen in de reguliere systematiek voor verantwoording over het Veiligheidsprogramma. De stand van zaken van deze maatregelen is op hoofdlijnen opgenomen in de paragrafen 3 en 4 en gedetailleerder in bijlage I.2 1
TK 2004–2005, 30 085, nrs. 1–2. Over de aanpak van zware of georganiseerde criminaliteit en de grensoverschrijdende samenwerking wordt de Tweede Kamer separaat geïnformeerd.
2
Vijftig probleemwijken In de vorige voortgangsrapportage berichtten wij u over de ontwikkeling van criminaliteit en overlast in een deel van de 50 geselecteerde
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
7
probleemwijken (cohort 1: 20 van de 50 wijken). De eerste resultaten waren alleszins bemoedigend te noemen. Dalende slachtofferpercentages voor zowel gewelds- als vermogendelicten, gepaard gaand met afnemende gevoelens van onveiligheid. De gegevens over de 1-meting van cohort 2 komen naar verwachting beschikbaar in september 2005. Dan zal eveneens zicht bestaan op de ontwikkeling van criminaliteit en overlast bij de overige 30 meetwijken veiligheid. Criminaliteit tegen het bedrijfsleven In de vierde voortgangsrapportage is de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven, meting 2004 (MCB-2004) aangekondigd. De resultaten van dit onderzoek zijn begin dit jaar beschikbaar gekomen. Zoals destijds aangegeven vormen deze resultaten het vertrekpunt voor het monitoren van de criminaliteitsontwikkeling in het licht van de beoogde doelstellingen van het Veiligheidsprogramma. Tevens kan de voortgang van de acties van het Actieplan Veilig Ondernemen (AVO) worden bezien tegen de achtergrond van de criminaliteitsontwikkeling zoals deze wordt geschetst in de MCB. Met ingang van deze vijfde voortgangsrapportage kan een meer genuanceerd beeld worden gegeven over de veiligheidssituatie.1 De veiligheidssituatie in het bedrijfsleven wordt thans in een breder perspectief belicht. Hierbij wordt een gedifferentieerd beeld geschetst naar vier delicttypen (diefstal, inbraak, geweld en vernieling) en vijf bedrijfssectoren (bouwnijverheid, detailhandel, vervoer & communicatie en financiële en zakelijke dienstverlening). Ten aanzien van alle delictcategorieën (met uitzondering van geweld)2, wordt gerapporteerd in absolute aantallen en in percentages van bedrijven die slachtoffer zijn geweest. De gegevens over diefstaldelicten bij de detailhandel uit de MCB-2004 en het aparte onderzoek winkeldiefstal uit de zomer van 2004 kunnen om methodologisch-technische redenen alleen op percentages met elkaar worden vergeleken (niet in absolute aantallen). De onderzoeken liggen wat betreft de percentages wel met elkaar in lijn. Uit beide onderzoeken blijkt dat circa 30% van de detailhandelbedrijven slachtoffer is geweest van diefstal. Om deze redenen zal de MCB-2004 dan ook vanaf heden als uitgangssituatie i.c. nulmeting fungeren voor alle vormen van criminaliteit. In principe kan over de ontwikkeling van de criminaliteit bij het bedrijfsleven in het kader van de AVO-doelstellingen dan ook pas iets worden gemeld bij het beschikbaar komen van de gegevens uit de 1meting (de MCB-2005).
1
Eerder was aangegeven dat «diefstal bij de detailhandel» en «geweld bij het gehele bedrijfsleven» zouden gelden als indicatoren voor het monitoren van het criminaliteitsbeeld bij het bedrijfsleven. 2 Vanwege de lage incidentie van geweldsmisdrijven zou voor het rapporteren in absolute aantallen een zeer grote steekproef – en dus duur onderzoek – vereist zijn.
Om de historische ontwikkeling van de criminaliteit in het bedrijfsleven tot aan de nulmeting 2004 in beeld te brengen is in het kader van de MCB-2004 wel een vergelijking gemaakt met eerdere gegevens uit de Monitor Bedrijven en Instellingen (MBI) over het jaar 2002. Een vergelijking in percentages is methodologisch verantwoord. Op basis van deze vergelijkende studie kan worden gesteld dat er in de periode 2002 tot 2004 vooruitgang is geboekt: de criminaliteit tegen bedrijven is fors gedaald. Nederlandse bedrijven zijn in 2004 beduidend minder vaak het slachtoffer geworden van criminaliteit. Het percentage bedrijven dat te maken kreeg met inbraak, diefstal, vernieling, geweld en andere vormen van criminaliteit is ten opzichte van 2002 fors gedaald. Het percentage bedrijven in de detailhandel dat slachtoffer werd van één of meer vormen van criminaliteit daalde van 67 naar 49 procent. Ook in alle andere sectoren is sprake van een daling: in de bouw van 46 naar 30 procent, in de horeca van 59 naar 47 procent, in vervoer/communicatie van 53 naar 42 procent, en in de dienstverlening van 43 naar 29 procent. De bedrijven kregen in 2004 naar schatting 2,7 miljoen keer te maken met criminaliteit. Diefstal in de detailhandel is verreweg de meest voorkomende vorm van criminaliteit: 1,5 miljoen gevallen. Eenderde deel van alle bedrijfs-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
8
vestigingen in de detailhandel heeft in 2004 diefstal geconstateerd. Diefstal in de detailhandel is niet gelijk verdeeld over de populatie maar concentreert zich sterk op bepaalde plekken. Slechts 10 procent van alle door diefstal getroffen bedrijven ondervindt tweederde deel van het totaal aantal diefstallen in de gehele branche. Een beperkt aantal bedrijven wordt dus zeer zwaar getroffen. Geweldsdelicten komen minder vaak voor dan andere gerapporteerde vormen van criminaliteit. In de horeca kreeg 10 procent van de ondernemingen met geweld te maken. In de detailhandel en in de sector transport en communicatie was dit 7 procent. In de laatstgenoemde twee sectoren nam het percentage geweldsdelicten significant af ten opzichte van 2002. Geïntegreerde veiligheidsmonitor Het traject om te komen tot een landelijke veiligheidsmonitor vordert gestaag. Deze Veiligheidsmonitor gaat informatie bieden aan de verschillende partners op rijks-, regionaal en lokaal niveau. Departementen, gemeenten en politie werken dan uiteindelijk allemaal met op een en dezelfde veiligheidsmonitor gebaseerde cijfers. In haar onderzoek naar de aanpak van lokaal veiligheidsbeleid ondersteunt de Algemene Rekenkamer de ontwikkeling van een landelijke veiligheidsmonitor. Het is echter niet een traject dat van vandaag op morgen geregeld is. In zorgvuldig overleg met gemeenten en politie wordt beoogd de gezaghebbende Veiligheidsmonitor in 2007 gereed te hebben. Tussenevaluatie In de vierde voortgangsrapportage hebben wij aangekondigd dat wij de Tweede Kamer in de vijfde voortgangsrapportage zouden berichten over de tussenevaluatie die in de nota «Naar een veiliger samenleving» is aangekondigd. In november 2004 hebben wij de Midterm review van het Veiligheidsprogramma aan de Tweede Kamer gezonden.1 Aan de aanvullende maatregelen uit de Midterm review ligt een evaluatie ten grondslag waarin ook de signalen van de belangrijkste ketenpartners zijn betrokken. De Midterm review heeft daarmee het karakter van een tussenevaluatie. Gelet op de positieve ontwikkelingen op de doelstellingen in de veiligheid, zoals hierboven beschreven, en de bevindingen van de Algemene Rekenkamer achten wij de conclusie gerechtvaardigd dat de huidige aanpak haar vruchten afwerpt. Ondanks het feit dat we nog niet tevreden zijn – er moet immers nog veel gebeuren voordat de doelstelling gerealiseerd is – zien wij om deze reden op dit moment weinig meerwaarde in een – herhaalde – tussenevaluatie. Wij geven er de voorkeur aan de komende tijd vol in te zetten op de activiteiten die nog op de rol staan. 2.2 Voortgang van de maatregelen Per 1 juli 2004 omvatte het Veiligheidsprogramma 142 maatregelen. Door de toevoeging van de maatregelen uit de Midterm review is dit aantal uitgebreid tot 154 per 1 januari 2005. Op peildatum 1 januari 2005 zijn 46 maatregelen afgerond; 11 daarvan worden via de reguliere planning en controlcycli van beide ministeries gemonitord. In onderstaande tabel is de stand van zaken van de maatregelen afgezet tegen de stand van zaken in de vierde voortgangsrapportage.
1
TK 2004–2005, 28 684, nr. 44.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
9
4e vgr 5e vgr
aantal maatregelen
afgerond
in uitvoering
volgens tijdschema
vertraging <6 maanden
vertraging > 6 maanden
142
30
112
68 (61%)
27 (24%)
17 (15%)
154
46
108
60 (56%)
20 (19%)
28 (26%)
Ten opzichte van de vierde voortgangsrapportage is het aantal voltooide maatregelen gestegen met 16. Een volledig overzicht van de voltooide maatregelen is opgenomen in bijlage Ia. Een aantal aansprekende maatregelen die in de afgelopen rapportageperiode zijn voltooid, zijn1: • de uitbreiding van internaatachtige voorzieningen (42); • de uitbreiding van de capaciteit van justitiële jeugdinrichtingen (45); • eenvoudiger en goedkopere capaciteit (105); • meerpersoonscelgebruik bij penitentiaire inrichtingen (106); • verruiming van de toepassing van het penitentiair programma (123); • invoering identificatieplicht (132). Met de ondertekening van de maatwerkconvenanten op 11 maart jl. kan hieraan inmiddels ook het maken van afspraken met de G30 worden toegevoegd (128). Met de uitvoering van de afspraken van de convenanten laten de G30 zien dat zij hun verantwoordelijkheid voor een veiliger samenleving nemen. Wij zijn ingenomen met de toename van het aantal voltooide maatregelen. De stijging van het aantal maatregelen dat meer dan zes maanden vertraagd is, baart ons echter grote zorgen. Aan deze maatregelen moet nog hard worden getrokken. Uit een analyse blijkt overigens dat een grote diversiteit van oorzaken aan deze vertragingen ten grondslag ligt. Uit de analyse blijkt ook dat de onderlinge afhankelijkheden tussen deze vertraagde maatregelen niet van dien aard zijn, dat het welslagen van het Veiligheidsprogramma daardoor op dit moment belemmerd wordt. Overigens moet wel worden opgemerkt dat een maatregel als vertraagd wordt beschouwd wanneer één van de activiteiten van de maatregel vertraagd is. Dat wil nog niet zeggen dat de hele maatregel uiteindelijk vertraagd zal zijn, of dat de doelstelling van het Veiligheidsprogramma daardoor later zal worden bereikt. Desondanks stellen wij alles in het werk om de vertragingen weg te werken. Per maatregel van het Veiligheidsprogramma zijn de risico’s in kaart gebracht. Ook hier is sprake van een grote diversiteit. Op basis van een analyse van de risico’s hebben wij geconstateerd dat er vooralsnog geen risico’s zijn die de voortgang van het programma als geheel belemmeren. 2.3 Mobilisering van de samenleving Veiligheid is niet een zaak van de overheid alleen. De inzet vanuit de samenleving is daarbij onontbeerlijk. Hiertoe wordt langs twee lijnen gewerkt: via het betrekken van de ketenpartners en de professionals in de veiligheid, en via het betrekken van het brede publiek.
1
De getallen tussen haakjes verwijzen naar het maatregelnummer.
Mobilisering burger Met het oog op het betrekken van het publiek is een brede communicatiestrategie ontplooid om burgers aan te sporen (nog meer) de eigen verantwoordelijkheid te nemen en een bijdrage te leveren aan het veiliger maken van de samenleving. Onder de noemer «Nederland Veilig» hebben de afgelopen periode verschillende publiekscampagnes gelopen. Van 20 juli 2004 tot en met 31 augustus 2004 betrof het de campagne «Geweld op straat». Doel van deze campagne was het mobiliseren van omstanders;
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
10
mensen aan te zetten om in actie te komen als ze worden geconfronteerd met geweld op straat, zonder zichzelf in gevaar te brengen. Van 15 oktober 2004 tot 1 november 2004 betrof het de algemene introductie campagne «Nederland Veilig». Deze campagne informeerde de burger welke maatregelen de overheid neemt om de veiligheid te vergroten en doet daarbij een concreet beroep op de burger. Van 1 november 2004 tot en met 12 december 2004 betrof het de campagne «Identificatieplicht». Burgers werden op deze wijze geïnformeerd over de Wet op de uitgebreide identificatieplicht, die op 1 januari 2005 in werking trad. De website www.nederlandveilig.nl ondersteunt de campagne en biedt de burger de mogelijkheid actief bijdragen te leveren. Om een extra grote impact te bewerkstelligen wordt de aanpak van veiligheid door middel van landelijke en regionale advertenties uitgedragen in het gehele land. Daarbij wordt ook de inzet van de lokale en regionale partners gestimuleerd. Daarnaast wordt meer ingezet op doelgroepcommunicatie. In alle uitingen wordt gebruikt gemaakt van hetzelfde beeldmerk (Nederland Veilig en het hondje Jack).
Uit onderzoek blijkt dat de campagnes een positief effect hebben. De bereidheid om zelf een bijdrage te leveren is toegenomen alsmede de bekendheid met de maatregelen die de overheid neemt. De informatiebehoefte over de bestrijding van overlast en criminaliteit is toegenomen. Inmiddels is een herhaling van de campagne Meld geweld gestart. Voor de zomer van 2005 staat een campagne over het thema aangifte gepland, die mensen er toe moet aanzetten aangifte te doen van ondervonden criminaliteit. Betrekken van ketenpartners en veiligheidsprofessionals In het kader van het Veiligheidsprogramma is het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) opgericht, dat publieke en private partners op permanente basis stimuleert en ondersteunt bij de realisatie van criminaliteitspreventie en veiligheid. Hoofddoelen van het CCV zijn het geven van een krachtige impuls om samenwerking tussen partners te vergroten en het bevorderen van de toepassing van bewezen effectieve preventieve maatregelen en instrumenten in de Nederlandse samenleving. Op 24 november 2004 is in Nijkerk het congres Naar een veiliger samenleving gehouden. Het congres is druk bezocht door ca. 800 «veiligheidsprofessionals», dat wil zeggen leidinggevenden op operationeel niveau op het brede terrein van de sociale veiligheid (politie, justitie, gemeenten, GGZ, jeugdzorg, reclassering, etc.). Op het congres is de laatste stand van zaken op tal van onderwerpen besproken, is er gediscussieerd, en hebben de congresbezoekers kennis op gedaan, ervaringen gedeeld en hun eigen netwerk actief verbreed. Kortom, het was een dag waarop over de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
11
grenzen van de eigen keten heen is gekeken. De reacties van de deelnemers op het congres zijn positief. Om de diverse partijen een structureler platform te bieden voor discussie en uitwisseling van kennis, kunde en ervaring op het gebied van sociale veiligheid, hebben wij de kring van veiligheidsprofessionals opgezet. Inmiddels zijn de eerste bijeenkomsten van de kring geweest. Op de website www.veiligheidsprogramma.nl is een forum gecreëerd voor de kring, wordt informatie over diverse onderdelen van het Veiligheidsprogramma gegeven en er is een personendatabase, zodat de deelnemers aan de kring makkelijk met elkaar in contact kunnen treden.
3 BELEIDSSPEERPUNTEN 3.1 Veelplegers De beleidsbrief veelplegers bevat maatregelen voor de aanpak van veelplegers.1 Inmiddels zijn belangrijke stappen gezet in de realisatie van deze maatregelen. Op 1 oktober 2004 zijn het wetsvoorstel Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders2en de wijziging van de Penitentiaire Maatregel3 in werking getreden. Met het oog op de toepassing van deze wet, zijn door de politie, het gevangeniswezen, het openbaar ministerie, de reclasseringsinstellingen en de gemeenten de nodige voorbereidingen getroffen. En met succes, in Amsterdam en in Den Haag zijn de eerste ISD-maatregelen opgelegd. Per 1 januari 2005 zijn 544 ISD-plaatsen beschikbaar. 272 daarvan zijn in 2004 beschikbaar gesteld aan de G4, 272 plaatsen zijn voor het jaar 2005 arrondissementaal toebedeeld. Naast de beschikbaarheid van ISD-capaciteit is voor de arrondissementen in de G4 extra celcapaciteit beschikbaar gesteld voor de aanpak van de groep meerderjarige zeer actieve veelplegers. In totaal zijn daarvoor 600 celplaatsen beschikbaar gesteld in de nabijheid van de betreffende steden. Voor de jeugdige veelplegers zijn 250 plaatsen beschikbaar gesteld voor de G4. Ter ondersteuning van de vordering van de ISD-maatregel door het openbaar ministerie en de tenuitvoerlegging daarvan door de justitiële inrichtingen hebben de drie reclasseringsorganisaties voor de veelplegeraanpak dit jaar extra middelen toegewezen gekregen. Een deel daarvan wordt ingezet om binnen de inrichtingen interventieprogramma’s aan te bieden in het kader van de ISD-maatregel. Op dit moment is een aantal erkende programma’s beschikbaar. Te noemen zijn o.a.: COVA-training (cognitieve vaardigheden), Leefstijltraining (voor verslaafden) en Terugvalpreventie verslaafden. Nieuwe programma’s worden ontwikkeld en getoetst op basis van internationaal erkende standaarden.
1 2 3
TK 2002–2003, 28 684, nr. 10. Stb. 2004, 471. Stb. 2004, 472.
In veel regio’s vindt een vorm van (pro-actief) casusoverleg plaats. Aan dit overleg nemen alle ketenpartners deel: DJI, politie, OM, reclassering, gemeente en in sommige gevallen GGZ-instellingen. Doel van dit overleg is al vóór aanhouding van de veelpleger de aanpak te kunnen bepalen. In dit overleg wordt informatie verkregen die nodig is om de ISD-vordering te onderbouwen, en wordt de aanpak na detentie besproken. Ten behoeve van dit casusoverleg is een model-persoonsdossier ontwikkeld. Dit dossier is nodig om alle relevante informatie die bij de betrokken organisaties over een veelplegers beschikbaar is, te bundelen. Het aspect privacybescherming komt daarbij steeds om de hoek kijken. Parallel aan de ontwikkeling van het model-persoonsdossier is een model-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
12
privacyconvenant ontwikkeld aan de hand waarvan gegevensuitwisseling tussen betrokken partijen kan plaatsvinden zonder te handelen in strijd met de privacywetgeving. Beide modellen zijn op de werkconferentie over de aanpak van veelplegers van 20 april jl. gepresenteerd. Belangrijk onderwerp bij de aanpak van veelplegers is de nazorg. In de Midterm review van het Veiligheidsprogramma heeft dit een plaats gekregen. In het kader van GSBIII hebben de G30 ambities opgesteld over de aantallen aan te bieden en af te ronden nazorgtrajecten voor volwassen en jeugdige veelplegers. Om de aansluiting tussen justitie en gemeenten te realiseren is op acht locaties begonnen met het in pilot-vorm opzetten van een gemeentelijk coördinatiepunt nazorg (ex)gedetineerden. Dit reikt verder dan alleen de veelplegers. Een dergelijk coördinatiepunt heeft de taak voor nazorg relevante informatie met betrekking tot de (ex)gedetineerde te verzamelen en bij die (gemeentelijke) organisaties uit te zetten die, aansluitend aan het justitiële traject, actie moeten ondernemen. Deze te ondernemen acties liggen op het gebied van primaire levensbehoeften (inkomen, huisvesting, arbeid) en zo mogelijk aanvullende activiteiten, zoals scholing, (psychosociale) begeleiding, arbeidstoeleiding en woonbegeleiding. De acht pilotlocaties zijn gemeenten verbonden aan PI Noord Holland Noord, PI Zwolle, PI Vught, PI Sittard en de gemeenten Rotterdam, Amsterdam, Den Haag en Utrecht. In de 5 eerst genoemde locaties loopt al een project samenwerking Gevangeniswezen-Reclassering (een van de onderdelen van het programma Terugdringen Recidive) en in de G4 is sprake van ISD-inrichtingen. In het najaar van 2004 is het initiatief genomen alle activiteiten en knelpunten op het gebied van nazorg en de daaraan gerelateerde onderwerpen «verloedering en overlast» en activiteiten in het kader van de motie Van de Beeten1, te inventariseren en te bundelen. Op deze wijze wordt de aansluiting van justitie en (na)zorg verbeterd. Om de afstemming tussen de betrokken partijen te coördineren is een periodiek afstemmingsoverleg ingesteld. In dit overleg bespreken de betrokken departementen en gemeenten onder andere de voortgang van activiteiten, signaleren knelpunten en lossen die op en stemmen prioriteiten af. Dit afstemmingsoverleg komt tevens tegemoet aan de wens van gemeenten om één aanspreekpunt bij de rijksoverheid te hebben op dit specifieke terrein. Jeugdige veelplegers Bij de aanpak van jeugdige veelplegers wordt meer capaciteit gecreëerd in justitiële jeugdrichtingen (jji’s). De in het programma Jeugd terecht2 aangekondigde uitbreiding van het aantal plaatsen in 2006 is al in 2004 afgerond door de realisatie van 36 plaatsen voor jeugdige veelplegers in de justitiële jeugdinrichting Den Engh. De beschikbaar gekomen plaatsen zijn in het kader van de implementatie van het veelplegersbeleid al verdeeld over de G4 steden. Daarnaast heeft de minister van Justitie de G4 – door tussenkomst van de Hoofdofficieren van Justitie – trekkingsrechten verleend op 250 plaatsen in justitiële jeugdinrichtingen ten behoeve van jeugdige veelplegers uit de G4. De burgemeesters van de G4 zijn inmiddels per brief op de hoogte gesteld van de gemaakte afspraken. Gedurende 2005 zal het systeem nauwlettend gevolgd worden opdat – in 2006 – bezien kan worden of dit daarna moet worden voorgezet.
1 2
EK 2003–2004, 28 979, E. TK 2002–2003, 28 741, nr. 1.
Het inventarisatie-onderzoek naar effectieve aanpakken van jeugdige veelplegers is afgerond. Op 28 april 2005 is het rapport gepresenteerd op een conferentie over overlast en jeugdige veelplegers, georganiseerd
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
13
door het Landelijk Platform Politiële Jeugdtaak. Met de Nederlandse Politie Academie/LSOP, het ministerie van BZK en het Landelijk Platform Politiële Jeugdtaak wordt overlegd over de manier waarop de beschikbare informatie het beste ontsloten kan worden en hoe vervolgens gestimuleerd kan worden dat de effectief gebleken aanpakken breder worden toegepast. Ook wordt bezien in hoeverre aangesloten kan dan wel moet worden bij de activiteiten van de politie op het terrein van de aanpak van groepscriminaliteit en overlast. 3.2 Risicojongeren Algemeen De algemene doelstelling van het programma Jeugd terecht voor de aanpak van jeugdcriminaliteit is het voorkomen van eerste delicten en het terugdringen van recidive. Op 9 maart jl. heeft de minister van Justitie de onderzoeksrapporten van het WODC over recidive onder justitiabelen aan de Tweede Kamer gezonden.1 Uit de monitor blijkt dat de recidive hardnekkig en zorgwekkend hoog is. De komende jaren zal het effect van de inspanningen gericht op terugdringing van recidive, onder andere in het kader van Jeugd terecht, zich moeten aftekenen. Het WODC heeft ook, in samenwerking met het CBS, een onderzoek uitgevoerd naar de herkomst van verdachten. Tot nog toe was het niet mogelijk om de tweede generatie allochtone verdachten te onderscheiden van autochtone verdachten, omdat beide categorieën Nederland als geboorteland hebben. Door een geanonimiseerde koppeling van het politiesysteem HKS en de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) kon voor het eerst gebruik worden gemaakt van gegevens over het geboorteland van ouders van verdachten. Uit het onderzoek blijkt dat allochtone jongeren vaker als verdachte staan geregistreerd dan autochtone jongeren. Het onderzoek is op 26 april aan de Tweede Kamer gezonden.2 Vanuit het landelijke project Versterking politiële jeugdtaak (waarin ook BZK en Justitie participeren) heeft de politie een criminaliteitsbeeldanalyse-jeugd ontwikkeld. Doel hiervan is op gestandaardiseerde wijze inzicht bieden in de aard, omvang, spreiding en andere kenmerken van jeugdcriminaliteit in de regio’s om op deze wijze de informatiepositie te versterken ten behoeve van een effectieve aanpak. Het kerndeel is afgerond en inmiddels beschikbaar in alle regio’s. Ook het verdiepend deel is voor implementatie gereed. Op verzoek van de Tweede Kamer rapporteert de minister van Justitie halfjaarlijks over de ontwikkelingen van een aantal cijfermatige gegevens van de justitiële jeugdinrichtingen. De rapportage is als bijlage VII bij deze voortgangsrapportage opgenomen. Het programma Jeugd terecht kent drie kernthema’s: maatwerk, effectiviteit en ketensamenwerking. Maatwerk
1 2
TK 2004–2005, 30 023, nr. 1. TK 2004–2005, 25 726 en 29 837, nr. 21.
Opvoedingsondersteuning Eind 2005 wordt een aantal producten – waaronder ouderavonden, opvoedworkshops, opvoedcursussen en deskundigheidsbevordering voor beroepskrachten – opgeleverd voor de ondersteuning van ouders van kinderen met (dreigende) politiecontacten. Aansluitend wordt gestart met de implementatie van deze producten. Momenteel wordt onderzocht hoe een zogenaamde drangmaatregel binnen een bestaande methodiek ontwikkeld kan worden waarmee ouders en jongeren die al met politie en justitie in aanraking zijn gekomen inten-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
14
sieve pedagogische thuiszorg kunnen krijgen. Beoogd wordt dit aanbod in 2005 bij wijze van pilot tot stand te brengen in drie regio’s. Met het ministerie van VWS vindt intensief overleg plaats over de inzet van de extra gelden voor opvoedingsondersteuning/gezinscoaching. Het doel hiervan is het versterken van het aanbod op lokaal niveau zodat meer (risico)gezinnen sneller en betere opvoedingsondersteuning krijgen. In 2004 zijn afspraken gemaakt met de G4 gemaakt en zijn de beschikbare middelen verdeeld. Vanaf 2005 zijn, op basis van vijf risicofactoren, nog eens 47 gemeenten geselecteerd voor een financiële bijdrage van het Rijk. Schoolverzuim Zoals in de Midterm review is aangekondigd, is op 19 april jl., de landelijke dag van de leerplicht, het landelijk model voor een geïntegreerde aanpak van schoolverzuim binnen gemeenten aangeboden aan de minister van OCW. Door toepassing van het model wordt een meer uniform en doeltreffend verzuimbeleid gerealiseerd. Ook bij justitiële interventies gericht op verzuim wordt gewerkt aan uniformiteit. Op korte termijn start een effectonderzoek naar deze interventies, op basis waarvan wordt besloten over de landelijke beschikbaarheid van Halt-afdoeningen en taakstraffen ter bestrijding van verzuim. Daarbij gaat het onder andere om de vraag of verzuim als Halt-waardig feit kan worden beschouwd. Herstelbemiddeling in het jeugdstrafrecht Herstelbemiddeling is een methode om jeugdigen meer verantwoordelijkheid te laten nemen voor hun eigen daden. In december 2005 wordt de evaluatie van de zes pilots afgerond. Het doel is helder te krijgen of herstelrecht landelijk ingevoerd zou moeten worden, voor welke zaken het nuttig is en hoeveel een bemiddeling kost. Effectiviteit Erkenningscommissie In de loop van 2005 wordt een landelijke erkenningscommissie van onafhankelijke deskundigen ingesteld, die strafrechtelijke interventies, zowel voor volwassenen als voor jeugdigen, gaat beoordelen en accrediteren. De toetsingscriteria die de erkenningscommissie gaat hanteren zijn gereed. De voorzitter van de erkenningscommissie is mevrouw dr. G.H.M.M. ten Horn; een secretaris wordt op korte termijn geworven. Inventarisatie strafrechtelijke gedragsinterventies Er is een inventarisatie opgesteld van alle strafrechtelijke gedragsinterventies voor jeugdigen in Nederland, beschreven volgens een vast format, met per interventie een aantal basisgegevens. De inventarisatie is de allereerste, ruwe versie van de jeugdsanctie-atlas. Die atlas wordt een dynamisch document: in de eerste fase gaat het alleen om beschrijvingen, later worden ook de uitgevoerde evaluaties toegevoegd. Uiteindelijk ligt er een document, waarin per strafrechtelijke gedragsinterventie wordt aangegeven of deze effectief is, of (nog) niet. Onderzoek en aanpassing jeugdstrafrecht Onderzoek naar wenselijke aanpassingen in het jeugdstrafrecht heeft geleid tot het wetsvoorstel Gedragsbeïnvloeding jeugdigen, dat onder meer voorziet in een nieuwe gedragsbeïnvloedende maatregel voor jeugdigen. De gedragsmaatregel is korter van duur dan de PIJ-maatregel en biedt vooral uitkomst als de rechter een voorwaardelijke straf te licht vindt en een plaatsing in een justitiële jeugdinrichting te zwaar. De meerwaarde van de gedragsmaatregel is dat de jongeren heropvoeding ondergaan buiten de justitiële jeugdinrichting. Met het wetsontwerp worden onder andere ook de mogelijkheden tot in beslagname verruimd. Het wetsvoor-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
15
stel is momenteel in consultatie. Verwacht wordt dat het nog voor de zomer van 2005 bij de Tweede Kamer wordt ingediend. Daarnaast is op verzoek van de praktijk de Handreiking jeugdstrafrecht geschreven. Deze Handreiking geeft een overzicht van bestaande mogelijkheden in het jeugdstrafrecht, en van de nieuwe mogelijkheden na inwerkingtreding van het wetsvoorstel. De Handreiking blijkt in een grote behoefte te voorzien. Ketensamenwerking Justitieel casusoverleg Het functioneren van het per 1 januari 2003 landelijk ingevoerde justitiële casusoverleg (JCO) wordt momenteel geëvalueerd. Het OM heeft in overleg met de betrokken ketenpartners een modelprocesbeschrijving jeugdstrafzaken opgesteld. Per 1 mei 2005 is de OM-aanwijzing effectieve afdoening van strafzaken jeugdigen van kracht geworden. Beide documenten vormen de basis voor een verdere landelijke standaardisatie. Doorlooptijden Het verder terugdringen van de doorlooptijden in de jeugdstrafrechtsketen is een belangrijk onderdeel van de aanpak van de jeugdcriminaliteit. In 2004 zijn de doorlooptijden opnieuw verbeterd. De aandacht voor doorlooptijden is inmiddels in voldoende mate geborgd in de interne P&C-cycli van de ketenpartners. De projectmatige aandacht in het kader van Jeugd terecht zal daarom worden beëindigd. Het OM zal, vanuit zijn verantwoordelijkheid voor de procesbewaking in de jeugdstrafrechtsketen, doorgaan met het monitoren van de doorlooptijden. Helpdesk privacy De helpdesk privacy is sinds 15 juni 2004 operationeel. Uit de eerste evaluatie per medio september blijkt de helpdesk duidelijk in een behoefte te voorzien. In 2004 zijn in totaal 179 verzoeken ontvangen, waarvan de meeste betrekking hebben op uitwisseling van gegevens in het kader van projecten in het kader van het Veiligheidsprogramma (o.a. Jeugd terecht, veelplegers, huiselijk geweld). Om tegemoet te komen aan de grote vraag over duidelijkheid over informatie-uitwisseling in een justitieel kader waarbij ook niet-justitiepartners betrokken zijn, ontwikkelt de helpdesk momenteel een aantal modelconvenanten. Deze zijn medio 2005 gereed. Dit initiatief wordt door betrokken ketenpartners zeer gewaardeerd. Verbeteren professionaliteit jeugdreclassering In de zomer van 2005 zal het handboek jeugdreclassering beschikbaar komen. In 2005 wordt bezien hoe scholing en training van medewerkers van de jeugdreclassering gestalte moet krijgen. Dit zal nauw moeten aansluiten bij de implementatie van het genoemde handboek. 3.3 Urgente aanpak De urgente aanpak is één van de instrumenten c.q. werkwijzen die kunnen worden ingezet om de lokale veiligheidsproblemen aan te pakken. Het Rijk biedt gemeenten daarbij de helpende hand. Bij het Veiligheidscongres van november 2004 was de behoefte aan uitleg over de urgente aanpak groot. Op dit moment komen er echter minder aanvragen binnen dan werd verwacht. Niet duidelijk is wat daarvan de oorzaak is. De huidige werkwijze en vormgeving zullen dan ook geëvalueerd worden. Op basis van deze evaluatie zal medio 2005 worden bezien of een intensivering dan wel een bijstelling – bijvoorbeeld door actievere communicatie over het onderwerp, of een uitbreiding van de urgente aanpak naar andere actoren dan gemeenten – nodig is. In ieder geval zal het CCV een belangrijke rol gaan
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
16
spelen bij de aanpak om zo gemeenten nog beter te bedienen. Over de aanpak van vrijplaatsen is de Tweede Kamer inmiddels geïnformeerd.1
4 MAATREGELEN 4.1 Politie en opsporing Resultaatafspraken met de politie/uitvoering Landelijk Kader Nederlandse Politie (LKNP) In verband met de dreiging van terroristische aanslagen in Nederland is in 2004 in toenemende mate een beroep gedaan op de inzet van politiepersoneel. Er is en wordt capaciteit gevraagd van de regionale inlichtingendiensten en van het KLPD voor informatievergaring, maar ook voor operationele inzet ten behoeve van het toezicht in de wijken, de opsporing en vervolging. Ook heeft de politie in 2004 veel capaciteit moeten besteden aan het extra bewaken en beveiligen van personen en gebouwen. Ondanks deze onvoorziene extra inspanningen, hebben de politiekorpsen de goede lijn die in 2003 werd ingezet ten aanzien van de afspraken in het LKNP in 2004 voortgezet. Hier volgen de belangrijkste resultaten in 2004. De stijgende lijn in het aantal door de politie bij het OM aangeleverde misdrijfzaken en in het aantal uit staandehoudingen voortkomende boetes en transacties is in 2004 voortgezet (zie paragraaf 4.2). Hoewel de definitieve landelijke (gemiddelde) cijfers nog niet beschikbaar zijn, lijkt het met de bereikbaarheid van het Landelijk Telefoonnummer Politie (LTP) en het alarmnummer 112 de goede kant op te gaan. Uit een analyse van de gegevens van de korpsen blijkt het volgende. In 2004 hebben 9 van de 26 korpsen de voor 2006 afgesproken norm met betrekking tot het LTP behaald ( 80% van de oproepen wordt binnen 20 seconden beantwoord). Zes korpsen zaten dicht tegen deze norm aan. Elf korpsen scoorden onder de 75%. Met betrekking tot het alarmnummer 112 kan worden gesteld dat de streefwaarde (80% van de oproepen wordt binnen 15 seconden beantwoord) door bijna alle korpsen ruimschoots is gehaald. Ten aanzien van de beschikbaarheid laat de schaalscore vanaf het jaar 2001 een substantiële verbetering zien. Dit betekent dat burgers steeds tevredener zijn over de beschikbaarheid van de politie. De tevredenheid over het laatste contact met de politie is ten opzichte van 2003 licht gedaald. Op dat punt moeten de korpsen nog een verbetering laten zien. Intensivering operationele vreemdelingentoezicht Een van de afspraken uit het LKNP behelst de intensivering van het operationele vreemdelingentoezicht. In 2004 is na overleg met het politieveld het aantal eerste- en tweedelijns identiteits- en nationaliteitsonderzoeken vastgesteld als indicator. Vanwege onvoldoende historische gegevens over deze indicatoren zijn in de tweede helft van 2004 de basiswaarden van deze indicatoren in kaart gebracht. Vervolgens zijn de volgende landelijke streefcijfers opgesteld:
eerstelijns identiteits- en nationaliteitsonderzoeken tweedelijns identiteits- en nationaliteitsonderzoeken
1
basiswaarde 2004
streefwaarde 2005
streefwaarde 2006
26 500
35 000 (+35%)
40 000 (+50%)
13 500
17 500 (+35%)
20 000 (+50%)
TK 2004–2005, 29 643, nr. 4.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
17
In 2005 worden met de politieregio’s afspraken gemaakt over de uit te voeren eerste- en tweedelijns identiteitsonderzoeken per regio in de jaren 2005 en 2006. Internationale rechtshulpverzoeken In het LKNP is tevens een resultaatafspraak gemaakt over een tijdige en adequate afdoening van rechtshulpverzoeken. Het bleek niet mogelijk om valide gegevens uit het daartoe gebruikte registratiesysteem LURIS te genereren. Om in deze leemte te voorzien heeft het College van PG’s voor iedere categorie rechtshulpverzoeken een voorlopige afdoeningnorm opgesteld, waarmee richting wordt gegeven aan de prestaties die van de politie en het OM gezamenlijk worden verwacht. Met de zes in oprichting zijnde Internationale Rechtshulp Centra (IRC’s), samenwerkingsverbanden tussen OM en politie, worden afspraken gemaakt over de precieze invulling van meer toegesneden en daardoor betrouwbaarder afdoeningsnormen. Het streven is om de normafspraken nog voor de zomer te laten ingaan. Tegenhouden (Midterm review) Het concept «tegenhouden» heeft tot doel drempels op te werpen ter voorkoming van criminaliteit. Het gaat feitelijk om twee aspecten: 1. Dat wat de politie zelf kan doen in aanvulling op haar opsporingsactiviteiten. Hierbij kan worden gedacht aan verstoren – de politie kan criminaliteit voortijdig beëindigen door daders bijvoorbeeld duidelijk te maken dat zij kennis draagt van de voorbereiding van criminele activiteiten – en het «stukmaken van zaken», wanneer dat het opsporingsbelang niet schaadt. 2. Dat wat anderen kunnen doen om criminaliteitsreductie te realiseren omdat de politie daarvoor zelf niet over de mogelijkheden beschikt. Hierbij gaat het enerzijds om een lokale aanpak – bijvoorbeeld een integrale aanpak van veelplegers. Anderzijds gaat het om het op landelijk niveau aandragen van oplossingen en wegnemen van knelpunten. Het onderkennen van problemen rond criminaliteitsbestrijding komt veelal voort uit opsporingswerk van de politie. De politie stelt in samenspraak met het Openbaar Ministerie een systematiek op, om tot duiding van oplossingsrichtingen en mogelijke verantwoordelijken daarbij te komen. Deze systematiek wordt het bestuurlijk advies genoemd. Voor problemen waarvan de oplossing een landelijke aanpak vergt, wordt een landelijke voorziening getroffen. De landelijke voorziening fungeert als postbus voor dergelijke signalen vanuit de politie, draagt zorg voor het proces om oplossingen te realiseren een meldt het resultaat terug aan de politie. De best practices die uit de werkwijze tegenhouden beproefd zijn, worden voor het veld toegankelijk gemaakt. De bestaande kanalen van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid en het Politiekennisnet worden daarvoor aangewend. Burgernet In mei 2004 is in de politieregio Utrecht (gemeente Nieuwegein) de pilot Burgernet van start gegaan. In december 2004 zijn enkele tussenresultaten van de pilot beschikbaar gekomen. Burgernet lijkt erg aan te slaan bij de bevolking. Het aantal deelnemende huishoudens is inmiddels opgelopen tot zo’n 1650. Een steekproef in november 2004 toont aan dat de deelnemers buitengewoon positief zijn over het initiatief zelf en over het verloop van de Burgernet-acties. Tot 7 maart 2005 hebben 21 zoekacties met Burgernet plaatsgevonden, waarvan 13 zoekacties mede dankzij Burgernet hebben geleid tot een positief resultaat. Het betrof meldingen van uiteenlopende aard: van zoekgeraakte kinderen tot de beroving van een vrouw door 2 jongens, die na ongeveer 1 uur – met buit – konden worden aange-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
18
houden. De meeste producten die het project oplevert, zijn geschikt voor gebruik bij andere korpsen. Het in de meldkamer geïntegreerde Burgernet-systeem behoeft nog aanpassing voordat het landelijk beschikbaar kan worden gesteld. De eindevaluatie van de pilot is voorzien in mei 2005. Op basis van de evaluatie wordt een besluit genomen over een mogelijke landelijke beschikbaarstelling van Burgernet. Uitbreiding aangiftevoorzieningen De politie werkt aan een landelijk basispakket van aangiftevoorzieningen. Een van deze voorzieningen is het kunnen doen van elektronische aangifte via het internet. Inmiddels is dit in 18 politieregio’s via www.politie.nl mogelijk voor een aantal (eenvoudige) delicten. Naar verwachting zullen nog eens vijf korpsen de landelijke voorziening in de eerste helft van 2005 implementeren. Met de korpsen Amsterdam-Amstelland, RotterdamRijnmond en het KLPD wordt nog overlegd over de implementatiedatum. Het streven is dat alle korpsen eind 2005 beschikken over de landelijke internetaangiftevoorziening. In de loop van het jaar zal het aantal delicten waarvan via internet aangifte kan worden gedaan stapsgewijs worden uitgebreid. Niet alle delicten lenen zich hiervoor, omdat in bepaalde gevallen persoonlijk contact tussen politie en aangever gewenst is. Op het moment is het bij een aantal korpsen al mogelijk telefonisch aangifte te doen van een aantal delicten. Momenteel wordt onderzocht of een bestaand systeem landelijk geïmplementeerd kan worden, of dat er een nieuwe functionaliteit moet worden gebouwd. Naast deze technische mogelijkheden blijft het uiteraard mogelijk om persoonlijk aangifte te doen en is het aantal locaties waar dit kan is de afgelopen jaren zelfs uitgebreid. Zo is het bijvoorbeeld bij een aantal vestigingen van Carglass mogelijk om aangifte doen. Meld Misdaad Anoniem (M) In 2004 kreeg M gemiddeld 700 – veelal drugs gerelateerde – meldingen per maand binnen. 21% van de meldingen was van een dusdanige kwaliteit dat deze werden doorgegeven aan een van de partners. Mede dankzij M werden 550 misdrijven opgelost. Vanaf 31 januari 2005 staat de M-lijn ook open voor tips over bedrijven die sociale fraude plegen. De M-lijn kan deze informatie doorspelen aan de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) die indien noodzakelijk een onderzoek instelt. Met het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) wordt overlegd over het organisatorisch inbedden van M bij het CCV. Informatievoorziening politie/ICT politie De Regieraad ICT heeft eind vorig jaar het herijkte Bestek voor de vernieuwing van de informatiehuishouding van de politie aangeboden aan de ministers van BZK en van Justitie. Het Bestek is richtinggevend en zal regelmatig worden geactualiseerd. De huidige verwachting van de Regieraad ICT is dat de vernieuwing eind 2008 gereed zal zijn. In het Bestek is rekening gehouden met de financiële middelen en het implementatievermogen van de korpsen en de ontwikkelingsmogelijkheden van de ICT-organisaties. Om de voortgang van de vernieuwing van de informatiehuishouding van de politie te waarborgen wordt de sturing vereenvoudigd en tegelijkertijd verstevigd. Hiertoe wordt onder andere een publiekrechtelijke organisatie als opvolger van de ICT-vraagorganisatie Politie – de Coöperatie Informatiemanagement Politie (CIP) – opgericht. Tevens wordt een ICT-aanbodorganisatie – de ICT Service Coöperatie Politie, Justitie en Veiligheid (ISC) – opgericht, die zal worden gevormd door de integratie van ISC en het agentschap ITO. Deze voornemens worden op dit moment nader uitgewerkt. De publiekrechtelijke organisatie zal worden vormgegeven op basis
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
19
van de nieuwe Wet Samenwerkingsvoorzieningen. Inwerkingtreding van deze wet is voorzien in de tweede helft van 2005. Het CIP en de ISC hebben in 2004 de volgende landelijke applicaties ontwikkeld: intensivering van het toezicht op vreemdelingen, uitwisseling van informatie over zware en georganiseerde criminaliteit, elektronisch kaartmateriaal en aanvullende geografische informatie. Hiernaast hebben het CIP en de ISC onder andere de volgende toepassingen in een aantal regio’s geïmplementeerd: toezicht op overlastgevende doelgroepen, financiële bedrijfsvoering, elektronische toegang tot de Gemeentelijke Basis Administratie en de ingebruikname van internetaangifte in achttien korpsen. Ook heeft de ISC het verzorgingsgebied Zuid en de Nutsvoorziening Politie in gebruik genomen en zes korpsen daarop aangesloten. De verwachtingen over de ontwikkeling van het nieuwe opsporingssysteem voor de politie blijken te hoog gespannen te zijn geweest. Onlangs hebben de ministers van BZK en van Justitie, de korpsbeheerders en de korpschefs, vertegenwoordigd in de Regieraad ICT Politie, stevig ingegrepen in de aanpak en de organisatie van het project en is gekozen voor een stapsgewijze aanpak. De eerste stap behelst het snel oplossen van de huidige knelpunten in de informatie-uitwisseling tussen de korpsen door het ontsluiten van de opsporingsinformatie in de bestaande regionale systemen voor de Infodesk-medewerkers van de korpsen. De Regieraad ICT Politie heeft op 21 april 2005 ingestemd met het plan van aanpak voor deze eerste stap. De plannen voor de volgende stappen zullen in de vergadering van de Regieraad op 2 juni worden behandeld. Kerntakendiscussie In juli 2004 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de kerntaken van de politie.1 Zoals bij de behandeling van de BZK-begroting toegezegd, ontvangt de Tweede Kamer voor het zomerreces 2005 een brief met de stand van zaken ten aanzien van de in de brief genoemde maatregelen op de drie gekozen terreinen: het aanspreken van andere actoren, het creëren en communiceren van een helder imago van de politie en het onderzoek naar de mogelijkheid om de taakstelling in artikel 2 van de Politiewet aan te scherpen. Prestatiebekostiging In 2004 is de eerste prestatiebekostiging met betrekking tot de afspraken uit het LKNP uitgekeerd. Momenteel worden de voorbereidingen getroffen om de prestatiebekostiging in 2005 uit te kunnen keren. Na de voortgangsgesprekken met de regiokorpsen wordt de prestatiebekostiging 2005 bekend gemaakt. Budget Verdeel Systeem Eind mei 2005 zal het rapport van het vervolgonderzoek herziening budgetverdeelsysteem politie (BVS) gereed zijn. In het rapport wordt een voorstel voor een nieuw systeem gedaan, en voorstellen voor een soepele overgang naar de structurele situatie. Medio 2005 wordt het rapport voor advies aan de Raad van Hoofdcommissarissen en het Korpsbeheerdersberaad voorgelegd. Besluitvorming over een nieuw systeem zal eind 2005 zijn afgerond, invoering van het nieuwe systeem is voorzien in 2007.
