Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2000–2001
24 515
Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting
Nr. 57
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 18 oktober 2000
1
Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), voorzitter, Biesheuvel (CDA), Schimmel (D66), Kalsbeek (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), ondervoorzitter, Kamp (VVD), Essers (VVD), Van Dijke (RPF/GPV), Bakker (D66), Visser-van Doorn (CDA), De Wit (SP), Harrewijn (GroenLinks), Balkenende (CDA), Van Gent (GroenLinks), Smits (PvdA), Verburg (CDA), Bussemaker (PvdA), Spoelman (PvdA), Örgü (VVD), Van der Staaij (SGP), Santi (PvdA), Wilders (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD). Plv. leden: E. Meijer (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Giskes (D66), Hamer (PvdA), Dankers (CDA), Kortram (PvdA), Blok (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Van Middelkoop (RPF/GPV), Van Vliet (D66), Stroeken (CDA), Marijnissen (SP), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Schoenmakers (PvdA), EissesTimmerman (CDA), Wagenaar (PvdA), Middel (PvdA), Weekers (VVD), Van Walsem (D66), Oudkerk (PvdA), De Vries (VVD), Klein Molekamp (VVD), Van der Hoek (PvdA). 2 Samenstelling: Leden: Swildens-Rozendaal (PvdA), Van de Camp (CDA), Biesheuvel (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Kalsbeek (PvdA), Zijlstra (PvdA), Apostolou (PvdA), Middel (PvdA), Van Heemst (PvdA), voorzitter, Dittrich (D66), ondervoorzitter, Rabbae (GroenLinks), Van Oven (PvdA), Kamp (VVD), Rouvoet (RPF/GPV), O.P.G. Vos (VVD), Van Wijmen (CDA), Patijn (VVD), De Wit (SP), Ross-van Dorp (CDA), Niederer (VVD), Nicolaï (VVD), Halsema (GroenLinks) Weekers (VVD), Van der Staaij (SGP), Wijn (CDA). Plv. leden: Wagenaar (PvdA), Balkenende (CDA), Verhagen (CDA), Van Vliet (D66), Arib (PvdA), Duijkers (PvdA), Kuijper (PvdA), Albayrak (PvdA), Barth (PvdA), Hoekema (D66), Karimi (GroenLinks), Santi (PvdA), Passtoors (VVD), Schutte (RPF/GPV), Van den Doel (VVD), Rietkerk (CDA), Rijpstra (VVD), Marijnissen (SP), Buijs (CDA), Van Baalen (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Oedayraj
KST48583 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2000
De vaste commissies voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, voor Justitie2 en voor Economische Zaken3 hebben op 27 september 2000 overleg gevoerd met minister Vermeend van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en minister Korthals van Justitie over de aanpak van de schuldenproblematiek (24 515, nr. 56) en over de uitvoering van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (SOZA-00-770/Jus-00-563). Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissies Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA) vond de wachtlijsten voor schuldsanering ernstig en onaanvaardbaar. Hoewel de oorzaken van problematische schulden verschillend zijn, meende zij dat eenieder recht heeft op een kans om uit de schulden te komen. Een groot aantal instellingen verstrekt nog steeds krediet zonder melding en toetsing bij het Bureau kredietregistratie (BKR). Op welke wijze acht de regering intensivering mogelijk van de controle of kredietverstrekkers voldoen aan de voor hen geldende regels? Woningcorporaties hebben een slechte naam gekregen doordat zij schulden sterk laten oplopen en aan overeenkomsten op dit punt hebben zij zich slechts voor een deel gehouden. Ziet de regering kans de convenantpartijen dichter bij elkaar te krijgen?
