Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2006–2007
30 000
Kerncentrale Borssele
Nr. 44
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 4 december 2006 Mede namens de Staatssecretaris van VROM wordt u geïnformeerd over de uitwerking van het duurzaamheidspakket in relatie met de besluitvorming rond de Kerncentrale Borssele zoals toegezegd in de brief van de Staatssecretaris van VROM over het Convenant Kerncentrale Borssele (17-01-2006, kamerstuk 30 000, nr. 18). Eerst wordt kort de achtergrond geschetst. Daarna gaat de brief in op de bijdrage van respectievelijk de overheid en de bedrijven aan het duurzaamheidspakket. De brief eindigt met een korte conclusie. 1. Achtergrond Als onderdeel van het Convenant Kerncentrale Borssele dat op vrijdag 16 juni 2006 getekend is, heeft het Kabinet afgesproken een zogenoemd duurzaamheidspakket van in totaal € 500 mln. te ontwikkelen. Met dat pakket zal in de periode 2006–2012 een impuls aan de verdere verduurzaming van de energievoorziening gegeven worden met een totale CO2-reductie van ruim 1,4 Mton per jaar. Omdat het open houden van de kerncentrale zelf ook ongeveer 1,4 Mton CO2 per jaar oplevert vergeleken met de situatie dat het elektrisch vermogen door fossiel gestookte centrales overgenomen zou worden, is de totale besparing in termen van CO2 ongeveer 2,8 Megaton per jaar vanaf 2014. Delta en Essent investeren samen in totaal € 200 mln. in additionele en innovatieve projecten en steken € 50 mln. in een innovatiefonds. Ze zullen daarmee vanaf 2014 structureel 0,47 Megaton CO2 reduceren. Afgesproken is dat de overheid € 250 mln. FES-middelen inzet voor een verduurzaming van de energievoorziening. Voor de besteding van die middelen gelden de hoofdlijnen zoals Staatssecretaris Van Geel die, mede namens de Minister van Economische Zaken, op 17 januari 2006 (30 000 nr. 18) aan u gemeld heeft. Kort samengevat zijn die hoofdlijnen: het stimuleren van innovatieve ontwikkelingen in de energievoorziening en een structurele CO2-reductie van 0,94 Mton. Als randvoorwaarde geldt dat de middelen ongeveer gelijk verdeeld worden over de gebieden schoon
KST103525 0607tkkst30000-44 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2006
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 000, nr. 44
1
fossiel, energiebesparing en hernieuwbare energiebronnen (waarvan ongeveer € 60 mln voor de stimulering van de ontwikkeling van innovatieve brandstoffen). Tenslotte zijn kosteneffectiviteit en efficiency belangrijke criteria bij het uitwerken van de enveloppe. 2. Realisatie van het overheidsdeel van het duurzaamheidspakket Met de overheidmiddelen (€250 mln.) wordt langs voornoemde lijnen het energietransitiebeleid een impuls gegeven. Dit gebeurt met vier instrumenten: 1. Tenders voor CO2-afvang en opslag (schoon fossiel); 2. Extra tenders van de Unieke Kansen Regeling (UKR); 3. Het CO2-reductieplan bestaande uit twee delen: a. CO2-reductieplan Verkeer en Vervoer (stimulering innovatieve biobrandstoffen) b. De omvorming van het CO2-reductieplan van het Ministerie van Economische Zaken tot een instrument met een programmatisch karakter (een regeling voor alle ontwikkelingsfases van idee tot marktrijpe investeringen). 4. Een energieluik in de TechnoPartner Seed Capital regeling waarmee (startende) innovatieve energiegerelateerde bedrijven gestimuleerd kunnen worden. Het Kabinet kiest voor deze vier maatregelen omdat hiermee – gegeven de doelen en randvoorwaarden (zoals onder in de voorgaande paragraaf vermeldt) – op efficiënte en effectieve wijze het energietransitiebeleid een impuls krijgt. Hieronder worden de vier instrumenten nader toegelicht.