1
TK 2003–2004, 29 628, nr. 4.
Wetsvoorstel versterking bevoegdheden op rijksniveau Op 9 maart jl. heeft de vaste commissie voor BZK haar verslag over het wetsvoorstel versterking rijksbevoegdheden politie uitgebracht. In het tweede kwartaal van 2005 zullen wij de nota naar aanleiding van het verslag naar de Tweede Kamer zenden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
20
4.2 Vervolging en afdoening Adequate verwerking De auditdiensten van de ministeries van BZK en van Justitie hebben bij de vorige voortgangsrapportage onderzoek verricht naar de kans op en het effect van het niet meer adequaat kunnen verwerken van het extra aantal zaken van het Veiligheidsprogramma. Uit het onderzoek is de auditdiensten gebleken dat er voor de komende jaren een duidelijk risico bestaat dat de strafrechtsketen de extra zaken niet adequaat zal kunnen verwerken. De auditdiensten vonden het een tekortkoming dat vermelding van dit risico achterwege is gebleven. Wij hebben er in onze reactie op de auditrapportage op gewezen dat dit risico al bij de totstandkoming van het Veiligheidsprogramma is onderkend en dat diverse maatregelen (onder andere de invoering van een early warning systeem, de OM-afdoening en de toekenning van extra middelen) in het Veiligheidsprogramma zijn opgenomen om het te ondervangen. Tot nu toe is de strafrechtsketen er goed in geslaagd de toestroom aan extra zaken te verwerken. De doorlooptijden zijn zelfs verminderd. Dit terwijl uit analyses van het OM blijkt dat de zaakzwaarte – uitgedrukt in celdagequivalenten – voor het tweede achtereenvolgende jaar op nagenoeg hetzelfde niveau ligt. Om de samenhang in de strafrechtsketen te vergroten is de programmaorganisatie Informatievoorziening Strafrechtsketen ingericht (zie onder Ketencoördinatie). Door het treffen van deze maatregelen en het volgen van een aantal rookmelders – waar het OM viermaandelijks over rapporteert – worden de ontwikkelingen in de strafrechtsketen gemonitord en zonodig bijgestuurd. Op deze wijze komen wij tegemoet aan de kritiek van de auditdiensten. Zoals uit onderstaande tabel blijkt, heeft de stijgende lijn van het aantal zaken dat de politie bij het OM aanlevert en van het aantal uit staandehoudingen voortkomende boetes en transacties, die sinds 2002 is ingezet, zich voortgezet. De politie ligt hiermee op schema om de doelstelling ten aanzien van het aantal misdrijfzaken (40 000 extra in 2006) uit het LKNP te realiseren. De doelstelling ten aanzien van het aantal uit staandehoudingen voortkomende boetes en transacties (180 000 extra in 2006) wordt ruimschoots overtroffen.
misdrijfzaken boetes en transacties
nulwaarde 2002
2003
toename tov 2002
2004
toename tov 2002
doelstelling 2006
218 463
233 335
ruim 14 000
244 233
ruim 25 000
1 425 097
1 770 512
ruim 345 000
1 973 135
ruim 548 000
258 463 (+ 40 000) 1 605 097 (+ 180 000)
Bij het OM en de overige partners in de strafrechtsketen zijn de zeilen bijgezet om de voorraden en doorlooptijden niet op te laten lopen, en om het interventieratio op een hoog peil te houden. Dat is in 2004 – ten opzichte van de nulmeting in 2002 – gelukt (zie bijlage III-b) en het voorlopige beeld is dat deze trend zich in 2005 doorzet. Ondanks de soms nog steeds stijgende instroom van strafzaken heeft de ZM voldoende zittingscapaciteit gecreëerd voor het afdoen van de aantallen strafzaken. In het algemeen kan geconcludeerd worden dat de inspanningen van de rechtspraak om te kunnen voldoen aan het aanbod van het OM effectief zijn gebleken. Daarbij zal ook de (lokale) afstemming tussen het parket en de rechtbank een grote rol hebben gespeeld. OM-afdoening De capaciteit van de justitieketen moet worden aangepast aan de stijgende behoefte aan rechtshandhaving. Vergroting van de mogelijkheden tot en doelmatigheid van de buitengerechtelijke afdoening van strafzaken
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
21
is daarbij van groot belang. Het wetsvoorstel OM-afdoening dat daaraan moet bijdragen is onlangs door de Tweede Kamer aanvaard. Ter voorbereiding van een spoedige invoering is een projectgroep opgericht die de verwachte consequenties van het wetsvoorstel en met het oog daarop de bij elk van de betrokken organisaties noodzakelijke maatregelen in kaart brengt. In de projectgroep zijn, naast de ministeries van Justitie en van BZK, ook de Raad voor de Rechtspraak, het Openbaar Ministerie, het Centraal Justitieel Incassobureau en de politie vertegenwoordigd. Ketencoördinatie In voorgaande voortgangsrapportages is verslag gedaan van de wijze waarop invulling is gegeven aan de intensivering van de coördinatie van de strafrechtsketen. In december 2004 is besloten het programma Ketencoördinatie te focussen op de informatievoorziening ten behoeve van de strafrechtsketen. Er zijn vier speerpunten benoemd: 1. het strategisch beheer van keteninformatievoorzieningen, inclusief het formuleren van algemene kaders en uitgangspunten voor de informatievoorziening van Justitie c.q. de strafrechtsketen; 2. het realiseren van aansluitingen van ketenpartners op de Verwijsindex Personen (VIP: maatregel 5 uit het Veiligheidsprogramma); 3. het schonen en schoonhouden van de persoonsidentificerende gegevens in de bestanden van de strafrechtsketen; 4. het ontwikkelen van een «integraal justitieel persoonsbeeld» en van «één loket» en het vormen van een «informatiedienst». Hiermee zijn de hoofdlijnen van het programma voor de komende jaren vastgesteld. De genoemde speerpunten omvatten een groot aantal activiteiten. Voor de coördinatie van het programma is de programmaorganisatie Informatievoorziening Strafrechtsketen in het leven geroepen, die tot taak heeft de regie te voeren over de uitvoering van het programma. Vanaf begin 2005 wordt deze programmaorganisatie opgebouwd. Versterking regionalisering In de afgelopen periode is vooral gewerkt aan het vereenvoudigen en het procesmatig afstemmen van stappen in de planning- en controlprocedures van de verschillende justitieorganisaties. In overleg met de hoofdkantoren van de justitie-ketenpartners zijn conceptregels geformuleerd om budgetflexibiliteit tussen de samenwerkende partners op arrondissementsniveau te bereiken. Daarmee kan een essentieel knelpunt in de samenwerking, te weten de ervaren inflexibiliteit van afspraken met betrekking tot de onderling te leveren producties, worden opgelost. Op arrondissementaal niveau zal in toenemende mate gezamenlijk naar de producten worden gekeken en zal een stroomlijning plaatsvinden in de p&c-cyclus. In 2005 zullen in de Arrondissementale Justitiële Beraden (AJB’s) bindende productieafspraken tussen de participerende justitiële organisaties worden gemaakt. De beoogde niet-vrijblijvende samenwerking op regionaal niveau zal daarmee dan ook daadwerkelijk tot stand komen. Het geheel van deze concrete maatregelen kan bijdragen aan een verdere maximalisatie van prestaties en aan het versterken van de eenheid in het justitieoptreden. Versterking rechtsprekende macht Het veiligheidsprogramma voorziet in het treffen van een aantal wettelijke maatregelen gericht op het wegnemen van praktische knelpunten in het strafproces en het verminderen van de zaaksdruk bij de strafrechter teneinde een slagvaardige strafrechtspleging te behouden en zo mogelijk te bevorderen. In dit kader zijn de vier wetsvoorstellen die mede naar aanleiding van het advies van de Commissie verbetervoorstellen zijn
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
22
opgesteld per 1 januari 2005 in werking getreden. Het betreft de wettelijke maatregelen in verband met inbeslagneming en doorzoeking door de rechter-commissaris (29 252), de regeling van de voorlopige hechtenis (29 253), het horen van getuigen en enkele verwante onderwerpen (29 254) en de motivering van de bewezenverklaring bij een bekennende verdachte (29 255).1 Thans zijn in behandeling bij de Staten-Generaal het Wetsvoorstel inzake gebruik van de videoconferentie in het strafrecht (29 828), het Wetsvoorstel OM-afdoening (29 849) en het Wetsvoorstel inzake de betekening van gerechtelijke mededelingen (29 805). Thans is voor advies aanhangig bij de Raad van State het Wetsvoorstel stroomlijnen hoger beroep en verzet. In het verlengde van het besluit Betere benutting zittingscapaciteit, dat vorig jaar in werking is getreden, is in voorbereiding een wettelijke regeling die ziet op het faciliteren van ressortelijke samenwerking van gerechten. Sectorprogramma straf Naast wettelijke maatregelen worden in het kader van het sectorprogramma straf door de Raad voor de rechtspraak en het Landelijk overleg van strafsectorvoorzitters (LOVS) diverse maatregelen getroffen die beogen ondersteuning te bieden aan de strafsectoren van gerechten. Met het sectorprogramma zijn de volgende concrete resultaten geboekt. Alle werkprocessen van de strafprocedures in eerste aanleg zijn beschreven. Hiermee is een uniform referentiemodel tot stand gekomen dat de basis vormt voor het nieuwe geautomatiseerde systeem ter ondersteuning van het strafrecht (GPS) dat in 2005 en 2006 bij de gerechten zal worden geïmplementeerd. Voorts is, met het oog op verbetering van de planning van zittingen, een nieuw roosterprogramma ontwikkeld en aan de gerechten aangeboden. Een groot aantal gerechten heeft dit programma inmiddels in gebruik genomen. Ten derde is in het kader van het project «Keten OM-ZM» een aanhoudingenprotocol tot stand gebracht, waarmee een betere sturing en daarmee terugdringing van aanhoudingen kan worden gerealiseerd. Ook is een landelijk uniform convenant ontwikkeld ten behoeve van de jaarlijks te maken afspraken tussen parketten en gerechten over het aantal aan te brengen en af te handelen zaken. 4.3 Sanctietoepassing Met de modernisering van de sanctietoepassing wordt beoogd de effectiviteit van de sanctietoepassing te verbeteren, de strafrechtketen beter te laten functioneren en een betere balans te vinden tussen de behoefte aan sanctiecapaciteit en de beschikbare voorraad. Het project waarmee dit moet worden bereikt ligt goed op koers. De Midterm review van het Veiligheidsprogramma brengt op onderdelen een intensivering met zich mee voor het project Modernisering Sanctietoepassing. Deze betreffen voornamelijk elementen die de verbinding leggen met andere departementen c.q. betrokkenen om de effectiviteit van de strafrechtelijke interventie verder te verbeteren. Het gaat met name om de versterking van het systeem van voorwaardelijke sancties en om de aansluiting van de zorg en nazorg op het sanctiestelsel.
1
Respectievelijk Stb. 2004, 638; Stb. 2004, 639; Stb. 2004, 640; Stb. 2004, 641. 2 Respectievelijk Stb. 2004, 445 en Stb. 2004, 471.
Wetgeving De wetsvoorstellen meerpersoonscelgebruik en plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders zijn op respectievelijk 13 september en 1 oktober 2004 in werking getreden.2 Het wetsvoorstel voor doorplaatsen van in eerste aanleg veroordeelden is eind 2004 door de Tweede Kamer aanvaard en zal naar verwachting medio 2005 in werking kunnen treden. Een wetsvoorstel betreffende de herziening van de huidige vervroegde invrijheidstelling in een invrijheidstelling onder voorwaarden zal naar
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
23
verwachting voor de zomer bij de Tweede Kamer worden ingediend. De beoogde inwerkingtreding is 1 juli 2006. Het wetsvoorstel voor elektronische detentie voor kortgestraften is in voorbereiding. Het wetsvoorstel zal begin 2006 bij de Tweede Kamer worden ingediend. De ontwikkeling van het beleid, in overleg met de betrokken ketenpartners, heeft langere tijd genomen dan aanvankelijk gedacht. De beoogde inwerkingtreding is 1 juli 2006. Capaciteit Het project Modernisering sanctietoepassing ligt op koers om de doelstelling voor 2008 met betrekking tot capaciteitsuitbreiding te halen. In de Justitiebegroting 2005 is een verhoging van de taakstelling van 6 000 plaatsen tot 8 060 opgenomen; financiering vindt plaats uit de verdeling van de Veiligheidsenveloppe. Intramuraal is de capaciteit boven verwachting gegroeid, de extramurale uitbreiding blijft hierbij iets achter. Per saldo liggen de uitbreidingen op koers. Concrete cijfers zijn te vinden in bijlagen Ib en IIIa van deze voortgangsrapportage. Extramurale modaliteiten Eind 2003 is een pilot gestart waarbij zelfmelders onder elektronisch huisarrest worden geplaatst. Per 1 januari 2005 hebben reeds 2 145 personen elektronische detentie ondergaan met een slagingspercentage van 93%. Binnenkort zullen de onderzoeksresultaten van de evaluatie van de pilot beschikbaar komen. In het kader van de Midterm review zullen de ministers van Justitie en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid afspraken maken over het wegnemen van belemmeringen voor uitbreiding van de mogelijkheden van extramurale tenuitvoerlegging van sancties (uitkering en huisvesting). Daarnaast zal het gebruik van voorwaardelijke sancties met bijzondere voorwaarden worden uitgebreid. Hiervoor is het van belang de knelpunten in het huidige stelsel van voorwaardelijke sancties te inventariseren en oplossingen voor de gesignaleerde knelpunten te formuleren. Deze zullen de basis vormen voor voorstellen om meer effectieve voorwaardelijke sancties te kunnen laten opleggen. Najaar 2005 zal de Tweede Kamer hierover worden geïnformeerd. Aansluiting zorg en nazorg De effectiviteit van de tenuitvoerlegging van sancties verbetert sterk wanneer de strafketen voldoende is aangesloten op de zorg en de nazorg. Om die verbreding van de aanpak te realiseren zijn in de Midterm review maatregelen opgenomen op het gebied van de aansluiting van de justitiële keten op de zorgvoorzieningen en op nazorgvoorzieningen. In het gevangeniswezen en de tbs bevinden zich veroordeelden waarvoor zorgvoorzieningen zijn aangewezen. De effectiviteit van de tenuitvoerlegging van sancties verbetert sterk wanneer de strafrechtsketen voldoende is aangesloten op de zorg (zodat een effectieve behandeling kan plaatsvinden om het gedrag te beïnvloeden) en de nazorg (zodat de reïntegratie in de samenleving goed kan verlopen). In 2004 is geconstateerd dat de aansluiting tussen (geestelijke) gezondheidszorg en justitie onvoldoende is. Daarom zijn in de Midterm review maatregelen opgenomen op het gebied van de aansluiting van de justitiële keten op zorgvoorzieningen en op nazorgvoorzieningen. Het streven is om voor 1 juli 2005 beleidsvoornemens te formuleren die leiden tot een verbetering in die aansluiting en een vergroting van de doorstroom van justitievoorzieningen en GGZ-voorzieningen. Hiertoe wordt de behoefte aan, de capaciteit en de financiering van zorg in justi-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
24
tieel kader in kaart gebracht en worden er scenario’s uitgewerkt voor de besturing en financiering van zorg in justitieel kader. Ook zullen er voorstellen worden geformuleerd voor verbetering van de doorstroming naar de vervolgvoorzieningen in de (geestelijke) gezondheidszorg. Nog in 2005 zullen beide Kamers worden geïnformeerd over voorstellen ter verbetering van de aansluiting zorginterventies en justitiële interventies. Een succesvolle reïntegratie van (ex-)gedetineerden vereist een integrale aanpak van de diverse actoren in zowel de justitiële fase als in de nietjustitiële fase. De reïntegratie in het justitiële kader behoort tot de verantwoordelijkheid van Justitie, maar wanneer de tenuitvoerlegging van een sanctie achter de rug is kan de ex-gedetineerde als vrij burger een beroep doen op de toegang tot maatschappelijke voorzieningen. Dit behoort tot de verantwoordelijkheid van het lokale bestuur. Gemeenten dienen daar de regie te voeren. De verantwoordelijkheidsverdeling, afstemming en overdracht tussen aanbieders van deze voorzieningen dienen verder te worden verbeterd. De al eerder getroffen maatregelen voor de verbetering van de aansluiting van nazorgvoorzieningen voor gedetineerden, zoals opgenomen in het verbeterplan nazorgvoorzieningen, worden uitgebreid met het inrichten van een organisatiestructuur ten behoeve van de implementatie aansluiting nazorg ex-gedetineerden, specifiek de veelplegers, en het opstellen en uitvoeren van een implementatieplan aansluiting nazorg. PPS DJI werkt op dit moment aan het ontwikkelen van een nieuw detentieconcept. Een van de doelstellingen is reductie van de exploitatiekosten. Voor de vastgoedcomponent van detentie wordt nader onderzoek gedaan naar eventueel te behalen bedrijfseconomische voordelen van een PPS-inrichting door middel van het uitvoeren van een zogeheten publiekprivate comparator (PPC). Deze PPC wordt vooralsnog voor twee nog te ontwikkelen nieuwbouwinrichtingen (het uitzetcentrum Rotterdam en een inrichting gebaseerd op het detentieconcept kortverblijvenden Lelystad) uitgevoerd. Naar verwachting zal hierover voor de zomer van 2005 meer duidelijkheid ontstaan. Uit onderzoek naar de wenselijkheid en de mogelijkheden van PPS is gebleken dat de organisatie van taakstraffen zich niet leent voor zuivere PPS-constructies. De mogelijkheden tot uitbesteding van delen van het werkproces van taakstraffen moeten nader worden bezien. Nadat besluitvorming heeft plaatsgevonden over de taken en organisatie van de reclassering, wordt dit nagegaan in het kader van het ontwikkeltraject reclassering. Selectie Voor een doelgerichte benadering van justitiabelen worden twee instrumenten ontwikkeld: quick scan en RISc. De quick scan is in pilots getest op bruikbaarheid en betrouwbaarheid. Op basis van de uitkomsten van de pilots worden aanpassingen verricht. Dit zal tot verdere vertraging in de landelijke implementatie leiden. Momenteel vindt overleg plaats met de reclassering om de implementatie zo spoedig mogelijk van start te kunnen laten gaan. De implementatie van het diagnose-instrument RISc zal naar verwachting in het najaar van 2005 afgerond kunnen worden. Organisatieontwikkeling reclasseringsinstellingen Doel van het ontwikkeltraject reclassering is een meer slagvaardige reclasseringsorganisatie op landelijk en regionaal niveau en een betere aansluiting van de taken van de reclassering op de wensen van het OM, de ZM en de DJI. Momenteel wordt een beleidsvisie ontwikkeld op het toekomstig takenpakket van de reclassering en de consequenties voor de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
25
positionering en aansturing. De beleidsvisie wordt in een meerjarig verandertraject uitgewerkt en geïmplementeerd. Bij brief van 14 maart 2005 heeft de minister van Justitie de Tweede Kamer hierover geïnformeerd.1 4.4 Preventie en openbaar bestuur Veiligheid binnen het Grotestedenbeleid Met de ondertekening van de maatwerkconvenanten op 11 maart 2005 is het traject om afspraken te maken met de G30 over onder meer veiligheid afgerond. De afspraken over veiligheid voor de periode 2005–2009 spitsen zich toe op de aanpak van veelplegers, van overlastgevende personen, van huiselijk geweld en risicogebieden.2 Steden nemen nu de uitvoering van de convenanten ter hand. Het Rijk zal de steden waar mogelijk faciliteren en eventuele knelpunten en belemmeringen wegnemen. Ook gaan steden en Rijk samen de uitvoeringsagenda invullen. In juli 2005 vindt de verantwoording over de doelbereiking op de aanvullende afspraken op het terrein van veiligheid voor het jaar 2004 plaats bij de verantwoording over de convenantsperiode 1999–2004. Veiligheid in overige gemeenten Nu de afspraken met de G30 zijn gemaakt, ligt de focus in de tweede helft van deze kabinetsperiode op de middelgrote en kleine gemeenten. In de Midterm review is dit reeds aangekondigd. De hoofdlijnen van de aanpak voor het project Veilige Gemeenten zijn besproken in het Strategisch Beraad Veiligheid van april 2005. Het definitieve projectplan zal in juni aan de Tweede Kamer worden gezonden. De uitvoering wordt nu reeds ter hand genomen. Hoofdlijnen van de aanpak betreffen het matchen van het ondersteuningsaanbod van het Rijk met de behoefte van gemeenten, zodat gemeenten alle benodigde kennis in huis hebben om het veiligheidsbeleid aan te pakken; het verhelderen van de regierol van gemeenten en het aanpakken van problemen die zich daarbij voordoen en het landelijk zicht krijgen op de veiligheidssituatie in gemeenten. Rond de zomer zal de Tweede Kamer de handreiking regierol gemeenten op het terrein van veiligheid ontvangen, zoals is toegezegd tijdens het wetgevingsoverleg over de politiebegroting van 13 december 2004. CCV De ministeries van Justitie en van BZK hebben samen met de VNG, VNO-NCW en het Verbond van Verzekeraars het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) opgericht, dat publieke en private partners stimuleert en ondersteunt bij de realisatie van criminaliteitspreventie en veiligheid. Het CCV ondersteunt onder andere gemeenten. De handhavingsmodellen voor het coffeeshopbeleid voor gemeenten en de ondersteuning van gemeenten bij de urgente aanpak zijn al genoemd, daarnaast kunnen gemeenten ook bij het CCV terecht met hun vragen over de toepassing van het Politiekeurmerk Veilig Wonen, buurtbemiddeling, veiligheidseffectrapportages en cameratoezicht. Ook het bedrijfsleven is een belangrijke doelgroep van het CCV. In heel directe zin wanneer het bijvoorbeeld gaat over integriteitsvraagstukken of over certificeringsregelingen in de beveiligingsbranche. Het CCV coördineert ook een aantal activiteiten op het terrein van Veilig Ondernemen.
1
TK 2004–2005, 29 270, nr. 7. De inhoud van de convenanten, gemaakte prestatieafspraken en te besteden middelen zijn te vinden op www.grotestedenbeleid.nl.
2
Justitie in de buurt anaf 2005 is het Jib-nieuwe stijlbeleid van start gegaan. Onder Jib-nieuwe stijl is het voor arrondissementen mogelijk om een verzoek tot tijdelijke medefinanciering in te dienen voor een wijk- of probleemgerichte aanpak van veiligheids- en criminaliteitsproblemen door breed samengestelde veiligheidssamenwerkingsverbanden, waarvan Justitie deel uitmaakt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
26
Zo’n samenwerkingsverband kan ingezet worden voor een specifiek (probleem)gebied of voor een specifieke probleemaanpak. Er dient daarbij sprake te zijn van cofinanciering. Eind 2004 heeft de adviescommissie vijf aanvragen voor een Jib-nieuwe stijl-bijdrage in behandeling genomen en beoordeeld. Vier aanvragen zijn gehonoreerd, één aanvraag is gedeeltelijk gehonoreerd. Verder hebben in 2004 vier bestaande Jib-bureaus een beroep gedaan op de overgangsregeling. Ook deze verzoeken zijn gehonoreerd. Intensivering van handhaving en toezicht Per 1 januari 2005 is de uitgebreide identificatieplicht ingevoerd. Iedereen van 14 jaar en ouder moet een geldig identiteitsbewijs tonen als de politie of andere toezichthouders daar om vragen. Het College van procureursgeneraal heeft eind 2004 de Aanwijzing uitgebreide identificatieplicht vastgesteld, waarin relevante strafvorderlijke dwangmaatregelen worden uiteengezet. Het College heeft enkele punten met betrekking tot de handhaving van de identificatieplicht ten behoeve van de politie verduidelijkt. In januari en februari jl. zijn in totaal bijna 10 000 OM-transacties voor overtreding van de identificatieplicht opgelegd. Het wetsvoorstel cameratoezicht op openbare plaatsen (29 440) is op 5 april 2005 door de Tweede Kamer aangenomen. Het wetsvoorstel geeft een wettelijk kader waarin gemeenten met het oog op de handhaving van de openbare orde kunnen besluiten tot plaatsing van camera’s in het publieke domein. Inwerkingtreding van de wet is voorzien in de tweede helft van 2005. Voor gemeenten is met ingang van 1 januari 2005 de mogelijkheid gecreëerd om particuliere functionarissen in te zetten voor het uitvoeren van opsporingstaken op het terrein van de kleine ergernissen. Hiertoe beschikken deze functionarissen over een beperkte opsporingsbevoegdheid. Eind april 2005 is het wetsvoorstel bestuurlijke boete kleine ergernissen aan de Tweede Kamer gezonden. Inwerkingtreding van dit wetsvoorstel en van het wetsvoorstel bestuurlijke boete voor fout parkeren is voorzien per 1 januari 2006. Aanpak geweld (Midterm review) In de periode juli-december 2004 is een verkenning verricht naar kabinetsbrede mogelijkheden voor een intensievere aanpak van geweld in het publieke, semi-publieke en privé-domein. De uitkomsten worden een dezer dagen aan de Tweede Kamer gezonden. Vooruitlopend op de verkenning, zijn op een aantal terreinen al nieuwe activiteiten in gang gezet. Deels hebben deze betrekking op de aanpak van risicofactoren die het ontstaan van geweld bevorderen, zoals alcohol (aanpak van uitgaansgeweld), wapenbezit (voorlichting op scholen en melding wapenbezit bij M.) en geweldsbeelden (aanpak ongeclassificeerde video’s en dvd’s). Deels gaat het om het verbeteren van de aanpak in het (semi-)publieke en privé-domein. Zo is de campagne «Meld geweld» uitgevoerd om getuigen van geweld in het publieke domein te mobiliseren en is een start gemaakt met experimenten met gedragscodes op de school, in de sport, vrije tijd en de wijk. De campagne wordt in mei wegens succes herhaald. Ook de politie zal een actieve bijdrage moeten leveren om te komen tot het terugdringen van geweld.
1
TK 2004–2005, 28 345, nr. 26.
Aanpak huiselijk geweld In december 2004 is het voortgangsbericht over de aanpak van huiselijk geweld aan de Tweede Kamer gezonden.1 Daarin wordt uitvoerig verslag gedaan over de vele activiteiten die zijn en worden ondernomen om een
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
27
effectieve aanpak van huiselijk geweld te bewerkstelligen. De basis daarvoor is gelegd in de nota «Privé Geweld – Publieke Zaak» (april 2002).1 Vanaf 1 januari 2005 speelt het landelijk ondersteuningsprogramma huiselijk geweld, ondergebracht bij TransAct, bij dit alles een belangrijke rol. In december 2004 is met de Tweede Kamer gesproken over de wijze waarop het kabinet vorm wil geven aan de verruiming van de mogelijkheden voor een huisverbod voor plegers van huiselijk geweld.2 Het kabinet heeft voorgesteld dat door de burgemeester een huisverbod kan worden opgelegd in situaties waarin sprake is van dreiging van huiselijk geweld. De Kamer heeft het voorstel van het kabinet breed ondersteund en aangedrongen op een snelle uitwerking. Momenteel wordt een wetsvoorstel huisverbod plegers huiselijk geweld opgesteld en wordt de implementatie ervan voorbereid. In april 2005 is het project «Praten doet geen pijn» afgerond. De methoden die TransAct en een aantal minderhedenorganisaties hebben ontwikkeld om huiselijk geweld in allochtone kring bespreekbaar te maken, zijn in een handboek beschreven. De organisaties werken nu een plan voor de implementatie daarvan uit. Tot slot zal in 2005 een inventarisatie worden gedaan van de activiteiten die gemeenten, politie, openbaar ministerie en de hulpverlening op lokaal niveau ontplooien. Op grond daarvan zal tevens beslist worden of in de loop van 2006 een landelijke publiekscampagne over huiselijk geweld kan starten.
1 2 3
TK 2001–2002, 28 345, nr. 2. TK 2004–2005, 28 345, nrs. 25 en 27. TK 2003–2004, 24 077, nr. 125.
Beleid coffeeshops/huisteelt nederwiet Op 23 april 2004 is de Cannabisbrief naar de Tweede Kamer gestuurd.3 Met deze beleidsbrief wordt onder meer uitwerking gegeven aan de in het Veiligheidsprogramma opgenomen voornemens om het beleid ten aanzien van coffeeshops en de bedrijfsmatige (thuis)teelt van nederwiet aan te scherpen. Wat de aanpak van de thuisteelt betreft worden momenteel in diverse regio’s in Nederland goede ervaringen opgedaan met de zogenaamde integrale aanpak van de wietteelt – een gecombineerde bestuurlijke, civielrechtelijke en strafrechtelijke aanpak, waaraan naast de politie, het Openbaar Ministerie en de gemeenten ook energiebedrijven, woningcorporaties, de Belastingdienst etc. deelnemen. Om ervoor te zorgen dat deze integrale aanpak nog breder en effectiever wordt toegepast, zijn in november 2004 in het kader van het Actieprogramma «Handhaven op Niveau» bestaande best practices breed beschikbaar gesteld aan onder andere gemeenten. Met het Openbaar Ministerie wordt momenteel overlegd om op korte termijn rechercheonderzoeken op te starten, gericht op de aanpak van criminele organisaties achter de teelt. Voorts is het afgelopen jaar – zoals aangekondigd in de Cannabisbrief – in contacten met gemeenten regelmatig gesproken over knelpunten bij bestuurlijk optreden tegen niet-gedoogde verkooppunten. In overleg met de grensgemeenten is in april 2005 een gezamenlijke werkgroep (Justitie/ BZK/grensgemeenten) ingesteld, die concrete oplossingen voor geconstateerde knelpunten uitwerkt. Daarnaast is onderzoek uitgevoerd naar de aard en het aantal niet-gedoogde verkooppunten in een aantal Nederlandse gemeenten. Het onderzoeksrapport zal op korte termijn aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Ter bestrijding van het drugstoerisme wordt momenteel met de Duitse en Belgische autoriteiten overleg gevoerd over uitbreiding en intensivering van de bestaande samenwerking – dit mede in het kader van het recent ondertekende verdrag met Duitsland dat hiertoe extra mogelijkheden biedt. Gemeente Maastricht zal naar verwachting op korte termijn van start gaan met een pilot, waarbij de toegang tot coffeeshops tot ingezetenen wordt beperkt. Ten slotte worden door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
28
Veiligheid momenteel standaard handhavingsmodellen opgesteld ten behoeve van de handhaving van het gemeentelijke coffeeshopbeleid. Dit project zal naar verwachting in de zomer van 2005 gereed zijn. Aanpak verloedering en overlast (Midterm review) Op 17 december 2004 heeft de staatssecretaris van VWS mede namens de ministers van Justitie, van BZK en van VWS het plan van aanpak Verloedering en Overlast aan de Tweede Kamer gezonden.1 Het plan van aanpak bevat maatregelen die er voor moeten zorgen dat overlastgevende zorgmijders eerder en beter dan nu het geval is worden geholpen, zodat een verdere teloorgang en de overlast die daarmee gepaard gaat voorkomen worden. Met dit plan wil het kabinet bereiken dat in 2007 daarvoor de voorwaarden aanwezig zijn. Daartoe zijn de volgende doelen geformuleerd: • mogelijkheden voor drang op cliënten om hulp te accepteren zijn vergroot; • de ketensamenwerking tussen instellingen is minder vrijblijvend gemaakt; • het gebruik van de Wet Bopz voor deze doelgroep is verbeterd. Bij de voorbereiding van dit plan van aanpak heeft overleg met gemeenten, zorginstellingen en justitiële instellingen plaatsgevonden. Daaruit is gebleken dat dit plan ook tegemoet komt aan wensen van deze partijen voor een effectievere aanpak van dit vraagstuk. Zij ervaren vooral de voorstellen over het overhevelen van de OGGZ-middelen naar gemeenten en de voorstellen waardoor de Wet Bopz beter gebruikt kan worden als een doorbraak. In de volgende voortgangsrapportage wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de verdere uitwerking van het plan van aanpak verloedering en overlast. 4.5 Publiek-private samenwerking Het thema bedrijfsleven en criminaliteit heeft duidelijk de wind mee. Tal van publieke en private organisaties op lokaal, regionaal en landelijk niveau besteden momenteel aandacht aan het verbeteren van de veiligheid in het bedrijfsleven. Daarbij ligt het accent op concrete actie. Zo zijn sinds het begin van 2004 op lokaal niveau circa 200 Keurmerken Veilig Ondernemen (KVO’s) van start gegaan, zijn er in 2004 zes nieuwe Regionale Platforms Criminaliteitsbeheersing (RPC’s) opgericht, is een convenant getekend voor de aanpak van transportcriminaliteit en zijn de eerste lokale pilots voor de aanpak van urgente bedrijventerreinen van start. Daarnaast vond de afronding plaats van het project gericht op winkelcriminaliteit. Ook al ligt het Actieplan Veilig Ondernemen op schema, er blijft voldoende reden om gericht en actief in te blijven zetten op het thema veilig ondernemen. Daarom hebben alle betrokken publieke en private partijen gewerkt aan de totstandkoming van een Actieplan Veilig Ondernemen – deel 2. Het nieuwe actieplan richt zich enerzijds op versterking van al lopende trajecten en anderzijds op het starten van nieuwe projecten zoals cybercrime, fraude, tegenhouden en heling. Het Actieplan – deel 2 is ondertekend op het congres over veilig ondernemen van 12 mei 2005.