Singh Varma (GroenLinks), De Vries (VVD), Van Walsem (D66), Eurlings (CDA). 3 Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), Biesheuvel (CDA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Leers (CDA), Voûte-Droste (VVD), ondervoorzitter, Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF/GPV), M.B. Vos (GroenLinks), Van Walsem (D66), Hofstra (VVD), Wagenaar (PvdA), Stroeken (CDA), De Boer (PvdA), Van den Akker (CDA), Geluk (VVD), Ravestein (D66), Verburg (CDA), Blok (VVD), Hindriks
(PvdA), Dijsselbloem (PvdA). Plv. leden: Snijder-Hazelhoff (VVD), Atsma (CDA), Kalsbeek (PvdA), Wijn (CDA), Klein Molekamp (VVD), Vendrik (GroenLinks), De Swart (VVD), Van den Berg (SGP), Poppe (SP), Kuijper (PvdA), Van Middelkoop (RPF/GPV), Van der Steenhoven (GroenLinks), Schimmel (D66), Van Baalen (VVD), Herrebrugh (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Smits (PvdA), De Haan (CDA), Van Beek (VVD), Bakker (D66), Schreijer-Pierik (CDA), Udo (VVD), Hamer (PvdA), Koenders (PvdA), Schoenmakers (PvdA).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 24 515, nr. 57
1
De schuldpositie van jongeren en allochtonen neemt relatief sterk toe. Het wordt jongeren veel te gemakkelijk gemaakt om grote schulden op te bouwen door mobiel telefoneren, het wisselen van bankrekeningen en kredietfaciliteiten. Studenten die f 400 per maand studiefinanciering hebben, kunnen f 2000 krediet van een bank krijgen. Verder kunnen zij per maand van bank wisselen en hun studiefinanciering laten overboeken. Zo bouwen zij binnen enkele maanden een schuld van duizenden guldens op, waar zij jarenlang mee blijven worstelen. Omdat rood staan bij de bank niet valt onder de Wet consumentenkrediet, vraagt voorkoming van dergelijke problemen om een overeenkomst van de overheid met kredietverstrekkers. Werkgevers geven steeds vaker krediet als secundaire arbeidsvoorwaarde voor de aanschaf van een computer of als hypotheeklening. Omdat hierdoor problemen kunnen ontstaat, is er een toezichtregime nodig. Veel lof verdienen de werkgevers die overeenkomsten met budgetbegeleidingsinstellingen sluiten en medewerkers helpen bij problematische schulden. De rol die het maatschappelijk werk aanvankelijk had in de budgetbegeleiding, wordt immers steeds kleiner en afgezien van enkele particuliere organisaties en kredietbanken is er geen infrastructuur voor budgetbegeleiding. Veel gemeentes zijn nog niet goed toegerust voor hun taak, vooral op het punt van de preventie. Divosa, de organisatie van gemeentelijke sociale diensten, zou samen met de Nederlandse vereniging voor volkskrediet (NVVK) een protocol kunnen ontwikkelen om de signaliseringsfunctie van gemeentes te waarborgen. Verder blijken gemeentes niet bereid te zijn tot een bijdrage aan de centrumgemeente die de schuldsaneringstaken voor hen uitvoert. De wachtlijsten, vooral bij advocaten-bewindvoerders, moeten snel worden opgelost. Dit is mogelijk met behulp van de subsidie die de minister van Justitie aankondigt in zijn brief van 21 augustus 2000. Aan de schuldsanering mag geen geld worden verdiend, maar bewindvoerders moeten wel redelijk betaald worden. Helaas wordt er nog steeds oneigenlijk gebruik gemaakt van schuldhulpsituaties en bestaan er nog steeds woekerpraktijken. De regering moet een grote inspanning richten op het voorkomen van problematische schulden. Welke toezeggingen wil zij op dit punt doen, in verband met voorlichting, bereikbaarheid en toegang tot voorzieningen? Wat vindt de minister van Justite ervan dat rechters het moratorium vanaf het moment dat er schuldsanering is aangevraagd anders uitleggen dan de wetgever heeft bedoeld? De heer Kamp (VVD) sprak waardering uit voor de inspanningen ter voorkoming en bestrijding van problematische schulden. Het overzicht in de brief geeft hiervan een goed beeld. De vraag is echter of er voldoende zicht