Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2002–2003
28 665
Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van de stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie
Nr. 38
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG Vastgesteld 7 januari 2003 De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 17 december 2002 vervolgoverleg gevoerd met staatssecretaris Wijn van Economische Zaken over het wetsvoorstel Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van de stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie (MEP) (28665). Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit. De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Timmermans De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Tielens-Tripels
1
Samenstelling: Leden: Verbugt (VVD), Giskes (D66), Crone (PvdA), Van Dijke (ChristenUnie), B.M. de Vries (VVD), Van Oven (PvdA), Van den Doel (VVD), Netelenbos (PvdA), Van Hoof (VVD), Timmermans (PvdA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Hoogendijk (LPF), De Graaf (LPF), Eberhard (LPF), Jense (Leefbaar Nederland), Duyvendak (GroenLinks), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Stuger (LPF), Van Fessem (CDA) en Algra (CDA). Plv. leden: Klein Molekamp (VVD), Bakker (D66), Dijksma (PvdA), Van der Vlies (SGP), Hofstra (VVD), Bos (PvdA), Blaauw (VVD), Koenders (PvdA), Van Beek (VVD), Tichelaar (PvdA), Van Dijk (CDA), Mastwijk (CDA), Van Gent (GroenLinks), Jan de Vries (CDA), Varela (LPF), Smulders (LPF), Wiersma (LPF), Teeven (Leefbaar Nederland), Vos (GroenLinks), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Wit (SP), Zeroual (LPF), De Haan (CDA) en De Pater-van der Meer (CDA).
KST66227 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2003
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 665, nr. 38
1
Stenografisch verslag van een wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Economische Zaken
Voorzitter: Schreijer-Pierik Aanwezig zijn 8 leden der Kamer, te weten: Schreijer-Pierik, Crone, Kortenhorst, Duyvendak, Gerkens, Stuger, Hofstra en Giskes, alsmede de heer Wijn, staatssecretaris van Economische Zaken. Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van: - het wetsvoorstel Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van de stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie (MEP(28665); - de motie-Duyvendak/Vendrik over de onrendabele top van zon-pv (28665, nr. 21); - de motie-Duyvendak/Vendrik over de vergoeding voor biomassa (28665, nr. 22). (Zie wetgevingsoverleg van 9 december 2002.) De voorzitter: Ik heet de staatssecretaris van Economische Zaken en zijn ambtenaren welkom. De motie-Duyvendak/Vendrik (28665, nr. 22) is in die zin gewijzigd, dat het dictum thans luidt: ’’verzoekt de regering, voor vuile biomassa een tarief (REB+MEP) van 0 cent/kWh en voor schone biomassa een tarief van 9,7 cent/kWh te hanteren, en als definitie voor schone biomassa de definitie van biomassa in de Europese richtlijn 2001/80 EG te hanteren,’’.
Naar mij blijkt, wordt deze gewijzigde motie voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 29 (28665). De heer Crone (PvdA): Voorzitter. Wij gaan door met de continuing story van dit dossier. Ik heb nog nooit in december zoveel overleg gehad over een onderwerp, maar iedere keer weten wij toch weer een andere invalshoek te verzinnen. Ik was aangenaam getroffen door een interviewtje met de staatssecretaris in Elsevier. Hij zegt daarin dat de VVD wel hoog van de toren blaast, maar dat hij geen algemene lastenverlichting meer wil. Het schrappen van de innovatiesubsidies is gelukkig ook door hem gerepareerd. Hij is echt voor innovatie en voor productie in Nederland. Dat ben ik helemaal met hem eens: geen generieke lastenverlichting, maar innovatie en Nederlandse productie. Dat is in de kern het thema van het buitenlandlek. Het buitenlandlek betekent dat niet hier wordt geproduceerd, maar dat de energie goedkoop van elders wordt geleverd. Daar bovenop wordt nog een generieke lastenverlichting uit hoofde van artikel 36i Wbm gegeven. Ik kan mij nog niet vinden in de antwoorden die de staatssecretaris in zijn brief geeft. Overigens dank ik hem voor zijn brief, want die geeft extra inzicht hoe er gedacht kan worden. Wat is het probleem met 36i en met de import van certificaten? Wij weten uit de Scandinavische landen dat er geen level playing field is. Je kunt de certificaten in die landen niet te gelde maken. Zij zijn daar niets waard. Je kunt ze daar kopen voor de waarde van het papier waarop zij gedrukt zijn, vrijwel voor niets. Je importeert ze dan hier en krijgt er 2,9
Dinsdag 17 december 2002 Aanvang 10.00 uur
cent op toe van de Nederlandse overheid. Dat is niet goed. Het kan beter. Je kunt een certificatiesysteem hebben om te importeren uit landen die wel een waarde toekennen aan groene energie, hetzij doordat zij een systeem van verplichte afname hebben, hetzij doordat zij vormen van fiscale of financie¨le subsidie kennen. Met landen als Italie¨, Oostenrijk, Zweden, Belgie¨ en Engeland is handel mogelijk. Certificaten zijn dan wat waard. Het is dan ook eerlijk dat de bedrijven in landen die het goedkoopst leveren daar steun voor krijgen. Bijna alle landen hebben al aangegeven dat zij dat graag onderling willen regelen. Voor een deel zal dat kunnen door middel van bilaterale overeenkomsten. Met het stellen van de reciprociteitseis wordt het buitenlandlek al voor een belangrijk deel gesloten. Het is dan nog meer overbodig om vraagsubsidie uit hoofde van 36i te geven. Op die markt gaan wij zoveel mogelijk op nationaal niveau werken. Dan willen wij natuurlijk vooral de Nederlandse producenten subsidie¨ren en niet de import. Naast de wens om een reciprociteitseis in te voeren, handhaaf ik mijn stelling van de vorige keer, dat wij 36i overhevelen van de vraagkant, de leveranciers, naar de producenten. Dat kunnen wij eenvoudig regelen. De belastingwet is klaar per 1 januari. Zij ligt bij de Eerste Kamer en gaat daar deze week door. De MEP wordt niet per 1 januari ingevoerd, maar per 1 april of per 1 juli. Ik kan de staatssecretaris daarom vragen ons een eenvoudig aanvullend belastingplannetje voor te leggen, dat ingaat per 1 april of per 1 juli. 36i moet daarin op nihil worden gesteld, afgeschaft of
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 665, nr. 38
3
whatever. Zo’n klein belastingwetje kunnen wij de komende maanden behandelen. De burgers zullen er niet ongerust van worden, want de burgers weten helemaal niets van de subsidie die zij krijgen. Die loopt immers via de leveranciers, die zeer goed op de hoogte zijn. Zij zien nu al aankomen dat 36i verdwijnt op het moment dat de MEP ingaat. De staatssecretaris vraagt zich af waarom dat dan niet eerder is gebeurd. 36i bestaat nu natuurlijk ook al, voor het lopende jaar. Het gebeurt echter ook. Er worden nu op grote schaal groencertificaten uit het buitenland geı¨mporteerd. Ik heb de vorige keer verkeerde cijfers genoemd. Er zijn er al bijna 6 miljoen geı¨mporteerd, vele malen meer dan nodig is voor de markt. Men legt die certificaten alvast op de plank. Die zijn een jaar geldig en hebben niets gekost. Een jaar later kan men dan 36i incasseren. De staatssecretaris wijst er vervolgens op dat er nog steeds in Nederland wordt geproduceerd, ook al zou het ten koste gaan van de nationale productie. Dat komt echter doordat wij veel langlopende contracten hebben. De langlopende contracten van de afgelopen jaren lopen nog door. Er worden echter geen nieuwe contracten afgesloten. Dat is ook het afgelopen jaar niet gebeurd. Ik vrees dat wat in het afgelopen jaar is gebeurd het volgend jaar ook gebeurt. Er zijn wel wat nieuwe contracten afgesloten. RWE heeft een aantal contracten afgesloten omdat het voet aan de grond wil krijgen op deze markt. Dat is goed en wenselijk. Verder horen wij echter van investeerders uit alle windrichtingen dat de markt stil is gevallen als het gaat om nieuwe productie. Het argument van de staatssecretaris dat het dit jaar al zou zijn gebeurd snijdt geen hout. De markt is dit jaar al stilgevallen. Als 36i wordt ingevoerd en de reciprociteitseis wordt ingevoerd, kan het volgend jaar nog voor een deel met geı¨mporteerde stroom worden gewerkt, want de certificaten liggen op de plank en zijn een jaar geldig. De staatssecretaris zegt terecht dat die certificaten niet met terugwerkende kracht ongeldig kunnen worden verklaard. Voor het volgend jaar is er om die reden al geen probleem, ook niet doordat alleen al Essent met zijn grote biomassacentrale in Brabant een miljoen certificaten aan de markt zal
toevoegen. Daar maakt het al reclame mee. Er wordt geanticipeerd op een groeimarkt van 1,5 naar 2,5 miljoen klanten. Een deel zal worden gebruikt voor de eerste anderhalf miljoen klanten, dus er is niet alleen groei. Op Nederlandse schaal zal er echter in 2003 en 2004 aan certificaten geen tekort zijn. De staatssecretaris zegt dat hij zelfs voor het langetermijndoel, voor 2010, nog behoefte heeft aan import. Dat is onbegrijpelijk, want op verzoek van het ministerie zijn scenario’s gemaakt door het Projectbureau duurzame energie. Dat zegt dat de Nederlandse industrie in 2010 17 teraWattuur kan opwekken, terwijl onze doelstelling slechts 11 teraWattuur is. Nog een argument van de staatssecretaris is dat hij beter gaat controleren in het buitenland, door aan de grens te kijken wat nu echt energie uit biomassa is en wat niet en door het fysiek overschrijden van de landsgrenzen te controleren. Om te beginnen behoeft dat bij reciprociteit echter niet te worden gecontroleerd, want dan komt er niets verkeerds binnen. Ik ben altijd voor preventie. Dat is beter dan het lek eerst toelaten om vervolgens te proberen het dicht te krijgen. De staatssecretaris krijgt het lek ook niet dicht. Gisteren hoorde ik bijvoorbeeld nog dat energie uit biomassa wordt geı¨mporteerd uit Belgie¨, maar in Belgie¨ is geen biomassacentrale. Dat gebeurt via swapcontracten. Er wordt gewoon stroom uitgewisseld via andere landen naar Belgie¨. Vanuit Belgie¨ komt het weer hier naartoe. Wil de staatssecretaris nu echt een enorme bureaucratie optuigen om dat stap voor stap te controleren, terwijl hij beter preventief kan werken? Hetzelfde geldt voor de Scandinavische landen, waar veel van de energie uit biomassa vandaan komt. Er zijn geen grenzen tussen die landen, dus er kan niet eens worden gecontroleerd wat uit Finland of Denemarken komt. Binnen die landen kan heel eenvoudig geswitcht worden tussen kolencentrales en biomassacentrales. De controles zouden administratief overbodig zijn en zeer ingewikkeld. Zij zijn ook niet nodig als de reciprociteit gewoon goed wordt geregeld. Dan doen wij niets anders dan andere landen, want wij zijn het enige land dat nog subsidie aan leveranciers geeft in plaats van aan producenten. Wij
kunnen de tussenhandel als middel uitschakelen. Ik zeg kort nog iets over WKK, want niet inhoudt dat ik dat minder belangrijk vind. Ik heb steeds bepleit dat het tarief omhoog moet naar 2,9 cent, vergelijkbaar met 0,57 cent/kWh zoals wij dat nu toekennen. De staatssecretaris zegt in reactie op het voorstel van de heer Kortenhorst om aan beide kanten van de meter te kijken dat voor WKK een CO2vergoeding kan worden gegeven. Hij zegt dat daar wel wat in zit, maar dat hij eens goed moet bekijken hoe dat precies moet. Technisch is het ingewikkeld. Ik kan dat voor een deel begrijpen, maar de nieuwe MEPregeling gaat via ministerie¨le regelingen later in. De heer Kortenhorst geeft er geen dekking bij. De staatssecretaris zegt dat hij nog geen geld heeft. Ik wil beiden helpen. Als het buitenlandlek is gedicht, kan zo’n 150 mln vrijvallen. Daarvan kan 50 mln a` 60 mln in WKK worden gestopt en 90 mln tot 100 mln in een evenredige vergroting van de subsidies voor duurzame productie. Ik pleit er daarbij sterk voor, voor wind op zee een meer dan evenredige verhoging door te voeren. Zoals iedereen heeft gezien, zijn de cijfers voor wind op zee aan de krappe kant. Het zijn toch projecten waar de risico’s groot zijn, omdat de technologie echt nieuw is. Een hogere subsidie daar zou ik rechtvaardiger vinden. Je zou kunnen zeggen dat wij daar 3000 megaWatt bouwen voor 2010. Dat is dan een groot deel van onze nationale productie. De heer Kortenhorst (CDA): Ik wil over een beperkt aantal dingen spreken, voornamelijk naar aanleiding van de brieven en enkele publicaties in de pers. In de kranten stonden onlangs een aantal berichten over mogelijke negatieve gevolgen van het wetsvoorstel voor windenergie. Een van de initiatiefnemers voor windenergie op zee zou zich gedwongen zien om zijn initiatieven in de ijskast te zetten. De subsidies zouden te laag zijn. Op zichzelf roept zoiets bij ons een zekere nieuwsgierigheid op. Het wetsvoorstel was juist expliciet gericht op het stimuleren van windenergie, een belangrijke doelstelling van ons land. Hoe ligt dit soort dingen precies? Ik ben ook wel nieuwsgierig of dit signaal, dat door e´e´n leverancier van windenergie is
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 665, nr. 38
4
afgegeven, representatief is voor de hele groep bedrijven die op dit moment initiatieven nemen of plannen ontwikkelen voor energiewinning op zee. Of komt dit van een kant? Naast subsidie¨ring zijn voor windenergie ook andere randvoorwaarden van belang. Wij denken aan de locaties waar windmolenparken kunnen en mogen worden gebouwd. Op het land lijken steeds minder locaties beschikbaar te zijn. Wij doelen nu niet zozeer op de afzonderlijke windmolens, maar op windparken. Op zee is inmiddels een aantal locaties aangewezen waar windmolenparken kunnen worden gebouwd. Het lijkt ons goed dat er een keer een gedegen discussie over de locaties voor windparken op zee plaatsvindt. Kan de staatssecretaris ons een toezegging doen, ons een notitie of zelfs een wetsvoorstel te doen toekomen, aan de hand waarvan wij zo’n discussie kunnen hebben? Wij hebben horen fluisteren dat er wetsvoorstellen in de maak zijn. De heer Crone sprak over de dekking van onze WKK-voorstellen. Op dit moment is er voor WKK een onderuitputting. Daardoor is er nog ruimte. De heer Duyvendak (GroenLinks): Ik dank de staatssecretaris voor zijn brief. Ik heb het idee dat wij nog een open discussie voeren, met een onvoorspelbaar eind. Dat is prettiger dan dat de kaarten al zijn geschud. Het zal echter wel lastig worden. Ik begin met de vraag hoe groot het budget nu eigenlijk is dat via de MEP binnenkomt. Ik heb verschillende keren gehoord dat tarieven zijn aangepast. Dan past het allemaal weer, het past net niet of er kan niet meer in. Ik weet eigenlijk helemaal niet hoe groot die doos is. Het is een soort black box. Dat kan eigenlijk niet. Stel dat wij er nog wat bij willen doen voor wind op zee. Kan dat dan nog? Ik krijg graag inzicht in dat bedrag en de verdeling ervan over de verschillende duurzame bronnen. Een andere kwestie is die van de tarieven. Ik blijf het lastig vinden dat de Kamer nu een oordeel zou moeten vellen over die tarieven. Die discussie doet zich voor bij WKK, bij wind op zee en een beetje bij wind op land. Op een andere manier is zij aan de orde bij windmolens. Ik vind dat het veel te snel gaat. Wij zijn niet in staat om zorgvuldig en op een