1
TK 2004–2005, 29 325, nr. 2.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
29
Naar een veiliger samenleving Vijfde voortgangsrapportage mei 2005 BIJLAGEN Inhoudsopgave
Bijlage 1
Maatregelen en prestaties I-a Afgeronde maatregelen I-b Overzicht van nog lopende maatregelen §2 Algehele voortgang programma § 3.1 Veelplegers – maatregelen voltooid § 3.2 Risicojongeren § 3.3 Urgentiegebieden § 4.1 Politie en opsporing § 4.2 Vervolging en afdoening § 4.3 Sanctietoepassing § 4.4 Preventie en openbaar bestuur § 4.5 Publiek private samenwerking
31 32 34 35 38 57 58 69 73 82 97
Bijlage II
Objectieve en subjectieve veiligheid – overzicht 50 meetwijken – criminaliteit bedrijfsleven
106 107 108
Bijlage III
Kerncijfers politie en strafrechtsketen III-a Prestatiegegevens politie en strafrechtsketen III-b Overige stand van zaken politie en strafrechtsketen
110 110
Bijlage IV
Voortgang Wetgevingsprogramma
114
Bijlage V
Verantwoording over financiën
118
Bijlage VI-a
Auditrapportage
119
Bijlage VI-b
Reactie op auditrapportage
123
Bijlage VII
Actuele stand van zaken monitoring sector JJI
124
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
112
30
BIJLAGE I
MAATREGELEN EN PRESTATIES Toelichting op bijlage I 1. Bijlage I is onderverdeeld in de bijlagen Ia en Ib. 2. Bijlage Ia bevat de maatregelen die voltooid zijn en maatregelen die tot volledige ontwikkeling zijn gekomen en waarvan de verder uitvoering is ingebed in de reguliere planning en controlcyclus. In de onderhavige rapportageperiode bedraagt dit aantal gecumuleerd 34 resp. 12. Daarnaast bevat bijlage Ia overige geboekte resultaten in het kader van het Veiligheidsprogramma , doch die niet gekoppeld zijn aan een maatregel uit de bijlagen Ia en Ib. 3. In bijlage Ib zijn de maatregelen opgenomen die nog in uitvoering zijn in het kader van het Veiligheidsprogramma. Dit aantal bedraagt op peildatum 1 januari 2005 108. 4. In de zogenoemde Midterm Review (MTR) (TK 2004–2005, 28 684, nr. 44) heeft het kabinet extra maatregelen aangekondigd om daarmee de doelstellingen van het VP volledig te kunnen realiseren. De MTR bevat nieuwe maatregelen en intensiveringen van reeds bestaande maatregelen het VP. In bijlage Ib zijn – voor zover deze binnen de kaders vallen van het VP-verantwoordingsregime – zowel de nieuwe maatregelen als de intensiveringen in de bestaande maatregelen opgenomen. De nieuwe maatregelen zijn voorzien van de nummers 7a, 7b, 50a, 62a, 107a, 121a, 128a, 141a, 141b, 142a, 142b en 145k. Bij de intensiveringen van de bestaande maatregelen gaat het om de maatregelen met de nummers 26, 35, 107, 121, 128, 141 en 144. In de kolom «Toelichting stand 1-1-2005» wordt bij de maatregelen nog apart aangegeven dat deze voortkomen uit of aangepast zijn naar aanleiding van de MTR.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
31
BIJLAGE Ia
Afgeronde maatregelen stand 1-1-2005
Cumulatief voortschrijdend overzicht van maatregelen uit het VP die volledig zijn voltooid VP-nr.
Maatregel
Eventuele toelichting
1.
3
Afspraken per ketenpartner
1.
6
3.
13
4.
22
Formeren brede stuurgroep met vertegenwoordigers ketenorganisaties Uitvoeren van vervolgonderzoek Inspectie Openbare Orde en Veiligheid Ontwikkelen screeningsmodule voor zedenzaken
5.
32
Ruimere toepassing van voorlopige hechtenis bij jeugdige veelplegers
6.
33
7. 8.
42 44
Onderzoek naar de mogelijkheid van een voorlopige voorziening binnen de schorsing van de voorlopige hechtenis Uitbreiding internaatachtige voorzieningen Onderzoek wenselijkheid/mogelijkheid gedragsbeinvloedende maatregel in jeugdstrafrecht
Afspraken zijn gemaakt (politie, OM, ZM, DJI, G30, bedrijfsleven) en worden gemonitord. De Stuurgroep Veiligheid is opgericht (Stc.rt. 7 november 2003, nr. 216). Het rapport is besproken tijdens een Algemeen Overleg op 30 juni 2004 Een vooronderzoek naar de noodzaak van een afzonderlijke screeningsmodule voor zedenzaken heeft opgeleverd dat dit onvoldoende meerwaarde heeft ten opzichte de door de Raad gebruikte algemene screeningsmethodiek (BARO). Hiermee is deze maatregel voltooid. De justitiele inrichtingen zijn in 2003 uitgebreid met de beoogde 14 plaatsen; monitoring vindt plaats in het kader van de uitvoering van maatregel 8a Plan van aanpak jeugdige veelplegers. Wetsvoorstel is in voorbereiding (zie ook maatregel 44 en wetgevingsprogramma in bijlage IV) Streefwaarde van 36 plaatsen in Den Engh is in 2004 bereikt. Wetsvoorstel is in voorbereiding (zie ook maatregel 33 en wetgevingsprogramma in bijlage IV) en is om advies aanhangig bij de Raad van State.
9.
45
10. 11.
47 59
12.
68
13. 14. 15.
69 70 72
Uitbreiden capaciteit justitiële jeugdinrichtingen mede als gevolg van keteneffecten Aanpak personele vraagstuk JJI’s Onderzoek naar wettelijke mogelijkheden verplichte nazorg Uitvaardigen aanwijzing over politiële reactie bij vermoedelijke strafbare feiten Overhevelen administratieve taken m.b.t. vreemdelingen van politie naar IND Vorming Nationale Recherche Vorming zes BRT/IFT combinaties Bestrijding voetbalvandalisme
16.
82
Uitwerken stelsel van prestatiebekostiging
17.
90
Early warning systeem
18.
93
Commissie Verbetervoorstellen
19.
94
Betere benutting zittingscapaciteit
20. 21.
98 99
22.
101
23.
102
24.
105
Onderzoek naar verruiming bedrijfstijden van gerechten Onderzoek verruiming bevoegdheden politierechter (motie Teeven) Indienen wetsvoorstel voor verlenging termijn oproepen getuigen Aanpassing Vreemdelingenwet op het punt van rechterlijke toets in bewaringszaken Eenvoudigere en goedkopere capaciteit
25.
106
Meerpersoonscelgebruik bij penitentiaire inrichtingen
26. 27. 28.
110 113 116
29.
123
Reserveren van plaatsen voor arrestanten Kale werkstraffen Speciale categorale voorzieningen – uit te zetten vreemdelingen Verruimen toepassing van het penitentiair programma
Er zijn geen lacunes geconstateerd in de wetgeving Op 1 maart 2003 is de OM-Aanwijzing voor de opsporing van kracht geworden. Overdracht van taken naar IND en gemeenten is per 1 april 2004 afgerond. Afgerond. Afgerond. Beleidskader is geactualiseerd, auditteam is geformeerd, onderzoek naar de sanctiemogelijkheden en de inventarisatie van de leemtes in de aanpak zijn afgerond. Het systeem is voor de jaren 2004 over de prestaties in 2003, 2005 voor de prestaties in 2004, en 2006 voor de prestaties in 2005 vastgesteld. Over het systeem voor 2007 over de prestaties in 2006 vindt overleg plaats met het veld Met alle partners is overeenstemming bereikt omtrent de totstandkoming van het systeem, de verbetering van de info-voorziening en de kennisoverdracht De Commissie heeft in februari 2004 haar eindrapportage uitgebracht. Verschillende voorstellen van de Commissie zijn omgezet in wetsvoorstellen; zie maatregelen 95, 97, 101 en 103. Desbetreffend besluit (Stb. 2004. 288) treedt in werking op 1 oktober 2004 Onderzoek voltooid; geen verdere actie noodzakelijk. Onderzoek voltooid en is meegenomen in het wetgevingstraject. Is tot wet verheven en in werking getreden op 1-7-2003. Ter zake gedane wetsvoorstel is tot wet verheven en in werking getreden op 1-9-2004 Na wijziging Penitentiaire Maatregel zijn maatregelen doorgevoerd om regiem te versoberen. Het betreft hier drie (tijdelijke) bezuinigingsmaatregelen: aanpassing bedrijfstijden, toepassing sober regime zeer kort gestraften en arrestantenregime én herziening opzet en regelgeving arbeid. De wijziging van de Penitentiaire beginselwet is op 13 september 2004 in werking getreden (Stb. 2004, 350). Op 1 januari 2005 zijn er in totaal 1538 plaatsen meerpersoonscelgebruik gerealiseerd. Er zijn 600 plaatsen gereserveerd. 40% van de werkstraffen wordt kaal uitgevoerd. De streefwaarde van 600 plaatsen is gerealiseerd Beoogde Behoeftevermindering aan 72 detentieplaatsen is in 2004 bereikt
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
32
VP-nr.
Maatregel
Eventuele toelichting
30.
125
De directie is ingericht.
31.
127
32.
143
Nieuwe besturingsvormen uitvoeringsorganisaties – inrichten tijdelijke Directie Bijzondere Voorzieningen Nieuwe besturingsvormen Uitvoeringsorganisaties vorming inspectie voor de sanctietoepassing Eén loketbenadering
33.
143a
34.
132
Tweede Kamer informeren over ontwikkelingen in criminaliteitspreventie Invoering identificatieplicht
Inspectie is opgericht Alle kennis, instrumenten en praktijkvoorbeelden zijn verzameld op www.elo.nl. Brief is 25 mei 2004 naar de Tweede Kamer gestuurd (TK 2003–2004, 28 684, nr. 31) De Wet op de uitgebreide identificatieplicht is op 1 januari 2005 in werking getreden (Stb. 2005, 583)
Cumulatief voortschrijdend overzicht van maatregelen uit het VP die tot ontwikkeling zijn gebracht en thans in uitvoering zijn genomen en worden gemonitored VP-nr.
Maatregel
Eventuele toelichting
35.
4
Inrichting permanente structuur van horizontale inhoudelijke informatie-voorziening voor de gehele strafrechtsketen
36. 37. 38.
8 8a 34
Beleid aanpak veelplegers Plan aanpak jeugdige veelplegers Versterking Halt
39. 40.
56a 60
Beleid urgente aanpak Meldpunt M. (Meld Misdaad Anoniem)
41.
74
Verbetering doelmatigheid in de keten (i.c. schakel politie)
42.
75
Opheffen knelpunten arbeidstijdenwet Politie
43.
76
Terugdringen ziekteverzuim politie naar maximaal 8%
44.
83
Periodiek publiceren van vergelijkende resultaten politieregio’s
45.
84
Landelijk Kader Nederlandse Politie en regionale convenanten
46.
96
Efficiencyverbetering transport gedetineerden
Voor de uitvoering van het programma is de programmaorganisatie Informatievoorziening Strafrechtsketen in het leven geroepen, die tot taak heeft de regie te voeren over de uitvoering van het programma. Beleidskader is gereed en in uitvoering genomen. Beleidskader is gereed en in uitvoering genomen Met Halt-Nederland is afgesproken dat per 4 maanden gerapporteerd wordt over de Halt-afdoeningen. Op basis hiervan wordt structureel gemonitord welk deel van de Halt-afdoeningen niet Halt-waardige feiten betreft. Beleidskader is gereed en gemeenten zijn geïnformeerd. Meldpunt M. is een landelijke voorziening geworden. Het aantal bruikbare meldingen bedraagt voor het eerste half jaar van 2004 ruim 3000 (6000 op jaarbasis) Beoordeling van de ter zake ingediende plannen van aanpak is afgerond; monitoring vindt plaats in het kader van het Landelijk Kader. Eindevaluatie vindt plaats in 2006 Het project Optimalisatie capaciteitsmanagement waarbij activiteiten worden ontwikkeld ter verandering van de cultuur in de korpsen (van een aanbod gerichte naar een vraaggerichte planning en inzet) loopt nog steeds. BZK volgt dit project. In 2003 was het ziekteverzuim 7,2%. Het ziekteverzuim wordt continu gemonitord. De indicatoren van het LKNP zijn, voor zover vastgesteld, in de Kerngegevens 2004 opgenomen en zullen jaarlijks terugkeren Landelijk kader en regionale convenanten zijn tot stand gekomen en in uitvoering genomen. Er is op verzoek van de Minister van Justitie en het College van Procureurs-generaal een Implementatiewerkgroep ingesteld, die uitvoering geeft aan enkele nadere maatregelen om de efficientieverbetering te bereiken.
Overige resultaten Publiciteitscampagne «Nederland veilig» Website www.veiligheidsprogramma.nl operationeel Congres «Naar een veiliger samenleving»
Eind 2003 is de publiciteitscampagne van start gegaan. De website wordt de komende periode verder uitgebouwd. Op 24 november 2004 is er een landelijk congres in Nijkerk gehouden dat vooral bestemd was voor de veiligheidsprofessials in de keten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
33
BIJLAGE Ib
OVERZICHT VAN DE NOG LOPENDE MAATREGELEN Toelichting 1. De nummering en clustering van de maatregelen volgt de indeling van de Voortgangsrapportage, de paragrafen 1 tot en met 4 2. De betekenis van de gebruikte symbolen in kolom stand van zaken is als volgt: Voltooid In uitvoering en volgens planning In uitvoering met vertraging Nog niet in uitvoering ©
In consultatie/bespreking met het veld
–
Niet van toepassing/niet relevant/nu niet mogelijk
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
34
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
35
2005
5
Verbetering c.q. optimalisering van de operationele samenwerking tussen de ketenpartners
Aansluiting alle actoren strafrechtsketen op VerwijsIndexPersonen (VIP)
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
Paragraaf 2 Algehele voortgang programma
1. Opstellen ontwerpadvies met betrekking tot strategische vraagstukken rond VIP, het ontwerp-VIP-jaarplan en VIPbegroting 2003 tbv pSG MvJ (07–2003) 2. bespreking en besluitvorming met betrekking tot strategische vraagstukken rond VIP, het ontwerp-VIP-jaarplan en VIP-begroting 2003 tbv pSG MvJ (09–2003) 3. (Was:) Bespreking en besluitvorming definitief conceptadvies met betrekking tot strategische vraagstukken rond VIP, ontwerp VIP-jaarplan en VIP-begroting 2003 tbv pSG MvJ (2003) (Wordt:) Bespreking en besluitvorming m.b.t. (concept-)advies inzake aansluitingen VIP (31-12-2003) 4. implementatie ketenbreed (w.o. instellen vooronderzoeken (2004–2005)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4.
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3. 4.
Stand per 1-1-2005
3. De VIP-organisatie realiseert nieuwe aansluitingen overeenkomstig het conceptadvies voor de prioritering 4. LURIS, Mulder, NIAS zijn afgerond. Eerste fase Project OPS-vervanging afgerond; fase 2 opgestart. Aansluiting Jeugdinrichtingen gereed, loopt in pilot. Vooronderzoeken mogelijkheid nieuwe aansluitingen afgerond (reclassering, raad van de kinderbescherming). Reclassering start ontwikkeling maart 2005. Pilots i.h.k.v. veelplegers lopen; koppeling veelpleger-applicatie in uitvoering; voorgenomen koppelingen in het kader van de veelplegers afgerond. 1 februari 2005 aansluiting DNA-databank. Koppeling met het Justitieel Documentatiesysteem in initiatief-fase (verwachting 1 juni 2005). Koppeling met HAVANK (vingerafdrukken) in initiatieffase. Aansluiting BVV loopt voorspoedig: 1 maart 2005 operationeel. Vooronderzoek koppeling bedrijfsprocessystemen politie (rekening houdend met het programma ePV) start 1e kwartaal 2005.Voorts zijn er activiteiten uitgevoerd m.b.t. verdere ontwikkeling VIP, zowel op het gebied van infrastructuur als op het gebied van productontwikkeling (internettechnologie).
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
36
2003 en jaarlijks
7
Ad 1 en 3: het twee keer per jaar uitbrengen van een voortgangsrapportage waarin gerapporteerd wordt over de stand van zaken rond de uitvoering van de maatregelen, de beleidsspeerpunten en de (output)afspraken met ketenpartners Ad 2: in de voortgangsrapportages, die uitgebracht worden in oktober van elk programmajaar, wordt gerapporteerd over de ontwikkeling van de landelijke outcome. Vanaf de vierde voortgangsrapportage (oktober 2004) wordt tevens bericht over de criminaliteit tegen de detailhandel en over de veiligheid in 50 te selecteren probleemwijken in de grote steden (meetwijken veiligheid). Tevens wordt in 2004 gestreefd een meting te verrichten naar criminaliteit tegen het overige bedrijfsleven.
Een monitor en evaluatiesysteem i.o.m. regeling Grote Projecten en VBTB-systematiek dat: 1. waarborgt dat de maatregelen binnen daarvoor gestelde kaders worden gerealiseerd 2. het met het VP beoogde beleidseffect en de ontwikkelingen daarbinnen zichtbaar maakt 3. en volledig, betrouwbaar en tijdig informatie verschaft om de uitvoering van het programma adequaat te kunnen sturen en hierover verantwoording af te leggen.
Ontwikkelen en uitvoeren van systeem van monitoring en evaluatie
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. Vorm en inhoud gegeven aan informatievoorziening (proces en procedurebeschrijving, aard, beschikbaarheid en kwaliteit van de monitorgegevens, voorschriften en richtlijnen etc.) 2. Opstellen van in overleg met het veld landelijke afrekenbare outcome doelstellingen met basis en streefwaarden 3. De mogelijkheden bezien voor inrichting van een landelijke veiligheidsmonitor, een gewogen landelijke veiligheidsindex en lokale veiligheidsindices 4. Opstellen van voortgangsrapportages tbv de Staten-Generaal (doorlopend)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4.
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3. 4. /
Stand per 1-1-2005
3a. BZK, JUS en CBS hebben een principeovereenkomst bereikt over de integratie van enerzijds (het veiligheidsdeel van) de POLS-enquête van het CBS anderzijds Politiemonitor Bevolking tot één landelijke Veiligheidsmonitor. Deze Veiligheidsmonitor zal per 1 januari 2006 beide enquêtes vervangen. In het jaar 2005 wordt er proefgedraaid met de nieuwe Veiligheidsmonitor. Deze Veiligheidsmonitor levert onder meer de voor het VP relevante gegevens over maatschappelijke effecten en politieconvenanten en is representatief tot op het niveau van politieregio’s. Een vergelijking van veiligheidsniveaus tussen regio’s (regionale veiligheidsindex) is dan mogelijk. Bezien wordt of op termijn (2007/2008) een integratie van de Veiligheidsmonitor met lokale veiligheidsenquêtes mogelijk is zodanig dat er tot op zo laag mogelijk niveau representatief gegevens over veiligheid beschikbaar zijn. Een vergelijking van veiligheidsniveaus tussen (klassen van) gemeenten (lokale veiligheidsindex) is dan ook mogelijk. b. cijfers over winkelcriminaliteit uit het onderzoek Diefstal Detailhandel 2004 hebben in de 4e Voortgangsrapportage staan. In het voorjaar 2005 komt de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2004 (MCB) die zal rapporteren over slachtofferschap van diverse vormen van criminaliteit binnen het bedrijfsleven. In de 5e Voortgangsrapportage zal vervolgens gerapporteerd worden over de bedrijfsleven gerelateerde outcome indicatoren van het VP.
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
37
7b
Het vergroten van de kennis over wat de overheid doet om de veiligheid in Nederland te verbeteren. Het vergroten van de kennis en bewustzijn bij de burgers om zelf een bijdrage te kunnen leveren aan een veiliger samenleving. Het effect wordt gemeten door middel van campagne-effectonderzoek (Tracking).
Het ontplooien van een communicatieoffensief waarin burgers worden aangespoord meer de eigen verantwoordelijkheid te nemen in de aanpak voor veiligheid, samen met de overheid. Te realiseren in 2005, 2006.
Communicatieoffensief voor het publiek
Het verkrijgen van inzicht in de factoren die de veiligheidsbeleving bepalen.
31-12-2006
3. a) b)
3. PR-strategie a) ontwikkelen pr-strategie ter ondersteuning van de publiekscampagne b) ontwikkelen pr-strategie gericht op het uitdragen van de maatregelen en successen van het Veiligheidsprogramma
2. Continu proces van doorontwikkeling in relatie tot de publiekscampagnes
Betreft een MTR-maatregel
Betreft MTR-maatregel
1. 2. 3. 4. 5. 6.
1. a) b) c) d) e) f)
Toelichting op stand 1-1-2005
Stand per 1-1-2005
2.
Stand per 1-7-2004
2. website www.nederlandveilig.nl
1. Publiekscampagnes op verschillende thema’s a) Geweld op straat b) Algemene introductie Nederland Veilig c) Identificatieplicht d) Aangifte e) Onderwerp nog nadere te bepalen in najaar 2005 f) 2 campagnes in 2006; onderwerp nog nader te bepalen
1. Opstellen concept plan van aanpak (31-10-2004) 2. Nadere verkenning van het onderzoeksgebied (literatuur/gesprekken voeren) (31-12-2004) 3. Themadag subjectieve veiligheid (28-02-2005) 4. Definitief plan van aanpak (30-04-2005) 5. Aanbestedings procedure en keuze onderzoeksbureaus (31-05-2005) 6. Uitwerking opdracht met oplevering rapport (31-01-2006)
2006
7a
Verrichten van onderzoek naar de factoren die van invloed zijn op de subjectieve veiligheid
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
38
12
10
Inzicht verkrijgen in het aantal doorverwijzingen na politiecontact naar het Bureau Jeugdzorg door rapportage vanuit politie
Registratie doorverwijzingen naar jeugdzorg
Brede toepassing van effectieve aanpakken waardoor bedoelde jongeren en jeugdgroepen gerichter kunnen worden aangepakt en er landelijk meer uniform beleid ontstaat.
Naar effectieve aanpak van jeugdige veelplegers
Nulwaarde het aantal criminaliteitskaarten dat door politiekorpsen is opgesteld. 01-2003: 0 regionale korpsen Streefwaarde 01-2004: 15–20 regionale korpsen Streefwaarde 05–2004: 25 regionale korpsen
Versterken van de informatie per politieregio over de jeugdcriminaliteit ten behoeve van een effectieve aanpak.
01-09-2004
31-12-2006
01-05-2004
9
Invoeren criminaliteitskaart
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
Paragraaf 3.2 Risicojongeren
1. Onderzoeken of de informatie is te betrekken uit bestaande registraties (01-09-2003) 2. Nemen van maatregelen om periodiek over de maatregelen te beschikken (01-09-2004)
1. Was: Uitvoering effectiviteittoets (01-07-2004). Wordt: Overzicht van bestaande werkwijzen en handvatten creëren voor Best Practices bij de aanpak van jeugdige veelplegers (15–04-2005) 2. Was: Databank effectieve werkwijzen (31-12-2006). Wordt: Link realiseren naar Politie Kennis Net (31-12-2006)
Landelijke invoering criminaliteitskaart (01-05-2004)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2.
1. 2.
Stand per 1-7-2004
1. 2.
1. 2.
Stand per 1-1-2005
2. De politie heeft hieraan nog geen prioriteit gegeven bij het jaarlijks onderhoud van de bedrijfsprocessensystemen van de politiekorpsen. Nagegaan zal worden of deze informatie ook kan worden verkregen uit de rapportages van de bureaus Jeugdzorg. De planning hiervan is nog niet bekend.
Toelichting op wijziging van de activiteiten 1. Er wordt geen effectiviteitstoets uitgevoerd maar een onderzoek dat een overzicht moet opleveren van huidige werkwijzen, waaraan handvatten voor het creëren van best practises gekoppeld zullen worden Het onderzoek wordt thans door de Nederlandse Politieacademie (NPA) uitgevoerd. De deadline van de rapportage is verschoven naar 15-4-2005. De aanvankelijke opzet leverde onvoldoende relevante gegevens op. Hierdoor was aanpassing van de reikwijdte van het onderzoek noodzakelijk. 2. Er wordt niet meer een aparte databank gerealiseerd, maar er wordt aangesloten bij een bestaande databank. De vertraging hoeft niet te leiden c.q. leidt niet tot vertraging in de realisatie van de «doorkliklink» naar PKN
– Inmiddels hebben 19 korpsen de CBA-J (criminaliteitskaart) uitgerold. – Op Politie Kennis Net staan 10 voorbeelden van de CBA-J van verschillende regiokorpsen – Het verdiependdeel is in concept gereed en wordt aangeboden aan het Landelijk Platform Politiële Jeugdtaak ter accordering
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
39
15
Nulwaarde: enkele arrondissementen met casusoverleg per 1-2003 die voldoen aan de minimaal gestelde inrichtingseisen Streefwaarde: was: 19 arrondissementen waarvan het casusoverleg voldoet aan de minimaal gestelde inrichtingseisen en waarin maximaal 30 000 jongeren worden besproken. wordt: 19 arrondissementen waarvan het casusoverleg voldoet aan de minimaal gestelde inrichtingseisen en waarin alle strafbare feiten die naar verwachting worden afgedaan volgens het Officiersmodel worden besproken.
Een betere samenwerking in de jeugdstrafrechtsketen gericht op afstemming van de werkprocessen van ketenpartners en gericht op kwaliteitsverbetering van de (samenhang in) strafafdoening en hulpverlening.
Landelijke invoering van casusoverleg met heldere verantwoordelijkheidsdeling voor individuele casusregie en de bewaking van het proces
Het beschikbaar krijgen van betrouwbare cijfers over de herkomst van jeugdige daders door een koppeling tot stand te brengen tussen politiesystemen en GBA voor het kunnen voeren van specifiek beleid
2006
1. Het casusoverleg is in de eerste helft van 2003 operationeel in alle arrondissementen conform de notitie Casusoverleg (01-07-2003) 2. Het Landelijk Overdrachtsformulier is landelijk beschikbaar en ingevoerd (01-07-2003) 3. De werkprocessen van casusoverleg, casusregie en procesbewaking zijn beschreven, op elkaar afgestemd en vastgesteld (01-07-2004) 4. Uitvoeren van nulmeting betreffende de stand van het casusoverleg 01-07-2003) 5. Uitvoeren quickscan betreffende de stand van het casusoverleg (01-03-2004) 6. Uitvoeren evaluatie van het casusoverleg (01-06-2005) 7. Zonodig nemen van maatregelen naar aanleiding van activiteiten 4, 5 en 6 (PM) 8. Was: Bespreking van maximaal 30 000 jongeren eind 2006 in het casusoverleg (31-12-2006) Wordt: Vervallen
1. Onderzoeken van de beste manier om inzicht te verkrijgen in de herkomst van jeugdige daders met de Nederlandse nationaliteit door koppeling van dadergegevens aan gegevens over herkomst ouders (01-04-2003) 2. Verkrijgen van advies van College Bescherming Persoonsgegevens (01-06-2003) 3. Maken van werkafspraken met CBS, Politie, WODC en BZK (01-10-2003) 4. Produceren van de gewenste gegevens door geanonimiseerde koppeling tussen de gegevens van de politie en GBA (01-07-2004)
01-04-2004
14
Verbeteren inzicht etnische herkomst daders
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
1. 2. 3. 4.
/ ©
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
1. 2. 3. 4.
–
Stand per 1-1-2005
3. Het overleg met de ketenpartners over een aangepaste aanwijzing «Effectieve afdoening van strafzaken tegen jeugdigen» is in december afgerond. De procesbewakende rol van het OM kan op basis hiervan worden uitgewerkt. 6. De voorbereiding van de evaluatie vindt plaats. Deze zal gereed komen in voorjaar 2005. 8. Bespreking van 30 000 jongeren in het casusoverleg is bij nadere beschouwing niet juist geformuleerd (zie gewijzigde omschrijving van de streefwaarde). Activiteit is daarom komen te vervallen.
4. Het koppelen van de gegevens uit HKS en GBA heeft meer tijd gekost dan verwacht. Het rapport is op 1-1-2005 in concept gereed gekomen.
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
40
31-12-2006
16
Streefwaarde 2006: duurzaam voldoen aan de Kalsbeektijdslimiet door percentages te brengen naar minimaal 80%
Nulwaarde 01-2001: Ontvangst pv bij parket 1 maand na 1e verhoor: 43% Beoordeling OM binnen 3 maanden na 1e verhoor: 33% Vonnis door rechters binnen 6 maanden na 1e verhoor: 38% Haltverwijzing door politie binnen 5 dagen na 1e verhoor 23% Start Haltwerkzaamheden binnen 2 maanden na 1e verhoor: 50%
Verder terugdringen van de doorlooptijden in de jeugdstrafrechtketen naar de geformuleerde streefnormen (Kalsbeeknormen) en handhaven van de doorlooptijden op dat niveau.
Verkorten doorlooptijden jeugdstrafrechtketen
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. Opzetten meet- en monitorsysteem 2. Voortzetting van het monitoren van de doorlooptijden (tweemaandelijks) 3. Voorzetting van de visitaties van de ketenpartners en van de APJ’s door de deelprojectleiders per ketenpartner (per halfjaar) 4. Op basis van eindrapportage van het project doorlooptijden bezien of en zoja welke extra maatregelen nodig zijn 01-(09-2003) 5. Duurzaam voldoen aan de normen (31-12-2006)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-1-2005
5. De zorg voor de doorlooptijden is voldoende geïntegreerd in de P&C-cyclus van elke ketenpartner. Politie en Raad voor de Kinderbescherming zullen elk een plan opstellen om het resterende verschil met de normtijden te overbruggen.
2. Stand van zaken gemiddeld 2004 Ontvangst PV bij parket 1 maand na 1e verhoor: 66% Beoordeling OM binnen 3 maanden na 1e verhoor: 74% Vonnis door rechter binen 6 maanden na 1e verhoor: 62% Haltverwijzing door politie binnen 7 dagen na 1e verhoor: 58,7% Start Haltwerkzaamheden binnen 2 maanden na 1e verhoor: 64,8%
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
41
1. Beschrijving van de werkprocessen van casusregie RvdK en procesbewaking OM (01-07-2004) 2. Oprichten van Adviesgroep Keteninformatie (AKI) 3. Uitvoeren van de opdracht door AKI 4. Uitvoering noodzakelijke maatregelen ((31-12-2006) 5. Inventariseren en waar mogelijk opheffen van knelpunten in de privacywetgeving tbv de gegevensuitwisseling tussen ketenpartners (01-07-2004) 6. Oprichten helpdesk privacy (01-06-2004)
31-12-2006
20
Het voorzien in een sluitend systeem van informatievoorziening waarmee justitiële ketenpartners op basis van alle bij hen beschikbare gegevens over de verdachte kunnen komen tot een passende en onderling afgestemde reactie op strafbare feiten
Keten informatievoorziening ten behoeve van casusregie en procesbewaking
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
Stand per 1-1-2005
1. 2. 3. – 4. 5. 6.
Stand per 1-7-2004
/© 1. 2. 3. – 4. 5. /© 6.
De vermelding van «Nul -en streefwaarden: in ontwikkeling» is weggelaten. Een zinvolle invullling hiervan is bij nader inzien niet mogelijk gebleken
4. In overeenstemming met de ketenpartners heeft de politie op zich genomen om een landelijk systeem te ontwikkelen, dat voldoet aan de functionaliteit, die nodig is voor het casusoverleg. Dit systeem is tevens bruikbaar voor andere specifieke doelgroepen, waarover gegevens moeten worden verzameld uit diverse bronsystemen. De voorbereiding van een en ander blijkt moeilijker dan was ingeschat. Nu wordt uitgegaan van het beschikbaar komen van een eerste release in het voorjaar 2005. 5. Over het wetsvoorstel Politiegegevens is de consultatie afgerond. Het wetsvoorstel is toegezonden aan de Raad van State. Vooruitlopend hierop wordt aanpassing van art. 14 van de wet op de politieregisters voorbereid. Dit proces heeft langer geduurd dan verwacht, omdat nieuwe ontwikkelingen steeds weer tot nieuwe tekstvoorstellen van betrokken organisaties leidden
1. Het overleg met de ketenpartners over een aangepaste aanwijzing «Effectieve afdoening van strafzaken tegen jeugdigen» is in december afgerond. De procesbewakende rol van het OM kan op basis hiervan worden uitgewerkt
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
42
23
De te leveren prestatie is een afgestemd en geëvalueerd instrumentarium dat in 2007 is gerealiseerd.
Het beschikbaar krijgen van een afgestemd en geëvalueerd instrumentarium voor: • Vroegsignalering ter ondersteuning van herkenning van achterliggende (gezins)problematiek bij risicogedrag/politiecontact, opdat jongeren en of hun ouders adequaat kunnen worden doorverwezen naar relevante zorg-, ondersteunings-, of hulpverleningsinstanties • Screening ter beoordeling van de ernst van de situatie waarin jongere verkeert, bepaling van de zorg gericht op de vraag welke (strafrechtelijke) interventie gewenst is
Ontwikkelen signaleringsinstrumenten
Nulwaarde: implementatie: 0 Streefwaarde: implementatie: screeningsmodule ingevoerd bij alle vestigingen van de Raad voor de Kinderbescherrming
Vroegtijdig signaleren van, en hulp bieden aan jeugdige zedendelinquenten door middel van een screeningsmodule.
2007
1. Inventarisatie van het bestaande instrumentarium op het gebied van (vroeg)signalering, screening en risicotaxatie (01-12-2003) 2. Met relevante partners overeenstemming bereiken over begrippenkader (signalering, screening, risicojongeren) en het vaststellen van de doelgroep en doelstellingen (01-08-2003) 3. Bezien hoe de samenwerking en gegevensuitwisseling tussen organisaties binnen en buiten de jeugdstrafrechtsketen kan worden bevorderd (01-07-2004) 4. Draagvlak creëren bij partners door bijvoorbeeld expertmeetings (31-122004) 5. Vervallen 6. Testen en zonodig bijstellen van het instrumentarium (31-12-2004) 7. Beschikbaarstellen en in gebruik nemen van het instrumentarium (31-12-2005) 8. Landelijk uitzetten van het instrumentarium bij de uitvoerende instanties (31-12-2005) 9. Landelijke evaluatie (31-12-2007)
1. Evaluatie van de testfase van de screeningsmodule (01-12-2004) 2. Besluit over landelijke invoering van de screeningsmodule (01-01-2005) 3. Eventueel landelijke invoering (31-122007)
31-12-2007
22
Ontwikkelen screeningsmodule voor zedenzaken
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
1. 2. 3.
–
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
De vermelding van «Nul -en streefwaarden: PM» is thans weggelaten. Een zinvolle invullling hiervan is bij nader inzien niet mogelijk gebleken
4. De werkconferentie/expertmeeting zal plaatsvinden in voorjaar 2005
Algemene opmerking De maatregel bestond oorspronkelijk uit 9 activiteiten. Activiteit 5 is komen te vervallen want wordt tegelijkertijd uitgevoerd met activiteit 4. De activiteiten 6–9 (oud) zijn in verband hiermee vernummerd tot 5–8.
De activiteitenopzet is gewijzigd. De maatregel dient hierdoor als voltooid te worden beschouwd. In afwijking van de hoofdregel wordt echter deze maatregel zowel vermeld in bijlage Ib als in bijlage Ia, voltooide maatregelen.
1. Een vooronderzoek naar de noodzaak van een afzonderlijke screeningsmodule voor zedenzaken heeft opgeleverd dat dit onvoldoende meerwaarde heeft ten opzichte de door de Raad gebruikte algemene screeningsmethodiek (BARO). Hiermee is deze maatregel afgesloten. De Raad van de Kinderbescherming overweegt nog voor jeugdige zedendelinquenten de BARO uit te breiden met enkele specifieke screeningsonderdelen. Deze onderdelen zijn getest in het vooronderzoek teneinde over meer kwalitatieve informatie te kunnen beschikken t.b.v. advies aan de justitiele autoriteiten c.q. voor het vroegtijdig in gang zetten van hulpverlening.
1. 2. 3. – –
Toelichting op stand 1-1-2005
Stand per 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
43
27
26
Nulwaarde CTC in 4 wijken Streefwaarde CTC in (was: 7; wordt;) 6 wijken
Uitbreiding van de toepassing (was: beschikbaarheid) van programma’s voor een effectieve wijkstrategie ten behoeve van het voorkomen van jeugdcriminaliteit
Uitbreiding Communities that Care (CtC)
Nulwaarde en streefwaarde: afhankelijk van gekozen wijze van inbedding
Door middel van onderzoek naar best practices komen tot kwantitatieve en kwalitatieve verbetering van signalering van risicofactoren en of achterliggende (gezins-) problematiek bij politiecontact van minderjarigen ten behoeve van kwantitatieve en kwalitatieve verbetering van de doorverwijzing vanuit de jeugdstrafrechtsketen naar vrijwillige hulpverlening en of opvoedingsondersteuning
Onderzoek best practices signalering
Nulwaarde en streefwaarde: er is een aantal lokale initiatieven die – afhankelijk van de uitkomsten van de evaluatie worden uitgebreid.
Het met het oog op recidivevermindering stimuleren van herstelbemiddeling als methode om jeugdigen verantwoordelijkheid te laten nemen voor hun daden.
31-12-2006
31-12-2006
1. Uitbreiding van de CtC systematiek van 4 naar (was: 7 wijken; wordt:) 6 wijken 2. Begeleiding en onderzoek pilots (was: 31-12-2005; wordt: 01-07-2006) 3. Was: beschikbaar stellen definitieve opzet; wordt: Beschikbaar stellen definitieve resultaten (31-12-2006)
1. Onderzoek naar bestaande vormen van signalering naar aanleiding van politiecontacten en de resultaten van deze verschillende signaleringsvormen bestaande uit: a. Inventarisatie (31-12-2004) b. verdiepingsfase (31-12-2005) 2. Voor zover de uitkomsten van het onderzoek positief uitvallen, implementatie hiervan in het traject van het jeugdstrafrecht (31-12-2006)
1. Uitvoering van 5 projecten (3 lopende en 2 nieuwe) (31-12-2006) 2. Recidiveonderzoek van de 5 projecten (31-12-2006) 3. Besluit over landelijk invoering (31-12-2007)
31-12-2007
25
Herstel in het jeugdstrafrecht
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. 2. 3.
2.
1.
1. 2. 3.
a. b.
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3.
2.
1.
1. 2. 3.
a. b.
Stand per 1-1-2005
1. Pilot binnen 1 wijk is vanwege onvoldoende draagvlak binnen de gemeente stopgezet. 2. De pilots in de gemeenten zijn later gestart dan gepland. 3. Met de gewijzige omschrijving wordt duidelijker omschreven wat met deze activiteit wordt beoogd.