Ad 1) Overheidstenders voor CO2-afvang en -opslag
1
Bij schoon fossiele projecten wordt de CO2-uitstoot afgevangen en opgeslagen waardoor er minder CO2-emissies vrijkomen. 2 Zie bijvoorbeeld het rapport Optiedocument energie en emissies 2010/2020 van ECN van eerder dit jaar waarin geconcludeerd wordt dat vroegtijdige investeringen in de ontwikkeling in CO2-opvang en opslag in een later stadium kostenvoordelen met zich mee brengen.
Met ongeveer 1⁄3e deel van de middelen van de duurzaamheidsenveloppe zal de ontwikkeling van schoon fossiel projecten worden gestimuleerd.1 Hoewel nog geen definitieve beslissingen genomen zijn, richten de voorbereidende werkzaamheden zich op twee routes: i) een route die puur is gericht op de reductie van CO2 ii) een route die meer gericht is op stimulering van innovatieve ontwikkelingen. De eerste route is een Europese aanbesteding door de overheid die gericht is op de realisatie van afvang en (ondergrondse) opslag van 0,4 Megaton CO2 per jaar. Met een tender zal de overheid bedrijven uitnodigen CO2-afvang en -opslagprojecten te realiseren. De CO2 kan afkomstig zijn van industriële processen (bijvoorbeeld als restproduct bij de fabricage van waterstof) of van elektriciteitsproductie. Criteria die een rol zullen spelen bij de beoordeling van de ingediende voorstellen zijn kosteneffectiviteit en de mate van aandacht voor het genereren van leereffecten. Er worden belangrijke leereffecten verwacht, belangrijk met het oog op de toekomstige potentie en kostenontwikkeling van schoon fossiel.2 De leereffecten hebben niet alleen betrekking op technologische ontwikkeling, maar ook op het leren van het organiseren van samenwerkingsverbanden tussen verschillende partijen. Ook dragen de projecten bij aan de maatschappelijke acceptatie van deze relatief nieuwe en onbekende techniek. Er wordt op dit moment bezien waar de uitvoering van de regeling en de beoordeling op kosteneffectiviteit en doelmatigheid het beste belegd kan worden. Het traject voor dit soort overheidsaanbestedingen vergt minimaal zes tot negen maanden, mede omdat de Europese regels voor aanbesteding van toepassing zijn. Naar verwachting kan de aanbesteding in de eerste helft van 2007 gerealiseerd worden. Binnen de tweede route is het hoofddoel om innovatieve ontwikkelingen op het gebied van schoon fossiel te stimuleren en niet zo zeer de directe reductie van CO2. Hiermee heeft dit spoor vooral R&D op het vlak van
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 000, nr. 44
2
schoon fossiel tot doel. Het ligt in de bedoeling om ongeveer € 20 miljoen uit te trekken voor demonstratieprojecten waarmee de introductie van CO2-afvang kan worden bevorderd. Mogelijkheden worden onderzocht om gebruik te maken van de al bestaande Unieke Kansen Regeling (UKR) van EZ. Hierdoor is dit spoor snel en eenvoudig te realiseren. Concreet wordt gedacht aan projecten waar bijvoorbeeld CO2-afvang plaatsvindt bij vergassingstechnologie of CO2 uit de rookgassen van poederkoolgestookte elektriciteitscentrales geconcentreerd wordt. Als de Unieke Kansen Regeling gebruikt kan worden, kan mogelijk de tender in het eerste kwartaal van 2007 geopend worden.