onafhankelijke manier getoetst tot een goede beoordeling te komen van de hoogte van de onrendabele top. Wij krijgen prikkels van allerlei kanten, waarop wij geacht worden te reageren. Ik vind dat niet de manier om over tarieven te besluiten. De staatssecretaris is de vorige keer meegegaan met een amendement dat het maximum uit de wet haalt. Dat geeft dan iets lucht. Hij heeft ook gezegd dat wij mankementen in de tarieven moeten kunnen repareren. Ik zou daarover wat preciezer willen weten hoe hij daar tegenaan kijkt. Kan dit ook in februari/maart? Kan het voor het eerste jaar dat de MEP van kracht wordt of is dat eerste jaar een verloren jaar? Kan het pas in het jaar daarna? Als de tarieven het komend jaar robuust zijn, ben ik geneigd om in tweede termijn net iets meer te willen. Wij moeten dan wel een beetje tasten wat een ree¨le prijs is, bijvoorbeeld voor de wind op zee. Collega Crone sprak daar al over. Over de vollasturen voor de windmolens hebben wij het eerder al gehad. Ik ben er nu wel van overtuigd dat maximaal 18.000 te subsidie¨ren uren geen gelukkig getal is. Daarmee wordt niet uit de windmolens gehaald wat mogelijk is. Ik pleit nogmaals met kracht voor een ophoging naar 23.000. Ik zie het bezwaar daartegen niet zo. In de windrijke gebieden kan zo gewoon meer rendement worden gehaald, zonder dat dit ten koste gaat van windmolens in Limburg of waar dan ook. Een tweede probleem rond de windmolens is dat na tien jaar de MEP-subsidie ophoudt. De windmolens staan er echter langer. Na tien jaar draaien zij onrendabel. Dat is niet gunstig, want het is dan veel verleidelijker om een nieuwe windmolen te plaatsen dan om de oude langer te laten draaien. Dat kan niet de bedoeling zijn. Mijn fractie pleit ervoor na die tien jaar een beperkte MEP-subsidie beschikbaar te stellen bovenop de REB, als daarmee wordt doorgegaan. Zo kan nog iets voor de windmolens worden gedaan, zodat zij maximaal worden gebruikt. De staatssecretaris heeft de vorige keer gezegd dat hij nu nog niet in staat is om binnen de zuivere biomassa goed de verschillende onrendabele toppen vast te stellen, voor de schone en de niet schone opwekking. Hij komt met een
generiek tarief van bijna 5 cent. Later wordt dat weer verrekend, staat in zijn toelichting op de nota van wijziging. Daar hoor ik graag nog een toelichting op. Hoe moet dat? Is dat keihard? Verwacht hij dat het bedrijfsleven erin gaat investeren en ermee verder werkt? Later kan men een terugvordering krijgen, waarvan men nu niet weet hoe hoog zij is. Men weet nu niet met welke prijzen straks gekomen wordt. Het gaat over een periode van drie jaar, met forse investeringen. Werkt zo’n terugvordering? Ik heb een amendement waarin de definitie wel wordt geregeld en een fors onderscheid in prijs wordt gemaakt tussen de niet schone en schone biomassa. Ik handhaaf dat voorlopig, ook omdat het lijkt alsof de staatssecretaris de niet rendabele top van de niet schone biomassa wel degelijk onder de MEP-subsidie wil laten vallen. Naar ons idee is dat geen duurzame energiebron. Die zouden wij dus niet via de MEP moeten willen subsidie¨ren. Dit is een tweede argument om mijn inbreng vooralsnog overeind te houden. Tot slot de kwestie van artikel 36i en de vraagstimulering, het buitenlandlek. Ik vind het jammer dat de staatssecretaris in zijn brief niet echt onderbouwd heeft gereageerd. De vorige keer kwam de heer Crone met wat cijfers waaruit zou blijken dat op dit moment productie en vraag in Nederland al in evenwicht zijn: 2,5 mln, 2,6 mln. Klopt dat? Wij zijn er zelf vervolgens ook wat dieper in gedoken. Het beeld dat wij nu hebben is, bekeken van maand tot maand, dus niet naar wat in portefeuille is, maar van wat werkelijk wordt geconsumeerd en geproduceerd, dat ongeveer de helft van de groene stroom in Nederland wordt geproduceerd en dat de andere helft uit het buitenland komt. Ik hoor graag onderbouwd van de staatssecretaris of dat ook zijn beeld is. De ambitie van mijn fractie zou zijn om zoveel mogelijk in Nederland te gaan produceren. Alles in Nederland produceren hoeft niet. Wij willen een geleidelijke overgang van vraagstimulering naar aanbod bevorderen. De staatssecretaris laat naar mijn idee op dat vlak nu te veel ruimte. In twee of drie jaar – het hangt er een beetje vanaf in welk tempo in Nederland voldoende productiecapaciteit kan worden opgebouwd – kan 36i voor biomassa worden afge-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 665, nr. 38
5
schaft. 36i kan vooralsnog voor onbepaalde tijd overeind gehouden worden voor zonne-energie en windenergie. Omdat die bronnen echt schoon zijn, vind ik het verdedigbaar dat zulke energie ook uit het buitenland wordt gehaald. De heer Crone (PvdA): Ik ben er ook niet tegen dat zonne- en windenergie uit het buitenland worden geı¨mporteerd, maar daar hebben ze al een enorme producentensubsidie, bijvoorbeeld in Duitsland. Als wij daar 36i bovenop zetten, is dat gewoon een extra subsidie op buitenlandse stroom. Waarom zouden wij dat doen? Wij willen gewoon een Nederlandse producentensubsidie, net zoals die er is in andere landen. De markt bepaalt dan wel of zonne- en windenergie hier worden geproduceerd, in Duitsland of waar dan ook en hoe het dan hier naartoe komt. De heer Duyvendak reageert ook niet op de reciprociteitseis. Dat vind ik ook gek, omdat hij zelf een harde eis stelt voor biomassa, de hardst denkbare, bij nationale productie. Via 36i en het ontbreken van reciprociteit komt vuile biomassa-energie, die niet in zijn definitie past, vanuit Finland hier naartoe. Waarom dicht hij dat lek niet in e´e´n klap? Beide vliegen worden in e´e´n klap geslagen als het voorstel van reciprociteit wordt gevolgd en 36i wordt geschrapt. Als dat in stapjes gebeurt, betekent dat nog een aantal jaren uitstel van nationale productie. De heer Duyvendak (GroenLinks): Mijn invalshoek is dat juist wanneer de markt duidelijk wordt gemaakt dat het over twee of drie jaar is afgelopen, via de reciprociteit en via het schrappen van 36i voor biomassa, er enige tijd is voor de overgang. Dat kan ook in e´e´n klap gebeuren, maar mijn door de cijfers ondersteunde angst is dat er dan de komende jaren een tekort op de markt voor groene stroom ontstaat. Er ontstaat dan prijsopdrijving, want er zijn klanten die niet kunnen krijgen wat zij hebben gevraagd. Ik vind de markt voor groene stroom te kostbaar om dit naar mijn idee heel ree¨le risico te lopen. De heer Crone (PvdA): De heer Duyvendak gaat niet op mijn vragen in, maar stelt een heel nieuw probleem, dat niet echt bestaat. Voor het komende jaar liggen er miljoenen
certificaten op de plank. Komend jaar komt niemand tekort. Voor het volgend jaar bouwt Essent nu al de biocentrale. Essent adverteert dat het er daarmee een miljoen klanten bij kan hebben. Er is dus helemaal geen tekort, ook het volgend jaar niet. Ik vraag mij af waar de heer Duyvendak dat tekort vandaan haalt. Je kunt niet aan de ene kant zeggen dat er een miljoen op de plank ligt en aan de andere kant dat er een tekort is. De heer Duyvendak (GroenLinks): Er ligt een klein miljoen op de plank, maar voor een deel is dat waterkrachtenergie. Die is dan niet meer op dezelfde manier te gebruiken. Dat kan niet meer via 36i worden geı¨nd. Ik vind het jammer dat de staatssecretaris niet meer cijfers op tafel heeft gelegd, want daardoor moeten wij werken met wat wij zelf bij onze speurtochten hebben verzameld. Mijn overtuiging is echter dat wij het niet voor elkaar krijgen om de groenestroomklanten te leveren waar zij om gevraagd hebben, als wij het buitenland in e´e´n klap hard afkappen. Mevrouw Gerkens (SP): Ook wij danken de staatssecretaris voor zijn heldere brief, alhoewel er nog wat punten zijn overgebleven. De staatssecretaris heeft niet begrepen of wij hebben niet duidelijk kunnen maken waarom de SP de beperking van de subsidie voor windmolens tot 18.000 vollasturen onzinnig en onwenselijk vindt. Wij hebben er begrip voor dat de staatssecretaris wil voorkomen dat windrijke locaties worden overgestimuleerd. Het is onwenselijk om dat via een aantal draaiuren te doen. Het betekent gewoon dat een exploitant van een windmolen die weinig draait maar een hoge uurproductie heeft in het voordeel is ten opzichte van de exploitant van een molen die bijna altijd draait. Twee windmolenexploitanten met dezelfde jaarproductie kunnen hierdoor heel verschillende subsidiebedragen ontvangen. Dat vinden wij onwenselijk en ook oneerlijk. Wij blijven daarom bij ons amendement. Als het schrappen van de beperking van het aantal vollasturen uit de wet leidt tot overstimulering, is er volgens ons wel iets slimmers te bedenken. De staatssecretaris zou zich bijvoorbeeld kunnen laten inspireren door het Duitse systeem.
Wij zijn blij dat de staatssecretaris is tegemoetgekomen aan onze wensen inzake het stimuleren van gebruik van biomassa. Hij wil al in 2003 een onderscheid maken tussen schone en vuile biomassa. In de tussentijd wordt dan het kind schone biomassa niet met het vuile badwater van de vuile biomassa weggegooid, door het 4,8 eurocent subsidie te geven. Dat was precies wat wij op 9 december voorstelden. De staatssecretaris denkt een periode van drie jaar nodig te hebben om dit onderscheid in de MEP te kunnen opnemen. Dat vinden wij erg lang. Waarom kan als de staatssecretaris al in 2003 in staat is een onderscheid tussen schoon en vuil te maken dat niet meteen in dat jaar in wetgeving worden omgezet? Anders wordt vuile biomassa veel te lang overgestimuleerd. Toen de eerste plannen voor de MEP werden gelanceerd, stond de hele sector, inclusief de groene organisaties, op de achterste benen. Vooral wind op land zou onrendabel worden. De betrokkenen gaven ons toen de stellige indruk dat voor wind op land dezelfde vergoeding nodig was als voor wind op zee. Beide bedragen zijn meteen door de staatssecretaris verhoogd, maar nu verschijnen er toch weer allerlei noodkreten in de kranten over de betaalbaarheid van windmolens in het nieuwe systeem. Het laatste wat de SP wil is dat er windmolens verdwijnen of dat er geen nieuwe worden bijgebouwd. Wij raken echter aardig in verwarring. Is de staatssecretaris ook in de war door alle berichten? Heeft de onzekerheid die rond de EIA en de REB is ontstaan invloed gehad op de mogelijkheid van bedrijven om aan financiering te komen? Zijn de kosten van de windenergie daardoor in de tussentijd opgelopen? Tot onze vreugde is de motie-Van der Vlies c.s. inmiddels aangenomen. Dat betekent dat waterkrachtcentrales verplicht worden om een visgeleidingssysteem aan te leggen. Dit kost de exploitanten van waterkrachtcentrales echter nogal wat geld. Met deze kosten is in de MEP tot nu toe nog geen rekening gehouden. Ik overweeg een motie om de regering te verzoeken de bijbehorende gelden in de regeling op te nemen. Misschien kan de staatssecretaris er nog wat over zeggen. De staatssecretaris vindt een zware voorhangprocedure ongewenst,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 665, nr. 38
6
omdat dan ongeveer dertig leden een wetstraject in gang zouden kunnen zetten, waardoor oude tarieven te lang zouden kunnen gelden. Om deze reden vindt hij mijn amendement al helemaal te ver gaan. Ik denk dat de staatssecretaris zich vergist. Anders dan bij een zware voorhangprocedure is bij een wet van tevoren bekend wanneer bedragen door de Kamer worden gee¨valueerd. Het gevaar dat de oude tarieven te lang kunnen gelden doordat onverwachte wetstrajecten in gang worden gezet, geldt hier niet. Dat het systeem te weinig flexibel zou zijn, lijkt mij hier ook niet juist. Als een wetstraject drie maanden duurt, zal de onrendabele top ondertussen niet ingrijpend gewijzigd zijn. Juist de behandeling van dit wetsvoorstel toont aan dat een wetstraject ook veel sneller kan worden doorlopen. Daarnaast moet de staatssecretaris niet vergeten dat de oude REB-tarieven, net als alle belastingen trouwens, ook gewoon in wetten staan. Ik heb nog nooit iemand horen zeggen dat de Kamer zich daar maar beter niet mee kon bemoeien omdat de belastingen dan te weinig flexibel zouden worden. Wij blijven bij ons amendement. Er is al het nodige gezegd over het buitenlandlek. Wij willen dat lek ook graag dichten. In de brief van de staatssecretaris worden de knelpunten die hierbij komen kijken, goed omschreven. Wij denken dat de oplossingen die de staatssecretaris voorstelt, niet voldoende zijn. Het direct afschaffen van artikel 36i lijkt ons vanwege de genoemde argumenten riskant. Ik mis in de brief een onderbouwing voor het al dan niet gefaseerd afschaffen. Wat vindt de staatssecretaris daarvan? Kan hij nog iets dieper ingaan op de voorstellen die de heer Duyvendak doet? De heer Stuger (LPF): Voorzitter. Ook ik dank de staatssecretaris voor zijn brief. De uiteindelijke doelstelling is in mijn optiek het stimuleren van groene energie op lange termijn, waarbij het ook modaliteiten moeten zijn die de toekomst hebben. We moeten daar de stimulering op inzetten. Wind op zee is zo’n toepassing waar de stimulering hoger kan zijn. Wij zien ook kernenergie als relatief schoon, al valt dat een beetje buiten de MEP. Als zou blijken dat de schone toepassingen zoals wind op zee