Bevat intensivering naar aanleiding van MTR
1. a. In oktober 2004 is de inventarisatie van bestaande methodieken en werkwijzes opgeleverd 2. Deze activiteit wordt bezien in relatie met maatregel 23
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
44
31-12-2006
28
Toegevoegd: Resultaat in 2006: een reeks van producten ten behoeve van opvoedingsondersteuning aan ouders van (potentieel) delinquente kinderen is beschikbaar voor het werkveld, inclusief het bijbehorende materiaal voor deskundigheidsbevordering
Laten ontwikkelen van opvoedingsondersteuningsmateriaal voor ouders uit de Justitiedoelgroep, waarmee deze ouders beter worden toegerust om (herhaling van) strafbaar gedrag van hun kind(eren) te voorkomen. Met dit materiaal wordt beoogd een leemte in het huidige aanbod van vrijwillige voorzieningen op te vullen. Gestreefd wordt naar vroegtijdige doorverwijzing van gezinnen, onder meer vanuit de jeugdstrafrechtsketen, naar deze vormen van opvoedingsondersteuning, opdat meer ouders worden ondersteund en, uiteindelijk, minder jongeren recidiveren
Ontwikkelen opvoedingsondersteuningsmethodiek en materiaal
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. Subsidie verstrekken aan de Stichting voor Opvoedingsondersteuning Zuid-Holland (S&O) voor 1e fase materiaalontwikkeling (31-12-2003) 2. Subsidie verstrekken aan S&O voor 2e fase materiaalontwikkeling (31-12-2004) 3. Subsidie verstrekken aan S&O voor 3e fase materiaalontwikkeling (31-12-2005) 4. Implementatie van de ontwikkelde materialen (31-12-2006) 5. Effectonderzoek (start 2006)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-1-2005
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
45
2006
29
Nulwaarde: geen vorm van intensieve gezinsbegeleiding voor de justitiedoelgroep Streefwaarde: Intensieve gezinsbegeleiding is beschikbaar voor de justitiedoelgroep
Laten ontwikkelen van een intensieve vorm van opvoedingsondersteuning ten behoeve van ouders van jongeren uit de Justitiedoelgroep. Deze intensieve thuisbegeleiding is gericht op gezinnen met delinquente kinderen en meervoudige of zware problematiek, met als uiteindelijk doel het voorkomen van recidive. De te ontwikkelen drangmethodiek beoogt een leemte op te vullen in het bestaande aanbod van zorgaanbieders voor deze doelgroep. Nulwaarde is dat er géén vorm van intensieve gezinsbegeleiding is die zich richt op de justitiedoelgroep. Streefwaarde is dat intensieve gezinsbegeleiding beschikbaar wordt gesteld aan de justitiedoelgroep.
Ontwikkelen en invoeren drangmaatregelen
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. Laten doen van onderzoek naar effectieve vormen van intensieve gezinsbegeleiding (31-12-2003) 2. Was: Op basis van de resultaten van dat onderzoek laten beschrijven van de «best practice» (31-12-2004); wordt: Vervallen 3. Was: Landelijk beschikbaar stellen; wordt: Laten ontwikkelen van een zorgaanbod-module binnen een bestaande effectieve gezinsbegeleidingsmethodiek, specifiek gericht op de Justitiedoelgroep (31-12-2005) 4. Was: Deskundigheidsbevordering (31-12-2006); wordt: Vervallen
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4.
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3. 4. –
–
Stand per 1-1-2005
2. Deze activiteit is op basis van van de onderzoeksresultaten niet haalbaar gebleken en is daarom samengevoegd met activiteit 3. 3. Een projectaanvraag voor de ontwikkeling van een zorgaanbodmodule is in behandeling 4. Deze activiteit is niet meer een doel op zich.
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
46
31-12-2007
29a
Was: Te leveren prestatie is dat meer gezinnen sneller betere opvoedingsondersteuning krijgen; nulwaarde en streefwaarde:PM Wordt: Prestatie: meer gezinnen krijgen sneller betere opvoedingsondersteuning. Nulwaarde: huidige stand van zaken opvoedingsondersteuning (inclusief bereik aantal gezinnen) in 51 gemeenten die een beroep kunnen doen op de extra middelen. Streefwaarde: in 2007 zijn door inzet van de extra middelen meer gezinnen bereikt in de betreffende gemeenten, blijkend uit vergelijking van de situatie bij de start van de impuls met de situatie eind 2007 op basis van rapportages door de gemeenten, geanalyseerd door een daartoe in te schakelen bureau.
1. Het op lokaal niveau vergroten van het bereik van bestaande vormen van opvoedingsondersteuning en ondersteuning en intensieve gezinsbegeleiding 2. Het beoordelen van de effectiviteit van deze bestaande vormen van opvoedingsondersteuning
Versterken aanbod opvoedingsondersteuning op lokaal niveau
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. Het samen met VWS opstellen van een plan van aanpak voor de inzet van de extra financiele middelen (01-06-2004) 2. Het op basis van activiteit 1 ontwikkelen van een onderzoeksplan voor het monitoren van de voortgang in het bereiken van doelstelling 1 en het beoordelen van de effectiviteit (01-12-2004) 3. Uitvoeren plan van aanpak en onderzoeksplan met afsluitend evaluatie (31-12-2006)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3.
Stand per 1-7-2004
Streefdatum waarop doelstelling moet zijn gehaald is gewijzigd van 31-12-2004 in 31-12-2007, omdat de extra financiele middelen structureel van aard zijn. Tot en met 2007 worden deze middelen bij wijze van experiment ingezet, daarna wordt bezien hoe deze middelen structureel worden weggezet.
1. Het plan van aanpak behelst een kader waarbinnen 51 geselecteerde gemeenten een beroep kunnen doen op de extra middelen. Medio 2005 kunnen deze gemeenten hun aanvragen indienen. De G4 zijn inmiddels gestart met de uitvoering. 2. De ontwikkeling van een onderzoeksplan blijkt gecompliceerder dan verwacht en is daarom in consultatie. Verwacht wordt dat het voorjaar 2005 gereed is.
1. 2. 3. / ©
Toelichting op stand 1-1-2005
Stand per 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
47
31
Het mogelijk maken dat jongeren na aanhouding worden geconfronteerd met hun gedrag door hen «materieel te raken»
Uitbreiding mogelijkheden inbeslagname/ verbeurdverklaringen
Nulwaarde 2003: 50% bereik van de totale doelgroep (ca 1350 kinderen) Streefwaarde 2006: 70% bereik van de totale doelgroep (ca 1975 kinderen)
Het bieden van een adequate reactie op strafbaar gedrag van 12 minners door middel van het zorg dragen voor optimaliseren van de Stopreactie en gerichte verwijzing naar opvoedingsondersteuning
31-12-2005
31-12-2006
30
Versterking van de toepassing van de Stopreactie
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. Verkenning naar juridische mogelijkheden uitbreiding inbeslagname en verbeurdverklaringen (01-01-2004) 2. Op basis van de uitkomsten van genoemde verkenning bestaande weten/of regelgeving aanpassen (31-122005)
1. Verhoging bekendheid Stopreactie (continu proces tot 2006) 2. Vaststelling en handhaving doorlooptijden Stopreactie (31-12-2004) 3. Beschrijving van werkprocessen die aansluit op individuele behoefte (01-03-2004) 4. Maatwerk is ingebouwd in de werkprocesbeschrijving van de Stopreactie waarbij het uitgangspunt is dat de Stopreactie kan aansluiten op de individuele behoefte (31-12-2004) 5. Stop is blijven betrokken bij de ontwikkeling van materiaal ter ondersteuning van ouders met kinderen met (verhoogd risico op) politiecontact (31-12-2005) 6. Aansluiting tussen Stop en opvoedingsondersteuning door middel van specifiek op de Stop-doelgroep gerichte materialen (31-12-2006)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2.
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Stand per 1-7-2004
1. 2.
1. Voorlichtingsactiviteiten zijn in januari 2005 van start gegaan. 2. Conceptvoorstel ligt ter consultatie bij de regioberaden; medio 2005 gereed. 4. In 2005 zullen landelijk geüniformeerde Stop-instrumenten worden geëvalueerd. 6. Afronding materiaalontwikkeling staat geplan voor eind 2005. Vanaf dat moment kunnen Haltmedewerkers worden opgeleid in het doorverwijzen naar het dan beschikbare en toegesneden aanbod.
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Het aantal verwijzingen vanuit politie bedraagt: 2002: 1 962 2003: 2 304 2004: 2 189 (voorlopig cijfer)
Toelichting op stand 1-1-2005
Stand per 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
48
35
Het versterken van de handhaving van de leerplicht door middel van het ontwikkelen en toepassen van een landelijk model
Aanpak schoolverzuim
Nulwaarde 2001: 5% van de HALTafdoeningen zijn niet HALT-waardige feiten Streefwaarde 2005: 3% van de HALTafdoeningen zijn niet HALT-waardige feiten
Uniforme landelijke naleving van het Besluit Halt-feiten
2005
1. Uitbreiding van het project HandhavenOpNiveau-leerplicht naar 4 pilots (01-03-2003) 2. Ontwikkeling van een geïntegreerde aanpak van schoolverzuim binnen gemeenten (01-04-2005) 3. Ontwikkeling en aanbieding van een gemeenschappelijk model (01-04-2005) 4. Onderzoek naar Justitiele interventies bij overtreding leerplichtwet (01-042004) 5. Toegvoegd: Effectevaluatie van justitiele interventies bij overtreding leerplichtwet (31-12-2006)
1. Herziening Besluit Halt-feiten (01-122003) 2. Communicatieplan (01-01-2004) 3. Was: evaluatieonderzoek (30–06-2005) Wordt: vervallen 4. Was: Eventuele aanpassing Besluit Halt-feiten (31-12-2005) Wordt: Vervallen
2006
34
Versterking Halt
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3. 4.
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3. 4. 5.
1. 2. 3. 4. – –
Stand per 1-1-2005
Bevat intensivering naar aanleiding van MTR
3. Zie MTR, blz 18. Model wordt aangeboden op 19 april 2005, Dag van de leerplicht. 4. De uitkomsten van het onderzoek geen aanleiding om ook een nog een effectevaluatie te doen uitvoeren.
Met het vervallen van de activiteiten 3 en 4 en de toelichting op activiteit 3 is maatregel 34 aangemerkt als voltooid die in de reguliere beleidscyclus gemonitord word. Als gevolg van wijziging in de activiteitenopzet is als uitzondering op de hoofdregel Maatregel 34 zowel opgenomen in bijlage Ia als bijlage Ib.
2. De uitvoering van het communicatieplan heeft gewacht op de aangepaste aanwijzing Halt-afdoening van het OM. Deze is per 1december 2004 in werking getreden. 3. Met Halt-Nederland is afgesproken dat per 4 maanden gerapporteerd wordt over de Halt-afdoeningen. Op basis hiervan wordt structureel gemonitord welk deel van de Halt-afdoeningen niet Halt-waardige feiten betreft. Een apart evaluatieonderzoek ter zake is dan ook niet langer van toepassing en vervalt als aparte actie 4. In het verlengde van toelichting onder 3 komt een eventuele aanpassing Besluit Halt-feiten (welke het gevolg zou zijn kunnen zijn van de resultaten uit de evaluatie) als aparte actie te vervallen.
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
49
37
Nulwaarde aantal plaatsen 2003: 0 Streefwaarde aantal plaatsen 2004: 14 Streefwaarde aantal plaatsen 2005: 34 Streefwaarde aantal plaatsen 2006: 70
Versterken van mogelijkheden op resocialisatie van jongeren die in voorlopige hechtenis zitten en buiten JJI een zinvolle dagbesteding hebben door hen de mogelijkheid te bieden om overdag buiten de inrichting te verblijven.
Landelijke invoering nachtdetentie
Gestreefd wordt naar een uniforme procedure waarbij een snelle en geloofwaardige reactie wordt gegegeven op het mislukken van een taakstraf, waarbij rekening wordt gehouden met de capaciteitsnood
Goede uitvoering van taakstraffen door middel van effectieve sanctionering van het niet (volledig) nakomen van de taakstraf door de jongere.
2006
31-12-2007
36
Aanscherping OM-richtlijn over tenuitvoerlegging vervangende jeugddetentie na mislukken taakstraf
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. Ontwikkelen van beleidskader (01-062003) 2. Organiseren startconferentie (01-092003) 3. Proces en effectevaluatie (01-08-2004 resp. 31-12-2006) 4. Het landelijk invoeren van nachtdetentie in alle opvanginrichtingen; geleidelijk opbouw naar 70 plaatsen in 2006 (01-12-2006).
1. Overleg met het OM (01-04-2003) 2. Onderzoek in hoeveel gevallen er wel een jeugddetentie ten uitvoer wordt gelegd vanwege de consequenties voor de JJI’s (01-04-2003) 3. Informatie inwinnen bij RvdK, OM en ZM over huidige praktijk (01-10-2003) 4. Analyse van informatie onder 3 (01-11-2003) 5. Voorbereiding evt. verbetervoorstellen (01-08-2004) 6. Onderzoeken van de mogelijkheden om een communicatieplan te ontwikkelen (01-06-2004)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Stand per 1-1-2005
3. Procesevaluatie wordt begin 2005 gestart 4. De streefwaarde van 14 plaatsen is in 2004 gehaald
5. Afronding voorzien in voorjaar 2005. Inmiddels zijn in de aanwijzing «effectieve afdoening van strafzaken tegen jeugdigen» van het OM duidelijke richtlijnen opgenomen inzake mislukte taakstraffen. Tevens zijn afspraken gemaakt tussen OM en DJI over het wegwerken van de achterstand in lopende vonnissen (met name als gevolg van in detentie omgezette misluke taakstaffen). Hiermee zijn de belangrijkste elementen van dit actiepunt uitgevoerd. 6. Nog bezien moet worden of behoefte is aan een communicatieplan. Bovengenoemde acties kennen hun eigen communicatiekanalen.
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
50
39
De jeugdreclassering ontwikkelt zich tot een professionele organisatie die haar werkprocessen beschreven heeft in termen van kwaliteit en gebruikte methoden
Verbeteren professionaliteit jeugdreclassering
Nulwaarde 01-2003: 25 jongeren met STP en aantal STP jongeren dat vervolgens niet recidiveert Streefwaarde 2005: 250 jongeren met STP en aantal STP jongeren dat vervolgens niet recidiveert Streefwaarde 2006: 360 jongeren met STP en aantal STP jongeren dat vervolgens niet recidiveert Medio 2005 kunnen streefcijfers voor recidive worden geformuleerd
De resocialisatie bevorderen door het aanbieden van scholings- en trainingsprogramma’s aan (meer) jongeren die een jeugdinrichting verlaten
2006
31-12-2006
38
Uitbreiding scholings- en trainingsprogramma’s (STP)
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. a. Verkenning van de vraag hoe prestatieindicatoren jeugdreclassering te expliciteren (31-122004) b. een beschrijving van de werkprocessen waarover alle ketenpartners geïnformeerd zijn (31-122004) 2. handboek jeugdreclassering (01-062005) 3. een vormings- en scholingsprogramma dat in beginsel voor elke jeugdreclasseringmedewerker beschikbaar is (was: 31-12-2004; wordt doorlopend) 4. een werkend informatiesysteem dat voldoet aan de behoefte van zowel de jeugdreclassering als van de ketenpartners (31-12-2006) 5. Toetsing professioneel gehalte jeugdreclassering (31-12-2006)
1. Onderzoek naar knelpunten is gereed (01-07-2004) 2. Een werkgroep met als taak het doen van voorstellen voor verbetering is opgericht (01-03-2004) 3. Voorstellen van de werkgroep zijn geïmplementeerd (31-12-2005) 4. Het aantal STP’s neemt jaarlijks toe 5. effectevaluatie STP’s (31-12-2006)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4. 5.
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3. 4. 5.
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-1-2005
1. De werkprocessen kunnen in het komende halfjaar worden beschreven, nu de afstemmingsprotocollen met ketenpartners gereed zijn.
2. De werkgroep heeft regionale bijeenkomsten met ketenpartners geroganiseerd. Hieruit is een inventarisatie van knelpunten en mogelijke oplossingen gekomen 3. De oplossingen voor knelpunten uit de regionale bijeenkomsten zullen dit jaar worden geimplementeerd. 4. Op basis van de voorlopige cijfers (definitieve informatie is in het voorjaar 2005 beschikbaar) kan worden geconcludeerd dat het aantal afgeronde STP’s in 2004 nagenoeg gelijk is gebleven aan het aantal in vorige perode.
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
51
41
Nulwaarde en streefwaarde: zie in de kolom toelichting
Was: Een betere benutting van de beschikbare capaciteit, een toetsing van de effectiviteit en een uitbreiding ITB Criem (bij voldoende aanwijzingen voor effectiviteit) Wordt: 1. een uitbreiding van ITB-Criem (naar alle niet-westerse allochtone jongeren) 2. een betere benutting van beschikbare capaciteit 3. een evaluatie van programma(implementatie) en van effecten van ITB-harde kern en ITB-Criem
Verbreden beschikbaarheid ITB-harde kern en ITB-Criem na bewezen effectiviteit
De jeugdreclassering heeft een herkenbare positie binnen Bureau Jeugdzorg en is direct te benaderen door de keten- en netwerkpartners
31-12-2006
1. Definitieve vaststelling doelgroep ITB/HK (01-09-2004) 2. Afspraken omtrent (on)geldigheid van verblijfsvergunningen voor minderjarige ITB-kandidaten Definitieve vaststelling ITB-modaliteiten (01-09-2004) 3. Antwoord op de vraag of wetswijziging geïndiceerd is (01-09-2004) 4. Toename instroom ITB-kandidaten: instroom van 700 (HK) resp. 1000 (Criem) per jaar in 2003 en 2004 (uitgaande van voldoende kandidaten) (31-12-2006) 5. Voorlichtingsmateriaal t.b.v. reclasseringsmedewerkers (31-12-2004) 6. Protocol gezamenlijke toetsing Raad en JR inzake voldoen (van kandidaten) aan ITB-criteria (31-12-2004) 7. (aanvullende) scholingsmodules voor de training van ITB-werkers (31-12-2004) 8. methodiekbeschrijving ITB/Criem (01-03-2004) 9. (zo nodig) herziene versie methodiekbeschrijving ITB/HK (31-12-2004) 10. vastgestelde kostprijs/ productfinanciering (31-12-2003) 11. landelijk uniforme registratie ITB-ers door de hele strafrechtketen (31-122004) 12. consultancyrapportage WODC en rapportage effectevaluatie door WODC (01-03-2004 resp. 01-07-2005)
1. Afspraken tussen Openbaar Ministerie, Politie en BJZ-jeugdreclassering over samenwerking, en afstemming in het kader van de nieuwe wet op de Jeugdzorg (31-12- 2004) 2. een nieuw afstemmingsprotocol tussen de Raad voor de Kinderbescherming en BJZ-jeugdreclassering waarin de relatie en het verkeer tussen beiden worden beschreven (01-07-2004) 3. Toetsing bij alle ketenpartners mbt de positie JR binnen BJZ. Dmv enquête nagaan of men zich houdt aan afspraken en protocol (31-12-2006)
2006
40
Verhelderen positie BJZ/ jeugdreclassering in relatie tot justitiële ketenpartners
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
1. 2. 3.
/
Stand per 1-7-2004
11. In de registratie van de Bureaus Jeugdzorg (IJ) is ITB als categorie opgenomen. 12. Resultaten programmaevaluatie worden in maart 2005 verwacht. Effectevaluatie kan daarna worden verricht.
9. Het zo nodig herzien van het handboek hangt af van de wijzigingen ten aanzien van de ITB-HK zoals voorgesteld in het wetsvoorstel gedragsbeinvloeding jeugdigen
3. Opgenomen in het wetsvoorstel gedragsbeïnvloeding jeugdigen (zie maatregel 44) 4. Instroom is als volgt: 2002 2003 2004 2005 2006 (ITB/HK) 296 398 660 700 765 (ITB CRIEM) 389 579 890 950 1 035
1. Opgenomen in het wetsvoorstel gedragsbeïnvloeding jeugdigen (zie maatregel 44)
1. Gelet op de lokale verschillen is niet gekozen voor landelijk uniforme afspraken. Inmiddels zijn lokaal overal afspraken gemaakt tussen Jeugdreclassering en ketenpartners over de aanpassingen in de onderlinge samenwerking en afstemming als gevolg van de Wet op de Jeugdzorg. In de eerste helft van 2005 zal de MO-groep toetsen of deze afspraken volledig zijn en voldoende zijn vastgelegd. 2. De formele goedkeuring door de Raad en de MO-groep heeft plaatsgevonden.
1. 2. 3.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
Toelichting op stand 1-1-2005
Stand per 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
52
45
Was: Nulwaarde en streefwaarde: afhankelijk van de activiteiten 1 tot en met 4; wordt streefwaarde is dat géén uitbreiding van capaciteit nodig zal zijn.
De behoefte aan jeugdcapaciteit en de beschikbare capaciteit redelijkerwijs met elkaar in evenwicht brengen. Zorgdragen voor voldoende personeel voor de geplande activiteiten
Uitbreiden capaciteit justitiële jeugdinrichtingen mede als gevolg van keteneffecten Aanpak personele vraagstuk JJI’s
Was: Verbeteren van het inzicht bij politie en/of justitiële jeugdinrichtingen in groepsgerichte aanpakken voor jeugdige veelplegers en het mogelijk maken dat het verkregen inzicht breder beschikbaar komt en kan worden toegepast. Wordt: Verbeteren van het inzich bij politie in groepsgerichte aanpakken voor jeugdige veelplegers en het mogelijk maken dat het verkregen inzicht breder beschikbaar komt en kan worden toegepast 2007
Was: 2004 Wordt: 31-12-2005
43
Inventariseren mogelijkheden en ervaringen groepsaanpak
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. Overleg met ketenpartners over de keteneffecten van de uitvoering Jeugd Terecht (01-08-2003) 2. Bijstellen van de prognoses (was: 01-09-2003; wordt doorlopend) 3. Was: Onderzoek naar optimalisering benutting capaciteit JJI en onderzoek naar substituties (01-01-2005) Wordt: Vervallen 4. Uitvoering van de DJI-nota Investeren in personele zorg (doorlopend)
Was: inventarisatieonderzoek (31-12-2004) Wordt: Regionale conferenties voor de politie warin o.a. over aanpak groepscriminaliteit zal worden gesproken zodat kennis hierover binnen politieorganisatie vergroot kan worden. Tevens wordt een en ander zo mogelijk gekoppeld aan aanpak overlast en jeugdige veelplegers (aansluiting bij maatregel 10) (31-12-2005)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4.
1.
/
/
Stand per 1-7-2004
–
Met het vervallen en vervangen van activiteit 3 door implementatie van «Jeugdsancties nieuwe stijl» is deze maatregel als voltooid te beschouwen. Als uitzondering op de hoofdregel is deze maatregel zowel opgenomen in bijlage Ia als bijlage Ib.
3. Activiteit is vervangen door implementatie van «Jeugdsancties Nieuwe Stijl». Met de kabinetsbrief van 28 september 2004 is er voor gekozen dat uit het oogpunt van effectiviteit en efficientie wenselijk is meer en intensiever extramuraal te begeleiden dan intramuraal. Een beleidsverkenning heeft opgeleverd dat op dit moment nog niet exact in termen van capaciteit en substitutie kan worden aangegeven wat de implementatie van «Jeugdsancties Nieuwe Stijl» zal opleveren. 4. Norm voor inzet groepsleiding was van 8, 2 uitgebreid naar 9. Ten gevolge van bezuinigingen is deze uitbreiding teruggedraaid. Hiertegen is door de Gemeenschappelijke Ondernemingsraad van de JJI’s bezwaar gemaakt. De zaak dient op dit ogenblik bij de Ondernemingskamer.
De activiteit is gewijzigd, omdat inventarisatieonderzoek niet opportuun is gebleken
1.
1. 2. 3. 4.
Toelichting op stand 1-1-2005
Stand per 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
53
1. inventarisatie van lacunes in de wetgeving gerelateerd aan doelgroepen (01-12-2004) 2. inventarisatie bij stake-holders in advisering, oplegging en uitvoering van nazorg over inhoudelijke en organisatorische knelpunten (01-12-2003) 3. Was: Bij gebleken lacunes wetgeving aanpassen (31-12-2005) Wordt: Vervallen
31-12-2005
47
1. Inventarisatie van strafrechtelijke interventies in Nederland en van effectieve strafrechtelijke interventies in het buitenland (literatuuronderzoek) (31-12-2004) 2. Een atlas (geüpdate) met een overzicht van het totale palet van strafrechtelijke interventies, beschreven volgens een vaste format (31-12-2004) 3. Evaluatieonderzoek van een aantal strafrechtelijke interventies (doorlopend) 4. Ontwikkeling (prototype) toetsingsinstrument erkenningsregeling (31-12-2003) 5. Monitoring ontwikkeling handboek voor (effect) evaluatieonderzoek (01-04-2004) 6. Ontwikkeling procedure voor standaardisering van certificering van alle strafrechtelijke interventies, die binnen het jeugdstrafrecht worden aangeboden (31-12-2004) 7. Instelling landelijke commissie van onafhankelijke deskundigen, die de aangeboden programma’s toetst op basis van de standaardprocedure (01-01-2005) 8. Opstellen randvoorwaarden (missie, visie, personeelsbeleid, integriteit van eigen programma’s) voor een kwaliteitszorgsysteem, als handreiking voor uitvoeringsorganisaties (01-04-2004)
31-12-2007
Streefwaarde is dat alle formele belemmeringen zijn weggenomen en dat alle wettelijke mogelijkheden voor verplichte nazorg bij de uitvoeringsinstanties bekend zijn
Mogelijk maken om verplichte nazorg op te leggen om daarmee resocialisatie te versterken
Onderzoek wettelijke mogelijkheden verplichte nazorg
Nulwaarde 2003: er staat onvoldoende vast welke strafrechtelijke interventies in Nederland effectief zijn. Streefwaarde 2006: er wordt gestreefd naar een atlas met beschreven en door een erkenningscommissie getoetste (effectief gebleken) strafrechtelijke interventies.
• Overzicht van het hele palet van bestaande strafrechtelijke interventies voor jeugdigen (2003). • Het kunnen bepalen van de effectiviteit van strafrechtelijke interventies, zowel waar het gaat om het aangeboden programma als waar het gaat om recidivevermindering. Bij de effectiviteit van het programma speelt ook het kwaliteitszorgsysteem van de uitvoeringsorganisatie mee (2004). • Standaardiseren en borging/ structureel maken van effectonderzoek (2005). • Strafrechtelijke interventies die voldoen aan vastgestelde criteria (2006).
Inzicht in de inhoud en effectiviteit van bestaande sanctiemodaliteiten
46
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. 2. 3.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3.
–
Door wijziging in de activiteitenopzet – maatregel 47 is daardoor als voltooid te beschouwen – is als uitzondering op de hoofdregel deze maatregel zowel opgenomen in bijlage Ia als bijlage Ib.
3. Nu geen lacunes in de wetgeving zijn geconstateerd, is deze activiteit niet meer van toepassing
6. Voorzitter van de erkenningscommissie en kwartiermaker zijn benoemd. Zij gaan de procedures ontwikkelen, die medio 2005 gereed zijn. 7. De erkenningscommissie wordt in de loop van 2005 ingesteld. 8. Deze activiteit is geintegreerd in activiteit 4
1. Eerste deel voltooid; tweede deel gereed 31-12-2005
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
/
Toelichting op stand 1-1-2005
Stand per 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
54
49
Nulwaarde en streefwaarde: zie boven en voorts bedroeg in 2000 het aantal nazorgprogramma’s 233
Uitgaande van de beschikbaarheid (op termijn) van verschillende effectieve nazorgprogramma’s, moeten alle jongeren die daarvoor in aanmerking komen, nazorg kunnen ontvangen. Vraag en aanbod dienen daarbij goed op elkaar aan te sluiten (2006). Uitbreiding stapsgewijs en wel als volgt: • Voldoende capaciteit voor 750 zaken in 2003/2004 (I) • Voldoende capaciteit voor 1500 zaken in 2005 (II) • Voldoende capaciteit voor 4000 zaken in 2006 (III)
Geleidelijke uitbreiding capaciteit jeugdreclassering
Nulwaarde en streefwaarde: (nieuw) er bestaat een overzicht van effectieve nazorgprogramma’s in binnen- en buitenland
Zo volledig mogelijk overzicht van effectieve nazorgprogramma’s (binnen- en buitenland), teneinde daaruit een keuze te kunnen maken voor de Nederlandse situatie
31-12-2006
31-12-2005
48
Inventariseren nazorgprogramma’s in binnen- en buitenland
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. Afronden maatregel 48 (01-05-2004) 2. Met de betrokken partijen in advisering en oplegging (RvdK, kinderrechters, OM) overleg voeren over knelpunten en oplossingsrichtingen in de huidige praktijk (01-05-2004) 3. Met de betrokken partijen vanuit detentie en maatregelen (JJI’s, internaten) overleg voeren over knelpunten en oplossingsrichtingen in de huidige praktijk (01-05-2004) 4. Was: Overleg voeren met gemeenten (vanuit het lokale veiligheidsbeleid) en IPO (vanuit hun sturingsrol naar de Bureaus Jeugdzorg) (01-05-2004) Wordt: vervallen 5. Afspraken met ketenpartners in advisering, verwijzing en instroom, vastgesteld in samenwerkingsovereenkomsten (01-12-2004) 6. uitbreiden capaciteit (I) (31-12-2004) 7. uitbreiden capaciteit (II) (31-12-2005) 8. uitbreiden capaciteit (III) (31-12-2006) 9. Was: gebruik maken van toetsingskader (zie maatregel 50) (2005 zodra beschikbaar) Wordt: vervallen
1. benoeming van effectiviteitscriteria ten behoeve van de inventarisatie (31-122003) 2. inventarisatie van beschikbare effectieve nazorg programma’s, uitmondend in rapport. Literatuur- en internetstudie (1-07-2004) 3. inventarisatie van inhoudelijke en organisatorische knelpunten in de uitvoering van de nazorgactiviteiten (31-12-2003) 4. afspraken met betrokken (uitvoerings)instanties over uit het buitenland over te nemen effectieve nazorg programma’s (31-12-2005)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
1. 2. 3. 4.
–
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
1. 2. 3. 4.
Stand per 1-1-2005
Algemene opmerking De maatregel bestond oorspronkelijk uit 9 activiteiten. Activiteiten 4 en 9 zijn komen te vervallen, want is betrokken bij activiteit 5 resp is ondergebracht bij maatregel 46, waarin de nazorgprogramma’s die ingezet zullen gaan worden, zullen worden voorgelegd aan de Erkenningscommissie. De activiteiten 5–9 (oud) zijn in verband hiermee vernummerd tot 4–7
1. Het onderzoek naar buitenlandse programma’s is meegenomen in een literatuuronderzoek van het WODC (maatregel 46). Het eindrapport is eind januari 2005 beschikbaar. 4. In een aantal arrondissementen zijn samenwerkingsafspraken vastgelegd. Ook wordt gestimuleerd dat afspraken worden gemaakt met gemeenten via de Wet Werk en Bijstand die m.i.v. 1 januari 2005 van kracht is. 5. Volgens de nu beschikbare beleidsinformatie is een capaciteitsuitbreiding van het aantal jeugdreclasseringszaken in 2004 bereikt van 625. Rond maart 2005 komt informatie beschikbaar over heel 2004.
2. Het rapport is eind januari 2005 opgeleverd
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
55
52
50a
Het dossier dat door jeugdreclassering is opgebouwd dient, voor zover van belang, beschikbaar te zijn voor de volwassenreclassering.
Continuïteit in begeleiding als de jeugdige de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, door betere aansluiting van werkwijze tussen jeugdreclassering en volwassenreclassering zowel in werkwijze (methodiek van werken) als in concrete overdrachten en afstemmingen
Verbeteren aansluiting tussen jeugdreclassering en volwassenenreclassering
Extra investering in nazorgtrajecten
Er worden alleen gekwalificeerde programma’s gebruikt
Beoordelen van nieuwe nazorg programma’s op hun bijdrage aan het terugdringen van recidive of het tegengaan dan wel verminderen van een criminele carrière
31-12-2006
31-12-2007
1. Een nieuw afstemmingsprotocol dat mede recht doet aan de Wet op de jeugdzorg die in 2005 wordt ingevoerd (01-07-2005) 2. Een evaluatie van het nieuwe afstemmingsprotocol (31-12-2006)
1. Uitvoering plan van aanpak jeugdcriminaliteit dat in het kader van Operatie Jong is opgesteld. Het plan richt zich op nazorg (31-12-2007) 2. Volgen van voortgang van de praktische uitwerking van het thema jeugdcriminaliteit in de elf gemeenten waarmee Jong-overeenkomsten worden gesloten (01-04-2006) 3. Evaluatie van de Jong-overeenkomsten op de consequenties van de uitkomsten over het onderwerp nazorg; mogelijke aanpassing van het plan van aanpak.
1. Een toetsingskader voor nazorg programma’s ontwerpen (31-12-2005) 2. Invoeren toetsingskader (31-12-2006)
31-12-2006
50
Beoordeling nazorgprogramma’s
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. 2.
1. 2.
Stand per 1-7-2004
1. 2.
1. 2. 3.
1. 2.
Stand per 1-1-2005
Betreft MTR-maatregel
2. Programma’s in het kader van nazorg vallen ook onder toetsing door de erkenningscommissie (zie maatregel 46). Deze commissie wordt per 1 juni 2005 ingesteld
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
56
55
Nulwaarde: er is weinig informatie beschikbaar over de effectiviteit van preventieve programma’s gericht op voorkomen van problemen bij jeugd waaronder onder andere jeugdcriminaliteit Streefwaarde: beoogd eindresultaat is dat preventieve programma’s gericht op voorkomen van problemen van jeugd, waaronder jeugdcriminaliteit, op een vergelijkbare wijze getoetst kunnen worden op hun effectiviteit. (31-12-2005)
• Preventieprogramma’s, gericht op jeugdcriminaliteit, op hun effectiviteit toetsen (2005) • Bevorderen van kennis over en het gebruik van getoetste effectieve preventieprogramma’s (2005 e.v.)
Toetsing preventieprogramma’s door auditcommissie
Nulwaarde: verschillende instellingen gebruiken verschillende risico-taxatieinstrumenten. Streefwaarde 2006: verschillende instellingen gebruiken één basis risicotaxatie-instrument
Het beschikbaar krijgen van een doelgericht, uitvoerbaar en gestandaardiseerd instrument om risico’s en terugval in het oude gedrag te beoordelen met het oog op beslissingen over de straf/ maatregel, verlof, beëindiging van sanctie en nazorg.
31-12-2005
2006
54
Ontwikkelen en implementeren risicotaxatie instrument
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. Haalbaarheidonderzoek naar het opzetten van een effectiviteittoets (01-05-2004) 2. Blauwdruk werkwijze uitvoering effectiviteittoets en werkwijze auditcommissie (01-06-2004) 3. Onderbrengen effectiviteittoets (inclusief auditcommissie) bij onafhankelijke partij (01-09-2004) 4. Eerste toetsing door auditcommissie (01-03-2005) 5. Informatie over beoordeelde preventieprogramma’s is toegankelijk (01-032005) 6. Continuering van toetsingsactiviteiten van de auditcommissie en het toegankelijk maken van de resultaten (31-122005)
1. Inventarisatie en analyse van de verschillende instrumenten (01-07-2004) 2. Expertmeetings (doorlopend 31-122006) 3. Opstellen en afstemmen van een concept risicotaxatie instrument en waarborgen van aansluiting op en afstemming met instrumenten voor (vroeg)signalering en screening (31-12-2006) 4. Landelijke invoering risicotaxatie instrument (31-12-2006) 5. Evaluatie (31-12-2006)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4. 5. 6.
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3. 4. 5. 6.
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-1-2005
2. Bezien wordt in hoeverre m.b.t. activiteiten 2 t/m 6 kan worden aangehaakt bij activiteiten die op dit gebied in het kader van Operatie Jong worden uitgevoerd.
2. De eerste expertmeeting zal plaatsvinden in voorjaar 2005. Als gevolg van personele mutaties kon de voorbereiding niet in 2004 plaatsvinden.
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
57
1. Tussenevaluatie preventief fouilleren (30-06-2004) 2. Verkenning uitbreiding preventief fouilleren obv uitkomsten/ aanbevelingen tussentijdse evaluatie (31-12-2004) 3. Bepalen van kabinetsstandpunt omtrent verkennend onderzoek (31-03-2005) 4. (Evt) start van wetgevingstraject (31-12-2006)
2006
56b
Het verder beteugelen van het voorhanden hebben en het in de handel brengen van wapens alsmede het vergemakkelijken van de opsporing en vervolging van verdachten
Uitbreiding bevoegdheden ter bestrijding van illegaal wapenbezit
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
Paragraaf 3.3 Urgentiegebieden Stand per 1-1-2005
1. 2. 3. 4.
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3. 4.
2. De interdepartementale verkenninng wordt door toevoeging van nieuwe uitbreidingsmogelijkheden voor preventief fouilleren enigszins verlaat afgerond. 3. Het streven is erop gericht het ontwerpkabinetsstandpunt ter zake in het voorjaar 2005 in de MR te bespreken
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
58
1. Onderzoek doen naar huidige aangiftevoorzieningen binnen korpsen (01-07-2003) 2. Onderzoek doen naar wensen van de burger (01-05-2003) 3. Vaststelling uniforme eisen basispakket aangiftevoorzieningen op basis van voorstellen van korpsen (01-12-2003) 4. Ontwikkeling van elektronische aangiftevoorziening c.a. ontwikkelen en implementeren bij korpsen (01-11-2003) 5. Gefaseerde implementatie van basispakket (31-12-2005)
31-12-2005
58
Nulwaarde en streefwaarde: alle korpsen hebben de beschikking over een electronische aangiftevoorziening
Vergroting aangiftebereidheid van burgers, klanttevredenheid en efficiëntie organisatie en bedrijfsvoering politie
Verbetering en verruiming aangiftemogelijkheid burgers
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
Paragraaf 4.1 Politie en Opsporing
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-1-2005
4. Zie onder 5. 5. Door technische problemen is de implementatie van de internetvoorziening vertraagd. De nieuwe planning voorziet in implementatie per 31-12-2005. Per 1-1-2005 zijn 18 korpsen aangesloten. Vijf volgen in het eerste kwartaal 2005. De overige korpsen volgen in de loop van het jaar. Het experiment met de internetzuilen op de stations is uitgesteld, omdat het KLPD nog niet aangesloten is op de internetvoorziening. In het eerste kwartaal van 2005 wordt er een business case opgeleverd waaruit duidelijk moet worden of er een nieuwe voorziening voor telefonische aangifte gebouwd moet worden of dat een bestaande voorziening van een van de korpsen kan worden overgenomen. Deze keuze heeft gevolgen voor het implementatietempo
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
59
31-12-2004
61
Nulwaarde en streefwaarde: was: PM; wordt: Streefwaarden zijn: • De werving van deelnemers moet 3 maanden na aanvang van de pilot een aantal van minimaal 400 deelnemers hebben opgeleverd. Wijzigingsverzoeken en nieuwe aanmeldingen van deelnemers moeten binnen 3 werkdagen zijn verwerkt. • De techniek dient gedurende de pilot volgens de opgegeven specificaties te functioneren. De regionale meldkamer initieert en coördineert Burgernetacties metterdaad en minimaal 80% van de deelnemers oordeelt daarover positief. • Relevante maatschappelijke en organisatorische effecten worden gemeten en geanalyseerd (aspecten daarbij zijn: bijdrage van Burgernet aan preventie van criminaliteit, verhoging van het aantal heterdaadaanhoudingen, verbetering van de subjectief ervaren veiligheid en bijdrage van Burgernet aan een verbetering van de meldingsbereidheid) De pilot levert een meetbare verbetering op van het besef dat veiligheid een zaak is van de gehele samenleving en er ontstaat elders vraag naar Burgernet
Vergroting effectiviteit opsporing (in termen van pakkans)
Uitvoering pilot toepasbaarheid burgernet
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. Uitvoering pilot burgernet in regio Utrecht (start 01-10-2003) 2. Evaluatie van pilot om bredere toepasbaarheid te bezien (start 01-10-2004)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2.