Ad 2) Extra tenders van de Unieke Kansen Regeling De UKR is een belangrijk instrument in het energietransitiebeleid. De regeling heeft als doel het stimuleren van transitie-experimenten, gericht op de overgang naar een duurzame energiehuishouding. Voorbeelden van projecten die met UKR geld zijn gefinancierd zijn bijvoorbeeld bussen op aardgas in Haarlem en industriewarmtelevering aan een woonwijk in Eindhoven. Beoordelingscriteria bij de UKR omvatten ecologische (o.a. reductie van CO2 en andere luchtemissies), economische (o.a. slaagkans en kosteneffectiviteit) en sociale aspecten (afname van hinder en veiligheid) Door middelen uit de duurzaamheidsenveloppe via extra (grote) tenders te besteden via de al bestaande UKR kan relatief snel een extra doelgerichte impuls aan het energietransitiebeleid gegeven worden. Nog dit jaar zal een UKR-tender van € 15 mln. geheel met FES-middelen betaald worden. Op basis van actuele (markt-)ontwikkelingen en de kwaliteit van de voorstellen zal voor de komende jaren bekeken worden in hoeverre het zinvol is om meer middelen uit het duurzaamheidspakket in te zetten via extra UKR-tenders.
Ad 3) Het CO2-reductieplan Het CO2-reductieplan bestaat uit twee delen. Ten eerste, het CO2-reductieplan Verkeer en Vervoer, met daarin het programma Innovatieve Biobrandstoffen voor transport. Dit programma heeft als doel een CO2-reductie te bewerkstelligen voor verkeer en vervoer. Doel van het programma is het stimuleren en ondersteunen van projecten die zich richten op de productie van innovatieve biobrandstoffen voor transport. Innovatieve biobrandstoffen moeten aan nog nader te bepalen duurzaamheidcriteria voldoen. Recent heeft u hiervan een eerste uitwerking ontvangen. De precieze criteria zullen bij ministeriële regeling bekend gemaakt worden en kunnen bij op een volgende tenders aangescherpt worden. Het programma wil de ontwikkeling van zogenaamde innovatieve biobrandstoffen stimuleren. Innovatieve biobrandstoffen hebben een significant betere CO2-equivalenten prestatie dan de eerste generatie. De verbetering van de CO2-reductie door innovatieve biobrandstoffen moet tenminste 10% bedragen (gestreefd wordt naar meer), vergeleken met de eerste generatie biobrandstoffen, wil een biobrandstof «innovatief» genoemd worden en in aanmerking komen voor honorering in het programma. Het programma staat open voor investerings- en toepassingsprojecten. In aanmerking komen in Nederland gevestigde ondernemingen, andere organisaties, lokale en regionale overheden die investeren in projecten die zich richten op het reduceren van CO2-emissies door transport. Het budget is € 60 mln. en de eerste tender is € 12 mln. Nog in 2006 gaat de eerste tender Innovatieve biobrandstoffen voor transport open. Naast het CO2-reductieplan Verkeer en Vervoer komt er een instrument waarmee ondersteuning over de hele innovatieketen gerealiseerd kan worden. Dit betekent dat projecten kunnen worden ondersteund in de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 000, nr. 44
3
fases van idee tot demonstratie en exploitatie. Ook kunnen samenwerkingsprojecten worden ondersteund. Hiermee komt er een integrale aanpak voor energie-innovatie. De inzet is, al dan niet op basis van het «slapende» CO2-reductieplan van het Ministerie van Economische Zaken, een kaderregeling waaronder verschillende programma’s een plaats kunnen krijgen. Met deze aanpak is het vooral de bedoeling om extra energiebesparing te realiseren. De aandacht zal dan ook vooral uitgaan naar programma’s gericht op energie-efficiency in de industrie (ketenefficiency), de gebouwde omgeving en de agrarische sector. Juist in deze sectoren is nog veel winst te boeken qua energiebesparing. Ook een programma voor duurzame mobiliteit met name in relatie met energiebesparing, zou hier onder kunnen passen. De regeling zal zo ingericht worden dat relatief makkelijk nieuwe programma’s (thema’s) zijn toe te voegen en dat alleen de kaderregeling zelf en niet de onderliggende programma’s, getoetst zal moeten worden aan de verschillende Europese steunkaders (milieu-, landbouw-, onderzoek- en ontwikkelingssteunkaders). Vanwege die Europese toetsing zal de regeling naar verwachting niet eerder dan in het najaar van 2007 in werking kunnen treden.