onvoldoende energie zullen brengen, dan zullen we ook naar kernenergie moeten kijken. Wij zitten een beetje in onze maag met de opwekking van WKK, waarvan we voor veertig procent afhankelijk zijn in Nederland. Je kunt je alleen afvragen of deze toepassing de toekomst heeft en in de toekomst rendabeler zal worden. Het antwoord daarop is volgens mij negatief. We denken daarom meer aan een stimuleringsmaatregel van vijf jaar, waardoor je de periode iets korter maakt. We vinden namelijk dat we WKK wel moeten blijven stimuleren. Ik hoor graag van de staatssecretaris hoe hij hierover denkt. Wij zien niet veel heil in de fysieke importeis. Je belemmert daarmee de groene opwekking die wel toekomst heeft, grootschalig op zee in buitenland of in Nederland. Door de hogere transportkosten zal de groene stroom zo duur worden dat er uiteindelijk geen investeringen meer zullen plaatsvinden door de producenten. Ik wil graag van de staatssecretaris weten hoe het zit met de REB die afgeschaft is op biomassa. Wat gebeurt er met deze stimulering van 1 januari 2003 tot 1 april of 1 juli 2003? Ik heb gezien dat de stimulering van diermeelverbranding ook wordt afgeschaft. Ik begrijp dat er een juridische eis is dat je diermeel moet verbranden. Is het dan niet handiger dat we er energie uithalen? Hoe denkt de staatssecretaris daarover? De heer Hofstra (VVD): Dank voor de brief, die punctueel om tien over drie ’s nachts op mijn huisadres werd bezorgd. Ik verblijf daar door de week overigens niet. Mijn vrouw slaapt gelukkig goed en onze bel is slecht. Ze is dus niet uit bed gekomen. Ik begin met een simpele vraag. Ik heb die vraag bij het vorige overleg ook al gesteld, maar ik begrijp het antwoord nog steeds niet. Het maximum is 7 cent en artikel 36i is 2,9 cent. In de tabel op een van de eerste pagina’s van de nota van antwoord kom ik nergens 9,9 cent tegen, maar maximaal 9,7 cent. Ik wil niet over 0,2 eurocent vallen, mevrouw de voorzitter, maar ik begrijp het niet. Ik ben het met collega Duyvendak eens over het budget. We hebben eerst zeer lage tarieven gehad. Deze werden op een bepaald moment
verhoogd. We hebben een fiscaal vangnet, dat gelukkig ook in het budget paste. Zou de staatssecretaris enige specificatie op dat punt kunnen geven? Volgens mij zit er nog steeds enige rek in. Waar praten we nu over met de verschillende technieken en hoe sluit een en ander aan op het budget? Ik wil overigens niet oproepen om het budget te overschrijden. We zijn daar vanzelfsprekend tegen. Ik heb ook vorige keer al gezegd dat wij naar subsidieloze exploitatie toe moeten. Ik mis dat punt in de discussie. Ik zie het budget in de eerstkomende jaren alleen maar stijgen. Kan de staatssecretaris hier nog iets over zeggen? Hij was het de vorige keer met mij eens dat wij inderdaad naar een subsidieloze exploitatie moeten. Moeten wij niet veel harder kiezen? Het is bijvoorbeeld onzin om te kiezen voor zonne-energie in Nederland, afgezien van 1 mln voor de professor die een keer een prijsvraag kan organiseren. Ik mis dat in de hele discussie. We praten veel over windenergie, die op zich kansrijk is in onze streken. Wat gebeurt er aan de procedures? Er is gisteren gesproken over de Spoedwet wegverbreding, waar ik heel erg voor ben. Moeten we ook niet op dit punt een spoedprocedure hebben? Ik herinner me de PKB Waddenzee, waar overigens veel gekke dingen in stonden. Er was toen ook een tekening gemaakt van een heel groot windmolenpark rond de Afsluitdijk. Hoe krijgen wij die windenergie op land en zee nu ook echt voor elkaar? Moet er niet iets aan de procedures gebeuren? Wij blijven ons bij de windenergie verzetten tegen de grens van 18.000 vollasturen. Dat is heel mooi voor Limburg. Ik heb de vorige keer al gezegd dat we de installatie op een heuvel moeten zetten, zodat iedereen haar kan zien en zij ook meer wind vangt. Laten we het beleid nu vooral richten op het vlakkere en dus grootste deel van Nederland. Dan moet wel de grens omhoog en wellicht is deze dan nog niet eens toereikend. Misschien moeten we naar het Duitse systeem. Duitsers doen meer goede dingen. Maar ook in dit opzicht kunnen we de Duitsers wel volgen. Volgens de sector stimuleren wij onhandige turbines als wij dit gaan doen. Deze turbines produceren minder maar leveren wel meer subsidie op. Ik ben daar als vertegenwoordiger van de belasting-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 665, nr. 38
7
betaler op tegen. Ik nodig de staatssecretaris uit om daar nog eens goed op in te gaan. Moeten wij niet naar een geheel ander systeem voor de vergoeding voor windenergie? Het is vervelend dat wij nog maar zo weinig tijd hebben deze week. Ik ben het met collega Crone eens ten aanzien van het buitenlandlek dat het wellicht beter is om artikel 36i zo snel mogelijk af te schaffen. Dat kan niet per 1 januari a.s. gebeuren maar misschien wel per 1 januari 2004 of wellicht tussentijds. Ik vind het een verkeerd principe. Wij zijn al gekke Henkie in Europa op dit punt. Kijk naar ons gedrag met groene stroom. Als dit zou betekenen dat er tijdelijk iets minder groene stroom wordt geproduceerd, is dat niet zo erg. We betalen dan maar iets meer. Voor principes moet je ook wat over hebben. Maar ik zou zeggen: laten we 36i afschaffen. Het vervelende is alleen dat in de vorige periode, als ik het met Crone eens was, de Kamer het daarover ook eens was. We hadden samen een meerderheid. Dat is niet meer het geval. Ik kijk dus even naar de collegae. Misschien willen sommigen ons helpen om aan die meerderheid te komen, bijvoorbeeld mevrouw Giskes van D66. Op het punt van de reciprociteit moeten we helder zijn. We leven in e´e´n Europa en moeten elkaar serieus nemen, dus over en weer. Misschien kan de staatssecretaris ook nog iets zeggen over de evaluatie. Ik vind vier jaar te lang duren. Het zijn belangrijke processen, we moeten ons geld goed besteden. We dienen goed de vinger aan de pols te houden en in te grijpen zodra blijkt dat dit nodig is. Mevrouw Giskes (D66): Voorzitter. Wij danken de staatssecretaris voor zijn brief. Dezelfde thema’s komen bij ons allen terug. Ik heb daarover ook een paar vragen. Ik begrijp dat de staatssecretaris ten aanzien van het buitenlandlek extra fysieke eisen gaat stellen en strenger gaat controleren. We hopen dat het goed gaat. Het is ons echter niet helder of daarmee alles voldoende is afgedicht. Ik herinner er nog eens aan dat D66 in 2001 als eerste gewezen heeft op het bestaan van het buitenlandlek bij een van de overleggen over dit onderwerp. Het is ons een lief ding waard dat dit lek goed gedicht wordt. Tegelijkertijd speelt de discussie of je om die reden meteen zou moeten
overgaan tot de afschaffing van artikel 36i. De staatssecretaris is daar in zijn brief op ingegaan. Ik begrijp zijn overweging om het wel te doen. Ik begrijp ook zijn overweging om het niet te doen. We zitten hier in een duivels dilemma. Ik neem aan dat hij hier dadelijk nog iets over zal zeggen. We zullen de woorden dan opnieuw wegen en hierop vervolgens een positie innemen. Wat de staatssecretaris erover schrijft, lijkt mij overtuigend. Het van de ene op de andere dag afschaffen gaat wel erg hard ineens en is niet in het belang van het stimuleren van het gebruik van duurzame energie, die helaas voor een deel nog uit het buitenland moet komen. Je hebt het dan niet over een lek maar over normale import uit het buitenland. Voorzitter. Ik wil expliciet een aantal vragen stellen over een aantal vormen van duurzame energie. Ik heb vorige keer een aantal vragen gesteld over windenergie. Hoe zit het met mensen die een oude installatie van net voor 1996 hebben en de behoefte hebben om ermee door te gaan? Grijpen zijn helemaal naast de pot? Ik begrijp dat de staatssecretaris uiteindelijk zegt dat de inhoud van het amendement op stuk nr. 10 van de heer Crone hierover, door hem gedeeld wordt. Ik heb nog in mijn aantekeningen staan dat de staatssecretaris de aanneming van dit amendement ontraadde. Als hij van mening veranderd is, is daarmee het probleem de wereld uit. Ik wil graag weten hoe zijn standpunt nu is en waar we vanuit kunnen gaan. Rondom de windenergie speelt de kwestie van de vollasturen. Ik vind het evenals anderen lastig om hier op een vroege ochtend te moeten beslissen of het 18.000 uren moeten zijn. Is het niet beter om het exacte aantal uit de wet te halen en af te spreken dat dit bij ministerie¨le regeling wordt vastgelegd? We kunnen dit eventueel met terugwerkende kracht laten ingaan. Het stuit me langzamerhand tegen de borst om op deze manier wetgeving te maken. Dat geldt voor meer onderwerpen die hier de revue passeren. Ten aanzien van WKK wordt nog het een en ander gee¨valueerd Vervolgens moeten we dat alsnog netjes vastleggen. Hetzelfde geldt voor het onderscheid in soorten biomassa. Is het niet beter om de MEP in te laten gaan, te proberen dit zo goed mogelijk te bepalen en onszelf de tijd
te geven – misschien zelfs tot het eind van het jaar – om definitieve uitspraken te doen over de te hanteren tarieven? Wij kunnen dan ook bekijken in hoeverre we dat alsnog met terugwerkende kracht goed kunnen laten gelden vanaf 1 januari van dit jaar. Dat is beter dan nog heel lang te moeten bouwen op het fiscale alternatief dat we nu – gelukkig – eind vorige maand geregeld hebben. Je komt daarmee toch ook niet voldoende tegemoet aan de wens om de duurzame productie uiteindelijk wel te stimuleren. Voorzitter. Waarom is er opeens nog drie jaar nodig om de kwestie van de biomassa uitgezocht te krijgen? Ik zie aan de lichaamstaal van de staatssecretaris dat deze termijn ook naar beneden gaat. De staatssecretaris besteedt in zijn brief voldoende aandacht aan WKK. Deze activiteit is belangrijk uit milieuoverwegingen en moet niet in het slop raken, zodat mensen vervolgens de handdoek in de ring gooien. Dat dreigt nu te gebeuren. Ik hoop dat de staatssecretaris er met alle kracht voor zorgt dat dit in orde komt. Ik weet niet of dit moet betekenen dat eigen gebruik zowel in de REB als in de MEP aan de orde komt. De sector zelf zal zich hierover nog wel eens achter de oren willen krabben. De staatssecretaris gaat daarover ongetwijfeld nog iets zeggen. De vergadering wordt van 10.45 uur tot 10.55 uur geschorst. Staatssecretaris Wijn: Voorzitter. Ik dank de Tweede Kamer, omdat zij deze wet met voortvarendheid ter hand heeft genomen. Wij hebben de vorige keer uitgebreid gesproken over de subsidiebedragen. De heer Duyvendak zegt dat het allemaal wat snel gaat, maar wij hebben een heel proces gehad waarin die bedragen zijn afgestemd. Door ECN-KEMA zijn de subsidiebedragen berekend op basis van bedrijfseconomische calculaties, waarbij is gekeken naar de onrendabele top. Daarna zijn die bedragen aangepast. Op verzoek van de Kamer is een onafhankelijke analyse gemaakt waar deze bedragen uit zijn gekomen. Zij komen grosso modo overeen met het onafhankelijk onderzoek. Het gaat wel snel, maar ik heb het gevoel dat de onderliggende berekening van de bedragen klopt,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 665, nr. 38
8
omdat er op verzoek van de Kamer een onafhankelijke analyse is uitgevoerd. Ik begrijp het proces wel. Dit is een sector met zware lobby’s aan alle kanten. Daar is niets mis mee, maar het is wel belangrijk dat die lobby’s tegen elkaar worden uitgewisseld. Er wordt gesproken over artikelen over Nuon in de Volkskrant en NRC Handelsblad, maar op een gegeven moment wordt het een Rupsje Nooitgenoeg-verhaal van een hoger subsidiebedrag en 36i niet afschaffen. Wij praten over een redelijke mix, waarbij die onafhankelijke analyse heel belangrijk is geweest. Op een gegeven moment moet je zeggen: zo doen wij het. De heer Hofstra vraagt wanneer wij dit evalueren. Ik herhaal wat ik de vorige keer heb gezegd. Er is standaard een wettelijke evaluatietermijn van vier jaar. Begin volgend jaar komt er een evaluatie en zo mogelijk al eerder. Tegen het einde van 2003 kijken wij naar de subsidiebedragen voor het jaar 2004, want dan is er enige ervaring mee opgedaan. De heer Hofstra (VVD): De Kamer heeft een second opinion laten uitbrengen, maar de tarieven waren door de staatssecretaris al verhoogd voordat het onderzoek gereed was. Kan de staatssecretaris los daarvan een matrix geven van volume en tarief? Dan weten wij bij de evaluatie waar men op gerekend heeft en dan kunnen wij dat allemaal goed volgen. De heer Duyvendak (GroenLinks): De verificatie van de onderbouwing door de Kamer gaat vooral over wind op land. Over wind op zee kon men weinig zeggen, maar dit is nu juist een van de problemen in het debat. Staatssecretaris Wijn: De verificatie heeft in ieder geval grosso modo tot een akkoord geleid, ook voor wind op zee. Zij geeft een indicatie dat wij een redelijk comfortabele benadering hebben van de benodigde bedragen. Ik zal nog uitleggen waarom dit beter is dan de huidige REB. Met die verificatie en de berekening door ECN-KEMA, die grosso modo is geaccepteerd, moeten wij het maar doen. De heer Crone (PvdA): Door die verificatie is niet volledig bevestigd dat de cijfers juist zijn, maar dat de
cijfers, inclusief de nieuwe cijfers en de berekeningswijze, kloppen. Er zijn een aantal veronderstellingen van EZ die in de markt anders beleefd worden. Ik heb de vorige keer gezegd dat het niet alleen om de kostenstructuur gaat. Als ik moet kiezen tussen twee paar schoenen, vraag ik nooit aan de winkelier wat zij gekost hebben, maar ik kijk naar de prijs en dan neem ik de beste prijs-kwaliteitverhouding. Het kernpunt van de discussie blijft de marktanalyse. Je kunt je een ons rekenen over de kosten, maar men neemt gewoon waar het hoogste rendement op zit. Staatssecretaris Wijn: Dat punt van de heer Crone komt ook terug bij de discussie over 36i, maar ik heb eerst een algemeen kader geschetst. Er komen geluiden van alle kanten en ik heb geprobeerd om de context van die geluiden te schetsen. Het zou mij niet verbazen als men er af en toe horendol van wordt, maar misschien valt dat ook wel mee. Mevrouw Giskes (D66): Wij doen alsof wij hier het wiel uitvinden, maar ik begrijp dat er in het buitenland ook flink wordt gestimuleerd en gesubsidieerd. Leert ons dat ook niet het nodige over hoe wij de kostenstructuur moeten zien? Staatssecretaris Wijn: Ja, daar is ook naar gekeken in het ECN-KEMArapport. Op de discussie over 36i ben ik in de brief ingegaan. De vraag is of wij het buitenland stimuleren, als wij 36i beperkt in stand houden. Is er dan niet een te groot buitenlandlek en hoe zorg je dat groene stroom voldoende wordt gestimuleerd? Bij deze discussie speelt zowel de hoeveelheid als de prijs die consumenten moeten betalen. De heer Hofstra heeft terecht gezegd dat wij naar dat geheel moeten kijken. Bij de capaciteitsuitbreidingen die op stapel staan, is de vraag welke prijs er wordt gerekend voor de geproduceerde stroom. Dat is de crux bij de discussie over 36i. Wij veranderen nu vrij veel aan de stimulering van groene stroom. De vraag is hoe rigoureus wij daarmee doorgaan en welke risico’s wij daarbij nemen. Wij zijn het er wel over eens dat wij geen goed geld moeten gooien naar productie die er toch al is of komt.