is op degenen die de schulden veroorzaken. Sinds 1994 is er een koppeling tussen de uitkeringen en de lonen en is er veel extra geld uitgetrokken voor armoedebestrijding. Er zijn zeer veel vacatures; in alle sectoren is werk te vinden. Hoe verklaren de bewindslieden het dat desondanks het aantal saneringsverzoeken en de hoogte van de schulden stijgen? Tijdens de behandeling van het voorstel van Wet sanering natuurlijke personen (WSNP) werd ervan uitgegaan dat het ging om sanering van schulden van eerlijke, maar ongelukkige schuldenaren die met tegenvallers zijn geconfronteerd. Rechters leggen dit steeds ruimer uit en laten via nooddruft en het niet kunnen omgaan met geld ook kwade wil en fraudeschulden eronder vallen. Hoe beoordeelt de regering dit? Hoeveel van de 230 000 huishoudens met problematische schulden betreffen mensen met een bijstandsuitkering? Hoeveel lost iemand met een bijstandsuitkering af in de drie jaar die er voor sanering staat? De
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 24 515, nr. 57
2
beslagvrije voet is ten minste 90% van de bijstandsuitkering; hoe hoog is deze werkelijk in de praktijk? Bedrijven die krediet verlenen, nemen hiermee een commercieel risico. Welk gedeelte van de totale schuldsanering betreft echter schuldeisers zoals gemeentelijke sociale diensten, het openbaar ministerie, woningbouwverenigingen en nutsbedrijven? Een voorwaarde voor schuldsanering is dat de schuldenaar naar vermogen arbeid verricht. Deze bepaling lijkt echter een dode letter. Als iemand hoge schulden heeft, is het financieel niet gunstig om te gaan werken en het wordt ook geaccepteerd dat mensen die kunnen werken in de bijstand blijven. Hoe vaak komt het voor dat schuldsanering niet doorgaat omdat men niet aan die voorwaarde voldoet? Voor preventie van schuldenproblemen is zorgvuldige registratie van alle schulden bij het BKR belangrijk. In mei 2000 heeft de regering in een brief gemeld de registratie door het BKR te willen verbreden. Is er al vooruitgang geboekt op dit terrein? Zullen ook de gemeentelijke sociale diensten hierbij worden betrokken? De armoedeval is vaak de oorzaak van langdurige uitkeringsafhankelijkheid en hierdoor van schuldenproblemen. De initiatieven die de regering neemt om de armoedeval aan te pakken, zijn dus ook van belang voor de aanpak van de schuldenproblemen. De heer Mosterd (CDA) benadrukte dat mensen in principe zelf verantwoordelijk zijn voor hun schulden en zich daarom maximaal ervoor moeten inspannen om ze af te lossen. Wel is het belangrijk dat zij, al of niet met hulp van anderen, perspectief op een oplossing hebben, waarvoor de WSNP is bedoeld. Preventie en een integrale benadering zijn hoofdpunten in de aanpak van de schuldenproblemen. Voor preventie is het noodzakelijk dat problemen tijdig worden gesignaleerd. Hoe zit het met de bescherming van de privacy van een cliënt bij wie problemen zijn gesignaleerd, maar die niet wil meewerken? Ziet de regering in dit geval andere mogelijkheden dan stringent invorderen? De vraag is ook of schuldeisers ertoe bereid zijn andere partijen in een vroeg stadium erbij te betrekken. Het is goed dat de registratie door het BKR wordt uitgebreid, maar de vraag is of hiervan voldoende gebruik wordt gemaakt, ook voor kleine schulden. Hoe goed werkt overigens het bestaande instrumentarium bij schulden van mensen die pas kort in Nederland wonen? Om welke aantallen gaat het? De noodzakelijke samenwerking tussen gemeente, maatschappelijk werk en gemeentelijke kredietbank komt steeds meer van de grond. Welke resultaten worden hiermee geboekt en neemt de succesvolle schuldhulpverlening toe? De werking van de WSNP wordt neutraal tot positief gewaardeerd, maar er zijn ook negatieve ervaringen. Instellingen blijken te proberen, schuldsanering op grond van de wet te voorkomen. Wat is de reactie van de regering