Stand per 1-7-2004
Toelichting op stand 1-1-2005
1. Uit onlangs gehouden enquêteonderzoek is de effectiviteit van Burgernet gebleken (tussenrapportage november 2004). Burgernet slaat aan bij de bevolking: dit blijkt uit het grote aantal deelnemers dat inmiddels is opgelopen tot zo’n 1640 huishoudens. Nieuwe deelnemergegevens worden binnen de afgesproken tijd (binnen 3 werkdagen) verwerkt en het ondersteunende systeem voldoet aan de verwachtingen. Om Burgernet-acties vanuit de meldkamer sneller en beter te coördineren en te initiëren, is het van belang dat de borging binnen de politie Utrecht (district en meldkamer) op korte termijn concreet gestalte krijgt. Dit zal er toe bijdragen dat Burgernet vaker en sneller zal worden ingezet en daardoor tijdens acties concrete informatie richting politie kan opleveren. Tot maart 2005 hebben 21 Burgernet-acties plaatsgevonden. Het betrof hier meldingen van uiteenlopende aard: van zoekgeraakte kinderen tot het verzoek uit te kijken naar gevluchte verdachten na een beroving. In 8 gevallen was er sprake van een zoekactie met een positief eindresultaat. Hoewel door de eerder genoemde problemen in de meldkamer in geen van vorengenoemde gevallen direct informatie uit Burgernet is gekomen, kan men zeer positief zijn over de huidige ontwikkelingen. Het Burgernet-systeem wordt tot op heden namelijk zowel betrouwbaar als gebruiksvriendelijk ervaren. Om de systeemsnelheid te verhogen heeft onlangs bovendien een systeem-upgrading (software en hardware) plaatsgehad 2. Omgevingsonderzoek (rapportage onderzoek Burgernet Landelijk) gecombineerd met de bevindingen uit de pilot kunnen zowel inhoudelijk als organisatorisch advies geven voor landelijke beschikbaarstelling van Burgernet, inclusief Burgernet mobiel. In mei 2005 worden de resultaten van dit onderzoek verwacht, gelijktijdig met de evaluatie van de pilot. De pilot duurt tot vrijdag 13 mei 2005.
Stand per 1-1-2005
1. 2.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
60
1. Deskundigheidsbevordering via onderwijs (doorlopend) 2. Ontwikkeling loopbaanbeleid rechercheurs met als eerste stap het opstellen van een functiegebouw (01-01-2004) 3. Invoeren van gestandaardiseerde en gevalideerde producten (t.b.v. versterking en standaardisering van het opsporings- en informatieproces) (doorlopend) 4. Ontwikkelen van een landelijke sporendatabank (t.b.v. forensisch – technisch onderzoek) (pm) 5. Opstellen van programma voor de aanpak van de kwaliteitsverbetering 2004-2007 (was: 01-01-2004; wordt 01-05-2004)
31-12-2007
62
Nulwaarde en streefwaarden: afhankelijk van op te stellen programma
Vergroting kwaliteit en effectiviteit van de opsporing in het algemeen
Versterking professionaliteit recherche
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-7-2004
Toelichting op stand 1-1-2005
1. Het betreft hier een continu proces 2. Op 13 januari 2005 is het functieraster opsporing vastgesteld in het CGOP. Feitelijk werd al gebruik gemaakt van het functieraster maar de officiële implementatie is nu gestart. Er is een landelijke werkgroep «functiegebouw» opgericht. Een eerste model functiegebouw is inmiddels opgesteld en wordt verder uitgewerkt. 3. Begin 2005 zal het besproken worden in de board Personeel van de RHC. De verwachting is dat eind 2005 het functiegebouw kan worden aangeboden aan de beraden. 4. Het betreft hier een continu proces waarbij deelproducten worden opgeleverd. Zo zal de board Opsporing van de RHC gevraagd voor 1 september 2005 een informatieprotocol opstellen zoals bedoeld in de regeling Nationale – en Bovenregionale Recherche. 5. De pilot loopt tot 1 juli 2005 en zal geëvalueerd worden 6. De benoemde prioriteiten voor 2004 lopen nog door in 2005. Het betreft dan met name het Forensisch Technisch Onderzoek en het versterken van het personeelsbeleid (zie hierboven). 7. De prioriteiten voor 2005 zijn opgenomen in de brief aan de TK over de aanpak van de georganiseerde criminaliteit d.d. 22 november 2004.
Stand per 1-1-2005
1. 2. 3. 4. 5.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
61
01-07-2007
62a
Streefwaarde: het opleveren van een tweejaarlijks overzicht van welke technologie beschikbaar is en waar nieuwe technologische kansen liggen.
Het innovatieplatform zal zich in ieder geval richten op: 1. het initiëren van innovatie op vooraf bepaalde probleem/ resultaatsgebieden 2. het bieden van een platform voor mensen uit politie, bedrijfsleven en wetenschap die een innovatief idee hebben 3. het tijdig onderkennen van mogelijke criminele effecten van innovaties en nieuwe markten.
Oprichting innovatieplatform voor technologie en opsporing per tweede kwartaal 2005
Innovatieplatform
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. Opstellen startdocument voor de inrichting van een Innovatieplatform Technologie en Opsporing (01-06-2005) 2. Opstellen en het vervolgens effectueren van Instellingsbesluit Innovatieplatform Technologie en Opsporing (01-07-2005) 3. Het door het innovatieplatoform uitbrengen van een tweejaarlijks overzicht van criminogene bedreigingen, en de mogelijkheden voor de aanpak hiervan, door technologische ontwikkelingen (01-07-2007)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3.
Stand per 1-1-2005
1. Beoogde deelnemers aan platform worden benaderd.
Betreft MTR-maatregel
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
62
63
Nulwaarde en streefwaarde: PM
Verruiming van de mogelijkheden tot toepassing van DNA-onderzoek met als doel de opsporing en vervolging van strafbare feiten te vergemakkelijken
Verruiming toepassingsmogelijkheden DNA-onderzoek
VPMaatregel nummer Doelstelling
Streefdatum realisatie doelstelling
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3.
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Was: 1. Implementatie van de wet van 5 juli 2001 die de mogelijkheden heeft verruimd van DNA-onderzoek bij verdachten (01-12-2003) 2. Wetsvoorstel DNA onderzoek naar uiterlijk waarneembare persoonskenmerken van de onbekende verdachte (01-09-2003) 3. Wetsvoorstel voor DNA onderzoek bij veroordeelden ( iwtr: 1-04-2004) Wordt: 1. Implementatie van de Wet tot wijziging van de regeling van het DNA-onderzoek in strafzaken die de mogelijkheden heeft verruimd van DNA-onderzoek bij verdachten (01-12-2003) 2. Wetsvoorstel tot wijziging van de regeling van het DNA-onderzoek in strafzaken in verband met het vaststellen van uiterlijk waarneembare persoonskenmerken uit celmateriaal (voor de onbekende verdachte) (01-09-2003) 3. Wetsvoorstel DNA onderzoek bij veroordeelden (iwtr: 01-04-2004) 4. (Toegevoegd tgv 5e voortgangsrapportage) Tussentijdse monitoring en evaluatieonderzoek naar de werking van de Wet tot wijziging van de regeling van het DNA-onderzoek in strafzaken die de mogelijkheden heeft verruimd van DNA-onderzoek bij verdachten (Stb. 2001, 335) (tussentijdse monitor: 31-12-2005, evaluatieonderzoek: najaar 2006) 5. (Toegevoegd tgv 5e voortgangsrapportage) Uit te voeren Research Developement door het NFI en EUR ivm de Wet tot wijziging van de regeling DNAonderzoek in strafzaken in verband met het vaststellen van persoonskenmerken uit celmateriaal (voor de onbekende verdachte) (Stb. 2003, 201) (2004-2006) 6. (Toegevoegd tgv 5e voortgangsrapportage) Implementatie en monitoring traject voor de invoering van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (Stb. 2004, 465) (medio 2006) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Stand per 1-1-2005
6. Betrokken ketenpartners nemen deel aan het implementatieproject voor de invoering van de wet. Over het implementatieplan zal de TK binnenkort worden geïnformeerd worden.
3. Bij KB van 12 januari 2005 (Stb. 2005, 18) is de wet DNA-onderzoek veroordeelden (Stb. 2004, 465), op 1 februari 2005 in werking getreden, uitgezonderd artikel 14 van deze wet, dat in werking is getreden op 1 maart 2005 (Stb. 2005, 80)
De wetgeving rondom DNA-onderzoek en uitvoering daarvan is complex. Om de voortgang van maatregel inzichtelijker te maken is gekozen voor een gewijzigde activiteitenopzet.
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
63
Was: 2003-2004; wordt: 30–06-2005
64
Het adequaat laten meewegen van criminele antecedenten bij het bepalen van het verblijfsrecht van vreemdelingen in Nederland
Implementatie werkwijze Vreemdeling in de strafrechtketen (VRIS) in alle regiokorpsen
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. Koppeling van de strafrechtsketen aan de Vreemdelingenketen met behulp van de een in een protocol vastgelegde werkwijze 2. Koppeling van de strafrechtsketen aan de Vreemdelingenketen met behulp van ondersteunende informatiseringssystemen (toegevoegd: 30–06-2005)
7. (Toegevoegd tgv 5e voortgangsrapportage) Opstellen beleidsverkennende notitie ten behoeve van de Tweede en Eerste Kamer voor verruiming DNAonderzoek in strafzaken (01-07-2005)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2.
Stand per 1-7-2004
1. 2.
Stand per 1-1-2005
1. Het protocol was op 2-2-2003 gereed en is in 2004 aangepast. De VRIS-werkgroep heeft op 23 december 2004 een herzien VRIS-protocol vastgesteld. De ketenbrede aandacht voor de koppeling tussen de strafrecht- en de vreemdelingenketen wordt hierin benadrukt. Ook is meer aandacht gegeven aan het in een zo vroeg mogelijk stadium vaststellen van de identiteit en nationaliteit van de van criminele feiten verdachte vreemdeling. Momenteel worden voorbereidingen getroffen om dit herziene protocol in het tweede kwartaal van 2005 te implementeren. 2. Inmiddels zijn informatiseringsaanpassingen uitgevoerd en is de testfase begonnen. Medio februari 2005 vindt de ketentest plaatsvoor de koppeling tussen VIP en de BVV. Het doel is om de koppeling per 1 maart 2005 operationeel te hebben. Hiermee zal verificatie van persoonsgegevens door strafrechtketen bij vreemdelingenketen mogelijk zijn en wordt het VIP-nummer zichtbaar in de BVV.
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
64
Was: 2003/2004; wordt: medio 2005)
66
Nulwaarde en streefwaarde: het instrument MTV bestaat sinds 1994. Het MTV is in 2001 in opdracht van het WODC geëvalueerd. Deze evaluatie is in mei 2002 aan de Tweede Kamer aangeboden. Op basis van de evaluatie is in de terugkeernota van 21 november 2003 een aantal maatregelen aangekondigd voor een effectievere inzet van het middel MTV. In de terugkeer nota is aangekondigd dat in 2004 een aanvang zou worden genomen met de aangekondigde maatregelen. Naar verwachting zal eind 2005 het effect van de genomen maatregelen zichtbaar worden.
Het in een zo vroeg mogelijk stadium voorkomen, ontdekken en tegengaan van illegaal binnenkomst van vreemdelingen die illegaal verblijf in Nederland beogen
Intensivering operationeel vreemdelingentoezicht (MTV)
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. Verbetering van de effectiviteit en resultaatsgerichtheid van het MTV (toegevoegd: medio 2005) 2. Steekproefsgewijs uitvoeren van controle rond de grensovergangen met Duitsland en Belgie (toegevoegd: conitnu)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2.
Stand per 1-7-2004
Toelichting op stand 1-1-2005
1. a. Recherchematige inzet, informatiesturing, -verzameling en -uitwisseling. De start van pilot MIGO is uitgesteld tot maart 2005. Een vertraging in de uitlevering van materieel en de aanbesteding van vergunningen ligt hieraan ten grondslag. b. Controles op uitreizend personenverkeer In 2005 zullen pilots worden gestart aan de oost- en zuidgrens die tot doel hebben ervaring op te doen met de controles op uitreis. Deze pilots worden niet langer gecombineerd met de pilot MIGO, welke gericht is op de inreis. c. Bevoegdheid tot inbewaringstelling (IBS) De projectvoorbereidingsfase van de invoering van de bevoegdheid IBS is afgerond. Momenteel wordt de bevoegdheid volledig toegepast. Vooruitlopend op de realisatie van de benodigde celcapaciteit wordt het aantal inbewaringstellingen vanaf 2005 opgevoerd. 2. Is een continu proces
Stand per 1-1-2005
1. 2.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
65
Indiening wetsvoorstel Versterking bevoegdheden op rijksniveau ten aanzien van de politie (toegevoegd: beoogde iwtr. 01-01-2006)
01-01-2006
73
1. Realisatie gemeenschappelijke informatie-architectuur politie a. Financieren van de Regieraad ICT Politie en het bewaken van de besteding hiervan in een planning/control-cyclus (continu (toegevoegd: tot aan 31-122005) b. Stellen van politiek/bestuurlijke prioriteiten op basis van het Veiligheidsprogramma in een Kaderbrief ICT Politie (was: 01-07-2003; wordt jaarlijks) c. (Opstellen) wetsvoorstel samenwerkingsvoorzieningen (exclusief het vervolgtraject) (was: 01-05-2003; wordt beoogd iwtr. 01-01-2006) d. (Toegevoegd) Monitoren van de ontwikkeling van één informatiehuishouding bij de politie (31-12-2008) 2. Realisatie van een geïntegreerde landelijke ICT-infrastructuur voor de politie en ketenpartners. a. het vaststellen van niveaus van beveiliging voor een geintegreerde landelijke ICT-infrastructuur voor de politie en veiligheidspartners (01-122003) b. uitrol Nutsvoorziening Politie als basis voor Nutsvoorziening OOV (01-03-2005) c. onderzoek Brandweer op Nutsvoorziening OOV 01-12-2003) d. het vaststellen van kaders voor het concept van een gemeenschappelijke Nutsvoorziening en ICTbasisvoorziening voor OOV en de veiligheidspartners (continu)
Was: 2006 Wordt 31-12-2008
Met behulp van het wetsvoorstel Versterking bevoegdheden op rijksniveau ten aanzien van de politie het onder meer versterken van de bevoegdheid van de Minister van BZK ten aanzien van het beheer van de politie
Uitbreiden beheersrol minister van BZK
Nulwaarde en streefwaarde: komen gezien de veelomvattendheid en voor zover van toepassing tot uitdrukking in diverse ICT-projecten
1. Realisatie gemeenschappelijke informatie-architectuur politie: • het tot stand brengen van een informatiehuishouding; • de ontwikkeling van een verzameling gemeenschappelijke ICT-voorzieningen, zowel applicaties (Politie Suite) als technische infrastructuur (Nutsvoorziening); • de realisatie van rekencentra (Verzorgingsgebieden); • de vormgeving van het regionale informatiemanagement; • de oprichting van publiekrechtelijke rechtspersonen als opvolger van de coöperaties. 2. Realisatie van een geïntegreerde landelijke ICTinfrastructuur voor de politie en ketenpartners
Realisatie gemeenschappelijke informatiearchitectuur politie Realisatie geïntegreerde Landelijke ICT-infrastructuur veiligheidspartners (LICTIV)
71
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
2a. 2b. 2c. 2d.
1a. 1b. 1c.
Stand per 1-7-2004
TK heeft in een hoofdlijnendebat d.d. 15–12-2004 besloten het wetsvoorstel in behandeling te nemen. Op 24 februari sloot inbreng fracties tbv het verslag. De TK heeft een hoorzitting georganiseerd.
2b De Nutsvoorziening Politie wordt eind tweede kwartaal 2005 opgeleverd. 2d Een ICT-architectuur voor de sector openbare orde en veiligheid is gerealiseerd.
1a. De rechtsrelatie met de Regieraad ICT Politie duurt voort tot aan het moment waarop deze formeel ophoudt te bestaan nl. 31-12-2005. Tijdsplanning is derhalve aangepast. 1b. Tijdsplanning is aangepast, omdat het een jaarlijks terugkerende actviteit is. De stand van zaken per 1 januari 2005 is in lijn hiermee aangepast naar een actieve aanduiding, i.c. «in uitvoering en volgens planning» 1c. Op 5 april 2005 heeft de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat van de Eerste Kamer het eindverslag vastgesteld. De wet zal niet eerder dan medio 2005 in werking kunnen treden. Tijdsplanning van beoogde inwerkingtreding is derhalve gesteld op 01-01-2006 1d. Betreft een toegevoegde activiteit die toeziet op het feitelijke implementatietraject van de gemeenschappelijke informatiesystemen. Het «Bestek» voor de vernieuwing van de informatiehuishouding van de politie is bijgesteld. De vernieuwing zal vermoedelijk eind 2008 worden afgerond.De ontwikkeling van een nieuw systeem voor opsporing is vertraagd. Een bijgestelde aanpak en planning zullen binnenkort gereed zijn..
1a. 1b. 1c.
2a. 2b. 2c. 2d.
Toelichting op stand 1-1-2005
Stand per 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
66
78
Nulwaarde en streefwaarde: afhankelijk van activiteiten
Invoering nieuw samenhangend stelsel van politieonderwijs en een adequaat loopbaanbeleid in korpsen gericht op specialisten en leidinggevenden
Opleidingen en loopbaanbeleid politie (vernieuwing politieonderwijs, personeelsarrangementen, professionalisering loopbaanbeleid)
Nulwaarde en streefwaarde: PM
Beter inzicht in de administratieve lasten van de politie veroorzaakt door wet-en regelgeving en opvolgend, waar mogelijk deze administratieve lasten verminderen.
Vermindering van administratieve lasten ten gunste van meer executieve taken
Was: 31-12-2006; Wordt: 31-12-2007
2004 evj
77
Interdepartementaal Beleidsonderzoek administratieve lasten politie
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. Implementatie nieuw samenhangend stelsel van politieonderwijs en vaststellen bekostiging en besturing van het nieuwe politieonderwijs (was: vanaf 1999; wordt: 31-12-2006) 2. Uitwerken plan van aanpak gericht op een meer flexibel functionerend LSOP (was: vanaf 01-02-2003; wordt: 31-12-2007) 3. Uitrol nieuw politieonderwijs via projectinhoudelijke aanpak (was 31-12-2006; wordt 31-12-2005) 4. Ontwikkeling loopbaanbeleid (was: start 01-07-2003; wordt: 31-12-2007)
1. Interviews met velddeskundigen voor vaststelling knelpunten (start 01-11-2002; eind 01-08-2003) 2. Expertmeetings (01-03-2003– 01-04 -2003) 3. Werkbezoek aan vier representatieve korpsen (01-05-2003–01-06-2003) 4. Eindrapportage(01-08-2003) 5. Kabinetstandpunt (01-10-2003) 6. Evt. maatregelen naar aanleiding van kabinetsstandpunt (2004 evj)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Stand per 1-1-2005
1. AMVB mbt besturing is ambtelijk afgerond. In januari 2005 ter consultatie voor te leggen aan de Politieacademie. 2. Stand van zaken is in conventgesprek op 28 augustus 2004 besproken. Conclusie is dat de Politieacademie op koers ligt. De frictiekosten 2003 in verband met de aanpassing bedrijfsvoering zijn vastgesteld. Deze frictiekosten hangen samen met een (tijdelijke) overcapaciteit aan docenten en huisvesting. Voor het overige conform de julirapportage 2004. 3. In eerste helft 2005 wordt naar verwachting het programma evaluatie en ijking vastgesteld door BZK. Hierover vindt thans overleg plaats tussen BZK en de Politieacademie. Het programma richt zich op doorontwikkeling van het politieonderwijs. 4. Functieraster Opsporing is in januari 2005 goedgekeurd door CGOP. Voor het overige conform de vierde voortgangsrapportage
6. Geen nadere bijzonderheden.
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
67
1. Opzetten van het project voor aanpassing BVS (01-10-2003) 2. Was: Evalueren huidig Budget Verdeelsysteem (PM) Wordt: a. Evalueren huidig Budget Verdeelsysteem (01-03-2004) b. (Vervolg)onderzoek herziening BVS Politie (01-05-2005) 3. Bestuurlijk-politieke besluitvorming (PM; wordt 31-12-2005) 4. Effectueren van de uitkomst van de besluitvorming (was: PM; wordt 31-12-2005) 5. Migreren naar de nieuwe budgetverdeling (31-12-2006) 6. Verdeling budget conform nieuwe verdeelsystematiek (31-12-2007)
2005 (realisatie) 2007 (invoering)
81
1. Sluiten van convenant door politie met GGZ (01-01-2003) 2. Maken van afspraken met G30 voor het GSB verlengingsjaar 2004 over maatschappelijke opvang (01-08-2003) 3. Maken van afspraken met de G30 voor de nieuwe convenantsperiode GSB III (31-12-2005) 4. Maken van afspraken met overige zorginstellingen
2006
79
Nulwaarde en streefwaarde: afhankelijk van nieuwe systematiek
Bezien hoe het BVS beter kan aansluiten bij de ontwikkelingen van de (relatieve) veiligheidssituatie
Aanpassen budget verdeel systeem (BVS)
Nulwaarde en streefwaarde: PM
Vergroting van de inzet van politie op haar kerntaken.
Overdracht algemene hulpverleningstaken politie (beperking hulpverlening tot noodhulp)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. 2. a. b. 3. 4. 5. 6.
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Stand per 1-1-2005
Stand per 1-7-2004
2. b. Op 1 november 2004 is vervolgonderzoek herziening BVS politie gestart. Eind april 2005 zal het onderzoek gereed zijn 3. Omdat eerder niet voorzien was in een vervolgonderzoek kan deze fase pas starten op 1 juni 2005. 4. Omdat eerder niet voorzien was in een vervolgonderzoek kan deze fase pas starten op 1 juni 2005.
3. Convenanten GSB worden in maart 2005 ondertekend. Per abuis is bij de stand 1-7-2004 in de vierde voortgangsrapportage het symbool « » vermeld. 4. Brief d.d. 15 juli 2004 over kerntaken politie is naar de TK gezonden (TK 2003-2004, nr 4). De uitvoering is ter hand genomen. De TK ontvangt in de tweede helft van 2005 een brief met daarin de stand van zaken.
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
68
1. Optimaliseren van managementinformatiesysteem LURIS II (continu) 2. Opstellen van kwantitatieve en kwalititatieve normen voor afdoening van rechtshulpverzoeken (01-06-2004) 3. Ontwikkelen van verdeelinstrument voor budgettering van Internationale rechtshulpcentra (01-06-2004)
2006
85
Nulwaarde: PM (kwalitatief en kwantitatief) Streefwaarde: PM (kwalitatief en kwantitatief)
Tijdige en adequate reactie op rechtshulpverzoeken uit het buitenland
Internationale rechtshulpverzoeken
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
Toelichting op stand 1-1-2005
1. Op 6 november 2004 is de nieuwste release LURIS 3.1 in gebruik genomen. Het betreft een update van het LURIS 3.0 programma waarin functionaliteiten zijn opgenomen die in LURIS 3.0 nog niet naar behoren werkten. Op drie IRC’s en BIRS na zijn thans alle IRC’s aangesloten op het digitale archief Zylab. Inmiddels is Zylab besteld voor de IRC’s die daar nog niet op zijn aangesloten en wordt thans een aansluiting voor BIRS gerealiseerd. 2. Bij brief van 16 november 2004 heeft de Minister van Justitie aan het College van PG’s kenbaar gemaakt dat met behulp van de door het College vastgestelde voorlopige normen door de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken resultaatsafspraken zullen worden gemaakt met de IRC’s over het hanteren van de (voorlopige) normen. Vaststelling van de normen zal zo spoedig mogelijk en uiterlijk in het tweede kwartaal van 2005 plaatshebben. 3. Vanwege de huidige reorganisatie van de IRC’s (welke op 1 januari 2006 voltooid moet zijn) en de daarmee samenhangende ontwikkelingen heeft vaststelling van een verdeelinstrument voor budgettering nog niet plaatsgehad. Na vaststelling van de registratie instructie LURIS zullen de IRC’s in de vastgestelde meetperiode (1 maart 2005–1 oktober 2005) volgens deze instructie gaan werken. Op basis van de in de meetperiode vastgelegde gegevens kan een verdeelsleutel voor de budgettering van de IRC’s worden vastgesteld.
Stand per 1-1-2005
1. 2. 3.
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
69
88
87
Nulwaarde en streefwaarde: afhankelijk van de ultimo 2004 te ontwikkelen maatregelen
Verhoging van de effectiviteit van de sanctie door versterking van de rol van het OM in de executiefase, zodat het OM in staat is tijdige, volledige en juiste, juridische beslissingen te nemen
Versterking rol OM bij executie
Nulwaarde en streefwaarde: daling van 44 000 kantonzaken en 21 000 rechtbankzaken
Vergroten van de doelmatigheid in de Justitieketen en werklastvermindering van de rechtsprekende macht
Meer en executabele OM-afdoening
Nulwaarde: aantal misdrijfzaken over 2002 Streefwaarde: aantal misdrijfzaken over 2002 + 40 000 in 2006 Nulwaarde: aantal boetes en transacties uit staandehoudingen over 2002 Streefwaarde: aantal boetes en transacties uit staandehoudingen over 2002 +180 000 in 2006
De adequate verwerking van de extra instroom als gevolg van het landelijk kader van de politie
2006
Was: 01-03-2005 Wordt: 01-06-2006
2006
86
Keteneffecten voor de Justitieketen als gevolg van de intensivering van de handhaving en van het toezicht in de publieke ruimte
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
Paragraaf 4.2 Vervolging en afdoening
1. Uitvoering van een operational audit naar de executie van taakstraffen (01-03-2004) 2. Verbreding van de uitkomsten van de audit naar de andere executieterreinen (01-06-2004) 3. Formulering van maatregelen ter versterking van de organisatie van het OM in executiefase (01-10-2004) 4. Invoering van de maatregelen, landelijk en lokaal, waaronder inrichting van werkprocessen i.o.m. ketenpartners, automatisering (31-12-2005)
Wetsvoorstel OM-afdoeningen (01-03-2005)
1. Verwerking van 40 000 extra misdrijfzaken 2. Verwerking van 180 000 uit staandehoudingen voortkomende boetes en transacties
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4.
1.
1. 2.
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3. 4.
1.
Stand per 1-1-2005
2. De vervolgaudit zal in februari 2005 ter bespreking aan het auditcommittee van het OM worden voorgelegd. 3. Enige maanden uitloop 4. Met het programmabureau van «Het OM verandert» is afgesproken dat de implementatie van de aanbevelingen als genoemd onder 3 plaatsvindt in m.n. de deelprojecten «Geografisch georiënteerde eenheden» en «Centrale verwerkingseenheid».
De Tweede Kamer heeft op 18–04-2005 een wetgevingsoverleg gehouden over het wetsvoorstel; de stemmingen over het wetsvoorstel zullen naar verwachting plaatsvinden begin mei 2005 een verslag uitgebracht over het wetsvoorstel. Duidelijk is inmiddels dat de beoogde datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel niet zal worden gehaald. De nieuwe streefdatum is 01-06-2006.
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
70
92
91
Nulwaarde en streefwaarde: nvt
Opheffen knelpunten regionale samenwerking tussen justitieorganisaties in de strafrechtsketen
Onderzoek naar aard en oorzaak van belemmeringen in de aansturing en financiering van de ketenpartners die praktische samenwerking in de weg staan
Optimalisatie van afstemming en samenwerking tussen de lokale justitiële organisaties
Verdere uitbouw van de Arrondisementale Justitiële Beraden
Nulwaarde en streefwaarde: beschikbaarheid van instrument
Stelselmatige en vroegtijdige screening en indicatiestelling bij inverzekeringstelling, opdat in een vroeg stadium als onderdeel van strafrechtsketenbrede risicoanalyse een efficiënte en effectieve aanpak door het OM kan worden gekozen
1. Verdere uitbouw van AJB’s (continu) 2. Bindende afspraken over inzet van deelnemende organisaties aan AJB (31-12-2005)
1. Inventarisatie knelpunten (01-03-2003) 2. Werken aan opheffen van geïnventariseerde knelpunten (31-12-2006) • het vereenvoudigen en het procesmatig afstemmen van stappen in planning en control procedures • het wegnemen van een aantal specifieke problemen met outputsturing en het formuleren van generieke eisen waaraan outputsturing in de keten moet voldoen • het vinden van een verstandige vertaling en gebruik van begrippen op de «koppelvlakken» tussen de partners • het op centraal niveau ontwikkelen en gebruiken van een probleemgeoriënteerde verzameling van begrippen, terwijl op lokaal niveau bruikbare oplossingen moeten worden gevonden voor het in beeld krijgen van de productie bij de naast gelegen ketenpartner
2006
1. prototype is gereed (01-12-2003) 2. Implementatieplan gereed (01-07-2004) 3. Implementatie van start (01-07-2004)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
2005
2005
89
Invoeren quick scan bij inverzekeringstelling
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. 2.
1. 2.
1. 2. 3.
Stand per 1-7-2004
1. Betreft een continue proces wat in activiteit 2 wordt uitgewerkt 2. De aard en inhoud van de ijkpunten waaraan de AJB’s dienen te voldoen is inmiddels met de uitvoerende organisaties afgestemd. Interne besluitvorming is in voorbereiding.
1. 2.
2. In overleg met de uitvoerende organisaties zijn inmiddels concept-spelregels geformuleerd om budgetflexibiliteit tussen de samenwerkende Justitiepartners op arrondissementsniveau te bereiken. Daarmee komt de oplossing van een essentieel knelpunt nabij
1. Het concept instrument quick scan is opgeleverd. 2. Het implementatieplan heeft vertraging opgelopen door uitstel van de pilots in verband met validerings- en betrouwbaarheidsonderzoek en een aangepaste inrichting van de pilots. Het implementatieplan wordt definitief vastgesteld aan de hand van de resultaten van de pilots (voorjaar 2005). 3. Per 1 september 2004 zijn in drie arrondissementen pilots met de quick scan gestart, om het instrument te toetsen op bruikbaarheid en betrouwbaarheid. De resultaten van de pilots zijn in februari 2005 beschikbaar gekomen. Naar aanleiding hiervan wordt de quick scan aangepast. In juni 2005 is de tweede versie van de quick scan gereed
1. 2. 3.
1. 2.
Toelichting op stand 1-1-2005
Stand per 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
71
103
100
97
96
Nulwaarde en streefwaarde: nvt
Bezien mogelijkheden afschaffing aanwezigheidseis voor minderjarigen bij jeugdstrafzaken
Nulwaarde: PM Streefwaare: PM
Verkorting van doorlooptijd in strafzaken
Terugdringen van aanhoudingen voor onbepaalde tijd met in persoon betekende dagvaarding
Nulwaarde en streefwaarde: afhankelijk van resultaten van de pilots
Telehoren van verdachten in het strafrecht wettelijk mogelijk maken
Invoering telehoren in strafzaken
Nulwaarde en streefwaarde: afhankelijk van plan van aanpak
Efficiëntieverbetering transport gedetineerden van en naar voorgeleiding en zitting met als gevolg minder aanhoudingen bij strafzaken
Efficiencyverbetering transport gedetineerden
Nul- en streefwaarde: PM
Het verminderen van het aantal nietigverklaringen van de dagvaarding
01-03-2005
2004
01-01-2007
PM
Wetsvoorstel n.a.v. evaluaties Penitentiaire Beginselenwet c.a. (beoogde iwtr. 01-03-2005)
1. Ontwikkelen van een beleidsinhoudelijk kader in overleg met de sectorvoorzitters straf van de gerechten. Kader moet handvatten bieden wanneer en in welk geval een zaak voor onbepaalde dan wel bepaalde tijd kan worden aangehouden (01-06-2004) 2. Implementeren beleidsinhoudelijk kader (01-12-2004)
1. Voorbereiden wetsvoorstel 2. Start van pilot in 2 arrondissementen 3. Evt. invoering van telehoren
1. inventarisatie van mogelijkheden voor verbetering in transport 2. Nav (1) opstellen van plan van aanpak
Wetsvoorstel Herziening Betekeningsvoorschriften (beoogde iwtr 01-07-2005)
2005
95
Aanpassing betekeningsregeling
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1.
1. 2.
1. 2. 3.
1. 2.
© /
Stand per 1-7-2004
1. De Eerste Kamer heeft op 12-04-2005 een voorlopig verslag uitgebracht. De memorie van antwoord zal naar verwachting begin mei aan de Eerste Kamer worden gezonden 2. De uitvoering zal plaatsvinden als het wetsvoorstel wet is geworden 3. Idem 1. Het aanhoudingenprotocol zal op 1 april 2005 gereed zijn. 2. Na 1 april 2005 worden vanuit het project OM-ZM gesprekken georganiseerd met de ketenpartners per arrondissement/ressort om de resultaten van het project OM-ZM onder de aandacht te brengen. Het aanhoudingenprotocol is één van de belangrijkste onderdelen hiervan. Het wetsvoorstel is op 25-11-2004 aanvaard door de Tweede Kamer en sindsdien aanhangig bij de Eerste Kamer. Het voorlopig verslag van de Eerste Kamer dateert van 8 februari 2005. De memorie van antwoord zal vóór 1 maart 2005 aan de EK worden gezonden
1. 2.
1.
Het wetsvoorstel is wet geworden op 23–03-2005 (Stb. 2005, 175); de beoogde inwerkingtreding is 01-11-2005.
Toelichting op stand 1-1-2005
1. 2. 3.
1. 2.
Stand per 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
72
Wetsvoorstel stroomlijning van de procedure in hoger beroep (beoogde iwtr. 01-01-2006)
01-01-2006
104
Nulwaarde en streefwaarde: PM
Het verminderen van het aantal appèlzaken waarin zonder noodzaak beslissingen worden overgedaan
Bezien mogelijkheden versterking van het voortbouwende aspect van de appelbehandeling
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1.
Stand per 1-7-2004
Toelichting op stand 1-1-2005
Het bijgestelde wetsvoorstel is op 10/02/05 in de ICCW behandeld. De voortgang van dit wetsvoorstel is enigszins vertraagd doordat niet alle adviezen tijdig zijn ontvangen en doordat de bijstelling van het wetsvoorstel meer tijd heeft gevergd dan was voorzien. De beoogde blijft echter gehandhaafd op 01-01-2006.
Stand per 1-1-2005
1.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
73
1. Wetsvoorstel TK is ingediend was: 01-03-2005; wordt: 01-01-2006) 2. Implementatieplan voor eerdere start is gereed (01-05-2003) 3. Circulaire gereed (voor 01-08-2003) 4. Bepaalde categorieën zijn voortijdig van start gegaan (01-10-2003) 5. Wet in werking getreden (01-07-2006) 6. (Toegevoegd:) afspraken maken tussen Justitie en SZW over het wegnemen van belemmeringen voor uitbreiding mogelijkheden extramurale tenuitvoerlegging sancties (uitkering en huisvesting) (betreft nieuw actiepunt vanuit MTR)
01-01-2005
107
Nulwaarde en streefwaarde: behoefte aan capaciteit is met -/200 plaatsen afgenomen
Eindresultaat: de behoefte aan capaciteit is afgenomen met 200 plaatsen gemiddeld (op jaarbasis) in 2004
Elektronische detentie (ED) i.p.v. korte vrijheidsstraffen
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
Paragraaf 4.3 Sanctietoepassing
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-7-2004
1. De beleidsontwikkeling rond ED heeft meer tijd nodig dan gepland. Door een werkgroep (met vertegenwoordigers van ZM, OM, DJI, reclassering en ministerie van Justitie) wordt onder andere uitgewerkt of ED alleen als executiemodaliteit moet worden ingezet of tevens als door de rechter op te leggen sanctiemodaliteit. Uiterlijk 1 mei 2005 moet dat leiden tot besluitvorming over de wijze waarop ED in het sanctiestelsel wordt ingezet. In de concrete voorstellen ter besluitvorming worden de resultaten van het onderzoek naar de pilot ED voor zelfmelders meegenomen. Dit onderzoek heeft enige vertraging opgelopen (zie onder activiteit 4). 4. Er is een pilot van start gegaan op 15 november 2003. Per 1 januari 2005 hebben reeds 2145 personen ED ondergaan met een slagingspercentage van 93,1%. De pilot wordt geëvalueerd. Het beschikbaar komen van de onderzoeksresultaten is vertraagd tot 1 mei 2005, vanwege een tegenvallende bereidheid van ED’ers om deel te nemen aan het onderzoek. De beleidsontwikkeling ten aanzien van de extra 100 personen die vanaf augustus 2004 aan ED zouden worden onderworpen (onder meer als noodventiel voor geweldsdelinquenten die niet aan de IVO-criteria voldoen) is stopgezet, omdat de noodzaak voor IVO is afgenomen door de invoering van meerpersoonscelgebruik en daarmee ook de noodzaak voor uitbreiding van de ED-doelgroep. De inmiddels beschikbare capaciteitsuitbreiding wordt nu ingezet ten behoeve van de oorspronkelijke doelgroep van zelfmelders. 6. Betreft nieuw actiepunt vanuit MTR. Er is overleg gaande tussen Justitie, SZW en Financiën over uitkeringen voor nieuwe extramurale sancties, te weten ED en het extramurale deel van ISD. Een notitie van Justitie wordt daar ingebracht.
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Bevat intensivering naar aanleiding van MTR
Toelichting op stand 1-1-2005
Stand per 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
74
108
107a
Nulwaarde: PM Streefwaarde: PM
Eindresultaat: nog nader te bepalen aantal van doorstromingen uit de huizen van bewaring van in eerste aanleg veroordeelden
Doorplaatsen van in eerste aanleg veroordeelden
Nulwaarde: in 2003 zijn er circa 23 300 (deels) voorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd, waarvan in 20% van de gevallen (ca. 4 660) met bijzondere voorwaarden. Streefwaarde: het doel is om het aantal voorwaardelijke sancties met bijzondere voorwaarden uit te breiden, als alternatief voor onvoorwaardelijke vrijheidsstraf en middel voor effectieve gedragsbeïnvloeding.
Meer effectief, efficiënt en geloofwaardig sanctiestelsel, door uitbreiding van het gebruik van voorwaardelijke sancties met bijzondere voorwaarden.
Voorwaardelijke sancties
VPMaatregel nummer Doelstelling
01-01-2005
Streefdatum realisatie doelstelling
1. Wetsvoorstel TK is ingediend (15–032004) 2. Implementatieplan is gereed ( 01-012005)
1. Inventariseren knelpunten huidig stelsel voorwaardelijke sancties (01-05-2005) 2. Formuleren oplossingen voor gesignaleerde knelpunten (01-07-2005) 3. Brief aan TK met voorstel voor aanpassingen van stelsel van voorwaardelijke sancties om te komen tot uitbreiding (31-12-2005) 4. Opstellen implementatieplan voor realiseren van oplossingen (01-02-2006) 6. Implementatie van voorstel tot uitbreiding van voorwaardelijke sancties met bijzondere voorwaarden. Mogelijk is een wetswijziging onderdeel van implementatieplan (vanaf 2006)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2.
Stand per 1-7-2004
1. 2.