De heer Crone en een aantal anderen hebben gewezen op het stimuleren van geı¨mporteerde groene energie met 36i en de grote hoeveelheid groencertificaten die op de plank blijft liggen. Volgens hem krijgen Nederlandse producenten hierdoor een zwakke concurrentiepositie, zodat er ondanks de invoering van de MEP onvoldoende geı¨nvesteerd kan worden in de Nederlandse productiecapaciteit van groene stroom. Hiervoor zijn verscheidene oplossingen aangedragen. De heer Crone zegt dat 36i direct moet worden afgeschaft en de heer Duyvendak zegt dat wij dat in drie jaar moeten doen. Hij heeft net als sommige anderen voorgesteld om biomassa voorlopig uit te sluiten van 36i, zodat het alleen gaat om wind- en zonne-energie. Daarmee wordt wellicht tegemoetgekomen aan andere bezwaren. Ik heb begrip voor deze breed gedragen zorgen over het effect van 36i op de concurrentiepositie van Nederlandse producenten en het mogelijk onnodig stimuleren van buitenlandse duurzame elektriciteit. In de brief wordt voorgesteld om 36i met wat nadere voorwaarden in stand te houden en in het komende jaar de invloed hiervan op de import, de nationale productie en de prijsvorming voor consumenten zorgvuldig te monitoren. Mevrouw Giskes zei al dat wij een weg moeten vinden in dit dilemma. Ik wil dit in ieder geval goed monitoren. Even over het lek. Per 1 januari 2002 is 36i voor waterkracht afgeschaft. De vele groencertificaten voor waterkracht in Scandinavie¨ die waardeloos zouden zijn, vallen er dan niet meer onder. Die groencertificaten voor waterkracht in Scandinavie¨ zijn inmiddels al meer waard geworden, naar ik heb begrepen. Er zijn tekorten bij de productie van groene stroom in Scandinavie¨, omdat de waterbassins door de weersomstandigheden gedeeltelijk leeg staan. Per 1 januari 2002 is waterkracht er in ieder geval al afgehaald. Dat was een groot probleem. Stap twee is dat de REB 36i in 2003 wordt gehalveerd. De producentenvergoedingen van 36o worden ook afgeschaft. Door het instellen van de MEP worden er ingrijpende wijzigingen in de markt aangebracht. Hierdoor veranderen de marktverhoudingen. De marktpartijen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 665, nr. 38
9
moeten de kans krijgen om zich daaraan aan te passen. Als je 36i snel volledig zou afschaffen, loop je het risico dat de marktverhoudingen aanzienlijk worden verstoord. 36i zal niet meteen doorwerken. Er zijn leveranciers die veel moeten importeren, terwijl andere veel in Nederland geproduceerde duurzame elektriciteit leveren. Het percentage dat in Nederland wordt geproduceerd, is niet gelijk bij al die producenten en leveranciers. De heer Crone (PvdA): In de brief stond ook dat daarmee de markt wordt verstoord. Het ging er toch om dat de concurrentie wordt bevorderd? De staatssecretaris noemt het marktverstoring, maar ik zeg dat je concurrentie op het goede punt krijgt. Degene die het meest in Nederland produceert, krijgt subsidie. Dat is geen marktverstoring, nog los van het feit dat wij volgend jaar voldoende capaciteit in Nederland hebben. Staatssecretaris Wijn: Dat klopt. Wij moeten die concurrentie stimuleren. Groene stroom is een geliberaliseerde deelmarkt en dat is een goede zaak, maar in deze interruptie wordt alleen de productie benadrukt. Wij zijn het erover eens dat wij meer productie van groene stroom in Nederland willen, maar daar tegenover staat het effect op de vraag en de prijs die de consument moet betalen. Op dit moment zijn groene en grijze stroom even duur. Dat betekent dat groene stroom aantrekkelijk is voor consumenten. Wij gaan naar een systeem van stimulering van schone productie. Om consequent te zijn zouden wij dan meteen alle vormen van stimulering van de vraag van groene stroom moeten schrappen. Ik heb de vorige keer al gezegd dat wij dat goed in de gaten moeten houden en dat wij niet alle stimulering van de vraag naar groene stroom moeten te schrappen, maar deze nog een beetje in stand moeten houden om ervoor te zorgen dat het marktevenwicht, waarbij het gaat om vraag en aanbod, niet te snel wordt verstoord. Ik kan mij wel vinden in deze richting, maar wij moeten zowel naar het aanbod als naar de vraag kijken. Bij het aanbod moeten wij voorkomen dat wij de deur voor import van buitenlandse duurzame elektriciteit zo drastisch sluiten dat er, ondanks
de productiecapaciteit die in aanbouw is, een tekort aan aanbod optreedt, waardoor er allerlei risico’s zijn van prijsopdrijving. Er is een pakket importbeperkende maatregelen aangekondigd, omdat ik die zorgen deel. De heer Crone zegt dat er op 1 december ruim 6,5 miljoen geldige certificaten beschikbaar waren. Dat is veel. Als je kijkt naar de groei van het aantal huishoudens dat groene stroom verbruikt, is niet uit te sluiten dat deze in de loop van 2003 doorzet naar twee miljoen huishoudens. Dat zou een fantastische ontwikkeling zijn. Wij zitten nu op 1,3 miljoen. Er zijn heel veel acties om op groene stroom over te gaan in het licht van de liberalisering. Als je 1,3 vermenigvuldigt met 3000 kWh, wat een huishouden gemiddeld per jaar verbruikt, kom je al een eind in de richting van 6 miljoen. Ongeveer eenderde deel van die certificaten is uit Nederland afkomstig. Door de afschaffing van REB 36o, wat het grote buitenlandlek was, hebben wij al een lek van 150 a` 200 mln euro weggesneden. Er is gevraagd om te kijken naar de omvang van het gebruik van 36i, gesplitst naar nationale productie en import. Ik geef een rekenvoorbeeld. Als de import van groene stroom door een toenemende vraag in 2003 twee keer zo groot wordt als in 2002, uitgaande van 2,9 cent/kWh in REB 36i en een prijs van 10 a` 20 euro per certificaat van 1 MWh, komt er ongeveer 40 tot 80 mln euro terecht bij buitenlandse producenten. Wij weten niet precies hoeveel er bij buitenlandse producenten terechtkomt, maar dit rekenvoorbeeld geeft een indicatie van dat bedrag. Wij weten wel dat dit bedrag wordt beperkt door de twee maatregelen die ik in de brief van vorige week heb aangekondigd, namelijk strengere controle op biomassa en aanscherping van de importeisen voor het verkrijgen van groencertificaten. Dat gaan wij ook monitoren. Daarbij komt het effect van de implementatie van de richtlijn duurzame elektriciteit in 2003. Naar verwachting zal het aanbod van garanties van oorsprong in Nederland dalen, omdat de vraag in andere EU-lidstaten hierdoor zal toenemen, maar dat vraageffect kunnen wij niet volledig inschatten. Daarnaast is de verwachting dat de vraag in Nederland toeneemt, omdat garanties van oorsprong het
exclusieve bewijs worden voor levering van groene stroom, ook aan grootverbruikers. Samenvattend, het probleem is minder omvangrijk dan door sommigen wordt gesuggereerd en de weglek wordt grotendeels opgelost door de afschaffing van 36o. Door vijf maatregelen, te weten de invoering van de MEP, de afschaffing van 36i voor waterkracht, het lagere tarief voor de resterende opties die onder 36i vallen, de aanvullende maatregelen bij de import van biomassa en de implementatie van de richtlijn duurzame elektriciteit, wordt het stimuleren van import van groene stroom verder beperkt. Met deze maatregelen is volgens mij een juiste balans gevonden in de stimulering van groene stroom, zodat er in Nederland wordt geı¨nvesteerd, terwijl import wel mogelijk blijft, omdat niet alle stroom die in Nederland nodig is, in Nederland wordt geproduceerd. Tegelijkertijd worden er niet onnodig belastingvoordelen weggegeven. Het belastingplan is net goedgekeurd. Er wordt gezegd dat dit nog aangepast kan worden, maar ik voel meer voor de lijn-Hofstra om bij het volgende belastingplan, per 1 januari 2004, te bekijken hoe wij verdergaan met 36i. Dat zeg ik graag toe. Ik zal hierover contact opnemen met mijn collega van Financie¨n. Wij bekijken hoe dit zich in 2003 ontwikkelt en voor het belastingplan 2004 bekijken wij 36i opnieuw. Hiermee komen wij tegemoet aan de zorgen over de effecten die door een aantal woordvoerders zijn geuit. Wij houden de optie-Duyvendak open om het in drie jaar geleidelijk af te schaffen, afhankelijk van de effecten. Ik denk dat wij dan per saldo een mooi midden hebben. De heer Crone (PvdA): Wij denken allemaal in dezelfde richting, maar er zijn hardlopers en marathonlopers. Ik wil nog een sprintje proberen. Bij de redenering dat er misschien 700.000 klanten bijkomen, wordt uitgegaan van de veronderstelling dat 36i blijft bestaan. In feite worden er 700.000 klanten gewonnen door extra via 36i te importeren, terwijl wij willen overgaan op nationale productie. Dan groeit die markt, maar daarna gaat 36i weg en dan moeten wij een deel van die mensen teleurstellen. De vraag is of je dat moet doen. Dat is het nadeel, als je een luchtballon
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 665, nr. 38
10
een tijdje oppompt. Wij blijven deze oppompen, maar zachter. Het buitenlandlek en het prijsverschil worden kleiner, maar ik vind het niet zo verstandig om de markt te blijven oppompen met buitenlandse stroom. Ik heb liever dat de markt blijft zoals zij is en langzamer groeit op basis van nationale stroom, omdat wij dat met die ’’verkeerde’’ biomassa eigenlijk niet willen. Ik heb niet voorgesteld om 36i per 1 januari af te schaffen, maar bijvoorbeeld tegelijk met de MEP, want dan lekt er ook geen geld weg, dus dat zal per 1 juli of 1 april zijn. Je kunt het ook in twee stappen doen, maar als wij het nu helemaal niet afschaffen en bij het belastingplan evalueren, zitten wij hier volgend jaar weer op de laatste dagen voor Kerstmis en dan zegt weer iedereen dat het niet in een keer in 2004 moet worden afgeschaft. Ik weet precies hoe het dan gaat, dan wordt het een cent in 2004. Het probleem blijft dat wij een verkeerde ballon oppompen. De staatssecretaris zegt dat hij dat minder hard doet dan mevrouw Jorritsma. Dat siert hem, maar ik zou zeggen dat de ballon niet meer opgepompt moet worden, wetende dat de Essentcentrale die nu wordt gebouwd, volgend jaar al een miljoen groencertificaten op de Nederlandse markt oplevert. De heer Hofstra (VVD): Ik vind het wonderlijk dat de staatssecretaris allerlei argumenten noemt waarom wij ons geen zorgen hoeven te maken. Hij zegt dat het niet zoveel is. Als wij dat met elkaar eens zijn, kunnen wij het direct afschaffen. Als er maar weinig is, hoeven wij het ook niet in stand te houden. Het kan een tussenweg zijn, als de staatssecretaris toezegt dat wij niet evalueren bij het belastingplan 2004, maar dat wij het dan afschaffen. De discussie is dan of wij het op 1 januari 2004 of eventueel eerder doen. De heer Duyvendak (GroenLinks): De discussie is wel iets breder. Ik heb er moeite mee dat de staatssecretaris zegt dat wij het in 2004 alleen maar gaan evalueren. Ik denk dat het van belang is om de markt een helder signaal te geven dat de import van biomassa binnen twee of drie jaar voorbij is. Dat kan ertoe leiden dat marktpartijen in Nederland extra gaan investeren. Dat gebeurt niet, als het idee is dat men dat tot in lengte
van dagen kan blijven doen. Ik wil graag het signaal geven dat het in een bepaald tempo wordt afgebouwd. De discussie gaat over het tempo, maar het afbouwen staat vast. Staatssecretaris Wijn: Ik kan mij wel iets voorstellen bij de redenering van de heer Crone over het oppompen, maar de manier waarop hij het brengt, is wel wat opgepompt, om dat woord dan maar te gebruiken. Wat hij zegt, is niet onjuist, maar hij pompt de effecten op. Als hij zegt dat hij liever heeft dat deze markt wat langzamer groeit, komen wij bijna op de discussie over het halen van onze Kyoto-doelstelling. De heer Crone (PvdA): Ik weet toevallig wel hoe het halen van de Kyoto-doelstelling in elkaar steekt. Wij halen de Kyoto-doelstelling niet door te importeren, want dat is ten gunste van het exporterende land, maar door hier te produceren. Staatssecretaris Wijn: Die discussie voeren wij nog wel een keer. De heer Duyvendak en de heer Hofstra willen die richting ook op, dat is duidelijk, maar ik kan de uitspraak dat wij het per 1 januari 2004 afschaffen, niet voor mijn rekening nemen. Ik wil eerst een evaluatie houden en kijken hoe het zich ontwikkelt. Het signaal is helder. Dat is om de richting op te gaan waarin wij niet langer de vraag subsidie¨ren, maar het aanbod en de productie in Nederland. Ik kan mij wel iets voorstellen bij die richting, maar ik hoop dat de Kamer kan billijken dat ik hierin een voorzichtigere toonzetting kies, omdat ik eerst wil zien wat de effecten op de markt zijn. Mevrouw Giskes vroeg welke extra eisen er worden gesteld aan import. De kern van de extra importeis is dat er niet alleen transportcapaciteit op het Nederlandse landsgrensoverschrijdende net gecontracteerd moet zijn, maar dat de elektriciteit daadwerkelijk uit het land van productie naar Nederland wordt geı¨mporteerd. Daardoor worden tussenstappen van land A naar B en dan naar Nederland eruit gesneden. Er moet directe levering zijn naar Nederland. Dat kan worden ingevuld door importerende partijen transportcontracten te laten overleggen of door de energieprogramma’s voor
de interconnectoren van de netbeheerders te vragen, waaruit moet blijken dat er daadwerkelijk export naar Nederland plaatsvindt. Deze regels worden opgesteld in overleg met de belastingdienst, Financie¨n en TenneT, met een technische notificatie in Brussel. Wij verwachten dat dit in januari wordt afgerond, omdat het niet zo ingewikkeld is. Wij zullen een overgangstermijn inbouwen, afhankelijk van het moment waarop de MEP wordt geı¨ntroduceerd, zodat marktpartijen de tijd hebben om aan die eisen te voldoen. De heer Crone zei dat het daadwerkelijk moet gaan om import in Nederland. Op deze manier kunnen wij de import van groene stroom tussen andere landen afdichten. Er is gevraagd of de bureaucratie hiermee niet wordt opgetuigd. Dat valt wel mee, omdat hierbij bestaande contracten worden ingestuurd en bekeken. Hiermee wordt de import afgekapt waarvan wij niet zeker weten of het echte import is. Mevrouw Giskes (D66): Als bij de evaluatie in de loop van volgend jaar blijkt dat dit waterdicht kan worden geregeld en dat dit goed werkt – waarbij ik veel hoofdschudden zie in de zaal, maar dat moet dan maar blijken – wordt de noodzaak om 36i af te schaffen minder groot. Als ik het goed zie, hoef je dan jezelf niet de kans te ontnemen om zonneenergie en windenergie uit het buitenland te blijven importeren. De heer Crone (PvdA): Biomassa valt onder onze definitie van groene stroom en wordt dus erkend, als je kunt traceren uit welke landen, langs welke kabels zij is gekomen. Zolang deze niet wordt uitgesloten door de definitie, mag je het importeren. Het blijft erkend, alleen wordt er beter gecontroleerd of er geen valse swapcontracten tussen zitten. De heer Duyvendak wil alle biomassa in Nederland verbieden die niet superzuiver is, maar deze mag van hem nog wel twee jaar uit Finland komen. Los van het geld vind ik dat een principie¨le denkfout. Mevrouw Giskes (D66): U bent een verdediger van het afschaffen van 36i, maar mijn vraag is of er iets op tegen is, als je waterdicht weet te regelen dat alleen wordt geı¨mporteerd wat echt groen is.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 665, nr. 38
11
De heer Crone (PvdA): Daarom koppel ik 36i aan een reciprociteitseis. Door onze definitie is niet uitgesloten dat er met 36i subsidie wordt gegeven aan biomassa uit Zweden, waar soms afvalbiomassa tussen zit. Mevrouw Giskes (D66): In theorie kun je de biomassa er nog uitgooien. Dan houd je bijvoorbeeld zon en wind over. De heer Crone (PvdA): In dat geval moet men het amendementDuyvendak c.s. steunen. Daardoor gaat het voorstel per 1 januari in. Alles wordt zo per deelgebied georganiseerd. Staatssecretaris Wijn: Wij moeten even terug naar de basis. Wij willen dat het gebruik van groene energie in het buitenland niet wordt gestimuleerd met Nederlands belastinggeld, als men daar toch al groene energie produceert. De stimuleringsregeling moet dus zo vormgegeven worden dat dit niet gebeurt. Dat kan door 36i af te schaffen, maar dan blijft tegelijkertijd groene energieproductie in het buitenland die wij wel tot stand willen brengen, achterwege. Daarnaast kunnen er in Nederland effecten op de markt ontstaan die wij nu niet helemaal kunnen overzien. Daarmee verwijderen wij ons misschien weer van ons doel, terwijl het momenteel juist zo goed gaat met de groene stroom. Ik heb gesteld dat ik evenmin geld wil geven aan buitenlandse producenten die de groene stroom anders toch wel geproduceerd zouden hebben. Wij gaan een en ander dan ook monitoren. Er zijn een heleboel varianten. Een daarvan is dat je 36i nu afschaft, maar dat vind ik gewoon te risicovol nu het op de markt voor groene stroom op dit moment zo goed gaat. Een andere mogelijkheid is dat 36i in drie jaar, in drie stappen wordt afgeschaft. Dat is best een ree¨le optie. Weer een andere mogelijkheid is het voorstel van Hofstra, die 36i per 1 januari 2004 wil afschaffen. Dat vind ik ook een ree¨le optie. Duyvendak en Giskes stellen voor om, nu waterkracht al uitgesloten is, ook biomassa uit te sluiten. Daarbij bestaat wel een discussie over de waarde van de groencertificaten. Ik sluit niet uit dat wij dat inderdaad doen en dat wij hier over een jaar