hierop? Schuldsaneringstrajecten worden nogal eens beëindigd omdat de schuldenaar zijn verplichtingen niet nakomt. In die gevallen moet de inzet van andere instrumenten worden overwogen, zoals bewindvoering en begeleiding. Hierbij is het noodzakelijk dat de bewindvoering kostendekkend is, maar de subsidie blijkt ontoereikend te zijn. Kan de regering toezeggen dat hiervoor snel een oplossing wordt geboden? Zijn er al resultaten van het onderzoek naar vereenvoudiging van de beslagvrije voet? Wachttijden tot vier maanden blijken voor te komen. Vermoedelijk gaat het hierbij om de moeilijkste gevallen, terwijl daarin juist snelle hulp geboden is. Wat denkt de regering op korte termijn te kunnen doen aan de wachttijden? Bij een integrale aanpak past sociale activering en toeleiding tot de arbeidsmarkt. Hierdoor lopen mensen ook op langere termijn minder risico dat zij weer in schuldenproblemen terechtkomen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 24 515, nr. 57
3
De NVVK wil het budgetbeheer overbrengen naar de gemeentelijke kredietbanken. Hoe verhoudt dit zich tot het streven van de regering via certificering private instellingen toe te rusten voor schuldhulpverlening en budgetbegeleiding? Het aantal probleemsituaties en de hoogte van de schulden zijn toegenomen. Gemeentes zijn wel actiever geworden en het beleidsinstrumentarium is uitgebreid, waarvan de WSNP het sluitstuk is. Wat is het resultaat hiervan voor de betrokkenen? Meet de regering de resultaten, zodat later duidelijk blijkt of de wachtlijsten zijn afgenomen en of de schuldhulpsanering inderdaad werkt? De heer Harrewijn (GroenLinks) zag een zorgelijke ontwikkeling van de schulden. Uit onderzoek in Leiden blijkt een toename van de schulden bij lage-inkomensgroepen met 25% tussen 1996 en 1999. Eenderde van de huishoudens met een laag inkomen in Leiden heeft een problematische schuldpositie. Bij jongeren is er een toename van 28% naar 49% en onder de 30- tot 39-jarigen van 29% naar 59%. Van de eenoudergezinnen heeft 50% schulden en van de paren met kinderen 42%. Een deel van de verklaring is te vinden in de economische bloei, waardoor mensen verleid worden tot aankopen en speculaties. De preventie zou zich dus ook moeten uitstrekken tot de financiële cultuur in de samenleving. Wat er in de notitie staat over preventie is goed maar te mager. Een analyse van de trends is noodzakelijk. Er wordt meer doorlopend krediet opgenomen en het gebruik van creditcards en winkelpasjes neemt sterk toe. Vaak is het krediet per pasje niet groot, maar iedereen kan vele pasjes krijgen. Op welke manier kunnen hieraan grenzen worden gesteld? Is het mogelijk om te voorkomen dat mensen krediet krijgen met winkelpasjes? Er wordt nog niet veel via internet gekocht, maar vaak gaat het om bedrijven in het buitenland, die geen gebruik maken van het BKR. Hoe denkt de regering te voorkomen dat het kopen via internet tot problemen leidt? Hebben de regering en de Kamer iets te zeggen over de uitbreiding van de registratie van het BKR? Enige voortvarendheid op dit gebied is hard nodig. Banken lokken klanten met rood staan; kan hieraan paal en perk gesteld worden? Zodra er problemen ontstaan, moet er direct worden ingegrepen. Inmiddels zijn er meldpunten, maar men blijkt zeer terughoudend te zijn met het nemen van actie en wacht het initiatief van de betrokkene af. Op welke manier is er een sluitende aanpak mogelijk, waarin sociale diensten, gemeentelijke kredietbanken en maatschappelijk werk nauw samenwerken? Zijn de bewindslieden ertoe bereid zo nodig extra middelen ter beschikking te stellen voor het in de notitie genoemde casemanagement? Voor minnelijke regelingen zijn er wachttijden tot vier maanden. Omdat dit sterk het risico vergroot dat mensen alsnog via de WSNP geholpen moeten worden, is het noodzakelijk dat hieraan iets gedaan wordt. Een