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-1-2005
Toelichting op de nul- en streefwaarden: deze maatregel levert geen resultaat in directe plaatsen op. Effectuering van de maatregel draagt bij tot een verkorting van het verblijf in een HvB en een betere doorstroming. De HvB-capaciteit komt daarmee sneller beschikbaar voor de beoogde doelgroep.
1. Wetsvoorstel is gereed voor mondelinge behandeling door de Eerste Kamer. 2. Implementatieplan wordt opgesteld door afdeling Uitvoeringsbeleid GW; wordt maart 2005 besproken in stuurgroep MST; indien stuurgroep akkoord: daadwerkelijke invoering: vanaf datum inwerkingtreding wet (naar verwachting 1 juli 2005).
Betreft MTR-maatregel
1. Eerste expertmeeting heeft plaatsgevonden. Knelpunten en mogelijke oplossingen worden nu nader uitgewerkt. Vervolgbijeenkomsten worden in voorjaar 2005 georganiseerd.
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
75
1. Wijzigingsvoorstel ministeriële regeling «Selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden» en ministeriele regeling «tijdelijk verlaten van de inrichting» zijn na consultatie vastgesteld (was: 01-08-2003; wordt: 01-012006) 2. Wijzigingsvoorstel is inwerking getreden (was: 01-11-2003; wordt: 01-01-2006) 3. Implementatie is gestart (was: 01-112003; wordt: 01-01-2006)
Was: 01-11-2003; wordt 01-01-2006
109
Nulwaarde: PM Streefwaarde: PM
Eindresultaat : aantal nog nader te bepalen gedetineerden in inrichtingen met een lager beveiligingsniveau
Sneller doorplaatsen naar minder beveiligde inrichtingen
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. Gereed 1 januari 2006 2. Gereed 1 januari 2006 3. Deze maatregel, die niet los kan worden gezien van het doorplaatsen van in eerste aanleg veroordeelden (maatregel 108), is ondergebracht bij het programma Functionele Executie, als onderdeel van het omvangrijke verandertraject «De Nieuwe Inrichting» van de Dienst Justitiele Inrichtingen. Vanaf 1 januari 2006 wordt dit programma fsegewijs ingevoerd.
1. 2. 3.
1. 2. 3.
Toelichting op de nul- en streefwaarden: deze maatregel levert geen resultaat in directe plaatsen op. Meer beveiligde capaciteit komt sneller beschikbaar voor de doelgroep die dat niveau van beveiliging nodig heeft.
Toelichting op stand 1-1-2005
Stand per 1-1-2005
Stand per 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
76
31-12-2005
111
Nulwaarde: PM Streefwaarde: PM
Eindresultaat: a. Toepassen van publiekprivate samenwerking bij de realisatie en exploitatie van (een deel van) de penitentiaire inrichtingen die tot een gunstiger prijskwaliteit verhouding moet leiden; b. Vergroten doelmatigheid bij tenuitvoerlegging taakstraffen door een via PPS mogelijke vergroting van capaciteit en verlaging van de kostprijs
Publiekprivate samenwerking toepassen bij gevangeniswezen en bij taakstraffen
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
Activiteiten betreffende doel b 1. Onderzoek naar wenselijkheid en mogelijkheid PPS bij taakstraffen is afgerond en vertaald in voorstel (PM) 2. Contract(en) voor PPS/taakstraffen zijn gesloten (PM) 3. Implementatie is voorbereid (PM)
Activiteiten betreffende doel a 1. Onderzoek naar wenselijkheid en mogelijkheden PPS voor GW is afgerond en vertaald in voorstel (01-12-2003) 2. Contract(en) voor PPS/inrichting(en) zijn gesloten (01-07-2004) 3. Implementatie is voorbereid (01-122004)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3.
1. 2. 3.
Stand per 1-7-2004
Doel a 2. DJI werkt op dit moment aan het ontwikkelen van een nieuw detentieconcept. Daarbij zal aandacht worden besteed aan differentiatie in veiligheidsniveaus en regimes. In het kort komt het er op neer dat DJI werkt aan een nieuwe outputspecificatie. Deze operatie is ingezet om effectiever, efficiënter, functioneler en meer vraaggestuurd te kunnen werken. Een van de doelstellingen is reductie van de exploitatiekosten. Eerst wanneer voldoende duidelijkheid bestaat over het nieuwe detentieconcept, is het opportuun om te bezien of het sluiten van langjarige contracten met private partijen nog substantiële voordelen heeft op het gebied van prijs-kwaliteitverhouding c.q. doelmatigheid. Voor de vastgoedcomponent van detentie geldt dat thans nader onderzoek wordt gedaan door middel van het uitvoeren van een zogeheten publiek-private comparator (PPC) naar eventueel te behalen bedrijfseconomische voordelen van een PPSinrichting. Deze PPC wordt vooralsnog voor twee nog te ontwikkelen nieuwbouwinrichtingen, te weten het uitzetcentrum Rotterdam en een inrichting gebaseerd op het detentieconcept kortverblijvenden Lelystad, uitgevoerd. Naar verwachting zal hierover bij Voorjaarsnota 2005 meer duidelijkheid ontstaan. Doel b 1. Onderzoek naar de wenselijkheid en de mogelijkheden van PPS leidt tot de conclusie dat de organisatie van taakstraffen zich niet leent voor zuivere PPS-constructies, maar dat nader moet worden bezien wat de mogelijkheden zijn tot uitbesteding van delen van het werkproces van taakstraffen. Nadat besluitvorming heeft plaatsgevonden over de taken en organisatie van de reclassering zal dit worden nagegaan in het kader van het ontwikkeltraject reclassering (zie maatregel 124).
1. 2. 3.
1. 2. 3.
Toelichting op stand 1-1-2005
Stand per 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
77
115
Nulwaarde 1-7-2003: 293 Streefwaarde: 437
Eindresultaat: Het aantal ISD-plaatsen is met 144 uitgebreid, waarmee een dekking over het land is gerealiseerd. Van die 144 plaatsen zijn 36 plaatsen bestemd voor een SOVprogramma en 108 voor een programma-aanbod gebaseerd op de RISc
Speciaal programma voor verslaafde veelplegers (voorheen SOV) geïncorporeerd in de ISD m.i.v. 1-10-2004
Nulwaarde: zie onder activiteit 2 Streefwaarde: zie onder activiteit 2
Eindresultaat: Effectiviteit sanctietoepassing is toegenomen, overlast van veelplegers is afgenomen; vermindering van recidive wordt bereikt.
31-12-2007
1. Opstelling kader op basis van 144 plaatsen uit de 1000 t.b.v. veelplegers (01-09-2003) 2. Realisatie (als onderdeel van maatregel 114, activiteit 2) (31-12-2007)
1. Wetsvoorstel «Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders» (beoogde iwtr. 01-07-2004) 2. De volgende plaatsen zijn gerealiseerd 30 in 2003 272 in 2004 544 in 2005 967 in 2006 1000 in 2007
31-12-2007
114
Speciale categorale voorzieningen – veelplegers
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. 2.
1. Wetsvoorstel is tot wet verheven (Stb. 2004, 351) en in werking getreden op 1-10-2004. 2. ISD-plaatsen zijn beschikbaar. Pas nadat de ISD-maatregel door de rechter wordt opgelegd, wordt de ISD-capaciteit daadwerkelijk benut
1. 2.
1. 2.
1. 2.
Toelichting op stand 1-1-2005
Stand per 1-1-2005
Stand per 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
78
118
Nulwaarde en streefwaarde: beschikbaarheid diagnoseinstrument RISc
Eindresultaat: Landelijke toepassing van een betrouwbaar diagnose-instrument waarmee het recidive risico van plegers van misdrijven kan worden bepaald en de veroorzakende factoren
Programma TR. Effectieve interventies voor daarvoor in aanmerking komende gedetineerden – Diagnose-instrumentRISc
Nulwaarde: 0 Streefwaarde: bereikte behoeftevermindering van 200 plaatsen
Eindresultaat: Uitbreiding aan taakstraffen in combinatie met elektronisch toezicht voor bepaalde categorieën justiabelen is gerealiseerd, zodanig dat hierdoor vanaf 2006 de behoefte aan plaatsen met 200 is afgenomen
31-12-2006
31-12-2006
117
Vaker taakstraf + elektronisch toezicht ipv gevangenisstraffen van 6 tot 12 maanden
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. Een ontwikkelde en geteste eerste versie diagnose instrument RISc is beschikbaar (01-07-2003) 2. Een definitieve papieren versie diagnose instrument RISc is gereed (01-12-2003) 3. Invoeringsplan diagnose instrument RISc is voltooid (01-04-2004) 4. Was: Diagnose instrument RISc in geautomatiseerde informatiesystemen DJI en reclassering ingebouwd (01-07-2004) Wordt: Diagnose-instrument RISc in geautomatiseerde informatiesystemen van reclassering ingebouwd. 5. Diagnose instrument RISc gefaseerd ingevoerd (31-12-2006)
1. Ontwikkelen beleidskader voor ET en ED (01-04-2004) 2. Bereiken consensus met reclassering, OM en ZM over toepassing ET (01-04-2004) 3. Implementatie
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4. 5.
1. 2. 3.
Stand per 1-7-2004
4. Besloten is dat uitsluitend medewerkers van de reclassering RISc zullen afnemen. Inbouw RISc in informatiesystemen DJI is daarvoor dus niet nodig. Het nieuwe diagnose-instrument RISc is digitaal beschikbaar. Er is inmiddels een elektronische koppeling mogelijk met het bestaande geautomatiseerde cliëntvolgsysteem van de reclasseringsorganisaties. 5. De landelijke implementatie zal eind 2005 zijn afgerond.
1. De werkgroep die adviseert over de plaats van ED in het sanctiestelsel wil bij de advisering de resultaten van de evaluatie van de pilot ED (zie maatregel 107) betrekken. Omdat deze is vertraagd zal het advies van de werkgroep ook later (voor 1 mei) worden gegeven. 2. De promotiecampagne die gezamenlijk is uitgevoerd door het OM en de reclassering is afgerond. Voor zover daar in de arrondissementen behoefte aan was is een mondelinge toelichting gegeven op de maatregel en konden vragen over de mogelijkheden en de praktische uitvoering worden gesteld. Bij deze bijeenkomsten was ook de ZM uitgenodigd. 3. Bij de reguliere p&c-cyclus van het OM wordt informatie opgevraagd over de mate waarin de doelstelling voor 2004 is gehaald. In april 2005 zijn de realisatiecijfers voor 2004 bekend.
1. 2. 3.
1. 2. 3. 4. 5.
Toelichting op stand 1-1-2005
Stand per 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
79
120
Nulwaarde en streefwaarde: beschikbaarheid van een transparant samenwerkingsmodel
Eindresultaat: Een transparant samenwerkingsmodel tussen gevangeniswezen en reclassering voor reïntegratie trajecten van gedetineerden is landelijk ingevoerd
Programma TR verbetering samenwerking gevangeniswezen – reclassering
Nulwaarde en streefwaarde: beschikbaarheid aanbod effectieve gedragsinterventies
Een dekkend aanbod van effectieve gedragsinterventies voor gedetineerden om recidive te verminderen
31-12-2005
1. opstellen concept samenwerkingsmodel is voltooid (01-04-2003) 2. uitwerking en toetsing in 3 pilots heeft plaatsgevonden (01-07-2004) 3. model reïntegratieplan is gereed gekomen (01-10-2003) 4. definitief samenwerkingsmodel + implementatieplan is vastgesteld (01-07-2004) 5. landelijke implementatie is voltooid (01-12-2005).
1. Voorbereiding experimentele introductie cognitieve vaardigheidstraining is gerealiseerd (01-12-2003) 2. Voorstel voor uitbreiding van het interventieaanbod voor verslaafde gedetineerden is gereed (01-03-2004) 3. Verbeterplan bestaande interventies incl. accreditatieregeling en implementatieplan zijn beschikbaar gekomen (01-07-2004) 4. Experimentele introductie nieuwe interventies en verbetering van bestaande interventies worden uitgevoerd (31-12-2006)
31-12-2006
119
Programma TR Effectieve gedragsinterventies voor gedetineerden
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. 2. 3. 4. 5.
1. 2. 3. 4.
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3. 4. 5.
1. 2. 3. 4.
Stand per 1-1-2005
5. In 2005 zal het samenwerkingsmodel worden geïmplementeerd in vijf penitentiaire regio’s. De verdere landelijke implementatie (uitrol) wordt uit een oogpunt van efficiëntie en effectiviteit geïntegreerd in de transformatie Functionele Executie die het gevangeniswezen vanaf 2006 zal ondergaan. De aanvankelijke einddatum voor de implementatie (31-12-2005) zal niet worden gehaald. NB: In het kader van de verbetering samenwerking GW/reclassering is er een nieuw samenwerkingsmodel opgezet, inmiddels gefiatteerd door het Opdrachtgevers overleg. Wordt reeds in pilotfase uitgetest, 2005 wordt het aantal pilots verbreed.
4. Begin maart is het rapport Gedragsinterventies openbaar gemaakt. Opdrachten tot ontwikkeling van nieuwe interventies zijn uitgezet en de voorzitter van de erkenningscommissie is benoemd. Vanaf najaar 2005 zal de erkenningscommissie de beoordeling van nieuwe gedragsinterventies ter hand nemen.
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
80
1. Opstellen verbeterplan nazorgvoorzieningen is gerealiseerd (01-072003) 2. Inventarisatie verbeterpunten is gerealiseerd (01-12-2004) 3. Inrichten van organisatiestructuur/ nationale taskforce ten behoeve van de implementatie aansluiting nazorg ex-gedetineerden en specifiek veelplegers (01-07-2005) 4. Opstellen implementatieplan aansluiting nazorg. Dit implementatieplan omvat onder andere de volgende onderdelen: a. Opzetten van een nazorgketen die start met casusoverleg voorafgaande aan detentie van veelplegers en waarin afspraken worden gemaakt over de intentie en vorm van zorg; b. Invullen van de verantwoordelijkheden als gevolg van de afspraak met de G-4 dat wanneer tijdens detentie van de veelpleger de zorg sober is, de gemeente nadien het wettelijk minimum aan zorg zal aanbieden; c. Definitie van het begrip nazorg en vaststelling van de inhoud en werkwijze van de zorgketen worden vastgesteld; d. Verbreding van de afspraken met de G-30 over (na)zorg naar alle gemeenten. (31-12-2005) 5. Implementatie aansluiting Nazorg voltooid (PM) 6. (Was activiteit 3) Pilots toeleiding drangtrajecten voor verslaafde veelplegers zijn gehouden (01-07-2004) 7. (Was activiteit 4) Landelijke intensivering drangbeleid voor verslaafde veelplegers is voltooid (01-12-2006)
31-12-2006
121
Nulwaarde en streefwaarde: PM
Eindresultaat: Een betere aansluiting van reïntegratie trajecten van gedetineerden op maatschappelijke nazorgvoorzieningen is bereikt.
Programma TR Verbetering aansluiting nazorgvoorzieningen voor gedetineerden
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. 2. 3. 4.
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Stand per 1-1-2005
Bevat intensivering naar aanleiding van MTR
6. Evaluatie van de pilots vindt momenteel plaats en komt in februari 2005 beschikbaar. 7. Besluitvorming hierover zal plaatsvinden aan de hand van de uitkomsten van de evaluatie. Wordt betrokken bij de beleidsbrief aan de Tweede Kamer die in voorbereiding is (planning: voorjaar 2005).
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
81
124
122
121a
Eindresultaat: Positionering en aansturing van reclassering die in overeenstemming is met (wettelijke) taken
Nieuwe besturingsvormen uitvoeringsorganisaties – herpositionering Reclassering
Doel: vermindering van recidive
Het huidig automatisme van de onvoorwaardelijk vervroegde invrijheidstelling uit detentie op 2/3 van de vrijheidstraf is vervangen door invrijheidstelling onder voorwaarden op 2/3 van de vrijheidsstraf.
Invoering voorwaardelijke invrijheidstelling (VI), waarin het penitentiair programma opgaat, vanaf 2/3 van de straf
Nul- en streefwaarde: PM
Betere aansluiting tussen zorginterventies en justitiële interventies. Beleidsvoornemens moeten in 2005 geformuleerd worden.
Beter aansluiten van zorgverlening en justitiele interventies
VPMaatregel nummer Doelstelling
31-12-2007
01-07-2006
Streefdatum realisatie doelstelling
1. Een ontwikkelde en vastgestelde Beleidsvisie op toekomstig takenpakket reclassering en consequenties voor positionering en aansturing zijn bepaald (01-03-2005) 2. Opstellen wetsvoorstel Wet op de reclassering (01-01-2007)
1. Beoogde indiening TK van wetsvoorstel (was: 01-03-2005; wordt 01-06-2005) 2. Voorbereiden invoering is voltooid (01-05-2006) 3. Invoering is gestart (01-07-2006)
1. In kaart brengen van de behoefte aan, de capaciteit en de financiering van zorg in justitieel kader (31-01-2005) 2. Formuleren van voorstellen voor verbetering van de besturing en de financiering van zorg in justitieel kader en van de doorstroming naar de vervolgvoorzieningen in de (geestelijke) gezondheidszorg (30–04-2005) 3. Consulteren betrokken en belanghebbende (veld)organisaties 31-05-2005) 4. Informeren Eerste en Tweede Kamer over voorstellen ter verbetering van de aansluiting zorginterventies en justitiële interventies 30–06-2005 5. Uitvoering van de voorstellen ter verbetering van de aansluiting van zorgverlening en justitiële interventies (vanaf 01-10-2005)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2.
1. 2. 3.
Stand per 1-7-2004
1. Aan de Tweede Kamer is in oktober 2003 bericht dat het een globale visie betreft die in een meerjarig verandertraject wordt uitgewerkt en geïmplementeerd. De minister van Justitie heeft de Kamer op 15 maart 2005 nader geïnformeerd over taken, organisatie en besturing van de reclassering. De komende twee jaar zal voorzien worden in de aangekondigde veranderingen in de taakuitvoering, organisatie en besturing. 2. Afhankelijk van activiteit 1
1. Advies van de Raad van State ontvangen. Nader rapport is in voorbereiding; beoogde indiening bij de Tweede Kamer wordt 01-06-2005
1. 2. 3.
1. 2.
Betreft MTR-maatregel. In 2004 is geconstateerd dat de aansluiting tussen (geestelijke) gezondheidszorg en justitie onvoldoende is. De instroom in de Tbs is groter dan de uitstroom. Doordat de door- en uitstroom richting de GGZ onvoldoende tot stand komt ontstaan verstoppingen in het Tbs-systeem. Vergelijkbare problematiek doet zich voor bij voorwaardelijke modaliteiten waarbij zorg als bijzondere voorwaarde is opgelegd en bij gestoorden in detentie. Het streven is om in 2005 beleidsvoornemens te formuleren die leiden tot een verbetering in die aansluiting en een vergroting van de doorstroom van justitievoorzieningen naar GGZvoorzieningen. Concrete nul- en streefwaarden zijn nu echter nog niet te noemen.
Toelichting op stand 1-1-2005
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
82
2003/2004/ 2005
128
Nulwaarde en streefwaarde: afhankelijk van convenanten en bestuursakkoorden
Het in het kader van de uitvoering van het VP, maken van sluitende afspraken met gemeenten over het lokale veiligheidsbeleid die in logische samenhang zijn met de afspraken met de andere ketenpartners
Afspraken met betrokken overheden en bedrijven (i.c. gemeenten) Veiligheid als vierde pijler binnen GSB
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
Paragraaf 4.4 Preventie en Openbaar bestuur
1. Afspraken met G30 a. in samenspraak met betrokken ministeries en steden formuleren van outputdoelstellingen voor de aanvullende afspraken met de G30 voor het jaar 2004 obv de huidige convenanten (01-07-2003) b. In samenspraak met betrokken ministeries steden, formuleren van outputdoelstellingen voor de nieuwe convenantperiode GSB III (2005–2009) waarbij een vierde pijler veiligheid tot stand wordt gebracht (30–04-2004) c. Het door de G30 formuleren van hun ambities op de outputdoelstellingen (01-11-2003–01-11-2004) d. het sluiten van convenanten met de G30 voor de GSB3-periode (31-01-2005) 2. Afspraken met overige gemeenten Voorbereiden van de afspraken die met de overige gemeenten gemaakt worden over het thema veiligheid: een nieuw bestuursakkoord met VNG en IPO (01-07-2003–01-10-2003)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
2.
1.
a. b. c. d.
Stand per 1-7-2004
2.
–
Bevat intensivering naar aanleiding van MTR
2. De afspraken over veiligheid met de niet GSB gemeenten zijn, door toedoen van het uitblijven van het vervolg bestuursakkoord, nog niet van de grond gekomen. Inmiddels is wel het Project Veilige Gemeenten gestart dat o.a. in deze behoefte zal voorzien. Basis voor actviteit 2 is hiermee komen te ontvallen. Zie verder maatregel 128a.
c. De 30 grote steden hebben op 15 november hun definitieve meerjarige ontwikkelprogramma’s ingediend bij het rijk. Hierin zijn ook de ambities voor veiligheid opgenomen. d. De ondertekening van de convenanten staat gepland voor medio maart 2005. Ter voorbereiding van de ondertekening wordt nu in overleg met de steden de laatste hand gelegd aan de teksten zoals die in de convenanten worden opgenomen.
1.
1.
a. b. c. d.
Toelichting op stand 1-1-2005
Stand per 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
83
130
128a
Aanpak onveiligheid Openbaar vervoer (uitbrengen en uitvoeren van aanvalsplan sociale veiligheid
Aan het einde van deze kabinetsperiode: 1. zijn de gemeenten afdoende gefaciliteerd (en aangejaagd) voor het oppakken van de regierol 2. zijn de knelpunten die zich voordoen bij het oppakken van de regierol aangepakt 3. kunnen de prestaties van gemeenten worden gemeten (benchmark/ prestatievergelijking) 4. Zijn de mogelijkheden voor een eenduidig sturingsconcept (horizontaal en verticaal) verkend
Doel is het verhogen van de prestaties van – met name kleine en middelgrote – gemeenten op het gebied van integrale veiligheid
Verhogen van de prestaties van gemeenten m.b.t. integraal veiligheidsbeleid met daarbij de nadruk op de kleine en middelgrote gemeenten.
VPMaatregel nummer Doelstelling
Streefdatum realisatie doelstelling
Over voortgang van deze maatregel wordt apart gerapporteerd
1. Plan van aanpak project Veilige gemeenten naar Tweede Kamer (medio 2005) 2. Gemeenten afdoende faciliteren (en aanjagen) voor het oppakken van de regierol (eind 2006 en verder) 3. Knelpunten bij het oppakken van de regierol door gemeenten aanpakken (eind 2006 en verder) 4. Meten van prestaties van gemeenten op het gebied van veiligheid (benchmark) (eind 2006 en verder) 5. Eenduidig sturingsconcept (horizontaal en verticaal (eind 2006 en verder)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-1-2005
De rapportage over dit onderwerp wordt in het jaarverslag 2004 van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, dat in mei 2005 uitkomt, meegenomen. De afspraken tussen partijen in het nationaal veiligheid arrangement worden nu uitgewerkt door operationele diensten. Dit heeft reeds geleidt tot verbeteringen in de opvolgingsketen. De evaluatie van het aanvalsplan start medio 2005.
Betreft MTR-maatregel
Project is 1 november 2004 begonnen en bevindt zich in de opstartfase
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
84
2003–2006
131
Was: Snel, doelgericht en in nauwe samenwerking met Justitieorganen en ketenpartners interveniëren bij veiligheidsproblematiek waardoor de veiligheid in wijken vergroot wordt Wordt: Snel, doelgericht en in nauwe samenwerking met Justitieorganen en ketenpartners interveniëren bij veiligheidsproblematiek waardoor de veiligheid in wijken of ten aanzien van specifieke problemen vergroot wordt Nulwaarde: 0 Streefwaarde 2005: 5 initiatieven 2006: 10 initiatieven 2007: 20 initiatieven (op basis van financiering vanuit het budget voor Jib nieuwe stijl)
Justitie in de Buurt
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. In gang zetten van het Jib-nieuwe-stijlbeleid (01-04-2005) 2. overgang voor de huidige Jib-bureaus (01-04-2007)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2.
Stand per 1-7-2004
Toelichting op stand 1-1-2005
1. De eerste vijf aanvragen voor Jib-nieuwe stijl zijn in december 2004 door de adviescommissie terzake beoordeeld
Stand per 1-1-2005
1. 2.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
85
134
Creëren van wettelijk kader
Gemeentelijk cameratoezicht
Nulwaarden: 890 000 p-v’s voor parkeren en 52 000 p-v’s voor APV op jaarbasis
1. Versterking van gemeentelijk toezicht op de naleving en handhaving van regels door het beproefde concept van programmatische handhaving verder uit te dragen bij gemeentelijke overheden 2. Het langs programmatische lijnen ontwikkelen van het handhavend werk van de centrale overheid in het kader van het Programma «Rijk aan Handhaving» 3. Uitbreiding mogelijkheden bestuurlijke handhaving door introductie bestuurlijke boete voor aan fout parkeren gerelateerde delicten van de Wet Mulder. 4. Met het oog op vergroting van veiligheid in het publieke domein, uitbreiding bestuurlijke handhaving inclusief bestuurlijke boete voor model APV-feiten ter versterking van toezicht en handhaving door gemeenten
Was: 2004; wordt: 01-07-2005
2004–2005
133
Versterking van de bestuurlijke handhaving (inclusief bestuurlijke boete)
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
Wetsvoorstel tot wijziging van de Gemeentewet en lagere regelgeving (beoogde iwtr. was: 01-04-2005; wordt 01-07-2005)
1. Verder uitdragen concept programmatische handhaving bij gemeentelijke overheden (31-12-2005) 2. Het langs programmatische lijnen ontwikkelen van het handhavend werk van de centrale overheid in het kader van het Programma «Rijk aan Handhaving» (31-12-2005) 3. Uitbreiding mogelijkheden bestuurlijke handhaving door introductie bestuurlijke boete voor aan foutparkeren gerelateerde delicten (01-01-2005) 4. Met het oog op vergroting van veiligheid in het publieke domein, uitbreiding bestuurlijke handhaving, inclusief bestuurlijke boete voor model APV-feiten ter versterking van toezicht en handhaving door gemeenten: a. Consultatieronde VNG, RHC, KBB en College van PG’s (01-09-2003 tot 01-10-2003) b. Verzending brief in juli 2003 aan de Tweede Kamer met voorstel over mogelijkheden uitbreiding bestuurlijke boete (was: 31-07-2003; wordt: 31-03-2004) c. Start wetgevingstraject op basis van definitief besluit Tweede Kamer (beoogde iwtr. medio 2005)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4. a. b. c.
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3. 4. a. b. c.
Stand per 1-1-2005
Zie voor stand van zaken bijlage IV Wetgevingsprogramma. Parallel hieraan wordt gewerkt aan de uitvoeringsregelingen bij het wetsvoorstel. Er wordt een certificatieregeling opgesteld op grond waarvan alleen camerasystemen en ruimten mogen worden gebruikt die zijn aangelegd en ingericht door een gecertificeerde installateur. De personen die betrokken zijn bij de uitvoering van het cameratoezicht zullen ook bij de certificatie betrokken worden, bijvoorbeeld door bepaalde cursuseisen
2. Er lopen twee pilots (Flora- en Faunawet en Inspectie beveiliging burgerluchtvaart) inhoudende het langs programmatisch handhaven ondersteunen van LNV en de Nctb bij het ontwikkelen van een interventiestrategie. Medio 2005 worden deze pilots afgerond. 3. Het nader rapport n.a.v. het raadsadvies is in de maak (medio februari gereed). Na akkoord MR (eind februari) zal het wetsvoorstel met MvT en nader rapport begin maart 2005 naar de TK worden verzonden voor parlementaire behandeling. Beoogde datum van inwerkingtreding van de wet is 1-1-2006. Reden van vertraging is dat de Raad van State meer tijd nodig heeft gehad voor het advies en V&W meer tijd nodig heeft voor overleg met de wegbeheerders 4. c. Het nader rapport n.a.v. het raadsadvies is in de maak (medio februari gereed). Na akkoord MR (eind februari) zal het wetsvoorstel met MvT en nader rapport begin maart 2005 naar de TK worden verzonden voor parlementaire behandeling. Beoogde datum van inwerkingtreding van de wet is 1-1-2006. Reden van vertraging is dat de Raad van State meer tijd nodig heeft gehad voor het advies.
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
86
1. Beleidsbrief cannabis aan de TK (01-06-2003) 2. Implementatie van de voorstellen (01-07-2004)
2004
136
Was: De uitvoering van maatregel 135 vindt plaats in het kader van maatregel 128 en 145 (01-01-2005) Wordt: 1. Veiligheidseffectrappor tage (VER) (C,T,F) 31-12-2007 2. Aanpak fietsendiefstal (F) 31-12-2007 3. Kwaliteitsborging Cameratoezicht. (C) 31-12-2005 4. Evaluatie wet cameratoezicht. (C) 31-12-2010 5. Lokale veiligheid arrangementen. (C,T,F) 31-12-2005 6. Uitvoering convenanten G30 (C,T,F) 31-12-2009 C = cameratoezicht T = extra toezichthouders F = fysieke maatregelen
2004 e.v.
Nulwaarde en streefwaarde: PM
Aanscherpen beleid t.a.v. coffeeshops en huisteelt nederwiet (presenteren uitgewerkte voorstellen voor aanpak)
Nulwaarde en streefwaarde: PM
Het openbaar vervoer, stations, winkelcentra en andere semipublieke ruimtes – zoals zwembaden – die op basis van lokale veiligheidsanalyse een verhoogd risico kennen, zijn in 2005 voorzien van cameratoezicht, extra toezichthouders dan wel via fysieke maatregelen extra beveiligd
Uitbreiding cameratoezicht
135
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. 2.
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Stand per 1-1-2005
1. Het CCV is op dit moment bezig om het implementatieproces van het VER vorm te geven. Hierbij wordt (vooraf) inzichtelijk gemaakt welke veiligheidsrisico’s zijn verbonden aan een groot ruimtelijk of infrastructureel project. 3. Het CCV is momenteel bezig om een kwaliteitsborgingsinstrument te ontwikkelen (certificering) die vervolgnes wordt geïmplementeerd en waarover de gemeenten worden voorgelicht. 4. Nulmeting tbv evaluatie wordt vierde kwartaal 2005 gedaan. Vervolgens zal in 2006 een eerste monitor/evaluatie verschijnen. 5. Het CCV heeft de opdracht in 2005 het afsluiten van de arrangementen (door gemeenten, politie, OM, openbaar vervoer ondernemers en andere partners) te bevorderen. 6. In de convenanten met de grote steden over veiligheidsbeleid vallen ook afspraken mbt cameratoezicht, extra toezichthouders en fysieke maatregelen.
De planning om deze activiteiten per 1-1-2005 afgerond te hebben bleek niet reëel: de activiteiten die in het kader van deze maatregel uitgevoerd worden, zijn in verschillende andere activiteiten/ programma’s opgepakt die een langere doorlooptijd hebben . Zo maken situationele preventieve maatregelen ook onderdeel uit van de activiteiten die in het kader van het Keurmerk Veilig Ondernemen, de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan en AVO I en AVO II worden opgepakt. Hierover wordt in de formats 145 en de verschillende deelformats verder gerapporteerd.
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
87
138
Nulwaarde en streefwaarde G30: (2004-2005): 30 Nul- en streefwaarde overige gemeenten: PM
Om zicht te krijgen op de lokale veiligheidssituatie maken de gemeenten zelf een veiligheidsanalyse. Deze analyse kan vervolgens worden gebruikt voor het opstellen van een lokaal veiligheidsplan. Het regionale beleidsplan politie hangt samen met de lokale veiligheidsplannen.
Analyse/opstellen van eenduidig beeld veiligheidssituatie Lokale veiligheidswensen in regionale beleidsplannen politie
Uitbreiding toezicht en handhaving in het publieke domein
Vanaf 2003
1. Het maken van afspraken met gemeenten (GSB en overige) dat iedere gemeente een lokale veiligheidsanalyse maakt (01-07-2003) 2. Het gebruik maken van het regionaal college als orgaan om de lokale veiligheidsplannen af te stemmen op de regionale beleidsplannen (continue)
Onderzoek naar: 1. uitbreiding opsporingsbevoegdheid groene BOA (01-01-2004) 2. uitbreiding opsporingsbevoegdheid OVBOA (01-10-2003) 3. uitbreiding territoriale bevoegdheid groene BOA (01-09-2003) 4. mogelijkheden inhuur door gemeenten van particulieren voor BOA-taken (01-01-2004) 5. doorstroming stadswachten naar BOA-functies (01-01-2004) 6. invoering BOA-insigne (01-01-2005)
01-01-2005
137
Uitbreiding inzet particuliere beveiliging, buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA en stadswachten
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. 2.
1. 2. 3. 4. 5. 6.
/
/
Stand per 1-7-2004
©
1. 2.
1. 2. 3. 4. 5. 6.
/
/
Stand per 1-1-2005
©
1. De G30 hebben in het kader van GSB allemaal hun MOP’s aangeleverd met daarin doelstellingen op het gebied van veiligheid. In alle MOP’s is een veiligheidsanalyse opgenomen die ten grondslag ligt aan de gemaakt keuzes in het MOP. Voor wat betreft de overige gemeenten zijn er nog geen afspraken gemaakt over veiligheid (zie maatregel 128). In het project Veilige Gemeenten (M-128a) zal ook voor dit onderwerp aandacht zijn. 2. Deze activiteit is een continu proces. Voor de GSB gemeenten geldt dat alle afspraken die gemaakt worden over veiligheid inmiddels zijn afgestemd met de lokale driehoek en de AJB’s. Voor wat betreft de afstemming van de plannen van de niet GSB gemeenten moet worden geconstateerd dat ook dit punt van aandacht zal zijn in het Project Veilige gemeenten.
4. De circulaire functielijst boa is aangepast. Op basis van de nieuwe circulaire is het mogelijk dat enkele boa-functies op het terrein van kleine ergernissen onder voorwaarden door particuliere functionarissen worden bekleed. 6. De diverse boa-functies zijn dermate gedifferentieerd dat de besluitvorming rond de randvoorwaarden zorgvuldig dient te worden vormgegeven. Inmiddels is opdracht verleend tot het ontwerpen van een boa-insigne. De vereiste wijzigingen in wet- en regelgeving, alsmede de diverse mogelijkheden voor het beheer van het insigne worden geïnventariseerd.
Maatregel bestond oorspronkelijk uit 7 activiteiten. De «oude» activiteit 3 is vervallen. Uitbreiding bevoegdheid is niet noodzakelijk gebleken. De activiteiten 4–7 zijn vernummerd tot 3–6. Zie eveneens vierde voortgangsrapportage.
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
88
1. De wijkgerichte aanpak als (was: procesdoelstelling; wordt:) aandachtspunt meenemen in het GSB en het Beleidskader GSB 3 (01-10-2003) 2. Voortzetting «Onze Buurt aan Zet» (2003 evj)
31-12-2005
140
Betrokkenheid vergroten en borgen van bedrijven, instellingen en burgers in de verbetering van de veiligheidssituatie in de (hun) wijk.
Wijkgerichte aanpak van veiligheid
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. 2.
Stand per 1-7-2004
Toelichting op stand 1-1-2005
1. Wordt meegenomen bij de uitvoering van maatregel 128. De wijkgerichte aanpak als zodanig is geen procesdoelstelling meer binnen het GSB (met uitzondering van de afspraak over de versnelling in de 56 VROM-wijken). Wel zullen de steden een wijkgerichte aanpak hanteren en de resultaten van dit beleid (van die aanpak) zullen worden gevolgd via de GSB monitor.
Stand per 1-1-2005
1. 2.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
89
2006
141
Het kabinet wil in enkele jaren bereiken dat er een landelijk dekkend netwerk ontstaat van advies- en steunpunten (front office) waarachter regionale en lokale samenwerkingsverbanden (back office) een sluitende en effectieve aanpak bieden. Hierbij nemen de gemeenten de regie. Uiterlijk in 2008 is er een dekkend netwerk van advies- en steunpunten huiselijk geweld in de centrumgemeenten vrouwenopvang. Eind 2006 moeten minimaal 250 gemeenten beleidsplannen huiselijk geweld in uitvoering hebben. Het aantal eerste meldingen bij de politie , met name in de grote steden, moet stijgen met 20%, het aantal herhaalde meldingen moet dalen met 20%. Tussenstand per 1 januari 2005: Alle 35 centrumgemeenten voor de vrouwenopvang hebben een aanvraag ingediend. In 2004 zijn ca. 59 gemeenten aangesloten bij een advies- en steunpunt huiselijk geweld; 13 gemeenten hadden een eigen advies- en steunpunt binnen de gemeentegrenzen.In 2004 zijn ruim 56 000 incidenten mbt huiselijk geweld geregistreerd.
a. Het ontwikkelen van een sluitende aanpak voor huiselijk geweld die eraan bijdraagt dat huiselijk geweld effectiever bestreden kan worden b. Ontwikkelen van pilots vrouwenveiligheidsindex
a. Huiselijk geweld b. Geweld tegen vrouwen
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
Uitvoering kabinetsnota Prive geweld – Publieke Zaak (01-04-2002) 1. opstellen plan van aanpak huiselijk geweld in allochtone kring (01-09-2003) en vervolgens in uitvoering nemen 2. bepaling standpunt nav onderzoek voor uithuisplaatsing van plegers huiselijk geweld (01-01-2004) 3. Inrichting monitor aanpak van huiselijk geweld (01-12-2003 eerste inventarisatie) 4. Ontwikkeling van ondersteuningsaanbod gemeenten (01-09-2003) 5. Inventarisatie knelpunten regelgeving mbt privacy en beroepsgeheim (01-01-2004) 6. Voortgangsrapportage aan de TK (01-10-2003) 7. Realiseren van vier lokale pilots Vrouwen Veiligheidsindex (VVI) (01-01-2005) Kabinetsstandpunt motie 100 Hirsi Ali «huiselijk geweld/geweld tegen vrouwen» (31-12-2003) 8. Ondersteuning regionale activiteiten 9. Tijdelijks stimuleringsregeling adviesen steunpunten huiselijk geweld
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Stand per 1-7-2004
Toelichting op stand 1-1-2005
1. Het project «Praten doet geen pijn» is afgerond. In een handboek zijn de methoden beschreven die ontwikkeld zijn door TransAct en een aantal minderhedenorganisaties om huiselijk geweld in allochtone kring bespreekbaar te maken. De organisaties werken nu een plan uit voor de implementatie ervan. 2. Op 9 juli 2004 heeft het kabinet zijn standpunt m.b.t. invoering van een wettelijk huisverbod voor plegers van huiselijk geweld aan de Kamer kenbaar gemaakt (TK 2003-2004, 28 345, nr. 25). Het kabinet kiest ervoor om m.b.v. een aparte wet een preventief huisverbod mogelijk te maken. Op 8 december 2004 heeft de Kamer tijdens een overleg over dit onderwerp brede steun voor het kabinetsvoornemen uitgesproken. Het wetsontwerp wordt thans uitgewerkt. De planning is dat het wetsvoorstel en de memorie van toelichting in de loop van 2005 bij de Tweede Kamer worden ingediend. Inmiddels wordt een implementatieplan uitgewerkt waarvan de uitvoering al in 2005 start. 3. Een herhaalde inventarisatie van de aanpak huiselijk geweld is in voorbereiding en zal in de loop van 2005 worden gerealiseerd. Geïnventariseerd wordt de aanpak door gemeenten, politie, OM en hulpverlening. Voorziene opleverdatum: 1 september 2005. Op basis van deze inventarisatie zal in 2005 een besluit genomen worden met betrekking tot een landelijke publiekscampagne huiselijk geweld 4. Het VNG-programma «Huiselijk geweld» is in uitvoering en heeft een looptijd tot eind 2006. Het streven is om daarmee uiteindelijk tenminste 250 gemeenten te hebben bewogen om beleid te maken t.a.v. huiselijk geweld. De belangstelling voor gemeentekringen, die in het kader van dit programma worden georganiseerd,
Stand per 1-1-2005
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
90
Bekend is o.m. dat slechts 12% van alle huiselijk geweld-zaken bij de politie gemeld worden. Ruim 36% van de incidenten huiselijk geweld, die gemeld worden bij de politie, heeft tot een aangifte geleid. Ca. 48 gemeenten hebben huiselijk geweld opgenomen in hun beleidsplan veiligheid, vrouwenopvang of gezondheidsbeleid en hebben 16 gemeenten een apart «beleidsplan huiselijk geweld» opgesteld.