weer zitten en de gevolgen in 2003 bekijken. Dat zal eerder met Sinterklaas dan met Kerst gebeuren. Misschien moet naast waterkracht, die ook binnen de definitie van groene stroom valt, ook biomassa uitgesloten worden voor het buitenland. Ik zeg op voorhand helemaal niet dat dit niet kan. Integendeel. Mij is gevraagd om een signaal aan de sector te geven over de manier waarop ik verder wil met de 36i, omdat hierbij heel veel langetermijncontracten betrokken zijn. Bij een acute afschaffing van 36i moeten wij natuurlijk ook beseffen dat er langetermijncontracten bestaan op basis van bepaalde ideee¨n over de inhoud van 36i in de toekomst. Laat ik echter niet verder ingaan op dat thema. Ik zie een heleboel mogelijkheden. Wij zijn ervan overtuigd dat wij geen geld moeten stoppen in groenestroomproductie die er toch al zou zijn geweest in het buitenland. Vanuit die lijn geef ik aan de sector het signaal dat wij het beleid blijven voeren en dat wij de ontwikkelingen van de wet blijven monitoren. Wij bespreken nu een aantal scenario’s. Ik neem aan dat de industrie daarvan kennisneemt. Over de achterliggende filosofie verschillen wij niet van mening. De heer Duyvendak (GroenLinks): De staatssecretaris vindt dat er geen geld moet gaan naar productie die toch al plaatsvindt. Wij moeten met enige spijt constateren dat het voor e´e´n of twee jaar voor een deel nog wel gebeurt. Het is van belang dat de staatssecretaris het onderwerp in de tijd plaatst; hij moet zeggen dat het naar zijn mening over twee of drie jaar echt voorbij is. Staatssecretaris Wijn: Vergeleken met wat er de afgelopen jaren is gebeurd, maken wij nu een ontzettende sprong voorwaarts met het dichten van het buitenlandlek. Ik kan mij voorstellen dat de heer Duyvendak nog niet voor honderd procent tevreden is. Vanwege de context ligt het echter enigszins anders. Het veel beperktere bedrag dat via stimulering van 36i voornamelijk bedoeld is voor wind, zon en biomassa, is niet weggegooid. Wij weten niet hoeveel er precies bij de buitenlandse producenten terechtkwam, hoeveel nodig was voor transport en hoeveel voor de leverancier. Wij moeten een en ander
wel in nuance en in proportie blijven zijn. De 2,9 eurocent/kWh wordt volgens mij niet helemaal weggegooid, maar wij weten het niet precies; de 2,9 eurocent/kWh gaat ook naar transportkosten. In het artikel over Nuon, waaraan de heer Crone refereerde, wordt gesteld dat er in het buitenland windparken zijn opgezet in de veronderstelling dat 36i bestond. Wij hebben met zoveel argumenten te maken. Een deel van het buitenlandlek dekken wij al af en daarvan weten wij in ieder geval dat het niet goed is. Wij bekijken nu alle nadere maatregelen en gaan monitoren. De heer Crone (PvdA): Of het buitenlandlek nu e´e´n cent of drie cent betreft, maakt niet zoveel uit. Nuon en het bedrijf Echte Energie kunnen kiezen tussen het importeren van groene stroom met certificaten uit het buitenland, of kopen in het binnenland. Zo gauw de buitenlandse stroom goedkoper is, al is het maar een tiende cent, ontstaat het lek. Dat is precies het verschil. Als je moet kiezen tussen een groene schoen en een met een andere kleur, doet het er helemaal niet toe of die ene schoen duurder is dan de andere. Dat is de marktanalyse die wij steeds horen en waar wij steeds last van hebben. Zolang de schoenen uit het buitenland goedkoper blijven, al zijn ze groen – hoewel minder groen dan Duyvendak wil – zullen ze gekocht worden. Dat kan in de voorziening van de staatssecretaris. Ik houd er echt aan vast. Ik snap best dat je de regeling bestuurlijk gezien niet per 1 januari kan afschaffen. Misschien is het goed als de staatssecretaris ruim voor de zomer, dus niet pas in het belastingplan, laat zien op welke manier hij de regeling afschaft: in e´e´n klap in 2004, met de MEP of in twee jaar. De ruimte daarvoor geef ik hem. Het afschaffen wordt nu Kamerbreed gedragen, maar daartoe moet niet pas bij het belastingplan worden besloten, want dat is echt weer op het laatste moment. Zorg er maar op basis van een marktanalyse voor dat wij voor 1 juni een notitie hebben, waarin staat op welke manier het kan. De voorzitter: Ik heb een opmerking voor de heer Crone. Ik mag mij niet met de discussie bemoeien, maar ik koop meestal schoenen die helemaal
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 665, nr. 38
12
goed zitten, want dat vind ik heel belangrijk. Staatssecretaris Wijn: Ik heb drie afwegingen: schoenen moeten goed zitten, ze moeten een redelijke prijs hebben en je wilt er niet mee voor gek lopen. Als je kijkt naar de kleur van schoenen... Mevrouw Giskes (D66): Voor de heer Crone moeten ook de veters blijven zitten. De heer Crone (PvdA): Dit klopt precies, want hij noemt de kostenfactor niet als element. Dat is precies mijn punt. De kosten doen er helemaal niet toe. Staatssecretaris Wijn: De kosten doen er natuurlijk wel toe. Naarmate de prijs voor schoenen omlaag gaat, ben ik bereid om er meer mee voor gek te lopen. Rode schoenen voor een tientje is toch iets anders dan zwarte voor 80 euro. Ik wil met dit verhaal iets aangeven en daarin zit de nuance van de discussie. Wij moeten niet doen alsof de windmolenparken die een bekend Gelders elektriciteitsbedrijf in het buitenland heeft neergezet, paarlen voor de zwijnen zijn. Het betreft natuurlijk wel degelijk groene stroom die ook Nederlandse afnemers heeft. Laten wij de discussie genuanceerd houden alstublieft. Dat geldt ook voor alle elementen die ik net noemde. Ik val in herhaling, maar ik heb een aantal elementen genoemd: prijsvorming; wat er al wordt weggehaald; nadere aanscherping; het belang van een goede markt voor groene stroom en het feit dat ik de richting van de Kamer begrijp, maar dat ik wat afkering ben van risico’s omdat de stimulering van groene energie op dit moment zo goed gaat. De signalen van de Kamer zijn allemaal duidelijk. Ik kan echter niet binnen twee maanden een evaluatie over het onderwerp presenteren; we´l bij het belastingplan. Dat is ook een gee¨igend moment. Ik vind dat de heer Hofstra hierbij een behoorlijke ’’largesse’’ aan de dag legde. Op die manier moeten wij ernaar kijken. Voorzitter. De heer Crone heeft voorgesteld om de mogelijkheid van reciprociteit te bekijken om het buitenlandlek verder te dichten. Daardoor wordt alleen duurzame elektriciteit gestimuleerd uit landen die zelf Nederlandse duurzame
elektriciteit voor hun stimuleringsmaatregelen in aanmerking laten komen. Praktisch betekent dit dat 36i wordt afgeschaft, omdat Nederlandse duurzame elektriciteit in geen enkel land in aanmerking komt voor stimulering. Alle andere landen stimuleren volledig het aanbod. Dat is ook het systeem van de MEP, dat wij nu gaan invoeren. Ik stel hier nogmaals voor om binnen alle zorgen, die er terecht zijn, de nuance niet uit het oog verliezen. De heer Hofstra heeft naar het budget gevraagd. Ik hoop dat wij de hoogte van de subsidiebedragen hebben gehad. Het gaat nu om de vraag op welke manier de tarieven zijn vastgesteld. Ik had dat al een beetje geschetst. Er is een ontwikkeling te zien in het aantal contracten dat wordt afgesloten. Er is nu natuurlijk wat onzekerheid in de markt, wat leidt tot afwachtend gedrag en uitstel. In de wet is het maximum voor wind op zee vastgesteld op 7 cent. Dat is een afronding van 6,8 cent. De afronding gaf ietsje flexibiliteit. De heer Duyvendak heeft een amendement ingediend om de zeven cent sowieso uit de wet te slopen. Laat hij niet doen alsof ik dat punt helemaal omarmd heb. Ik heb het volgende gezegd, hoewel iets minder ludiek: ter bescherming van mensen die al te enthousiast zijn over de stimuleringshoogte vonden wij de 7 cent in de wet wel verstandig. De heer Duyvendak lijkt mij een enthousiasteling. Als hij nu voorstelt om de 7 cent eruit te halen zodat er flexibiliteit ontstaat, zal ik er niet over vallen. Daarom laat ik het oordeel daarover aan de Kamer. De heer Hofstra (VVD): Dat is wel een beetje gevaarlijk, want ik heb collega Duyvendak onder meer 40 cent horen noemen voor zonneenergie. Dat is bijna zes keer zoveel. Laat de 7 cent dus maar rustig staan! Staatssecretaris Wijn: Ik heb ook wel een vermoeden van het stemadvies dat u uw fractie zult geven. Ik wil er niet over vallen, omdat ik heb toegezegd toch nog de discussie te voeren over bijvoorbeeld het aantal man dat er voor nodig is, hoewel ik dat onderwerp in een ministerie¨le regeling onderbreng. De heer Duyvendak (GroenLinks): De heer Hofstra kan het afschaffen van de 7 cent rustig steunen, want ik
heb een aparte motie voorbereid over zonne-energie. Ik vreesde al dat hij daartegen zou stemmen. Mevrouw Giskes (D66): Komt er nog een apart moment waarop alsnog bepaald wordt welke tarieven er precies zullen zijn? Zo ja, wanneer is dat moment? Staatssecretaris Wijn: Wat er nu ligt, is er gewoon. Dat zijn de bedragen voor 2003. In het laatste kwartaal van volgend jaar hebben wij daar wat ervaring mee opgedaan en dan komen wij weer bij elkaar. Op dat moment bepalen wij de tarieven voor 2004. U moet het zien in de door mij geschetste context over de hoogte van tarieven. Mevrouw Giskes (D66): Als aan het eind van het jaar zou blijken dat er toch echt heel rare dingen in hebben gezeten, kun je vaststellen dat de tarieven e´e´n jaar hebben gegolden en dat ze gecorrigeerd moeten worden. De mensen die het komende jaar gaan investeren, zitten echter voor tien jaar aan het subsidiebedrag vast. Is het denkbaar dat dit voor hen toch nog gecorrigeerd wordt? Staatssecretaris Wijn: Het antwoord is ’’nee’’. Ik bestrijd echter ook de vooronderstelling die u tussen neus en lippen uit, namelijk dat er rare dingen in zouden zitten. Ik ben ervan overtuigd dat er geen rare dingen in zitten. Wij gaan een en ander evalueren; dan weten wij het helemaal zeker. Dan kunnen wij ook overzien wat er in brede zin precies gebeurt. Ik doel daarmee onder meer op 36i en de hoogte van de bedragen. Ik heb een voldoende comfortabel gevoel over de berekeningen van ECN en KEMA en over de contra-expertise. Ook omdat de reacties uit de sector elkaar ongeveer middelen, denk ik dat wij een heel behoorlijke hoogte te pakken hebben. Daar moet men het mee doen. Mevrouw Giskes (D66): Mocht het zo zijn dat 36i per 1 januari 2004 wordt afgeschaft of verminderd, dan worden de subsidies daarop natuurlijk wel aangepast? Staatssecretaris Wijn: Dit is lastig, omdat je daarbij een andere techniek hebt te maken. In beginsel gebeurt wat mevrouw Giskes vraagt wel vanwege het systeem in de wet. Ik
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 665, nr. 38
13
moet hierover echter voorzichtig zijn, omdat dit formeel onder de begroting van de staatssecretaris van Financie¨n valt. Het beginsel zit echter in de wet. De voorzitter: De heer Stuger heeft de vergadering verlaten, omdat hij een andere vergadering heeft. Mevrouw Giskes (D66): De staatssecretaris zegt dat dit onder een ander departement valt. Dat is het geval als wij spreken over een vermindering van 36i. De MEPtarieven bepaalt de staatssecretaris natuurlijk zelf. In die zin is hij niet afhankelijk van Financie¨n. Staatssecretaris Wijn: Dat is correct. Ik kan het antwoord herhalen en dan kunt u zeggen dat het kabinet met e´e´n mond spreekt en dat het dus kabinetsbeleid is. U weet dat wij allemaal onze eigen departementale begroting hebben waarnaar gekeken wordt. Daarover worden weer onderlinge discussies gevoerd. De systematiek zit in de wet. Het antwoord op uw vraag is ’’in beginsel ja’’. Ik heb de woorden ’’in beginsel’’ wat nader willen toelichten, maar het antwoord verandert daardoor niet. De heer Hofstra heeft gevraagd om een PxQ-lijstje. Dat geef ik bij dezen. Hij hoeft niet mee te schrijven, want dat doet de stenograaf. Ik kan mij voorstellen dat die een lastige ochtend heeft door deze technische discussie. De cijfers voor 2003 zijn indicatief, maar het is natuurlijk wel een ’’educated guess’’. Wind op land, 1000 gigaWattuur (GWh) komt uit op 48 mln euro. Zon-pv, 20 GWh, komt uit op 1 mln euro. 1100 GWh voor de afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s), komt uit op 8 mln euro. 1200 GWh voor biomassa komt uit op 53 mln euro. 15.000 GWh voor WKK komt uit op 94 mln euro. De aanloopkosten voor de uitvoering worden ingeschat op 10 mln euro. Wij doen ons best om dat bedrag te verminderen. Voor 2003 komen wij op een totaal van 214 mln euro. Het budget bedraagt 258 mln euro, dat zijn per saldo de huidige kosten van de REB, die vanzelfsprekend gecorrigeerd zijn voor de instandhouding van 36i. Daarmee kom je op een onderuitputting van 44 mln euro. Er is sprake van een onderuitputting omdat in de regeling een ingroei bevat.
Wij verwachten verder voor 2004 een onderuitputting van 60 mln euro en voor 2005 van 26 mln euro. Voor 2006 verwachten wij zelfs een lichte overuitputting. Enkele projecten kunnen daarbij al van invloed zijn. Uiteindelijk is dat het resultaat van de realisatie van nieuwe projecten. Met het geld dat beschikbaar komt door de onderuitputting van de eerste jaren wordt een egalisatiereserve gevormd. Wij houden het separaat. Als er in de jaren daarna een overuitputting plaatsvindt, kunnen wij de reserve laten afnemen. Dan is het inmiddels 2006. Wij hebben hiermee dan ervaring opgedaan en kunnen dan bekijken wat mij met het vaste bedrag doen. Dat is in het komend jaar 34 euro per huishouden, wat in de jaren daarna kan veranderen. Voor de eerste vier jaar hebben wij dit ingeschat op een PxQ-basis gekoppeld aan het oorspronkelijke budget. De heer Kortenhorst vroeg naar WKK. Ik breng die vraag in relatie met de onderuitputting. Vraagt hij of WKK-subsidie opgehoogd moet worden tot 0,57 cent/kWh? In dat geval komen wij al in 2003 op een uitputtingspercentage van tegen de 95%. Nogmaals, wij denken dat de hoogte van WKK niet aangepast hoeft te worden. De voorzitter: Ik zie heel veel mensen meeschrijven. Kan de staatssecretaris die cijfers niet gewoon in een brief aan de Kamer sturen? Dat lijkt mij handig. Staatssecretaris Wijn: Ik heb ze nu gegeven en dus komen ze in het verslag. Ik kan wel weer een brief sturen, maar dan moeten al die cijfers weer door het departement. De heer Hofstra (VVD): Het waren heel overzichtelijke getallen. Ze brengen mij tot de conclusie die ik eerder ook al heb geformuleerd, namelijk dat er de eerste jaren wel erg veel onderuitputting wordt verwacht. Omdat wij, nu aan het eind van het jaar, geld zoeken, vind ik dat wel fijn. De staatssecretaris heeft nu naar verwachting 130 mln over per 1 januari 2006. Dat heb ik goed genoteerd. De 10 mln wordt toch niet besteed aan enkel externe adviseurs? Of zijn het ambtenarenuren? Staatssecretaris Wijn: Ik dacht dat de heer Hofstra de ambtenaren van
Economische Zaken een compliment ging geven, namelijk dat zij bij de eerste ronde van subsidievaststelling wat zuinig zijn geweest en aan de veilige kant zijn gaan zitten. De 10 mln zijn bedoeld voor de kosten van TenneT, dat een ZBO moeten worden en dat een systeem moet opzetten om de subsidieregeling uit te voeren. De ambtenarenuren komen ten laste van het budget van Economische Zaken. Ik zeg erbij dat wij ons best doen om over dit deel ook een onderuitputting te presenteren. Mevrouw Giskes (D66): De staatssecretaris stelde voor om een egalisatiereserve te maken. Staatssecretaris Wijn: Een en ander maakt deel uit van de wet die wij hier bespreken. In de schriftelijke vragenronde is met de Kamer gecommuniceerd dat de egalisatiereserve apart wordt geregeld. Wij hebben er wel goed naar gekeken, omdat het geld natuurlijk niet binnen de balans van TenneT verloren mag gaan, daarom is het via een ZBO-dochter gegaan. In de schriftelijke gedachtewisseling ben ik daar uitgebreid op ingegaan. Dat was een vrij technische reactie. Ik neem aan dat u daarmee akkoord bent. Het is wel zo geregeld dat het MEP-geld is en blijft. Mevrouw Giskes (D66): Het geld mag dus ook over de jaren heen gespaard worden? Dat was de achtergrond van mijn vraag. Staatssecretaris Wijn: Dat is het geval. Voorzitter. Ik heb het bericht in het FD van 12 december over het windpark in Egmond aan Zee gezien. ’’Shell en Nuon twijfelen over windmolens’’. Dat is een genuanceerde kop. En dat voor een kop! Volgens Shell en Nuon moet de MEP-vergoeding gedurende tien jaar minstens 7,7 cent zijn voor een rendabele exploitatie. Met het percentage uit de MEP van 6,8 en uit de REB, 36i, van 2,9 zit je dus op 9,7 eurocent/kWh. Op het moment van het sluiten van de gebruikersovereenkomst was dat veel minder, want onder het huidige REB-regime is het 2 eurocent/kWh plus 6 eurocent/kWh, dus 8 eurocent/kWh. Daarmee is het verhaal alweer een stuk genuanceerder. Wij hebben ons ingespannen voor een rendabele exploitatie tot 2010 en nooit voor 20
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 665, nr. 38
14
jaar. Als het park in 2005 start, is er zekerheid tot 2015. Dat is vijf jaar langer dan tot nu toe met partijen besproken is. Ik vond het persbericht eerlijk gezegd niet zo fair. Als Shell en Nuon erbij blijven dat de vergoeding van 6,8 eurocent/kWh uit de MEP onvoldoende is, moeten wij de mogelijkheid overwegen om ook andere bieders in de tender mee te nemen. Er zijn wellicht andere geı¨nteresseerden. Ik hoop vooral dat Shell en Nuon nog eens goed naar de financierbaarheid van het project willen kijken en het beoordelen in het licht van hogere subsidiebedragen dan voorheen en van het effect van een tienjarige zekerheid, tot 2015. Mevrouw Giskes heeft gesproken over installaties van vo´o´r 1996. Daarvoor is inderdaad geen subsidie beschikbaar. Afhankelijk van het amendement-Crone over forse renovaties en veranderingen ligt dat natuurlijk weer anders, want daardoor kan men er alsnog wel voor in aanmerking komen. Mevrouw Giskes (D66): Neemt u het amendement over in een nota? Staatssecretaris Wijn: Ik laat het amendement over aan het oordeel van de Kamer. Laten wij het verder als een kwestie van techniek beschouwen. Voorzitter. Er is een vraag gesteld over de 18.000 vollasturen. Wij willen niet overstimuleren. Bij 18.000 vollasturen kun je een windturbine rendabel maken. Je nivelleert de subsidie voor windmolens aan de kust als het ware en geeft wat meer in het binnenland. Als men toch 23.000 vollasturen wil subsidie¨ren, moet het MEP-tarief voor windenergie weer omlaag. Er is een ’’tradeoff’’ tussen het aantal uren en de hoogte van het bedrag. Daarom is het goed dat de heer Hofstra nog even om de PxQ-opbouw heeft gevraagd. Op dit moment bedraagt het tarief voor windmolens op land 4,9 eurocent. Als je het aantal vollasturen op 23.000 brengt, komt het op minder dan vier eurocent. De heer Crone (PvdA): Dat gaat voor mij iets te rechtstreeks. De redenering is dat als je een te laag aantal vollasturen hebt, de subsidie te snel vervalt. Dan worden windmolens niet meer gebruikt en zelfs afgebroken, want als je dan een nieuwe neerzet, krijg je weer volledig subsidie. Met