Ad 4) Een energieluik in TechnoPartner De regeling TechnoPartner richt zich op het stimuleren van meer en betere technostarters. TechnoPartner kent naast een programma gericht op kennisexploitatie, programma’s die het makkelijker maken kapitaal aan te trekken voor technostarters en gericht op kennisexploitatie. Het programma Technopartner Seed-faciliteit maakt het voor kleine technostarters makkelijker kapitaal aan te trekken. Het programma richt zich op de onderkant van de risicokapitaalmarkt door het risico voor kapitaalverstrekkers (participatiefondsen) te verminderen, zodat technostarters in hun kapitaalbehoefte kunnen voorzien. Participatiefondsen die investeren in risicovolle ondernemingen kunnen een lening aanvragen bij de Seedfaciliteit. Een lening die maximaal even groot is als het inlegbedrag in het fonds tot een maximum van 4 miljoen. De gunstige risico-rendementsverhouding maakt het voor fondsmanagements interessant fondsen voor deze doelgroepen op te zetten. Onderzocht wordt of het mogelijk is binnen de Technopartner Seed-faciliteit een tender te organiseren specifiek gericht op fondsen die investeren in innovatieve bedrijven op het terrein van energie. Hiermee krijgen investeringen in deze sector een extra stimulans. Aangezien de energietender zich niet alleen op startende ondernemingen wil richten, maar ook op het bestaande innovatieve midden- en kleinbedrijf in het energiedomein, zal de tender getoetst worden aan de relevante Europese staatssteunkaders. Beoogd wordt in de eerste helft van 2007 de tender uit te voeren. 3. De bijdragen van Delta en Essent aan het duurzaamheidspakket Delta en Essent zijn inmiddels gestart met de realisatie van hun deel van de duurzaamheidsenveloppe. De afgesproken 0,47 Megaton CO2-reductie is hierbij uitgangspunt. De eerste gesprekken over invulling van de afspraken tussen vertegenwoordigers van Delta en Essent en VROM en EZ hebben plaatsgevonden en zijn in juli, september en oktober voortgezet. De bedrijven onderzoeken momenteel welke ontwikkelingen kansen bieden voor een goede invulling van het duurzaamheidspakket en wat een geschikte organisatieen governancestructuur voor het nog in 2006 op te richten duurzame energie innovatiefonds is. Conform afspraken in het Convenant is voor de verkenningsfase tot 2008 de tijd. Uiterlijk 2011 zijn de projecten verder uitgewerkt en de benodigde vergunningen aange-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 000, nr. 44
4
vraagd en uiterlijk in 2014 verbinden de bedrijven zich definitief financieel aan de projecten en worden ze uitgevoerd. U wordt over de uitkomsten van de verkenningsfase nog nader geïnformeerd. 4. Slot Het Kabinet is van mening dat met het voorliggende pakket aan maatregelen het energietransitiebeleid een sterke impuls krijgt. Niet alleen zal vanaf 2014 jaarlijks ruim 1,4 Megaton CO2 gereduceerd worden, ook komen zo extra middelen beschikbaar zoals o.a. aanbevolen door de commissie Willems (de zogenaamde Task Force Energietransitie). Tevens worden knelpunten rond de ontwikkeling van innovatieve biobrandstoffen en bijvoorbeeld het moeizaam tot stand komen van schoon fossiel projecten aangepakt. Daarnaast wordt met name innovatie in de energiehoek een impuls gegeven. Dit geldt met name op het gebied van schoon fossiele energieopwekking, energiebesparing en innovatieve biobrandstoffen. Uiterlijk in de zomer van 2007 wordt u opnieuw geïnformeerd over de voortgang van het duurzaamheidspakket. De Minister van Economische Zaken, J. G. Wijn
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 000, nr. 44
5