VPMaatregel nummer Doelstelling
Streefdatum realisatie doelstelling
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Stand per 1-7-2004
Stand per 1-1-2005
9.
8.
7.
6.
5.
is groot, de belangstelling voor de inzet van consulenten en ambassadeurs voor huiselijk geweld is zeer groot. Voorzien wordt dat het beoogde aantal gemeenten ruimschoots zal worden bereikt. In 2004 zijn via dit programma zgn. toolkits voor lokale en regionale publiekscampagnes verspreid. Bijgehouden zal worden hoeveel gemeenten een lokale/regionale publiekscampagne starten. De helpdesk privacy is operationeel en werkt conform plan. In april 2004 heeft de Tweede Kamer er bij motie van lid Dittrich (28 345, nr. 17) op aangedrongen bij huiselijk geweld registratie op etniciteit mogelijk te maken. Met de politie wordt overleg gevoerd om te bezien of het mogelijk is om in één of twee politieregio’s een pilotproject te starten waarmee wordt nagegaan of registratie op etniciteit mogelijk is en meerwaarde heeft voor de politie-aanpak. De bedoeling is dat een dergelijk pilotproject in 2005 wordt uitgevoerd. De toegezegde Voortgangsrapportage is op 6 december 2004 aan de Tweede Kamer gestuurd (TK 2004-2005, 28 345, nr. 26) De vijf pilots zijn afgerond. De resultaten van de vijf pilotlokaties worden vergeleken en vastgelegd in een eindrapport.Eind januari 2005 zal het Verwey Jonker Instituut de eindrapportage over de VVI opleveren. De toolkits voor lokale en regionale publiekscampagnes huiselijk geweld zijn in 2004 samengesteld en in januari 2005 verspreid onder alle gemeenten. Zie activiteit nr. 4. Alle 35 centrumgemeenten vrouwenopvang hebben voor de jaren 2005 en 2007 een uitkering verkregen voor de oprichting of uitbreiding van een adviesen steunpunt huiselijk geweld. Deze oprichting of uitbreiding moet vòòr 1 januari 2006 gerealiseerd zijn. Na 2007 worden de middelen structureel toegevoegd aan de middelen die voor de vrouwenopvang beschikbaar zijn.
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
91
1. Onderzoek naar de samenhang tussen huiselijk geweld en straatgeweld (31-12-2004) 2. Opstellen van een beleidsverkenning geweld (31-03-2005) 3. Evaluatie van experimenten met gedragscodes en -protocollen (31-09-2005) 4. Aanpak alcoholmisbruik (31-12-2005) 5. Evaluatie en voortzetting campagne geweld op school – DJJ (31-12-2005) 6. Inventariseren en oplossen van knelpunten in de strafrechtelijke aanpak (31-12-2005) 7. Onderzoek aanpak mediageweld – OCW (31-12-2006) 8. Evaluatieonderzoek naar de effectiviteit van projecten (31-12-2006) 9. Stimuleren van succesvolle initiatieven tegen agressie en geweld (31-12-2008) 10. Bevorderen van gedragscodes en -protocollen (31-12-2008) 11. Verbeteren van de samenhang tussen de preventieve en repressieve aanpak (31-12-2008)
31-12-2008
141a
Een ombuiging in de trend van stijgende geweldscriminaliteit (thans nog toenemend met circa 1% jaarlijks
Een intensivering van de aanpak van geweld gedurende de tweede helft van de uitvoering van het veiligheidsprogramma
Aanpak agressie en geweld
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Stand per 1-1-2005
Betreft MTR-maatregel
10. Afhankelijk van actie 6
1. Betreft document TK 2004-2005, 28 345, nr. 33
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
92
31-12-2008
141b
1. Sluiten van 22 arrangementen 2. Nulmeting ten aanzien van de te bereiken doelstellingen naar aanleiding van het gesloten arrangement wordt in 2005 uitgevoerd. De beoogde eindsituatie, op 31 december 2008 is als volgt: • Vermindering van de oververtegenwoordiging van het aantal Antilliaanse voortijdig schoolverlaters ten opzichte van de totale leeftijdsgroep met 50%. • Vermindering van de oververtegenwoordiging van het aantal Antilliaanse werkloze jongeren tot 25 jaar ten opzichte van de totale leeftijdsgroep van 30%. • Vermindering van de oververtegenwoordiging van Antilliaanse criminele jongeren van 12 tot 25 jaar ten opzichte van de totale leeftijdsgroep van 30%.
Terugdringen van voortijdig schoolverlaten, jeugdwerkloosheid en criminaliteit onder Antilliaanse jongeren
Aanpak Antilliaanse risicojongeren
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
A. Bestuurlijke arrangementen 1. Maken van afspraken in bestuurlijke arrangementen met de zogenaamde 18 Antillianen gemeenten (ondertussen gaat het om 22 gemeenten). Looptijd van arrangementen is tot eind 2008 (ondertekening van de eerste arrangementen in april 2005 & twee ronde in juli 2005)) 2. Gedurende de looptijd (2005-2008) monitoring van de uitvoering van de arrangementen. Er is een mid-term evaluatie gepland in eerste helft 2006 (31-12-2008) 3. Evaluatie van de bestuurlijke arrangementen/kabinetsnotitie Antilliaanse jongeren (31-12-2008) B. Bovenlokale activiteiten door het ministerie van Jusititie in samenwerking met andere ministeries en organisaties 1. State-of-the Art studie zal in 2005 worden afgerond (30–04-2005) 2. a. Uitvoeren van quick scan naar de mobiliteit en de grootte van de groep niet geregistereerde Antilliaanse jongeren (31-12-2005) b. Kennisuitwisseling zal plaatsvinden tijdens bijeenkomsten die in 2005 één keer, en in 2006, 2007 en 2008 twee keer zullen worden georganiseerd (2 keer per jaar tot 31-12-2008) 3. Oprichting door FORUM van bovenlokale interventieteam Veiligheid en Jeugd met Antilliaanse expertise 4. In overleg met het College van Procureurs-generaal bevorderen dat het Bovenregionaal Recherche Overleg (BRO) de aanpak door bovenregionale rechercheteams (BRT’s) van criminaliteit gepleegd door Antilliaanse jongeren tot prioriteit benoemt (31-12-2005)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Stand per 1-7-2004
B 1. 2. 3. 4.
A 1. 2. 3.
Stand per 1-1-2005
B. Opzetten van samenwerkingsstructuur en inschakelen van partijen wordt afgerond in 2005
Betreft MTR-maatregel 1. Op 4 oktober 2004 is de notitie Antilliaanse risicojongeren aan de Tweede Kamer aangeboden (TK 2004–2005, 26 283, 19) Hierin zijn de instrumenten opgenomen die aan bovengenoemde doelstellingen bijdragen: afsluiten bestuurlijke arrangementen met gemeenten, bovenregionale activiteiten en onderzoek naar migratieregulerende maatregelen. Op dit moment wordt gewerkt aan het sluiten van de bestuurlijke arrangementen met de Antillianengemeenten. Streefdatum voor ondertekening is april 2005 (eerste ronde) en juli 2005 (tweede ronde voor gemeenten die meer tijd nodig hebben om activiteiten te formuleren). De op 4 oktober 2004 door de ingestelde gemengde commissie heeft in november de regeringen van de Nederlandse Antillen en Nederland geïnformeerd niet tot een unaniem gedragen advies te kunnen komen. Op dit moment onderzoekt de Nederlandse regering mogelijke eenzijdig op te leggen maatregelen ten aanzien van de migratie van Antilliaanse (risico)jongeren. Parallel aan de activiteiten genoemd onder 1 wordt gewerkt aan het uitvoering geven aan de bovenregionale activiteiten. Een voorbeeld is de quick scan naar de mobiliteit en de omvang van de groep Antilliaanse (risico) jongeren die niet staat ingeschreven in het GBA (zie onder B)
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
93
31-12-2006
142
Nulwaarde: oververtegenwoordiging van allochtone jongeren in criminaliteit wordt tegengegaan Streefwaarde: 38 gemeenten zorgen in de periode 2001-2004 voor structurele inbedding van preventieactiviteiten in het algemeen jeugd- en veiligheidsbeleid
Voorkomen van marginalisering en criminaliteit onder allochtone jongeren door preventief lokaal beleid
Preventiebeleid 2001–2004; leerlingbegeleiding en stimulering taalontwikkeling
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. Was: Implementatie van een sluitende preventieve aanpak onder regie van gemeenten, en inbedding in het regulier lokaal beleid (31-12-2006) bestaande uit: a. Specifiek ontwikkeld beleid gericht op 38 gemeenten voor het voeren van lokaal preventiebeleid b. Algemeen ontwikkeld beleid met instrumenten, handreikingen, evaluatieonderzoek en uitwisseling opgedane praktijkervaringen Wordt: a. Implementatie van (succesvolle) activiteiten in het lokale beleid (o.m. door informatie-uitwisseling) (01-012006) b. Uitvoering van het evaluatieonderzoek preventiebeleid 2001–2004 (01-07-2006) c. Aanbieding aan Tweede Kamer van een kabinetsreactie op h et onderzoeksrapport preventiebeleid 2001–2004 (31-12-2006) 2. Stimulering taalontwikkeling in voor- en vroegschoolse periode en in het voortgezet onderwijs (31-12-2005) bestaande uit: a. opstelling plan van aanpak b. uitvoering plan van aanpak richting gemeenten 3. Intensivering mentoring en internaatachtige voorzieningen (31-12-2005)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3.
Stand per 1-7-2004
Toelichting op stand 1-1-2005
1. De gemeenten hebben voor de uitvoering van activiteiten en projecten verlenging gekregen t/m 31 december 2005. In najaar 2003 is het evaluatieonderzoek (naar proces en effect van het preventiebeleid) gestart, waarvan de uitkomsten medio 2006 worden verwacht. Als dan wordt een kabinetsreactie opgesteld. 2. Voor het eerste halfjaar is een plan van aanpak opgesteld en inmiddels ook voor het tweede halfjaar. 3. Er is een handreiking ontwikkeld en een landelijke conferentie georganiseerd. Momenteel wordt een landelijk netwerk mentoring opgezet. Ook wordt onderzocht hoe mentoring werkt voor risicojongeren en in het kader van jeugdwerkloosheid
Stand per 1-1-2005
1. 2. 3.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
94
142a
Prestaties/resultaten: PM
Op basis van de expertise van de politie opwerpen van extra drempels om – in aanvulling op de opsporing – criminaliteit te voorkomen.
Tegenhouden
VPMaatregel nummer Doelstelling
Streefdatum realisatie doelstelling 1. Inrichten voorlopige Landelijke Voorziening Tegenhouden binnen het ministerie van BZK, voor de adviezen die een meer landelijke aanpak vereisen (01-04-2005) 2. Opzetten systematiek voor het opstellen en indienen van een bestuurlijk advies (01-04-2005) 3. Uitzetten onderzoeksopdracht voor effectmeting Tegenhouden (01-06-2005) 4. Uitvoering onderzoek «meting van effecten van Tegenhouden in de praktijk» (01-05-2006) 5. Benoemen van indicatoren voor tegenhouden op basis van de effectmeting (01-05-2006)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-1-2005
Omdat het concept tegenhouden nieuw is zullen nadere prestaties/resultaten nog moeten worden gedefinieerd. Naar verwachting zal over prestaties/resultaten van tegenhouden in de volgende voortgangsrapportage meer en concrete informatie worden gegeven
1. Het betreft een voorlopige voorziening omdat op basis van toetsing in de praktijk wordt bezien op welke wijze de landelijke voorziening een meer permanent karakter dient te krijgen. 3. Om inzicht te krijgen in de effecten van de werkwijze tegenhouden, gaat een onderzoeksbureau de resultaten van enkele Amsterdamse tegenhoudenpraktijkvoorbeelden meten. Pilots eerst vaststellen, dan pas uitvoering van toepassing 5. Het onderzoeksbureau dat de effectmeting doet, krijgt tevens de opdracht mee om indicatoren voor de politie te ontwikkelen om daarmee voor de politie richting te kunnen geven aan de werkwijze tegenhouden
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
95
142b
Nul-en streefwaarde: PM
Het verminderen van overlast en verloedering door psychisch gestoorden, door het eerder en beter dan nu het geval is helpen van de zogenaamde overlastgevende zorgmijders.
Aanpak overlast en verloedering
VPMaatregel nummer Doelstelling
Streefdatum realisatie doelstelling 1. Aanbieden aan de TK van een plan van aanpak overlast en verloedering (najaar 2004) 2. Verruimen van drang op cliënten om ondersteuning en hulp te accepteren door het ontwikkelen van een verbeterd assertief zorgaanbod en het ontwikkelen van een aanbod dat beter aansluit op de behoefte van de doelgroep, d.m.v. de volgende acties (31-12-2007): a. Kabinet wil met GGZN afspraken maken over wat de GGZ-sector in 2007 al gerealiseerd heeft van de ambitie om in 2009 alle zorgmijders in beeld hebben en de helft daarvan in behandeling b. Verruiming van heroïnebehandeling door uitbreiding van het aantal behandelunits van 6 naar 15 met in totaal 1000 behandelplaatsen in Nederland (PM) c. het creëren van verblijfsvoorzieningen voor langdurig verslaafden (PM) 3. De ketensamenwerking tussen instellingen minder vrijblijvend te maken door het vergroten van de gemeentelijke zeggenschap over het aanbod van de ggz-instellingen en door het scheppen van voorwaarden waardoor privacy geen excuus meer kan zijn d.m.v. de volgende acties: a. Vergroten van gemeentelijke zeggenschap over aanbod ggzinstellingen door overhevelen OGGZmiddelen(30-04-2005); b. Checklist Omgaan met persoonsgegevens i.h.k.v. bemoeizorg (31-122005) c. Advies IGZ over aanvullende instrumenten privacyvraagtsuk (31-12-2005). 4. Het gebruik van de Wet Bopz verbeteren d.m.v. de volgende acties: a. Opstellen richtlijn Bopz voor eenduidige interpretatie criteria dwangopname (vooral gevaar en verslaving) (voorjaar 2005); b. Aanpassen wet Bopz om mogelijkheden dwangbehandeling vergroten (PM) c. Meerwaarde onderzoeken van Nazorg onder toezicht-register (aan Bopz toevoegen) (PM)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3. 4.
Stand per 1-1-2005
1. Plan van aanpak is op 17 december 2004 naar de TK gestuurd. 2. Er is een meer assertieve benadering nodig om meer zorgmijders hulp te laten aanvaarden. De ambitie van de GGZsector is om in 2009 alle zorgmijders in beeld hebben en de helft daarvan in behandeling te hebben. Het kabinet onderschrijft deze ambitie, maar wil ook met de sector afspraken maken wat hiervan al in 2007 gerealiseerd is. Verder gaat het kabinet met de steden bezien onder welke voorwaarden voorzieningen tot stand kunnen komen die beter aansluiten op de behoefte van de doelgroep. 3. Het kabinet heeft besloten de middelen voor de OGGZ over te hevelen van de AWBZ naar de gemeenten opdat deze zeggenschap krijgen om aanbod van GGZ-instellingen in te kopen. Voor 1 april zal de TK geïnformeerd worden over de precieze uitwerking van deze overheveling. Gemeenten worden betrokken bij deze uitwerking. VWS ondersteunt de totstandkoming en de implementatie van een checklist «Omgaan met persoonsgegevens in het kader van bemoeizorg». De checklist beschrijft de doelgroep en het doel van de gegevensuitwisseling. Deze checklist is het resultaat van een gezamenlijke actie van GGZ Nederland, GGD Nederland en de KNMG. De checklist wordt over enkele maanden in een invitational conference gepresenteerd. Daarna kan de checklist in het gehele land gebruikt worden. VWS zal de een ruime verspreiding ervan mogelijk maken. VWS zal daarnaast de IGZ vragen advies uit brengen over de vraag of het privacyvraagstuk op het onderhavige terrein hiermee van voldoende instrumenten is voorzien of dat nog aanvullende maatregelen nodig zijn. 4. De minister van VWS heeft de Nederlandse Vereniging voor psychiatrie (NVvP) opdracht gegeven om, in samenwerking met de departementen van Justitie en VWS, de rechterlijke macht, het Openbaar Ministerie en gemeenten, aan te geven in welke gevallen en situaties de Wet Bopz
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
96
VPMaatregel nummer Doelstelling
Streefdatum realisatie doelstelling
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Stand per 1-7-2004
Stand per 1-1-2005
voorziet in de mogelijkheid tot dwangopname, van onder meer ernstig verslaafden. Deze richtlijn is in het voorjaar van 2005 beschikbaar. Daarnaast heeft het kabinet ook aangekondigd de wet BOPZ aan te passen om de mogelijkheden tot dwangbehandeling binnen de instelling te verruimen. Het kabinet is voornemens binnen enkele maanden de contouren van de daartoe noodzakelijke wetswijziging te formuleren en deze ter consultatie voor te leggen aan de instellingen die daarvoor als gebruikelijk in aanmerking komen. In aanvulling op deze maatregelen wil het kabinet de meerwaarde onderzoeken van een nazorg onder toezicht-register, zoals dat door Rotterdam en andere steden bepleit wordt.
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
97
145
Nulwaarde en streefwaarde: pm
Een gezamenlijke structurele en systematische aanpak in terugdringing van criminaliteit en overlast
In overleg met private sector in gang zetten van concrete veiligheidsbevorderende maatregelen
Nulwaarden 01-01-2003: 16 RPC’s Streefwaarden 31-12-2004: 20 RPC’s 31-12-2005: 23 RPC’s 31-12-2006: 26 RPC’s
Een gezamenlijke structurele en systematische aanpak voor het terugdringen van criminaliteit en overlast
31-12-2006
31-12-2006/ doorlopend
144
Publiek private samenwerking in veiligheidsbevordering c.a.
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
Paragraaf 4.5 Publiek-private samenwerking
1. Was: Maken van afspraken met bedrijfsleven over beveiliging diefstalgevoelige apparaten (31-12-2005) Wordt: vervallen; activiteit is opgenomen in maatregel 145j 2. Openbaar maken van gestolen goederenregister (31-12-2006) 3. Uitbreiding cameratoezicht (2004 evj) 4. Implementeren van Politiekeurmerk veilig wonen (PKVW) (31-12-2004) 5. Was: Implementeren van kwaliteitsmeter veilig uitgaan (KVU) (31-12-2006) Wordt: vervallen; activiteit is opgenomen in maatregel 145h 6. Was: Implementeren van keurmerk veilig ondernemen (31-12-2005) Wordt: vevallen; activiteit is opgenomen in maatregel 145g 7. Afspraken maken met Bond van verzekeraars over invoering premiedifferentiaties bij preventieve maatregelen (31-12-2006)
1. Bepalen van ieders bijdrage per branche en de inzet per partner aan terugdringing en het vastleggen in concrete afspraken (01-12-2003) 2. Opzetten van een landelijk dekkend net van regionale platforms criminaliteitsbeheersing (RPC) (31-12-2006) 3. Oprichten Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) (01-122003) 4. Bundelen en ontsluiten van kennis en kunde op gebied van veiligheid via CCV (vanaf 2004)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
1. 2. 3. 4.
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
1. 2. 3. 4.
– –
– –
Stand per 1-1-2005
1. Zie maatregel 145j 2. Besloten is deze maatregel niet uit te voeren. De redenen daarvoor zijn van juridische aard (met name in verband met het lopende wetsvoorstel politiegegevens) en van organisatorische aard (ivm werkwijze en administratieve lasten politie). 3. Zie maatregel 135 4. Het beheer van PKVW is inmiddels ondergebracht bij het CCV. Het CCV zal zich dit jaar inspannen om gemeenten te ondersteunen en aan te jagen de regie te voeren over het PKVW (welke eerst bij de politie lag). Tevens zal zoveel mogelijk worden geprobeerd inhoudelijke aansluiting met andere instrumenten te vinden 5. Zie maatregel 145h 6. Zie maatregel 145g
Bevat intensivering naar aanleiding van MTR
2. Er zijn momenteel 20 RPC’s. 3. Het CCV is opgericht per 01-07-2004 4. Het CCV is al begonnen met het bundelen en ontsluiten van kennis en kunde op het terrein van veiligheid. Dit zal verder worden uitgebreid de komende jaren.
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
98
31-12-2008
145a
Ad a) Deze maatregel moet leiden tot het accepteren van het SDU-standaardformulier, voor winkeldiefstallen met een bekende verdachte, door alle regiokorpsen. Met ingang van 2005 is tevens elektronische aangifte van eenvoudige delicten mogelijk via www.politie.nl. Ook wordt met ingang van 2005 een gestandaardiseerd afloopbericht ingevoerd voor aangiften met opsporingsindicatie. Tevens wordt met ingang van 2005 een standaard aangiftemap geïntroduceerd. Ad b) Deze maatregel moet leiden tot het verminderen van het aantal nodeloze alarmeringen door particuliere alarmcentrales. Daartoe zullen de relevante protocollen worden aangepast. Ad c) Deze maatregel moet in kaart brengen wat de door het bedrijfsleven ervaren belemmeringen zijn. Aan de hand daarvan zullen oplossingsrichtingen worden geformuleerd.
Een reductie van de criminaliteit tegen het bedrijfsleven met minimaal 10% in 2006 en minimaal 20% in 2008 door het versterken van de repressie op de volgende vlakken: a) Het verbeteren van de aangifte-, meldings- en terugkoppelingsprocedure. b) Het verbeteren van de afspraken over alarmopvolging. c) Het oplossen van door het bedrijfsleven ervaren wettelijke en bestuurlijke belemmeringen. d) Het verder ontwikkelen en invoeren van repressieondersteunende maatregelen. e) Het verbeteren van de informatie-uitwisseling tussen politie en bedrijfsleven.
Actieplan Veilig Ondernemen – Project 1: versterking van de repressie
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. Actie 1 – invoering SDU standaardformulier voor winkeldiefstallen met een bekende verdachte door alle regiokorpsen (31-12-2004) 2. Actie 2 – invoering elektronische aangifte eenvoudige delicten via www.politie.nl. (was: 31-12-2004; wordt 01-07-2005) 3. Actie 3 – invoering gestandaardiseerd afloopbericht voor aangiften met opsporingsindicatie door alle korpsen (31-12-2004) 4. Actie 4 – invoering van een standaard aangiftemap (31-12-2004) 5. Actie 5 – invoering verbeterde protocollen voor alarmmeldingen door Particuliere Alarmcentrales (PAC’s) (31-12-2004) 6. Actie 6 a. instelling adviesgroep wettelijke en bestuurlijke belemmeringen (30–062004) b. advies (30–06-2005 c. uitvoeren aanbevelingen (PM) 7. Actie 7 – ontwikkeling brochure (on)mogelijkheden privacybescherming (31-12-2004) 8. Actie 8 – gezamenlijk projectplan optimalisatie beeldkwaliteit (30-06-2004) 9. Actie 9 – overleg politie-bedrijfsleven over verbetering informatie-uitwisseling (31-12-2004)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Stand per 1-1-2005
7. samengevoegd met actie 9 8. April 2005 is projectplan gereed, vertraagd door complicaties 9. onderdeel brochure van actie 7 is vertraagd, maar rest van actie is in uitvoering volgens planning
5. April 2005 is als tussenmijlpaal benoemd voor besluitvorming binnen politie
2. Door technische problemen heeft de implementatie van het laatste deel vertraging opgelopen. 3. Acties 3 en 4 zijn samengevoegd
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
99
Nulwaarde: PM Streefwaarde; PM
Tevens wordt er in de tweede helft van 2004 een op het bedrijfsleven gerichte brochure ontwikkeld en verspreid gericht op kennisoverdracht inzake de wet op de bescherming van persoonsgegevens. Ad d) Deze maatregel moet leiden tot een optimalisatie van de kwaliteit van bewakingscamera’s. Ad e) Deze maatregel moet leiden tot het verbeteren van de kwaliteit van de informatie-uitwisseling tussen politie en het bedrijfsleven.
VPMaatregel nummer Doelstelling
Streefdatum realisatie doelstelling
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Stand per 1-7-2004
Stand per 1-1-2005
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
100
31-12-2008
145b
Nulwaarde: PM Streefwaarde; PM
Deze maatregel moet leiden tot een publiek-privaat gedragen concept voor het aanpakken van het probleem van de freeriders. Was: Gedacht kan worden aan de oprichting van lokale regelende «veiligheidsschappen» voor bedrijventerreinen en winkelgebieden evenals een constructie naar analogie van een vereniging van eigenaren in een appartementencomplex Wordt: vervallen
Het per 2008 vrijwaren van alle KVO-gecertificeerde bedrijventerreinen en winkelcentra van freeriders en het van freeriders vrijwaren van elke nieuwe KVO vanaf het tweede kwartaal van 2005
Een reductie van de criminaliteit tegen het bedrijfsleven met minimaal 10% in 2006 en minimaal 20% in 2008.
Actieplan Veilig Ondernemen – Project 2 : aanpak freeriders
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. Actie 1 – onderzoek wordt verricht naar mogelijke oplossingsrichtingen; werkgroep formuleert aan de hand hiervan oplossingsrichtingen (30-092004) 2. Actie 2 – was: werkgroep treft (juridische) voorbereidingen voor implementatie (31-03-2005) wordt: plan van aanpak voor implementatie is gereed (31-03-2005) 3. Actie 3 – implementatie oplossingsrichtingen op voordien KVOgecertificeerde bedrijventerreinen en winkelcentra (30-06-2008)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3.
Stand per 1-7-2004
1. Onderzoeksrapport is op 2 november 2004 toegezonden aan de Tweede Kamer (TK 2004-2005, 28 684, nr. 40) 2. In maart is het plan van aanpak voor implementatie is naar de Tweede Kamer gezonden.
1. 2. 3.
Toelichting op wijziging in te leveren prestatie Het instellen van veiligheidschappen wordt door alle betrokken partijen en juristen als onhaalbaar beschouwd. Gedacht wordt thans aan: 1. Nauwere aansluiting van het aanbod op de vraag. 2. Optimaliseren van een rechtvaardige kostenallocatie. 3. Overtuigen van het belang van collectieve beveiliging. 4. Deelname aan collectieve beveiliging verplichten.
Toelichting op stand 1-1-2005
Stand per 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
101
145d
Nulwaarde: 1 500 0000 Streefwaarde: 1 125 000
Een reductie van de winkelcriminaliteit met 25% in 2006 in het bijzonder
Een reductie van de criminaliteit tegen het bedrijfsleven met minimaal 10% in 2006 en 20% in 2008.
Actieplan Veilig Ondernemen – Project 4 : aanpak winkelcriminaliteit
Nulwaarde: PM Streefwaarde PM
Het terugdringen van de criminaliteit in de transportsector met minimaal 25% in 2008 door een vermindering van het aantal gestolen vrachtauto’s en de hoeveelheid gestolen lading met minimaal 25% in 2008
Een reductie van de criminaliteit tegen het bedrijfsleven met minimaal 10% in 2006 en 20% in 2008.
31-12-2008
31-12-2008
145c
Actieplan Veilig Ondernemen – Project 3: aanpak transportsector
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. Actie 1 – start van 4 branchegerichte voorlichtingsprojecten (31-12-2004) 2. Actie 2 – 20% van alle artikelen is onzichtbaar beveiligd tegen diefstal (31-12-2006) 3. Actie 3 – ontwikkeling centrale waarschuwingslijst frauderend winkelpersoneel (31-12-2004) 4. Actie 3 – internationaal vergelijkend onderzoek naar aanpak winkelcriminaliteit (31-12-2004)
1. Actie 1 – inventarisatie knelpunten en oplossingsrichtingen (31-03-2004) 2. Actie 2 – afsluiting convenant tussen overheid en transportsector (30–092004) 3. Actie 3 – uitvoering afspraken convenant (31-12-2008) bestaande uit: (a) onderzoek criminaliteit transportsector (31-02-2005) (b) meer veilige parkeerplaatsen (30–06-2005) (c) opleidingsmodule criminaliteitspreventie (30–06-2005) (d) pilot Cell Broadcast (30–09-2005) (e) modelprocedure werving en selectie personeel (31-12-2006) (f) promotie tracking en tracing (31-12-2008) (g) criminaliteitsreductie vanuit de ketenbenadering (30–06-2005) (h) checklist aangifte transportbranche (31-12-2005) (i) promotie Keurmerk Transport en Logistiek (31-12-2008)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3.
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3. a. b. c. d. e. f. g. h. i.
Stand per 1-1-2005
3. Ofschoon de centrale waarschuwingslijst al in oktober 2004 gereed was, wordt deze pas in april 2005 (om publicitaire redenen) door de Raad voor de Nederlandse Detailhandel m.b.v. een persconferentie gepubliceerd 4. Rapport is op een persconferentie in juni 2004 gepubliceerd.
1. Brochures zijn op grote schaal verspreid binnen de detailhandel (videotheken, juweliers, supermarkten, tabakswinkels).
2. Convenant is ondertekend op 7 november 2004 3. Met het oog op het adequaat kunnen volgen van de uitvoering zijn de afspraken, neergelegd in het convenant, in actie 3 zichtbaar gemaakt.
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
102
145f
Nulwaarde 2003: 0 urgente bedrijfslokaties met urgente aanpak Streefwaarde ultimo 2007: 50 urgente bedrijfslocaties met urgente aanpak
Het aanpakken van 50 urgente bedrijvenlocaties en het daar terugdringen van de criminaliteit met minimaal 25% binnen 3 jaar in de afzonderlijke locaties
Een reductie van de criminaliteit tegen het bedrijfsleven met minimaal 10% in 2006 en 20% in 2008.
Actieplan Veilig Ondernemen – Project 6 : aanpak urgente bedrijvenlocaties
Volgens informatie van het KLPD (Dienst Nationale Recherche Informatie) vonden er in 2003 in totaal 40 overvallen plaats op juweliers. Gestreefd wordt dit aantal eind 2006 terug te brengen tot maximaal 36 overvallen (–10%) en tot maximaal 32 eind 2008 (–20%)
Verbetering van de veiligheid in de juweliersbranche
Een reductie van de criminaliteit tegen het bedrijfsleven met minimaal 10% in 2006 en 20% in 2008.
31-12-2008
31-12-2008
145e
Actieplan Veilig Ondernemen – Project 5 : aanpak juweliersbranche
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. Actie 1 – ontwikkeling instrument om onveiligheid bedrijvenlocaties te meten (31-03-2004) 2. Actie 2 – samenstelling groslijst 50 urgente bedrijvenlocaties o.g.v. meting (31-07-2004) 3. Actie 3 – start aanpak op 10 locaties (31-12-2004) 4. Actie 4 – was: start aanpak op 10 locaties; wordt: start aanpak op 10 locaties (31-12-2005) 5. Actie 5 – start aanpak op 15 locaties (31-12-2006) 6. Actie 6 – start aanpak op 15 locaties (31-12-2007)
1. Actie 1 – communicatietraject gemeenten inzake veiligheid juweliers (30–062004) 2. Actie 2 – model veiligheidsplan toe te passen door afzonderlijke juweliers (30–06-2004) 3. Actie 3 – elke juwelier heeft een eigen veiligheidsplan (30–06-2005) 4. Actie 4 – beveiligingsstrategie voor de gehele goud- en zilverbranche (30–062004)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4. 5. 6.
1. 2. 3. 4.
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3. 4. 5. 6.
1. 2. 3. 4.
Stand per 1-1-2005
2. De stuurgroep heeft besloten om geen totaallijst te maken maar om een bottom-up benadering te hanteren. Per locatie wordt bezien of deze locatie in aanmerking komt. 3. Het ontwikkelen van een financiële regeling kostte meer tijd dan gedacht. De doelstelling wordt toegevoegd aan die van 2005.
4. De Federatie Goud en Zilver heeft medio 2005 een beveiligingsstrategie voor de gehele branche gereed.
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
103
31-12-2008
145g
Nulwaarden : PM Streefwaarden: in 2008 zijn minimaal 120 bedrijventerreinen en 150 winkelgebieden gestart met het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO)
Een reductie van de criminaliteit tegen het bedrijfsleven met minimaal 10% in 2006 en 20% in 2008.
Actieplan Veilig Ondernemen – Project 7 : keurmerk veilig ondernemen (KVO
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. Actie 1 – in 2004 starten 50 KVOprojecten voor winkelgebieden (31-12-2004) 2. Actie 2 in 2005 starten 20 KVO-projecten voor winkelgebieden (bestaand; 31-12-2005). in 2006 starten 20 KVO-projecten voor winkelgebieden (bestaand; 31-12-2006) in 2007 starten 20 KVO-projecten voor winkelgebieden (bestaand; 31-12-2007) in 2008 starten 20 KVO-projecten voor winkelgebieden (bestaand; 31-12-2008) 3. Actie 3 in 2004 starten 20 KVO-projecten voor bedrijventerreinen (bestaand; 31-12-2004) in 2005 starten 20 KVO-projecten voor bedrijventerreinen (bestaand; 31-122005) in 2006 starten 20 KVO-projecten voor bedrijventerreinen (bestaand; 31-122006) in 2007 starten 20 KVO-projecten voor bedrijventerreinen (bestaand; 31-122007) in 2008 starten 20 KVO-projecten voor bedrijventerreinen (bestaand; 31-122008) 4. Actie 4 in 2004 starten 10 KVO-projecten voor winkelgebieden of bedrijventerreinen (nieuw; 31-12-2004) in 2004 starten 10 KVO-projecten voor winkelgebieden of bedrijventerreinen (nieuw; 31-12-2005) 5. Actie 5 – in 2004 start een onderzoek naar de mogelijkheid om op brede schaal bedrijven een veiligheidsscan te laten uitvoeren. (31-12-2004)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-7-2004
1. Ruimschoots aantal projecten gestart 2. Ruimschoots aantal projecten gestart
1. 2. 3. 4. 5.
5. Onderzoek is gegund december 2004
Toelichting op stand 1-1-2005
Stand per 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
104
145j
145i
Een rapport waarmee inzicht en overzicht wordt verschaft in de stand van zaken ten aanzien van de beveiliging van diefstalgevoelige producten
Een reductie van de criminaliteit tegen het bedrijfsleven met minimaal 10% in 2006 en 20% in 2008.
Actieplan Veilig Ondernemen – Project 10 : beveiliging diefstalgevoelige producten
Nulwaarde en streefwaarde in zesde voortgangsrapportage
Een reductie van de criminaliteit tegen het bedrijfsleven met minimaal 10% in 2006 en 20% in 2008. Verbetering van de aanpak van interne criminaliteit
Actieplan Veilig Ondernemen – Project 9 : aanpak interne criminaliteit
Nulwaarde 2004: 0 KVU’s Streefwaarde 2008: 85 KVU’s
De Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan (KVU) wordt als best practice verspreid
Een reductie van de criminaliteit tegen het bedrijfsleven met minimaal 10% in 2006 en 20% in 2008.
31-12-2004
31-12-2008
31-12-2008
145h
Actieplan Veilig Ondernemen – Project 8 : aanpak horecabranche
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1. Actie 1 – studie naar de (on)mogelijkheden inzake de beveiliging van producten. 2. Actie 2 – rapportage aan Tweede Kamer.
1. Actie 1 – onderzoek naar de aard en omvang van fraude binnen de logistieke sector. 2. Actie 2 – afspraken over de projectmatige aanpak van interne criminaliteit binnen het bedrijfsleven. 3. Actie 3 – brochure (gericht op bedrijfsleven) inzake de beveiliging tegen interne criminaliteit.
1. Actie 1 – in 2004 starten 10 KVUprojecten (31-12-2004) 2. Actie 2 – was: in 2005 starten 15 KVU-projecten wordt: in 2005 starten 19 KVU-projecten (31-12-2005) 3. Actie 3 in 2006 starten 20 KVU-projecten (31-12-2006) in 2007 starten 20 KVU-projecten (31-12-2007) in 2008 starten 20 KVU-projecten (31-12-2008) 4. Actie 4 – onderzoek meest voorkomende delicten waar sector slachtoffer van wordt (31-12-2004) 5. Actie 5 – plan van aanpak gericht op verminderen slachtofferschap uitgaansbranche (31-12-2005)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2.
1. 2. 3.
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-7-2004
1. 2.
2. De Tweede Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd over de onderzoeksrapportage, met een beleidsreactie op de conclusies en aanbevelingen voortvloeiend uit het onderzoek. Deze beleidsreactie wordt vanuit BZK momenteel opgesteld.
1. WODC onderzoek wordt pas op 1 maart 2005 opgeleverd
1. In 2004 gingen slechts 6 KVU’s van start. De 4 resterende KVU’s worden toegevoegd aan de doelstelling van 2005 4. Het onderzoek van Regioplan was per 31-12-2004 gereed 5. Plan van aanpak is medio 2005 gereed
1. 2. 3. 4. 5.
1. 2. 3.
Toelichting op stand 1-1-2005
Stand per 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
105
Was: In het kader van de Hein Roethofprijs een prijs uitreiken voor bedrijven die op een constructieve en innovatieve wijze investeren in veiligheid en tegengaan van criminaliteit (05-2005 en jaarlijks) Wordt: Jaarlijks een prijs uitreiken aan bedrijven die zich door het op een constructieve en innovatie wijze investeren in veiligheid en het tegengaan van criminaliteit hebben weten te onderscheiden (31-05-2005 en elk jaar)
Vanaf 2005 en jaarlijks
146
1. Ondertekening Actieplan Veilig Ondernemen deel 2 (12-05-2005) 2. Project bestrijding cybercrime (01-102006) 3. Project bestrijding brandstichting (31-12-2006) 4. Project bestrijding legitimatiefraude (31-12-2008) 5. Project bestrijding heling (31-12-2008) 6. Project tegenhouden (31-12-2008) 7. Project versterking bestrijding winkelcriminaliteit (31-12-2006) 8. Project versterking repressie (31-122008) 9. Project versterking beveiliging diefstalgevoelige producten (31-122008)
31-12-2008
Investeringen in veiligheid door bedrijven
Stimulering veiligheidsbevorderende initiatieven
Aanvullende afspraken met het bedrijfsleven om de criminaliteit tegen te gaan
145k
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Streefdatum realisatie doelstelling
VPMaatregel nummer Doelstelling
1.