een deel van de verlenging van het aantal vollasturen verdient de staatssecretaris juist geld. Hij hoeft het tarief dus niet evenredig te verlagen. Voor de ministerie¨le regeling moet hij een en ander natuurlijk nog uitrekenen, maar het is niet e´e´n op e´e´n. Het totale budget kan gelijk blijven, maar daarbinnen loopt het niet evenredig. De bedoeling is juist dat de molens niet te snel worden stilgezet en vervangen omdat men er geen subsidie meer voor krijgt. Dat was ook het slimme van het voorstel van Duyvendak. Staatssecretaris Wijn: Wilt u het nog een keer uitleggen? De heer Crone (PvdA): De redenering is dat als het aantal vollasturen te laag is, er op een windmolen al snel geen subsidie meer wordt verleend, omdat je je maximum hebt bereikt. Die redenering zie ik overigens bevestigd in de brieven van EnergieNed van vanochtend. Je komt pas weer in aanmerking voor subsidie als je de molen vervangt of vernieuwd. Je gaat versneld kapitaal vernietigen, waardoor je nieuwe subsidie krijgt van mijnheer Wijn. Dat geld is de staatssecretaris dan in ieder geval kwijt. Mevrouw Giskes (D66): Het is toch per jaar? Staatssecretaris Wijn: Ja, maar... De heer Crone (PvdA): Een molen die nog tien jaar kan draaien breek je af en op het fundament ervan zet je een nieuwe neer. Daarvoor krijg je dan weer tien jaar subsidie voor het hoge aanloopbedrag. Staatssecretaris Wijn: Het gaat om de onrendabele top. Als je boven de 18.000 uren zit, waarom zou je de molen dan afbreken? De heer Crone (PvdA): Je krijgt dan geen subsidie meer voor de windmolen. Valt hij dan binnen concurrentieverhoudingen? Hij is al afgeschreven voor tien jaar. Als je een nieuwe neerzet met opnieuw 18.000 vollasturen, krijgt die van het begin af aan nieuwe subsidie voor tien jaar. Dat doe je dus gewoon. De subsidie moet aantrekkelijk zijn, want anders is de subsidie niet goed. Staatssecretaris Wijn: Nee, het
verhaal klopt niet. Het gaat om het subsidie¨ren van de onrendabele top. Zodra die eraf is... De heer Crone (PvdA): Dat is niet zo. Dat is de berekeningsgrondslag, maar als investeerder kijk je niet zo. Als investeerder zie je dat het apparaat is afgeschreven. Dan kun je doorgaan tegen marginale kosten en met een marginale opbrengst. Je kunt de molen ook afbreken. Dan doe je voor deze marginale kosten een nieuwe investering, die je weer helemaal vergoed krijgt. Dat doe je dan. Variabele kosten zijn voor windmolens natuurlijk nihil. Dat zeggen alle producenten die de laatste dagen hier zijn langsgekomen. Ik kijk vanuit de markt, niet vanuit de kosten. De heer Duyvendak (GroenLinks): Ik volg dezelfde redenering als de heer Crone. Je maakt het maximum boven de 17.000 op en daarna ga je opnieuw voor het maximum, want daarvoor krijg je een interessante premie. Als dat maximum verder weg ligt, wordt er langer mee doorgegaan. Wat voor tien jaar staat maak je in zeven jaar op en dan ben je klaar. Staatssecretaris Wijn: Op het moment dat de MEP-periode voorbij is... De heer Kortenhorst (CDA): Ik hoor allerlei suggesties over gedrag van investeerders, maar misschien zijn er ook wel investeerders met een windmolen die het 18.000 uur of tien jaar keurig heeft gedaan die de molen niet slopen om op die plek een nieuwe te zetten, maar dat ding fijn laten draaien en op een andere plek een nieuwe zetten, omdat zij daarvoor subsidie krijgen. Als de oude windmolen blijft staan is er geen sprake van kapitaalvernietiging. Ik begrijp de discussie niet zo. Mevrouw Gerkens (SP): Dat is precies de oneerlijkheid. De kleine windproducent, de kleine exploitant, kan zo’n investeringskeuze niet maken. de grotere hebben er echter de voordelen van. Er zit een oneerlijkheid in de regeling. Staatssecretaris Wijn: Ik denk dat de heer Kortenhorst gewoon gelijk heeft. Als de MEP-periode voorbij is, stop je niet met de windmolen, want de variabele kosten worden dan
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 665, nr. 38
15
lager dan de opbrengsten. Dan ga je door. De heer Crone (PvdA): Maar als je de molen vervangt, krijg je meteen weer de volle mep van de MEP. Staatssecretaris Wijn: Je moet dan de twee projecten naast elkaar zetten. Wat heb je dan liever, een nieuwe windmolen waar alleen de onrendabele top af gaat, en dat is het, of een oude windmolen die al uit de MEP-periode is en waarvan de variabele kosten lager zijn dan de opbrengsten? Mevrouw Giskes (D66): Het is net een keus tussen twee paar schoenen. De heer Crone (PvdA): Het zijn in dit geval dezelfde schoenen, maar de exploitatierekening voor de nieuwe is effectiever, want je krijgt de enorme vergoeding van de MEP erbij. Die vervalt na tien jaar. Ik vind het glashelder. Staatssecretaris Wijn: Men investeert niet louter om subsidie te krijgen. Men investeert omdat men onder de streep het hoogste bedrag wil hebben. Van een windmolen waarvoor tien jaar lang de MEP is geı¨ncasseerd zijn de vaste kosten verdwenen. De variabele kosten zijn dan lager dan de opbrengsten. De heer Crone zegt al dat die variabele kosten naar een heel laag niveau neigen. Begin je opnieuw, dan moet je weer naar het integrale plaatje kijken. Dan kom je nooit zo goed uit. Mijn stelling is dat tijdens de onrendabele top in de MEP-periode het bedrag onder de streep minder gunstig is dan dat na tien jaar draaien. Dan ben je alle vaste lasten kwijt. Ter geruststelling, wij nemen dit mee in de evaluatie. Dit kun je overigens pas precies weten in 2012. Volgens mij heb ik de commissie zojuist de goede redenering voorgehouden. Bij een nieuw project moet je een totale kostenafweging maken, want zo kijkt een investeerder naar een nieuw project. Bij een nieuw project kijk je naar totale kosten en totale opbrengsten. De heer Hofstra (VVD): Wij hebben er natuurlijk niet zoveel verstand van, maar iedereen zegt tegen ons dat het contraproductief werkt. Wij stimuleren molens die subsidie opleveren en geen extra productie leveren. De sector, die er verstand van heeft, zegt
ons dat wij uit het totale subsidiebedrag veel meer effect kunnen halen. De staatssecretaris krijgt al die mailtjes toch ook? Misschien kan hij nog eens op schrift reageren. Anders is het voor ons wel heel moeilijk om de norm van 18.000 vollasturen in de wet te laten. Staatssecretaris Wijn: Ik krijg al die mailtjes niet. Ik benijd de commissieleden ook niet. Ik neem echter aan dat iemand bij ons die mailtjes wel heeft gekregen. Dan kunnen wij nog eens kijken naar de precieze argumenten terwijl ik een ander onderwerp behandel. De heer Kortenhorst (CDA): Wat mevrouw Giskes over de vollasturen naar voren bracht klinkt niet helemaal onredelijk. Misschien is het te overwegen om op een gegeven moment bij ministerie¨le regeling de vollasturen en de tarieven die ermee gepaard gaan te onderscheiden per regio. Het pijnpunt dat technisch suboptimale molens worden neergezet is dan goed te ondervangen. Als dat gebeurt in goed overleg met de betrokken organisaties, weet je zeker dat krachten en tegenkrachten goed zijn uitgebalanceerd en dat met technisch optimale producten wordt gewerkt. Ik wil het er verder niet over hebben hoe dat vorm moet worden gegeven, want daarmee gaan wij te veel en detail. Over de afschrijvingsdiscussie heb ik net een duidelijke mening gegeven, maar de technische discussie kan wel worden gevoerd. Mevrouw Gerkens (SP): De heer Hofstra en ik hebben een opmerking gemaakt over het Duitse systeem. Is het geen goed idee om na te gaan of Nederland dat Duitse systeem het volgend jaar kan overnemen? Het lijkt mij een rechtvaardiger systeem dan het voorgestelde systeem. Staatssecretaris Wijn: Het Duitse systeem is heel ingewikkeld. Er vindt aftopping plaats voor windrijke locaties, in combinatie met formules en realisatiegegevens. Dat wordt achteraf bekeken. Ons systeem lijkt meer op het Deense systeem, waarin ook met vollasturen wordt gewerkt. Wij hebben gekozen voor een systeem dat simpel is en goed werkt. Denemarken werkt al lang met windenergie. Het Duitse systeem zal ook wel zijn plussen en minnen
hebben, maar het Deense heeft dat ook. Er is al een eerste nota van wijziging geweest. Mevrouw Giskes heeft er al eens een verkeerde uitleg aan gegeven. Wij kunnen het aantal vollasturen eventueel bij ministerie¨le regeling nader regelen. Dan zou ook kunnen worden gedaan wat de heer Kortenhorst vraagt, namelijk eventueel een regionale splitsing aanbrengen. Het Duitse systeem werkt met realisatiecijfers achteraf. Hier kijken wij er anders naar. Een opsplitsing naar regio’s zou mogelijk zijn, maar er ligt nu een convenant met de provincies, volgens welk alle provincies aan windenergie gaan doen. De Kamer heeft dat convenant geaccordeerd. Er wordt een aantal uren uitgemiddeld. Ik weet niet in welke landsdelen de organisaties die naar de leden schrijven hun windturbines hebben staan. Ik weet dus ook niet in hoeverre die graag hebben dat de capaciteit zoveel mogelijk wordt benut, zodat er geen andere turbines worden geplaatst in andere provincies. Wij willen juist een verdeling over het land. Met 18.000 vollasturen vindt naar onze overtuiging een redelijke uitmiddeling over de provincies plaats. Wij komen erop terug als wij er een jaar mee bezig zijn. 23.000 vollasturen is plezieriger voor organisaties die windmolens in het westen hebben of in windrijke gebieden. Wij hebben echter een convenant voor het hele land. Inmiddels hebben wij op voorspraak van mevrouw Giskes de wettelijke mogelijkheid om over het hele land te verfijnen. Mevrouw Giskes (D66): Met terugwerkende kracht? Staatssecretaris Wijn: Nee, en dat hoeft ook niet, want men kan per investeringsproject beslissen. De heer Hofstra (VVD): Wij kunnen in Limburg beter wijn verbouwen dan wind. Ik zou ervoor zijn om de norm te verhogen, ook al zou de subsidie dan misschien iets lager zijn. Maak er maar 23.000 van, zou ik zeggen. Staatssecretaris Wijn: Dan moet het tarief wel naar beneden. Ik denk dat dat niet precies een op een zal zijn, maar het zal aardig in die richting gaan. Wij hebben echter met de provincies een convenant getekend. De Kamer heeft daarnaar gekeken.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 665, nr. 38
16
Als de commissie er in de tweede termijn nadere vragen over stelt, kan ik er nog op terugkomen. Mevrouw Giskes (D66): Ik vraag steeds om terugwerkende kracht omdat wij een jaar krijgen waarin alles nog onduidelijk is en er gee¨valueerd moet worden. Wij lopen het risico dat de mensen gewoon een jaartje wachten met investeren. Dan krijgt de staatssecretaris niet de informatie die hij zou willen hebben. Aan het eind van het jaar weten wij dan nog niet op basis waarvan wij het definitieve tarief moeten vaststellen. Staatssecretaris Wijn: Ik zie dat toch anders, met alle nuances die er zijn. De vorige situatie was de REB, waar bepaalde bedragen voor beschikbaar waren. Wij gaan naar de MEP, hetgeen ook effect heeft. De commissie heeft een tabelletje daarover gezien. De REB en de MEP sluiten heel redelijk op elkaar aan. Er heeft een onafhankelijke test plaatsgevonden en er ligt een rapport aan ten grondslag. Een bedrijf dat in een bepaalde productie-installatie wil investeren, maakt op installatieniveau een afweging op basis van tienjarige zekerheid of het dat wel zal doen of niet. Ik verwacht niet dat wij het volgend jaar ineens allerlei gekke dingen alle kanten op krijgen. Het ligt eerder in de lijn der verwachting dat door de technologische ontwikkeling de bedragen het volgend jaar omlaag gaan. Wij moeten wel kijken wat er gebeurt. Er is een onderuitputting in het revolving fund. Daar hebben wij over gesproken. Wij moeten niet denken dat wij volgend jaar wijzigingen van halve centen gaan aanbrengen. Dat valt niet te verwachten. Ik kan mij niet voorstellen dat de tien jaar zekerheid die wij bieden tot uitstel van investeringen leidt. De berekening van de onrendabele top zal altijd plaatsvinden op basis van de stand van zaken van de technologische ontwikkeling. Ik denk dat wij bij verdere verhoging van de subsidiebedragen voor WKK eigen gebruik tegen de grenzen van Brussel aanlopen. Wij mogen natuurlijk geen valse concurrentie cree¨ren. In de inventarisatie van eigen gebruik die is toegezegd is ook de toets aan de Brusselse richtlijnen besloten. Ik vind het te gevaarlijk om daar nu op vooruit te lopen. Ik ben op dit moment geen voorstander van
een verhoging. Ik ben het helemaal eens met mevrouw Giskes dat goed op WKK moet worden gelet. Ik heb cijfers genoemd. Een ongelofelijk grote portie van het geheel gaat al naar WKK. De Kamer krijgt van mij de inventarisatie. Ik sta positief tegenover de gedachte dat eigen gebruik voor subsidie in aanmerking komt. Op het eind van de brief heb ik aangegeven welke vraagtekens wij daar nog bij hebben. Die betreffen onder andere de verhouding REB-MEP. Als je niet betaalt, behoef je ook geen subsidie te ontvangen. Een tweede punt is hoe er precies moet worden gecontroleerd. Welke technische eisen moeten worden gesteld? Ik verwacht dat ik de Kamer er voor de zomer nader over kan berichten. De heer Kortenhorst (CDA): Ik houd terzake van de revisie van mijn teksten goed rekening met hetgeen wordt gezegd. Staatssecretaris Wijn: Dat is duidelijk. Voorzitter. We hebben het uitgebreid gehad over biomassa. We zien allemaal het dilemma. Ik wil ook een goede splitsing bereiken tussen de zuivere biomassa en de overige biomassa. Iedereen heeft vragen gesteld over de termijn van drie jaar. Deze termijn is met een ruime marge genomen. We gaan proberen veel eerder dit onderscheid te bereiken. De heer Duyvendak heeft concrete suggesties gedaan voor het aanbrengen van een onderscheid. We hebben in het vorige WGO besproken dat het onderscheid nog scherper gemaakt moet worden. Mevrouw Gerkens zegt tevreden te zijn dat ik met een nadere onderverdeling ga komen. Novem en KEMA zijn hiermee momenteel al aan het werk gegaan. Ik zal hier zo snel mogelijk op terugkomen. Ik wil dit als het enigszins mogelijk is in 2003 doen. Ik hoop dat de Kamer mij deze ruimte wil geven. Ik kom hier in de eerste maanden van 2003 op terug. De heer Stuger heeft nog gesproken over diermeelvoederverbranding. Als er sprake is van een onrendabele top, vindt ook daar stimulering plaats. We gaan het in de nadere onderverdeling nog uitzoeken. Diermeel hoort wel degelijk bij de definitie van duurzame elektriciteit. Ik zie de heer Duyvendak zijn hoofd schudden. We moeten aansluiten bij Europa. Europa heeft hiervoor
gekozen. In dat kader vindt ook onze discussie over de onderverdeling plaats. Ik wil aansluiten bij wat er in Europa is afgesproken. De heer Duyvendak (GroenLinks): Voorzitter. De staatssecretaris schrijft: ik wil gaan terugvorderen. Hij wil het bij het vaststellen van nieuwe tarieven gaan verrekenen. Kan hij aangeven hoe hij zich dat voorstelt? Staatssecretaris Wijn: Dat is zeer geclausuleerd. Het geldt alleen als we problemen krijgen in Brussel. Ik denk en hoop dat we die niet krijgen. We komen dus zo snel mogelijk met die onderverdeling. Deze is in tegenstelling tot wat door de heer Duyvendak in het amendement is opgenomen, EU-conform. De heer Duyvendak (GroenLinks): In de tweede nota van wijziging op bladzijde 2 staat bijna onderaan de pagina: Indien inderdaad overstimulering heeft plaatsgevonden, wordt dit verrekend met toekomstige subsidies. Hoe moet ik dat begrijpen? Staatssecretaris Wijn: Zoals ik zojuist al zei, geldt dat in geval we problemen krijgen met de Europese Unie. Dit is overigens een mineur punt. De heer Hofstra zei dat we met stimulering van zonne-energie beter helemaal konden ophouden. De heer Duyvendak vroeg de vorige keer om 4 mln. Ik heb zojuist aangegeven dat er nu een bedrag van 1 mln staat. Dat is in ieder geval iets. Meer zal het niet worden. De kostenopbrengstratio in aanmerking genomen, is windenergie meer voor Nederland en zonne-energie meer voor Spanje. Voorzitter. Ik heb hiermee alle punten beantwoord, zeker gezien het feit dat we in het vorige WGO ook een aantal punten in den brede beantwoord hebben. We hebben de hoofdlijnen met elkaar gewisseld. Mevrouw Gerkens (SP): Er ligt nog een vraag over de visgeleidingssystemen. Het kost extra geld voor de exploitanten om die systemen in te bouwen c.q. om te bouwen. Kunnen wij hiervoor geen subsidie¨ring opnemen in de MEP? Staatssecretaris Wijn: Voorzitter. Wij hebben dit vorige keer met de heer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 665, nr. 38
17
Van der Vlies gewisseld. Dit wordt geregeld in de milieuregeling MIA. Mevrouw Gerkens (SP): Er is een motie aangenomen waarin dit geregeld wordt, maar het kost nu de centrales geld om die visgeleidingssystemen in te bouwen. Ik denk dat dit iets is dat in de MEP thuishoort.
Over het tweede probleem, het buitenlandlek, heb ik de volgende motie ingediend. Motie De Kamer, gehoord de beraadslaging,
Staatssecretaris Wijn: Het is een investeringsaftrek in de MIA-regeling. Wij hebben het daarom uit elkaar gehouden. De vergunning voor een waterkrachtcentrale staat separaat van de milieuvergunning. De milieuvergunning behelst het visgeleidingssysteem. De tegemoetkoming in de financiering wordt ook in het kader van de milieuondersteuning geregeld. Dat is de investeringsaftrek in het kader van de MIA. Dat is een op een gekoppeld. Ik heb de vorige keer ook tegen de heer Van der Vlies gezegd dat we tegemoetkoming voor de visgeleidingssystemen geheel aan de milieukant willen houden en deze niet in de elektriciteitskant willen betrekken. De motie van de heer Van der Vlies heeft het door u gevraagde gevolg. De vergadering wordt van 12.25 uur tot 12.30 uur geschorst. De voorzitter: Omdat wij maar een half uur hebben, vraag ik de leden om in tweede termijn alleen de moties voor te lezen, met misschien wat korte vragen. De heer Crone (PvdA): Wat de staatssecretaris zegt over de hoogte van de tarieven, geeft een indicatie van hoe de ministerie¨le regeling eruit zal zien. Ik ben nog niet tevreden over een aantal tarieven, maar op een gegeven moment houdt de polsstok op, in de huidige politieke verhoudingen. Er zit nog ruimte in het budget, heeft de staatssecretaris in antwoord op de heer Hofstra gezegd. Een nieuwe coalitie, waarover ik hoopvol gestemd ben, kan er anders over denken. Ik benadruk dit niet om politieke redenen, maar omdat de marktanalyse nog steeds onvolkomen is. Als het inzicht toeneemt in de komende maanden, wanneer de ministerie¨le regeling wordt gemaakt, wil ik de staatssecretaris de mogelijkheid niet ontnemen om die marktanalyse te benutten. Het probleem is vooral bij WKK nog groot.
overwegende dat bevordering van de productie van duurzame energie in Nederland centraal moet staan in het beleid; overwegende dat door het ontbreken van reciprociteit op groencertificaten bij de import en door de vraagsubsidie conform REB artikel 36i een deel van de subsidie in het buitenland terechtkomt; overwegende dat ook in Nederland lang niet honderd procent van deze subsidie bij de producenten terechtkomt, draagt de regering op, zo spoedig mogelijk bij de import de reciprociteitseis te stellen voor groencertificaten in de desbetreffende regeling en voor 1 juni 2003 een voorstel aan de Kamer voor te leggen, hoe de vergoeding conform REB 36i wordt opgeheven dan wel op nihil wordt gesteld, waarbij gelijktijdig de daardoor vrijvallende middelen worden aangewend voor een verhoging van de MEP-bijdrage, in gelijke mate als de vermindering van de REB 36i voor alle bronnen en een extra verhoging voor windenergie op zee en voor WKK, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Crone, Hofstra en Giskes. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 30 (28665). De heer Crone (PvdA): Verder stop ik mijn gevecht voor windmolens, omdat de anderen er nog iets over zullen zeggen. De heer Kortenhorst (CDA): Voorzitter. Ik heb de discussie over de tarieven en de geluiden uit het veld van de meer of minder actieve lobbyorganisaties aangehoord. Ik ben verheugd dat de staatssecretaris op meerdere momenten in de gedachtewisseling heeft toegezegd
dat er verschillende evaluaties en passen op de plaats zijn ingeboekt om binnen de dynamiek van de enorme veranderingen die op deze markt worden ingezet, tot verstandige heroverwegingen te komen. Ik vind dat prima. Ik deel de zorg van de staatssecretaris over het effect van maatregelen op de markt. Je kunt niet zomaar in e´e´n klap overal een haakse bocht nemen. Ik verheug mij over de zorgvuldigheid bij de orie¨ntatie van de staatssecretaris op artikel 36i. Hij heeft heel helder gezegd dat er kritisch moet worden gekeken naar het subsidie¨ren van al bestaande zaken. Wij ondersteunen die zorgvuldigheid, maar wij doen twee suggesties voor nader onderzoek bij de heroverwegingen en de ontwikkeling van verdere plannen. Biomassa was een hoofdthema in de discussie. Voorzover artikel 36i blijft bestaan, willen wij dit beperken tot wind en zon, zodat er ruimte ontstaat voor de Nederlandse productie van biomassa-elektriciteit. Dit sluit volgens onze fractie prima aan bij vele, zeer goede initiatieven die in verschillende landbouwsectoren worden genomen. Ik denk dat wij niet moeten vergeten dat er zeer goede plannen worden ontwikkeld door deze belangrijke groep. Hiermee bieden wij ook ruimte om aan te sluiten op initiatieven voor investeringen in de afvalbranche die zowel het milieu als de energiehuishouding ten goede komen. Ik zou het mooi vinden als de staatssecretaris in toekomstige evaluaties rekening houdt met de investeringsbeslissingstermijn die afvalcentrales hebben te doorlopen. Zij zitten logischerwijs met een langdurige onzekerheid over wat de subsidie wordt over twee jaar, terwijl zij nu een beslissing moeten nemen over een investering. Deze vraag hoeft niet nu beantwoord te worden, maar wat mij betreft is de bedrijfsvoering van dit soort bedrijven een aandachtspunt. De heer Duyvendak (GroenLinks): Over biomassa, schoon vuil en hoeveel subsidie hier tegenover staat in de MEP, blijft een meningsverschil bestaan tussen de staatssecretaris en mijn fractie, dus ik handhaaf mijn amendementen en moties hierover. Wat mij nog enige hoop gaf, was de zin dat het geld wordt teruggevorderd, maar dat bleek niet zo hard te
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 665, nr. 38
18
zijn. Ik vind dat er een enorm groot binnenlandlek wordt gecree¨erd door de biomassa in Nederland zo ruim te subsidie¨ren. Dit is in ieder geval veel te ruim voor de vuile biomassa. De staatssecretaris probeert dit in 2003 rond te krijgen, maar hij weet niet of het lukt. Als wij het vastleggen zoals wij het voorstellen, kan het altijd nog worden aangepast in de wet, als daar reden toe is. Over de tarieven houd ik een erg ongemakkelijk gevoel. De staatssecretaris maakt een rekenfout in zijn verweer over de tarieven van windenergie op zee. De tarieven in de REB hebben een looptijd van vijftien jaar, want dat is de termijn waarin wind op zee wordt afgeschreven. Als de staatssecretaris deze afzet tegen de tarieven in de MEP die voor tien jaar vaststaan, is het tarief in de REB wel iets lager, maar voor vijftien jaar. In de MEP is het voor tien jaar, zodat er naar mijn idee echt minder geld wordt uitgetrokken voor die windparken. Ik blijf bij mijn pleidooi om dat te verhogen. Cruciaal bij 36i en de import uit het buitenland is dat de markt niet om zeep wordt geholpen, maar de tijd krijgt om zich aan te passen. Daarom dien ik een motie in die wel lijkt op de motie van de heer Crone, maar waar wel wat verschillen in zitten. Als wij meer tijd hadden gehad, hadden wij ze in elkaar kunnen schuiven. Ik handhaaf de motie, omdat ik moeite heb met de reciprociteit in de motie van de heer Crone.
dat de markt een duidelijk signaal krijgt dat de overstimulering van geı¨mporteerde biomassa-stroom zal verdwijnen; verzoekt de regering, voor 1 juni 2003 plannen te presenteren voor het afbouwen van het fiscale voordeel voor biomassa op grond van Wbm artikel 36i en het hierbij vrijkomende budget over te hevelen naar het MEP-budget, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Duyvendak. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 31 (28665). De heer Duyvendak (GroenLinks): De notities over de vollasturen die de heer Hofstra overhandigde, worden nog bestudeerd en wij krijgen nog een reactie. In het verlengde van die notities is mijn zorg niet weggenomen. Hierover dien ik de volgende motie in. Motie De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat windenergieprojecten op land bij aftopping van de MEP-vergoeding op 18.000 vollasturen bij het bereiken van 18.000 vollasturen een exploitatietekort krijgen;
de middelen); overwegende dat een vergoeding van 3,5 cent per kiloWattuur na afloop van de MEP-periode kostendekkend is om de windturbine in totaal twintig jaar optimaal te laten functioneren; verzoekt de regering, het aantal vollasturen dat voor de maximale MEP-vergoeding in aanmerking komt, te verhogen naar 23.000 (zonder dat het MEP-tarief overeenkomstig wordt verlaagd) en na die tijd de MEP-vergoeding op een lager niveau voort te zetten, zodanig dat de MEP de REB-inkomsten conform Wbm artikel 36i van een windturbineexploitant aanvult tot een vast niveau van minimaal 3,5 cent per kiloWattuur, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Duyvendak. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 32 (28665). Mevrouw Gerkens (SP): Zoals gezegd, blijven wij bij ons amendement over windenergie, omdat wij de beperking onwenselijk vinden. Wij hebben een pleidooi gehouden voor het Duitse systeem. Ik heb begrepen dat de staatssecretaris hier bezwaren tegen heeft. Ik dien een motie in om de staatssecretaris te vragen naar een ander subsidiesysteem te kijken, omdat hier allerlei haken en ogen aan zitten.
Motie De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat overstimulering van duurzame energie vooral betrekking heeft op importstroom uit biomassa, met name uit Scandinavie¨; overwegende dat deze overstimulering met het invoeren van een verlaagd tarief conform Wbm artikel 36i weliswaar wordt verminderd, maar nog steeds blijft bestaan; overwegende dat de geı¨mporteerde biomassa-stroom bovendien deels uit niet-schone biomassa afkomstig is; overwegende dat het belangrijk is
overwegende dat de aftopping een prikkel geeft om ongeacht de locatie 1800 vollasturen per jaar te halen, terwijl gemiddeld 2300 vollasturen haalbaar zijn, en geen prikkel geeft om de elektriciteitsproductie te maximaliseren; overwegende dat een prikkel ontstaat om na afloop van de MEP-periode windturbines af te breken en nieuwe windturbines te plaatsen die weer voor de volledige MEP-vergoeding in aanmerking komen; overwegende dat dit onwenselijk is uit het oogpunt van kapitaalvernietiging (een windturbine gaat in principe twintig jaar mee) en uit het oogpunt van kosteneffectiviteit (windturbines leggen tijdens de MEP-periode het grootste beslag op
Motie De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat stimulering via een algemeen geldende beperking van het aantal te subsidie¨ren vollasturen leidt tot een oneerlijke en ondoelmatige verdeling van subsidies; overwegende dat er bij de subsidiebepalingen rekening moet worden gehouden met de verschillen tussen regio’s betreffende windsnelheden en de regelmaat waarmee deze voorkomen; verzoekt de regering, voor 1 juni 2003 met een meer gedifferentieerd
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 665, nr. 38
19
systeem te komen dat zal leiden tot subsidie voor de juiste molens op de juiste plaats, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Gerkens, Hofstra, Crone, Kortenhorst en Giskes. Zij krijgt nr. 33 (28665). Mevrouw Gerkens (SP): Mijn andere motie gaat over de visgeleidingssystemen. De staatssecretaris heeft verteld dat de subsidie hiervoor is opgenomen in de MJA, maar wij hebben niet kunnen controleren of dat voldoende is. Ik heb begrepen dat 20% van het water door de visgeleidingssystemen moet lopen en dat daardoor productieverlies en hoge kosten voor de centrales ontstaan. Dat is voor ons reden om er nog wat preciezer naar te kijken. Ik dien toch deze motie in, die ik wellicht intrek als wij daarmee tevreden zijn. Motie De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat de motie-Van der Vlies c.s. inzake het verplicht stellen van visgeleidingssystemen bij waterkrachtcentrales is aangenomen; overwegende dat visgeleidingssystemen het nodige geld kosten; overwegende dat de aanwezigheid van een visgeleidingssysteem het rendement van een waterkrachtcentrale verlaagt; overwegende dat hierdoor de onrendabele top toeneemt; verzoekt de regering, de MEPsubsidie voor waterkrachtcentrales zodanig te verhogen dat ook deze extra kosten worden afgedekt, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Gerkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 34 (28665). De heer Hofstra (VVD): Voorzitter.