Stand per 1-7-2004
1.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Stand per 1-1-2005
De Veilig Ondernemenprijs wordt uitgereikt op 12 mei 2005
1. Een tweede voorstel wordt op 17-2-05 besproken in de stuurgroep AVO
Toelichting op stand 1-1-2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
106
– vaak onveilig – zelden/soms/wel eens
* onveiligheidsgevoelens
Politie Monitor Bevolking (PMB)
Politie Monitor Bevolking (PMB)
feitelijk ervaren overlast en verloedering * ernstige overlast (schaalscore) * (fysieke) verloedering (schaalscore)
subjectieve veiligheid burgers (landelijk)
Slachtofferenquête/ CBS-POLS
Bron
5,4% 30,8%
Nulmeting
2,15 3,59
Nulmeting
Stand van zaken 2002
5,0% 27,7%
2,07 3,48
1 478 000 1 081 000
Stand van zaken 2003
4,4% 26,9%
2,08 3,43
1 342 000 1 093 000
Stand van zaken 2004
3,7% 24%
nnb nnb
1 340 000 964 000
Stand van zaken 2005
substantiële verbetering
substantiële verbetering
-/- 20 à 25% in 2008–2010
Doelstelling
Situatie objectieve en subjectieve veiligheid burgers en bedrijven
OBJECTIEVE EN SUBJECTIEVE VEILIGHEID
feitelijk ondervonden criminaliteit * slachtofferschap burgers t.w. het aantal ondervonden delicten bij burgers: – vermogen – geweld
objectieve veiligheid burgers (landelijk)
Cijfers met betrekking tot
BIJLAGE II
PMB-cijfers mbt ernstige overlast en fysieke verloedering nog niet beschikbaar
– De objectieve onveiligheid omvat die vormen van overlast en criminaliteit in de publieke ruimte waar burgers en bedrijven/instellingen vaak mee worden geconfronteerd;
Toelichting
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
107
• slachtofferschap vermogen (% inwoners slachtoffer (poging tot) inbraak, fietsendiefstal, diefstal van/uit auto) • slachtofferschap geweld (% inwoners slachtoffer mishandeling en bedreiging) • overlast (schaalscore) • fysieke verloedering (schaalscore) • onveiligheidsgevoelens (% inwoners dat zich wel eens onveilig voelt in eigen buurt)
Veiligheidssituatie 50 meetwijken G-30
Cijfers met betrekking tot
L&V-enquêtes
Bron
3,1 5,1
3,3 5,3 35,7
7,2%
8,8%
39,2
20,8%
1-meting cohort 1
Stand van zaken 2003/2004
22,7%
Nulmeting 50 wijken G-30
Stand van zaken 2001/2002/ 2003
substantiële verbetering van overlast, verloedering en onveiligheidsgevoelens
nnb nnb nnb
nnb
de beoogde landelijke resultaten van 20–25% moeten voor de 50 meetwijken in 2006 zichtbaar worden o.b.v. slachtofferpercentages, onderverdeeld naar slachtofferschap vermogen en geweld,
Doelstelling
nnb
1-meting cohort 2
Stand van zaken 2003/2004
• Nulmeting betreft periode: voorjaar 2001-voorjaar 2003 • 1-meting cohort 1 betreft periode: najaar 2003-voorjaar 2004 en omvat 11 steden, 20 wijken (539 600 inwoners, dwz. 58% van het totaal aantal inwoners in de 50 meetwijken veiligheid • gegevens 1-meting cohort 2 naar verwachting beschikbaar september 2005
Toelichting
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
108
Vernieling – bouwnijverheid – detailhandel – horeca – vervoer & communicatie – financiële en zakelijke dienstverlening
Geweld – bouwnijverheid – detailhandel – horeca – vervoer & communicatie – financiële en zakelijke dienstverlening
Inbraak – bouwnijverheid – detailhandel – horeca – vervoer & communicatie – financiële en zakelijke dienstverlening
Diefstal – bouwnijverheid – detailhandel – horeca – vervoer & communicatie • aantal gestolen vrachtauto’s • aantallen gestolen lading – financiële en zakelijke dienstverlening
CRIMINALITEIT BEDRIJFSLEVEN
Cijfers met betrekking tot
MBI/Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven (MCB)
MBI/Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven (MCB)
Bron
12% 18% 24% 17% 12%
13%
4%
5%
15% 23% 28% 21%
2% 7% 10% 7%
11%
8%
2% 12% 12% 12%
13% 15% 17% 20%
6%
7%
18% 19% 18% 18%
12% 32% 17% 15%
% bedrijven
47 000
24 000 86 000 38 000 19 000
34 000
21 000 42 000 12 000 17 000
28 000
27 000 1 500 000 49 000 27 000
absolute aantallen delicten
Stand van zaken 2004 nulmeting cf MCB
16% 44% 20% 15%
% bedrijven
Stand van zaken 2002 (MBI)
transportsector: minimaal – 25% in 2008
detailhandel: – 25% in 2006
Doelstelling
– in de zomer van 2004 heeft een vooronderzoek plaatsgevonden naar diefstal in de detailhandel; vergelijking van het aantal diefstaldelicten bij de detailhandel op basis van de MCB-2004 en het aparte onderzoek winkeldiefstal uit de zomer van 2004, is om methodologisch-technische redenen enkel op percentages geïndiceerd (niet in absolute aantallen). De onderzoeken liggen wat betreft de percentages wel met elkaar in lijn (ook het onderzoek diefstal detailhandel geeft aan dat circa 30% van de bedrijven in 2004 te maken heeft gehad met diefstal).
– doelstellingen cf. Actieplan Veilig Ondernemen (AVO)
Toelichting
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
109
Diefstal Detailhandel – 0 diefstallen – 1 diefstal – 2–9 diefstallen – 10–99 diefstallen – 100 of meer diefstallen TOTAAL
CRIMINALITEIT BEDRIJFSLEVEN
Cijfers met betrekking tot
Bron
% bedrijven
Stand van zaken 2002 (MBI)
68% 6% 12% 11% 3% 100%
% bedrijven
0 8 000 67 000 475 000 950 000 1 500 000
absolute aantallen delicten
Stand van zaken 2004 nulmeting cf MCB
Doelstelling
Toelichting
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
110
PMB
PolBIS IRC’s (politie en OM)
politieregio’s
• Tevredenheid politieoptreden (% respondenten)
• Ziekteverzuim percentage
• Internationale rechtshulpverzoeken3
• Intensivering van het operationele vreemdelingentoezicht4 – 1e-lijns identiteits- en nationaliteitsonderzoeken – 2e-lijns identiteits- en nationaliteitsonderzoeken
61,3
PMB
8,2
62,6
4,4
1 425 097
• Beschikbaarheid politie (schaalscore)
• Het aantal uit staandehoudingen voortgekomen boetes en transacties
214 018
Centraal justitieel incassobureau (CJIB), COMPAS
• idem uitsluitend regiokorpsen
4,3
stand van zaken 2001/ nulwaarde (PMB-2002)
218 463
Bron/ leverancier
COMPAS
Landelijk Kader Ned. Politie • aantal door de politie aan het OM aangeleverde verdachten (incl.KLPD)
Cijfers met betrekking tot
stand van zaken 2002/ nulwaarde overig
7,2
64,1
4,7
35 000 17 500
13 500
stand van zaken 2005
26 500
6,6
61,8
4,9
1 973 135
239 761
228 335 1 770 512
244 233
stand van zaken 2004
233 335
stand van zaken 20032
KERNCIJFERS POLITIE EN STRAFRECHTSKETEN BIJLAGE III-a
Prestatiegegevens politie (Landelijk Kader) en strafrechtsketen1
BIJLAGE III
20 000
40 000
nog niet vastgesteld
max. 8
substantiële verbetering6
substantiële verbetering5
+ 180 000
+ 40 000
Doelstelling/ streefwaarde 2006 (tov 2002)
2004: basiswaarde; 2005 en 2006: landelijke streefwaarden; in 2005 worden met de politieregio’s afspraken gemaakt over de aantallen uit te voeren 1e- en 2e-lijnsindentiteitsonderzoeken in de jaren 2005 en 2006
met de zes in oprichting zijnde Internationale Rechtshulp Centra (IRC’s) worden afspraken gemaakt over betrouwbare afdoeningsnormen
betreft alleen de regiokorpsen
tevreden of zeer tevreden over politieoptreden bij het laatste contact met de politie;
in kader van verhoging zichtbaarheid, ereikbaarheid en publieksgerichtheid van de politie
conform Landelijk kader Ned.Politie; betreft 25 regio’s + KLPD (dus excl BOD’s en Kmar;
Toelichting/opmerkingen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
111
DJI/Tulp
nnb
92,12%
2 173 518 2 691
nnb
96,19%
1 728 472 2 200
nnb nnb nnb
stand van zaken 20032
71% 79% 84%
stand van zaken 2002/ nulwaarde overig
stand van zaken 2004
stand van zaken 2005
5 438 1 661 7 099
80%
80%
80% 90% 95%
Doelstelling/ streefwaarde 2006 (tov 2002)
Gewenste uitbreiding 2008: 6 094 1 966 8 060
In kader van verhoging bereikbaarheid van de politie; het betreft de daadwerkelijke bereikbaarheid van het LTP/1-1-2 en de gemeten kwaliteit van de dienstverlening in het kader van het LTP die volgt uit de regionale toepassing van de «Kwaliteitsthermometer teleservice»;
Toelichting/opmerkingen
2
In dit overzicht wordt voor de politie en de strafrechtsketen informatie verstrekt over de relevante resultaatsafspraken, waarbij sprake is van nul- en streefwaarden. Voor wat betreft het Landelijk Kader Nederlandse Politie geldt voor het jaar 2006 een beoogde stijging van het aantal door de politie aan het OM aangeleverde verdachten met 40 000 t.o.v het jaar 2002. Er zijn geen streefcijfers per jaar vastgesteld, vandaar dat in deze kolom de term «stand van zaken 2003» wordt gehanteerd. 3 Overleg over de definitieve vaststelling van deze indicator loopt nog. Het is de verwachting dat per 1-7-2005 uitsluitsel is over de resultaatsafspraak. 4 Overleg over de definitieve vaststelling van deze indicator loopt nog, en wordt naar verwachting najaar 2005 afgerond. 5 Onder een substantiële verbetering wordt verstaan het bereiken van de hoogste waarde uit de periode 1993–2002, berekend per korps. 6 Onder een substantiële verbetering wordt verstaan het bereiken van de hoogste waarde uit de periode 1993–2002, berekend per korps. 7 Ten aanzien van de uitbreiding gevangeniswezen leidt de verdeling van de Veiligheidsenveloppe II, tranche 2004 en 2005 tot een verhoging van de taakstelling van 6 000 tot 8 060 plaatsen in 2008. Bron: obv departementaal overleg verdeling gelden veiligheidsenveloppe opgestelde bestedingsplannen DJI/MST
1
• Uitbreiding intrmuraal • Uitbreiding extra-muraal Totaal intra- en extramuraal
Uitbreiding Gevangeniswezen7
– LTP en 1-1-2: Systemen politie – kwaliteitsmeting-bureau Telan.
• De daadwerkelijke bereikbaarheid van het LTP/1-1-2 – landelijk gem. bereikbaarheid landelijk telefoonnummer: * tijdige beantwoording (20 sec) * tijdige beantwoording (30 sec) * tijdige beantwoording (45 sec) – landelijk gem. bereikbaarheid alarmnummer 112 vaste telefonie: * tijdige beantwoording (15 sec) mobiele telefonie/afspraak KLPD * tijdige beantwoording (30 sec)
stand van zaken 2001/ nulwaarde (PMB-2002)
Bron/ leverancier
Cijfers met betrekking tot
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
112
opgehelderde misdrijven vermogen geweld openbare orde en vernieling
aantal gehoorde verdachten vermogen geweld openbare orde en vernieling
ophelderings% (totaal) vermogen geweld openbare orde en vernieling
Dadergerichte informatie: aantal nieuwkomers aantal meerplegers aantal veelplegers
• – – –
• – – –
• – – –
• – – –
• UITSTROOM in eerste aanleg Rechtbankzaken OM waarvan afdoeningen OM – wv onvoorw.sepot – wv transactie en voorw. sepot – wv voegen waarvan afdoeningen door de rechter – wv meerv. kamer – wv politierechter – wv kinderrechter
vervolging en berechting • INSTROOM in eerste aanleg Rechtbankzaken OM (incl BOD’s en Kmar) – wv minderjarigen – wv geweld
aantal opgemaakte pv’s (naar delict) vermogen geweld openbare orde en vernieling
COMPAS JV/PaG
COMPAS JV/PaG
HKS/KLPD/DNRI
CBSPolitiestatistiek
CBSPolitiestatistiek
CBSPolitiestatistiek
CBSPolitiestatistiek
HALT-Nederland
opsporing •aantal HALT-verwijzingen
• – – –
Bron/leverancier
277 300
129 200 26 400 88 500 14 100 148 100 15 700 121 400 11 000
118 200 28 000 75 600 14 400 130 000 15 400 104 300 10 300
30 300 45 200
27 700 41 000 248 300
269 400
250 400
102 515 79 219 22 429
20,0 10,6 52,6 17,4
17,8 9,9 48,3 15,9
95 329 72 999 21 415
346 800 128 900 69 900 52 900
276 400 95 200 58 600 34 700
253 900 93 700 52 700 32 900 321 700 125 800 64 600 49 300
1 383 900 897 300 111 500 198 800
23 255
stand van zaken 2003
1 422 900 946 400 109 200 207 300
21 530
stand van zaken 2002
146 400 16 700 117 600 12 100
124 100 27 000 82 700 14 200
270 500
33 000 50 200
271 400
nnb nnb nnb
nnb
stand van zaken 2004
– betreft voeging ter berechting of ad info
Instroom OM hoger dan uitstroom politie vanwege meetellen productie KMAR en BOD; cijfers 2002 en 2003 uit jaarverslag OM 2003; cijfers 2004 uit jaarverslag OM 2004.
Landelijke Criminaliteits Kaart 2003 (LCK): cijfers 2002 zijn definitief; cijfers 2003 zijn voorlopig (worden def. bij verschijnen LCK 2004, medio augustus 2005)
CBS-politiecijfers 2004 beschikbaar begin september 2005
Jaarbericht 2003, Halt-Nederland, 2002: def.cijfer ; Cijfer 2004 juni 2005 beschikbaar
Toelichting/opmerkingen
OVERIGE GEGEVENS STAND VAN ZAKEN POLITIE EN STRAFRECHTSKETEN
Cijfers met betrekking tot
BIJLAGE III-B
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
113
Werkvoorraad OM: nog te beoordelen ZM: nog niet op zitting behandeld Interventiepercentage Doorloopsnelheid (1e verhoor-afdoening)
1
– Bron: DSP
Bronnen: – DJI jaarbericht 2004 concept dd 07-04-05 – Departementaal Jaarverslag Justitie 2004 (drukproef-versie dd 28-04-05).
– gemiddeld in dagen
cijfers uit Jaarverslag OM 2004
Toelichting/opmerkingen
Toelichting: In het kader van de aansluiting op de plannings- en verantwoordingscyclus worden thans ipv ultimocijfers gemiddelde cijfers opgenomen.
1 277 400
1 369 485 699 185
1 297 473 650 174
1 281 466 616 199
capaciteit sector TBS totaal, waarvan: Rijks tbs Part. tbs GGZ-voorzieningen
• – – –
1 206 94
2 495 1 061 1 296 138
2 326 1 093 1 104 129
2 286 1 155 1 022 109
capaciteit sector JJI totaal, waarvan: Rijks Just.Jeugd inrichtingen Part.Just.Jeugdinrichtingen Inkoopplaatsen
• – – –
• capaciteit bijzondere voorzieningen – detentiecentra – uitzetcentra
3 899 1 381
4 670 5 870
233 84 68 853 404
15 547 14 061 1 486
29 687
28 700 47 000 88,9% 176
stand van zaken 2004
4 837 4 211
216 84
13 928 12 518 1 410
27 687
27 800 49 900 89,2% 194
stand van zaken 2003
aantal IVO aantallen SOB
203
13 045 11 705 1 340
21 064
32 200 52 500 87,7% 204
stand van zaken 2002
352
onder sanctiecapaciteit zijn mede begrepen: SOV-plaatsen (intramuraal) SOV-plaatsen (extramuraal) specifieke plaatsen veelplegers meerpersoonscelgebruik politiecelgebruik
DJI
DSP/SRN
Bron/leverancier
40 405
* – – – – –
capaciteit DJI • capaciteit sector GW totaal, waarvan: – sanctiecapaciteit* – vreemdelingencapaciteit
executie/tenuitvoerlegging1 • uitgevoerde taakstraffen volwassenen
• – – • •
Cijfers met betrekking tot
BIJLAGE IV
VOORTGANG WETGEVINGSPROGRAMMA Bijlage IV Voortgang wetgevingsprogramma INMIDDELS TOT WET VERHEVEN EN IN WERKING GETREDEN • • •
•
•
•
• • •
•
•
•
•
Wetsvoorstel voor termijn voor doen van opgave van getuigen maatregel 101; Stb. 2003, 143; datum van inwerkingtreding 1 juli 2003 Wijziging Penitentiaire maatregel i.v.m. versobering maatregel 105; Stb. 2003, 349; datum van inwerkingtreding: 15-09-2003 Wetsvoorstel verruiming toepassing penitentiair programma en elektronisch toezicht maatregel 123; Stb. 2003, 142; datum van inwerkingtreding 01-01-2004 Wetsvoorstel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders maatregel 114; Staatsblad 2004, 351; datum van inwerkingtreding 1 oktober 2004 Wetsvoorstel meerpersoonscelgebruik maatregel 106; Stb. 2004, 350; datum van inwerkingtreding 13 september 2004 Betere benutting zittingscapaciteit maatregel 94 (algemene maatregel van bestuur); Stb. 2004, 288; datum van inwerkingtreding: 1 oktober 2004 Wetsvoorstel op de uitgebreide identificatieplicht maatregel 132; Stb.2004, 300; datum inwerkingtreding: 1 januari 2005 Wetsvoorstel DNA-onderzoek bij veroordeelden maatregel 63; Stb. 2004, 465; datum inwerkingtreding: 1 februari 2005 Wetsvoorstel tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de wijziging van het stelsel van de rechterlijke toetsing van vrijheidsontnemende maatregelen (t.b.v. reductie werklast vreemdelingenketen a.g.v. toepassing vreemdelingenbewaring) maatregel 102; Stb. 2004, 298; datum van inwerkingtreding 1 september 2004) Wetsvoorstel vereenvoudigde bewijsmotivering bekennende verdachten maatregel 93; Stb.2004, 580; datum van inwerkingtreding 1 januari 2005 (Stb. 2004, 641) Wetsvoorstel horen van getuigen en aanverwante onderwerpen maatregel 93; Stb.2004, 579; datum van inwerkingtreding 1 januari 2005 (Stb. 2004, 640) Wetsvoorstel aanpassingen voorlopige hechtenis maatregel 93; Stb. 2004, 578; datum van inwerkingtreding 1 januari 2005 (Stb. 2004, 639) Wetsvoorstel doorzoeking buiten gerechtelijk vooronderzoek maatregel 93; Stb. 2004, 577); datum van inwerkingtreding 1 januari 2005 (Stb. 2004, 638)
A. STRAFPROCESRECHT • Stroomlijning van de procedure in hoger beroep Betreft maatregel 104 uit het VP Stand: het wetsvoorstel is om advies aanhangig bij de Raad van State. Beoogde indiening bij de Tweede Kamer: was: 01-12-2004; wordt: 1 juni 2005. Beoogde inwerkingtreding: was: 01-01-2006;wordt 01-07-2006
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
114
• Wetsvoorstel elektronische aangifte (29 438) Het wetsvoorstel houdt verband met maatregel 58 uit het VP betreffende de verbetering en verruiming aangiftemogelijkheid burgers Stand: De Eerste Kamer heeft op 21 december 2004 een voorlopig verslag uitgebracht over het wetsvoorstel. De memorie van antwoord zal in mei 2005 aan de Eerste Kamer worden aangeboden. Beoogde inwerkingtreding: was: 01-03-2005; wordt: 01-09-2005 Wetsvoorstellen voortvloeiende uit het interim-rapport van de Commissie verbetervoorstellen van de Raad voor de rechtspraak (betreft maatregel 93 uit het VP) • Wetsvoorstel herziening betekeningsvoorschriften (29 805) Betreft maatregel 95 uit het VP Stand: Het wetsvoorstel is wet geworden op 23 maart 2005, Stb. 175. Beoogde inwerkingtreding: 01-11-2005 • Wetsvoorstel invoering telehoren (29 828) Betreft maatregel 97 uit het VP Stand: De Eerste Kamer heeft op 12 april 2005 een voorlopig verslag uitgebracht. De memorie van antwoord zal naar verwachting begin mei aan de Eerste Kamer worden toegezonden. Beoogde inwerkingtreding: was 01-07-2005; wordt: 01-10-2005 • Wetsvoorstel OM-afdoening (29 849) Betreft maatregel 87 uit het VP Stand: De Tweede Kamer heeft op 18 april 2005 een wetgevingsoverleg gehouden over het wetsvoorstel; de stemmingen over het wetsvoorstel zullen naar verwachting plaatsvinden begin mei 2005. Beoogde inwerkingtreding: was: 01-01-2006; wordt: 01-06-2006 B. PENITENTIAIR- EN SANCTIERECHT • Wetsvoorstel doorplaatsen na veroordeling in eerste aanleg (29 519) Wetsvoorstel houdt verband met maatregel 108 uit het VP betreffende het doorplaatsen van in eerste aanleg veroordeelden Stand: Het wetsvoorstel is gereed voor mondelinge behandeling door de Eerste Kamer Beoogde inwerkingtreding: 01-01-2006 • Wetsvoorstel elektronische detentie kortgestraften Wetsvoorstel houdt verband met maatregel 107 uit het VP betreffende elektronische detentie in plaats van korte vrijheidstraffen Stand: in voorbereiding Beoogde indiening bij de Tweede Kamer: voorjaar 2006 Beoogde inwerkingtreding: 01-01-2007 • Wetsvoorstel voorwaardelijke invrijheidstelling Wetsvoorstel houdt verband met maatregel 122 uit het VP betreffende invoering van voorwaardelijke invrijheidstelling, waarin het penitentiair programma opgaat vanaf de helft van de straf Stand: advies van de Raad van State ontvangen. Nader rapport in voorbereiding. Beoogde indiening bij de Tweede Kamer: was 01-01-2004; wordt 01-062005 Beoogde inwerkingtreding: was 01-01-2005; wordt 01-07-2006
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
115
• Wetsvoorstel aanpassing jeugdstrafrecht met het oog op verruiming mogelijkheden gedragsbeïnvloeding Wetsvoorstel houdt verband met maatregel 44 uit het VP mede in relatie tot de Midterm Review Stand: het wetsvoorstel is om advies aanhangig bij de Raad van State. Beoogde indiening bij de Tweede Kamer: 01-08-2005. Beoogde inwerkingtreding: 01-07-2006 C. POLITIE • Voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 1993 in verband met de aanpassing van de bevoegdheden op regionaal niveau, alsmede van de bevoegdheden van de Raad voor het Korps landelijke politiediensten. Wetsvoorstel houdt verband met maatregel 73 uit het VP betreffende het uitbreiden van de beheersrol van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Stand: Het wetsvoorstel is op 24-09-2004 ingetrokken. Elementen eruit zijn opgenomen in een nieuw wetsvoorstel Versterking bevoegdheden op rijksniveau t.a.v. de politie (zie hierna) • Voorstel van Wet versterking bevoegdheden op rijksniveau ten aanzien van de politie (29 704) Wetsvoorstel houdt verband met maatregel 73 uit het VP betreffende het uitbreiden van de beheersrol van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Stand: het wetsvoorstel is op 22-07-2004 bij de Tweede Kamer ingediend. De Vaste Commissies voor BZK en voor Justitie hebben naar aanleiding van een hoofdlijnendebat op 21-12-2004 besloten het wetsvoorstel in verdere behandeling te nemen. Op 09-02-2005 hebben betrokkenen uit (het bestuurlijk krachtenveld rond) de politie hun zienswijze op het wetsvoorstel in een rondetafelgesprek met de Vaste Commissies aan de Tweede Kamer kenbaar gemaakt. Beoogde inwerkingtreding: was eerste helft 2005, wordt tweede helft 2005, mogelijk later indien de Tweede Kamer de plenaire behandeling van het wetsvoorstel zal aanhouden teneinde de conclusies van commissieLeemhuis (evaluatie politieorganisatie) in haar afwegingen te betrekken. • Voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 1993 in verband met ICT Politie en samenwerkingsvoorzieningen (29 703) Wetsvoorstel houdt verband met maatregel 71 uit het VP betreffende realisatie van gemeenschappelijke informatiearchitectuur politie en realisatie geintegreerde Landelijk ICT-infrastructuur veiligheidspartners (LICTIV) Stand: op 05-04-2005 heeft de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat van de Eerste Kamer het eindverslag vastgesteld. Beoogde inwerkingtreding: tweede helft 2005. • Voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 1993 in verband met aanpassing van de regelingen voor bijstand Stand: nog geen uitvoering aan gegeven, doordat capaciteit primair is ingezet op de voorbereiding van het wetsvoorstel tot versterking van de beheersbevoegdheden van de Minister van BZK. Beoogde indiening bij de Tweede Kamer: september 2005 Beoogde inwerkingtreding: september 2006
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
116
D. BESTUUR • Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet in verband met de invoering van regels omtrent het gebruik van camera’s ten behoeve van toezicht op openbare plaatsen (cameratoezicht op openbare plaatsen) (29 440) Betreft maatregel 134 uit het VP Stand: De Tweede Kamer heeft op 21-04-2004 verslag uitgebracht. De nota n.a.v. het verslag is door de Tweede Kamer op 23-02-2005 ontvangen. Daarbij is een aantal onderdelen van het wetsvoorstel nader bezien. Beoogde inwerkingtreding was: 01-01-2005; wordt tweede helft 2005 • Voorstel van wet tot uitbreiding bestuurlijke handhaving (Voorstel van wet tot overdracht van parkeerboetes aan gemeenten) Wetsvoorstel houdt verband met maatregel 133 uit het VP betreffende versterking van de bestuurlijke handhaving (inclusief bestuurlijke boete) Stand: bij de Raad van State Beoogde indiening bij de Tweede Kamer: z.sm. Beoogde inwerkingtreding: was 01-03-2005; wordt 01-01-2006 • Voorstel van wet tot uitbreiding bestuurlijke handhaving (Voorstel van wet tot instelling van bestuurlijke boete voor kleine ergernissen) Wetsvoorstel houdt verband met maatregel 133 uit het VP betreffende versterking van de bestuurlijke handhaving (inclusief bestuurlijke boete) Stand: Raad van State heeft advies uitgebracht; nader rapport is opgesteld in februari 2005. Beoogd wordt het wetsvoorstel met ontwerp Memorie van Toelichting en Nader Rapport begin maart 2005 naar de TK te sturen. Beoogde datum van inwerkingtreding was: medio 2005; wordt: 1-1-2006. • Wetsvoorstel doorzettingsmacht Wetsvoorstel houdt verband met maatregel 128a uit het VP in relatie tot de Midterm review Stand: in voorbereiding E. OVERIG • Wetsvoorstel huisverbod pleger huiselijk geweld Wetsvoorstel houdt verband met maatregel 141 uit het VP in relatie tot de Midterm review Stand: in voorbereiding
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
117
BIJLAGE V
VERANTWOORDING OVER FINANCIËN Financiën Sinds de vorige voortgangsrapportage zijn er geen wijzigingen opgetreden in de financiën van het Veiligheidsprogramma. De verantwoording over de bestedingen in het kader van het Veiligheidsprogramma geschiedt zoals in eerdere voortgangsrapportages is aangegeven via de reguliere budgettaire verantwoording van de departementen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
118
BIJLAGE VI-a
AUDITRAPPORTAGE Ministerie van Justitie Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Rapportage Audit Veiligheidsprogramma Rapportage bij de vijfde voortgangsrapportage van het veiligheidsprogramma Mei 2005 Inhoudsopgave
1
Samenvatting
119
2 2.1 2.2 2.3
Bevindingen 4 Tekstuele gedeelte van de VGR Bijlage I Maatregelen De bijlagen met gegevens over doelstellingen (bijlage II) en prestaties (bijlage III) Toereikendheid van de programmaorganisatie (programmabureau) Conclusies
119 120 120
2.4 2.5
120 121 121
1 Samenvatting De auditdiensten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van het Ministerie van Justitie (hierna: «wij») hebben vastgesteld dat de in de vijfde voortgangsrapportage «Naar een veiliger samenleving» (VGR) van mei 2005 opgenomen informatie juist is. De tekstuele informatie sluit aan bij de in de bijlagen opgenomen gegevens en de in de bijlagen opgenomen gegevens zijn correct overgenomen uit de «aanleverende bronnen». De betrouwbaarheid van die aanleverende bronnen/systemen is in onderzoek met betrekking tot eerdere VGR’s al vastgesteld. De programmaorganisatie heeft toereikend gefunctioneerd voor zover het de samenstelling van de vijfde VGR betreft. Met betrekking tot het risicomanagement hebben wij een verbetering kunnen vaststellen omdat nu in paragraaf 2.2 van het tekstuele deel van de VGR een oordeel wordt gegeven over de ernst van de risico’s en vertragingen. Wat nog ontbreekt, is een transparante en controleerbare vastlegging van de wijze waarop de programmaorganisatie tot haar «oordeel» over de risico’s en vertragingen is gekomen. 2 Bevindingen De auditdiensten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van het Ministerie van Justitie (hierna: «wij») hebben onderzoek verricht naar de vijfde voortgangsrapportage «Naar een veiliger samenleving» (VGR) van mei 2005. In deze paragraaf geven wij aan waar ons onderzoek zich op heeft gericht en wat onze bevindingen waren. In de subparagrafen 2.1 tot en met 2.3 betreft dat de juistheid van de in de VGR opgenomen teksten en kwantitatieve gegevens. Paragraaf 2.4 gaat over onze beoordeling van de projectorganisatie (het programmabureau). In deze laatste paragraaf grijpen wij tevens terug
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
119
naar de nog openstaande punten uit onze vorige auditrapportage. In paragraaf 2.5 staan onze samenvattende conclusies. In voorgaande VGR’s was een bijlage opgenomen met informatie over de middelen (budgetten) die beschikbaar zijn gesteld voor het veiligheidsprogramma. In de vijfde VGR ontbreekt een dergelijke bijlage. Het programmabureau Veiligheid heeft hiervoor gekozen omdat er geen wijzigingen zijn aangebracht in de middelen voor het veiligheidsprogramma. Wij zijn van mening dat het opnemen van een financiële bijlage niet noodzakelijk is. Naast de conclusie dat de budgetten niet gewijzigd zijn, weegt voor ons hierbij het argument zwaar mee dat de erin op te nemen gegevens geen informatie betreffen over de door de diverse organisaties gedane (eind-) bestedingen. 2.1 Tekstuele gedeelte van de VGR Voor wat betreft het tekstuele deel (de hoofdtekst) van de VGR hebben wij twee aspecten beoordeeld: – sluiten de daarin opgenomen kwantitatieve gegevens aan bij de informatie in de bijlagen en andere brondocumenten; – komen in het tekstuele deel geen tegenstellingen voor in vergelijking met de gegevens in de bijlagen. Bevinding(en) De in het tekstuele gedeelte van de VGR opgenomen kwantitatieve gegevens sluiten aan bij de in de bijlagen opgenomen informatie en de overige niet in de bijlagen opgenomen brongegevens. De tekst sluit aan bij de in de bijlagen opgenomen gegevens. 2.2 Bijlage I Maatregelen In bijlage I is gedetailleerde informatie opgenomen over 154 maatregelen op basis van de door beleidsdirecties van de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangeleverde gegevens (brondocumenten). Wij hebben onderzoek gedaan naar de volgende punten: – de (betrouwbare) totstandkoming van de informatie bij de aanleverende beleidsdirecties; – de procedures en de getroffen beheersmaatregelen in het traject tussen beleidsdirecties en het programmabureau; – is de informatie in de bijlage I correct overgenomen uit de brondocumenten. Bevinding(en) De betrouwbaarheid van de door de beleidsdirecties aangeleverde informatie over maatregelen is voldoende gewaarborgd. De procedures en beheersmaatregelen om de brongegevens van de beleidsdirecties in bijlage I te verwerken zijn voldoende qua opzet en qua werking. Een uitzondering hierop heeft betrekking op het overnemen (door het programmabureau) van informatie uit brondocumenten in bijlage I. Op ons verzoek zijn hier een aantal correcties doorgevoerd. Wij zijn van mening dat het programmabureau moet zorgen voor een goede interne controle op de correcte overname. Voor de duidelijkheid benadrukken wij nogmaals dat Bijlage I uiteindelijk de juiste gegevens bevat. 2.3 De bijlagen met gegevens over doelstellingen (bijlage II) en prestaties (bijlage III) Bijlage II bevat gegevens over de doelstellingen van het veiligheids-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
120
programma: objectieve en subjectieve veiligheid burgers en bedrijven. In bijlage III zijn prestatiegegevens met betrekking tot de politie en de strafrechtsketen opgenomen. De betrouwbaarheid van de externe bron van de gegevens (aanleverende systemen) in beide bijlagen is door ons bij onderzoek in het kader van eerdere VGR’s beoordeeld. Voor wat betreft de vijfde VGR is onderzocht of de in bijlagen II en III opgenomen gegevens correct is overgenomen uit die brongegevens. Wij hebben de voortgangsinformatie over het wetgevingsprogramma in bijlage IV niet beoordeeld omdat de risico’s voor de betrouwbaarheid van die informatie gering zijn. Bevinding(en) Wij hebben vastgesteld dat de in bijlage II en III opgenomen gegevens correct zijn overgenomen uit de brongegevens (informatie uit de aanleverende systemen). 2.4 Toereikendheid van de programmaorganisatie (programmabureau) Wij hebben de werkwijzen en activiteiten van het programmabureau beoordeeld voor zover die van belang zijn voor het samenstellen van de vijfde VGR. Voor een deel kwam dit al aan de orde in subparagraaf 2.2. over de totstandkoming van bijlage I. Bevindingen Gelet op onze bevindingen in de subparagrafen 2.1 tot en met 2.3 stellen wij vast dat het programmabureau voor wat betreft de daarin behandelde aspecten toereikend heeft gefunctioneerd. Naast deze hoofdconclusie plaatsen wij twee kanttekeningen, die samenhangen met bevindingen in onze voorgaande auditrapportages. Eerste kanttekening: risicomanagement (risico’s & vertragingen) Nieuw is dat in paragraaf 2.2. een helder overzicht èn een beoordeling is opgenomen over de ernst van de risico’s en vertragingen. Wij zien hierin een verbetering van het functioneren van de programmaorganisatie. Wat wij nog missen is een transparante en controleerbare vastlegging van de door de programmaorganisatie verrichte analyses en overwegingen die hebben geleid tot het in paragraaf 2.2 opgenomen oordeel over de risico’s en vertragingen. Tweede kanttekening: ontbreken van visie van verantwoording over prestaties De prestaties, dat wil zeggen de maatregelen, de prestaties door politie en strafrechtsketen en het wetgevingstraject, staan in de bijlagen bij de VGR. In onze eerdere auditrapportages uitten wij de kritiek dat de informatie in de bijlagen te veel op zichzelf staat en daardoor moeilijk te interpreteren is. Ook ten aanzien van de vijfde VGR blijft deze kritiek naar onze mening van kracht. 2.5 Conclusies Samenvattend is onze conclusie: 1. de in de VGR opgenomen tekstuele informatie sluit aan bij de in de bijlagen opgenomen kwantitatieve gegevens; de kwantitatieve gegevens in de bijlagen zijn correct overgenomen uit de aanleverende bronnen, en de betrouwbaarheid van de aanleverende bronnen/ systemen is eerder vastgesteld;
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
121
2. de programmaorganisatie heeft toereikend gefunctioneerd voor zover het de samenstelling van de VGR betreft. Aandachtspunten betreffen: 1. de onvoldoende werkende interne controle met betrekking tot de totstandkoming van bijlage I; 2. de onvoldoende controleerbare vastlegging van de oordeelsvorming over de ernst van de vertragingen en risico’s; 3. de moeilijk te interpreteren informatie over maatregelen en prestaties in relatie tot de doelstellingen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
122
BIJLAGE VI-b
REACTIE OP AUDITRAPPORTAGE Bijlage VI-b Reactie op auditrapportage De rapportage van de departementale auditdiensten (hierna: DAD’en) naar aanleiding van de vijfde voortgangsrapportage over de uitvoering van het Veiligheidsprogramma hebben wij met waardering ontvangen. Met instemming bezien wij het oordeel van de DAD’en dat de huidige voortgangsrapportage voldoet aan de normen die aan een betrouwbare rapportage mogen worden gesteld. Dit biedt vertrouwen voor een verdere succesvolle uitvoering van het Veiligheidsprogramma in de toekomst. Wat betreft het nog ontbreken van een transparante en controleerbare vastlegging inzake de wijze van beoordeling van de risico’s en vertragingen: hieraan zal in de volgende rapportages waar mogelijk worden tegemoet gekomen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
123
BIJLAGE VII
ACTUELE STAND VAN ZAKEN MONITORING SECTOR JJI Actuele stand van zaken sector JJI per 1 sept. 2004 (ingevolge motie-Kalsbeek, TK 2003-2004, 29 200 VI, nr. 111) Onderstaande gegevens met betrekking tot de sector JJI zijn een weergave van 1) de prestaties over de eerste acht maanden van 2004 (ontleend aan de beide eerste viermaandsrapportages DJI 2004) en 2) de situatie op 1 sept. 2004. • Groepsgrootte De in de motie genoemde groepsgroottes (momenteel 10 bij behandeling en 12 bij opvang) zijn nog steeds van toepassing. • Het aantal uren dat wordt doorgebracht in groepsverband Het wettelijk voorgeschreven dagprogramma (minimaal 12 uren per dag door de week en 8,5 uren per dag in het weekend) wordt in alle JJI’s onverkort uitgevoerd. • Recidiveniveau ex-JJIpupillen Desbetreffende data kunnen ontleend worden aan de doorlopende recidivemonitor van het WODC, die conform schriftelijke toezegging d.d. 3 januari 2005, medio februari 2005 aan de Kamer zal worden toegezonden. • Aantal getroffen maatregelen wegens geweldpleging tegen personeel Over de eerste acht maanden van 2004 werden in de JJI’s 997 maatregelen getroffen wegens geweldpleging tegen personeel, oftewel ca. 43 per 100 bezette plaatsen. In eenderde deel van de gevallen ging het om fysiek geweld, in tweederde deel om verbaal geweld (= dreigen met geweld). Bij ongewijzigde voortzetting van deze trend komt het jaarcijfer uit op ca. 65 per 100 bezette plaatsen. Dit is ongeveer het dubbele van vorig jaar (2003: 31,9 per 100). Verondersteld wordt dat aan de stijging mede ten grondslag ligt een beleid in inrichtingen om jongeren stringenter aan te spreken op hun a-sociale gedrag. • Aantal ontvluchtingen Het aantal ontvluchtingen uit gesloten opvang- en behandelinrichtingen bedroeg over de eerste acht maanden 4. Bij ongewijzigde voortzetting van deze trend zal het jaarcijfer uitkomen op minder dan 8, ruim binnen het in het jaarplan gestelde doel (< 11). • Aantal overige onttrekkingen (niet of te laat terug van verblijf buiten de inrichting en onttrekking uit een beperkt beveiligde inrichting) Het aantal overige onttrekkingen (dus niet de «harde ontvluchtingen» uit gesloten regime) kwam over de eerste acht maanden uit op ruim 500, oftewel ruim 24 per 100 bezette plaatsen. Extrapolatie van de trend voor het hele jaar leidt tot een overschrijding van het in het jaarplan gestelde doel (< 26 per 100 bezette plaatsen) met ongeveer eenderde. • Formeel beschikbare capaciteit Op 1 sept. bedroeg de formele JJIcapaciteit 2538 plaatsen, een stijging met 91 plaatsen ten opzichte van 1 januari 2004. Daarnaast kon ten behoeve van JJI gebruik gemaakt worden van 152 door Justitie ingekochte plaatsen. • Financiële middelen Zie vorig overzicht.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 51
124