Allereerst dank ik de staatssecretaris voor zijn uitvoerige antwoorden, die veelal overtuigend zijn. Zij zijn dat helaas niet op alle punten, maar dat zal hij zelf waarschijnlijk ook niet willen, want dan valt er niets meer te discussie¨ren. Allereerst is het raadsel opgelost van een maximum van 9,7. Daarvoor dank ik de staatssecretaris, want dan kan ik weer rustig slapen wat dit betreft. Over artikel 36i is nog een verschil van mening. Collega Crone heeft hierover mede namens mij een motie ingediend. Wij vinden dat wij dit wat sneller moeten doen. Ik denk dat er voldoende tijd is om heel gekke marktverstoringen te voorkomen. Als de groene stroom iets duurder wordt, vinden wij dat op voorhand niet zo heel erg, zoals bekend. Over de vollasturen verwijs ik naar de motie die mevrouw Gerkens heeft ingediend. Ik blijf erbij dat het onhandig is om het op Limburg af te stemmen. Wij kunnen daar beter wijn verbouwen, zodat wij deze in de toekomst minder hoeven te importeren. Wij moeten er dus iets aan doen en daarom heb ik de motie van mevrouw Gerkens medeondertekend. In de eerste termijn heb ik een vraag gesteld over de vuilverbranding. Wij hebben daar verder niet gedetailleerd over gesproken. Is de norm van 26,4% bruto of netto? Ik dank de staatssecretaris voor de matrix die hij ons heeft opgelepeld. Ik verbind er het compliment aan dat het departement in het begin heel voorzichtig is omgegaan met belastinggeld. Ik hoop dat de onderuitputting in die zin zal blijken. Misschien kunnen wij de subsidie in deze sector later dan wat verminderen. Ik heb niets gehoord over de procedures bij windenergie, hoewel ik daar wel een vraag over heb gesteld. Als wij daar niets aan doen, komt het waarschijnlijk niet voor elkaar. Dan halen wij misschien Kyoto niet. Mevrouw Giskes (D66): Voorzitter. Ook ik dank dat de staatssecretaris voor de antwoorden. Ik vind dat hij wel erg negatief is over zonneenergie in Nederland. Over een aantal jaar zullen wij daar toch anders over gaan denken, al was het maar omdat de kosten voor de techniek om die energie te winnen
op den duur naar alle waarschijnlijkheid omlaag zullen gaan. Over biomassa hebben wij al het nodige gezegd. Zij komt al veel eerder dan over drie jaar bij ons terug. Wij wachten de voorstellen daarover met belangstelling af. Ik begrijp dat bij ministerie¨le regeling een ander maximum dan 18.000 vollasturen voor windmolens bepaald kan worden. De vraag of daarbinnen nog valt te differentie¨ren is niet beantwoord. Kan de staatssecretaris dat nog bevestigen? Omdat dit niet zeker is heb ik de motie van mevrouw Gerkens gesteund. Ik heb niet de illusie dat je regio’s kunt definie¨ren, maar wellicht kun je een soort meetcriterium verzinnen op grond waarvan je uiteindelijk de subsidiehoogte bepaalt of het aantal vollasturen bepalend laat zijn. De ’’paarse’’ motie van de heer Crone over het buitenlandlek heb ik na enig wikken en wegen gesteund, niet omdat ik per se wil dat 36i wordt afgeschaft, maar omdat ik het belangrijk vind dat al in de loop van het aanstaande jaar helderheid ontstaat over wat er gebeurt op het punt van 36i en wat de opties zijn. Op mijn verzoek staat daarin nu op welke manier dat artikel kan worden afgeschaft. Voor mij betekent ’’op welke manier’’ ook nog altijd ’’niet’’. Hopelijk is dat helder. Staatssecretaris Wijn: Voorzitter. Ik behandel de motie-Crone c.s. op stuk nr. 30 samen met de motieDuyvendak op stuk nr. 31, want ze betreffen beide 36i. Ik begrijp de moties wel en niet. Ik licht toe hoe ik dat bedoel. Ik begrijp dat in alle, gewijzigde, dicta staat dat ik voor 1 juni 2003 met nadere gedachten moet komen over 36i. Bovendien moet ik ervoor zorgen dat Nederland niet langer de opwekking van groene stroom subsidieert die anders ook zou plaatsvinden. In de motie-Crone c.s. wordt de invalshoek gekozen om de reciprociteitseis te laten vallen en wordt daartoe opdracht gegeven. Hoewel het wel in het dictum van de motie-Crone c.s. staat, hoeft een en ander volgens mevrouw Giskes niet per se via de reciprociteitseis te gebeuren. Het kan volgens haar ook op een andere manier. Ik zie haar naam wel onder de motie staan. Zij gaat zelfs zover dat zij het dictum ruimer uitlegt dan er staat. Mevrouw Giskes (D66): U legt mijn woorden heel ruim uit, want ik heb
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 665, nr. 38
20
het woord ’’reciprociteitseis’’ niet eens in de mond genomen. Staatssecretaris Wijn: Kun je nagaan! Mevrouw Giskes (D66): De vraag hoe 36i moet worden opgeheven, moet gelezen worden als de vraag of en, zo ja, hoe 36i moet worden opgeheven. ’’Hoe’’ kan ook ’’niet’’ betekenen. De reciprociteitseis kan daarbij een rol spelen. Staatssecretaris Wijn: Ik begon te zeggen wat ik van Duyvendak, Crone, Hofstra en Giskes begrijp. Dat zijn namelijk de vier namen die ik onder moties hierover lees. In de motieCrone c.s. staat letterlijk: ’’draagt de regering op, bij de import de reciprociteitseis te stellen...’’. Dat is toch wel wat anders dan de opmerking die mevrouw Giskes zojuist maakte, namelijk ’’of en, zo ja, hoe’’. De heer Crone (PvdA): Ik heb een punt van orde. Misschien is het goed als u eerst een oordeel geeft over de inhoud van de motie en pas daarna probeert er iemand los van te weken. Staatssecretaris Wijn: Dat probeer ik helemaal niet. De heer Crone (PvdA): Die indruk kreeg ik. Zegt u nu eerst wat er mis is met de motie en vervolgens dat u de indruk heeft dat die misschien anders bedoeld had moeten zijn. Misschien trek ik hem dan nog in. Staatssecretaris Wijn: Geeft u mij even tijd. Ik heb juist eerst aangegeven wat ik van u gemeenschappelijk begrijp. Dat is dat u allen van het buitenlandlek af wilt dat ontstaat doordat groene stroom die anders toch wel geproduceerd zou worden, gesubsidieerd wordt. Bovendien wilt u zoveel mogelijk groenestroomproductie in Nederland hebben. Vervolgens heb ik aangegeven dat mevrouw Giskes de motie medeondertekend heeft, maar toch een iets andere kleur geeft aan de opdracht die mij in het dictum van de motie letterlijk wordt gegeven. De motie-Duyvendak ligt niet zozeer op de lijn van de reciprociteitseis, als wel op de lijn van de verwijdering van de biomassa. Ik stel de Kamer het volgende voor. De genoemde leden willen allen voor 1 juni 2003 een schrijven over de
problematiek, want er is nog een derde mogelijkheid, namelijk dat een en ander nader geregeld wordt in het belastingplan. Als de leden de moties intrekken, zeg ik toe dat zij van mij voor 1 juni 2003 een notitie krijgen over 36i. Daarin wordt allereerst de problematiek geı¨nventariseerd in relatie tot eventuele ervaringen die dan zijn opgedaan; wij gaan nog steeds voor de invoering van de MEP op 1 april. Voorts worden daarin de mogelijkheden geschetst om de problematiek waarover wij het gehad hebben, het beste aan te pakken. Ik heb die problematiek net geschetst en ik begrijp de oorzaken die men noemt. De Kamer krijgt de notitie voor 1 juni 2003, maar laat mij vrij inzake de opmerking van Duyvendak om een en ander in een aantal stappen te doen of biomassa uit te sluiten; die van Hofstra om te bekijken of een en ander wellicht eerder kan maar mogelijkerwijs in het Belastingplan 2004 en die van Crone om de oplossing te zoeken in de reciprociteitseis. De heer Crone (PvdA): Ik dank de staatssecretaris voor de bereidheid om verder te blijven denken. Wij voeren het debat hierover nu voor de tweede keer en zeer langdurig. Het kost heel veel moeite om de staatssecretaris ervan te overtuigen dat 36i weg moet. Toch is dat uit het oogpunt van level playing field eigenlijk het meest logisch. Nederland is het enige land dat consumptiesubsidie geeft en nog niet eens voor consumenten, maar voor leveranciers. Ik wil de lijn van afschaffing vasthouden. Als de staatssecretaris in de notitie wil kunnen opschrijven dat het misschien beter is om 36i niet af te schaffen, moet hij dat uiteraard kunnen doen. Maar om nu een notitie te schrijven waarin uiteengezet wordt of het probleem bestaat, vind ik te slap. Daarom kan de Kamer best in een motie de richting aangeven. Uiteraard staat het de staatssecretaris en zijn opvolger vrij om aan te geven dat dit bij nader inzien toch niet zo’n verstandige richting is. Dat is de normale functie van een motie. Als de staatssecretaris de motie overneemt met een andere uitleg, zou ik dat niet zo prettig vinden. Ik vergat net in de toelichting te zeggen dat ik 36i het liefst per 1 januari al wil afschaffen, maar dat gebeurt niet meer op basis
van deze motie, want de staatssecretaris moet een voorstel indienen. Afschaffing kan in e´e´n stap gebeuren per 1 januari 2004, of in twee of drie stappen. Daarvoor kan de staatssecretaris een analyse doen. De ruimte die ook anderen vroegen, bijvoorbeeld Duyvendak, zit er dus in. De Kamer heeft het recht om een richting aan te geven. In juni kan de staatssecretaris nog schrijven dat het misschien toch onverantwoord is en niet pas bij het belastingplan. Mevrouw Giskes (D66): Ik vind het aanbod van de staatssecretaris eigenlijk heel goed. Daarmee komen wij alles te weten wat wij willen weten. Een ieder staat het open om een vervolgactie uit te voeren. Ik neem er dus zeker genoegen mee. De heer Hofstra (VVD): Ik ondersteun de redenering van Crone. De staatssecretaris zou ons een plezier doen als hij zou zeggen dat afschaffing van 36i het perspectief is. Hup, weg met die subsidie! De heer Duyvendak (GroenLinks): Dat zou mijn punt zijn. Dat wil ik net even iets helderder horen. Staatssecretaris Wijn: Iedereen heeft gezegd het te waarderen dat ik de discussie hierover open gevoerd heb met de Kamer. Ik wil dat tot het einde blijven doen. Ik vind dat wij moeten zoeken naar de meest effectieve vorm van de MEP, eventueel in combinatie met de REB. Nu gaat de Kamer evenwel over mijn rek heen. Ik heb gezegd dat ik hier niet kan uitspreken dat 36i zeker afgeschaft wordt. Ik heb gezegd dat ik eerst de evaluatie wil afwachten, want de markt voor groene stroom ontwikkelt zich in Nederland op dit moment goed. Ik wil daarbij beperkt risico’s nemen. In het dictum van de motie-Crone c.s. staat: ’’draagt de regering op, zo spoedig mogelijk bij de import de reciprociteitseis te stellen voor groencertificaten in de desbetreffende regeling en voor 1 juni 2003 een voorstel aan de Kamer voor te leggen, hoe de vergoeding conform REB 36i wordt opgeheven dan wel op nihil wordt gesteld...’’. Die opdracht kan ik op dit moment niet accepteren. Ik kom de Kamer al tegemoet, want ik wil hierover nog helemaal niets toesturen in het eerste halfjaar van 2003, omdat ik langer ervaring wil opdoen met de MEP. Ik zet dus nog weer een stapje.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 665, nr. 38
21
Met de motie-Crone c.s. overvraagt de Kamer mij. Ik ontraad aanvaarding ervan. Ik zie wel hoeveel vingers de lucht in gaan. Hetzelfde geldt voor de motie-Duyvendak. Nogmaals, het aanbod dat ik zojuist heb gedaan, blijft staan en geldt als de moties worden ingetrokken. Ik bekijk de motie-Duyvendak op stuk nr. 32 over de vollasturen en de motie-Gerkens c.s. over hetzelfde onderwerp. De MEP moet natuurlijk wel eerst in werking treden. In de motie-Gerkens zie ik dat er oorspronkelijk stond ’’volgend jaar’’ en dat elders stond ’’Belastingplan 2004’’. Ik begrijp wel dat de dynamiek van een debat ervoor zorgt dat men nu alles voor 1 juni a.s. verwacht, maar de eisen moeten wel een beetje realistisch blijven, met alle respect. Als de Kamer dat wil, vind ik het natuurlijk prima dat alles er voor 1 juni a.s. moet zijn, maar ik vraag mij af waar die dynamiek plotseling vandaan komt. De voorzitter fluistert mij toe dat dit gebeurt omdat het de laatste week voor kerst is. Ik kan niet ontkennen dat ik bij mijzelf ook zo’n haast herken. Mevrouw Giskes (D66): Wij zijn enthousiast door de spoed van kabinet. Wij hebben ook zin in een beetje aanpakken. Staatssecretaris Wijn: Ik moet het inderdaad maar zo positief opvatten; mevrouw Giskes heeft gelijk. Voorzitter. Ik laat het oordeel over de motie-Gerkens c.s. aan de Kamer. Als zij mij dat verzoekt, laat ik vanzelfsprekend voor 1 juni 2003 mijn gedachten gaan over een gedifferentieerd systeem. Aanvaarding van de verdergaande motie-Duyvendak ontraad ik, maar tegen de motie van de SP zal ik mij niet verzetten. Ik heb aangegeven dat 18.000 vollasturen gemiddeld is in Nederland. Dit aantal heeft te maken met het BLOW-convenant. Er zouden vier provincies uitvallen als wij de grens zouden veranderen, namelijk Limburg, Brabant, Overijssel en Drenthe. Dat moet een aantal Kamerleden aanspreken. ECN en KEMA hebben voorgesteld om 18.000 vollasturen op te nemen, omdat anders rendabele exploitatie in de genoemde vier provincies niet mogelijk is. Daardoor blijft ook het doel van BLOW overeind, namelijk een realisatie van 1500 megaWatt wind op land in 2010.
De heer Duyvendak (GroenLinks): Sorry dat wij nu nog eens de techniek in moeten, maar daarom wordt nu juist in mijn motie wel het maximum verhoogd, maar blijft het tarief hetzelfde. Het wordt niet navenant verlaagd. Staatssecretaris Wijn: Dan kwalificeer ik uw motie ook maar. Het is een cheque waar ik geen dekking bij heb. De heer Hofstra (VVD): Hoe is het nu mogelijk dat Gelderland niet in de opsomming is opgenomen, maar Drenthe wel? Ik denk dat ik Nederland een beetje ken. Wat de staatssecretaris zegt kan niet kloppen. Staatssecretaris Wijn: Ik heb hier keurig de gemiddelde windkracht in de verschillende provincies gekregen. Ik heb echter al gezegd dat wij er in juni op terugkomen. Mijn ambtenaren wijzen mij nu trouwens op de mogelijkheid van windsurfen op het Veluwemeer. Mevrouw Gerkens heeft een motie voorgesteld over een visgeleidingssysteem. Ik ontraad die motie, want ik wil milieumaatregelen en elektriciteitsbeleid absoluut gescheiden houden. Bij de begrotingsbehandeling heeft GroenLinks een motie ingediend over voorkeursgebieden wind op zee. Er zouden minder procedures moeten zijn en meer voorkeursgebieden mogelijk moeten zijn. Ik ben inmiddels in overleg met de collega’s van VROM en Verkeer en Waterstaat. Ik kom er begin 2003 op terug. Ik laat het bovendien meelopen in een operatie ter vermindering van de administratieve lastendruk. Het bedrag voor de AVI’s is een bruto bedrag, omdat de warmte erin betrokken wordt, naar ik meen voor twee derde. Over de winning van windenergie op zee meen ik krasse taal te hebben gebezigd. Ik heb daar niets aan toe te voegen. De heer Duyvendak (GroenLinks): Dat is mij iets te gemakkelijk. U vergeleek tarieven met elkaar alsof zij dezelfde looptijd hadden, terwijl ze volgens mij een verschillende looptijd hebben. Staatssecretaris Wijn: Bij de berekening van de 6,8 eurocent is
rekening gehouden met een afschrijvingstermijn van vijftien jaar. Die is omgerekend naar een tienjarige MEP-periode. Ik verzoek de heer Kortenhorst nog even goed te kijken naar zijn amendement op stuk nr. 13. Ik raad de Kamer niet aan om nu vast te leggen dat de Staat de aandelen in TenneT niet zou mogen verkopen. Die discussie zou moeten worden gevoerd met een volgende kabinet. Ik weet natuurlijk wel waar de Kamer heen gaat. Ik ken ook de consistente lijn van de indiener van het amendement. Ik ontraad het desbetreffende deel van het amendement, maar ik kom nu tot graden van ontraden. Een tweede onderdeel van het amendement ontraad ik nog forser. Daarin wordt gesteld dat de MEP niet zou mogen worden uitgevoerd via een dochter van TenneT. Die dochter van TenneT wordt een ZBO. Wij hebben net besloten dat wij de egalisatiereserve waarin wij de onderuitputting kunnen stoppen gescheiden moeten houden van de andere onderdelen van TenneT. Wij moeten ook niet in problemen komen met de statuten, die bij de Algemene Rekenkamer voorliggen. Ik vermoed dat de heer Kortenhorst voornamelijk wil dat TenneT niet kan worden vervreemd. Ik verzoek hem daarom even naar de ZBO-status te kijken. De heer Kortenhorst kan technische ondersteuning van mijn ministerie krijgen om het amendement iets te verfijnen, zodat wij de egalisatiereserve echt voor MEPdoeleinden kunnen houden. De heer Kortenhorst (CDA): De uitleg van de staatssecretaris over het egalisatiefonds was duidelijk. Wij willen met het amendement zeker stellen dat niet alleen de moeder TenneT onder de Staat valt, maar ook de uitvoering van belangrijke publieke taken. Wat er ook gebeurt in de dynamiek tussen een moeder en een dochter, dat moet altijd in stand blijven. Staatssecretaris Wijn: Maar dat staat los van wat in het amendement staat. Omdat het een ZBO wordt, valt het automatisch onder de Staat. Ik wil echter een boekhoudkundige scheiding binnen TenneT. Ik ben het niet eens met uw intentie, maar ik bied u technische assistentie aan om uw bedoeling te concretiseren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 665, nr. 38
22
Op de amendementen op de stukken nrs. 14 en 15 kom ik nog terug. Ik had de stille hoop dat ze hier al zouden worden ingetrokken. Omdat wij elkaar waarschijnlijk niet meer spreken over de MEP, dank ik de Kamer nogmaals voor de zeer voortvarende behandeling. Ik dank ook de aanwezige ambtenaren. Wij hebben het maximale uit onszelf gehaald. De voorzitter: Ik dank u allen. Ik wens u allen een goede kerst en een goed oud en nieuw. Sluiting 13.10 uur.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 665, nr. 38
23