snelle analyse en vervolgens snelle actie zijn noodzakelijk. Als er geld voor nodig is, moet dat er komen. De gemeentelijke kredietbanken blijken vooral in middelgrote steden de WSNP uit te voeren, maar niet in de grote steden. De integraliteit van de hulpverlening komt hierdoor in gevaar. Wat is de reactie van regering hierop? De kwestie van de beslagvrije voet sleept al jaren. De gemeentelijke kredietbanken gaan uit van 94%, rechters hanteren in het kader van de wet vaak 95% en bij gewoon beslag is het 90%. In de praktijk is het zeer moeilijk om drie jaar lang onder het minimum te leven, ook voor mensen die zelf schuldig zijn aan hun situatie. Harmonisatie van de beslagvrije voet op 95% zou dan ook goed zijn. Wel blijft het nodig mensen te activeren en uit de bijstand te krijgen. Het geven van een bonus of een financiële vrijstelling aan mensen die gaan werken, kan hierbij meer opleveren dan het benadrukken van de verplichting om te werken.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 24 515, nr. 57
4
De heer Van der Staaij (SGP) maakte uit de stijgende vraag naar schuldsanering op dat de verwachting dat het in de toekomst beter zal gaan, niet gerechtvaardigd is. Het is dan ook noodzakelijk dat de rijksoverheid nieuwe impulsen geeft aan integrale schuldhulpverlening, onverlet de eigen verantwoordelijk van de betrokkenen en de regierol voor de gemeentes. Wil de regering bij de toegezegde voortgangsrapportage over het armoedebeleid uitdrukkelijk aandacht besteden aan de schuldhulpverlening? De preventie is in de notitie onvoldoende uitgewerkt. Hoe denkt de regering het burgers minder gemakkelijk te maken om schulden te maken? Wat zullen zij merken van de extra voorlichting die de regering zich voorstelt? Of is deze voorlichting vooral gericht op instanties die bij de schuldhulpverlening betrokken zijn? Bezinning op de ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving, waarin het materialisme kennelijk een voedingsbodem geeft voor het maken van schulden, is nodig. Hoe wordt voorkomen dat mensen die eenmaal een schuldsanering hebben gehad, opnieuw in problemen komen? In het minnelijke voortraject wordt veel aandacht besteed aan de samenhang met maatschappelijke en psychosociale problemen. Als kritiek op de WSNP is te horen dat bewindvoerende organisaties soms te eenzijdig de nadruk leggen op de financieel-technische kant van de schuldsanering, waardoor de integraliteit in het gedrang komt. Hoe ziet de regering dit en wat kan eraan gedaan worden? Vroegtijdige signalering van schulden is belangrijk. In hoeverre kan de wettelijke bescherming van persoonsgegevens een belemmering zijn voor goede uitwisseling van gegevens? Waarom is er in de notitie gekozen voor een vrijblijvende formulering over verbreding van de registratie door de BKR? Is een actieve rol van de regering mogelijk? Volgens de notitie is het private hulpverlenende instanties alleen bij uitzondering budgetbeheer toegestaan. Waarom is dit regime zo streng en is er niet gekozen voor een vergunningensysteem met meer mogelijkheden voor private organisaties? De Kamer heeft in het verleden uitgesproken dat er ruimte moet zijn voor private schuldbemiddeling. Zijn de eisen die hieraan gesteld worden, echter reëel? Wil de regering de knelpunten op dit terrein spoedig aanpakken? In zijn brief van 21 augustus 2000 kondigt de minister van Justitie aan dat hij de problemen voor bewindvoerders wil aanpakken met subsidieverhoging. Welke concrete maatregelen worden er echter genomen voor de kwaliteitsverbetering van het minnelijke traject? Ten slotte stelde de heer Van der Staaij de volgende vragen. Wanneer komt er meer duidelijkheid over mogelijke verbeteringen in het vrijwillige traject voor ondernemers? Worden er concrete acties ondernomen om de wachttijden bij professionele hulpverleners op te lossen? De heer Van Dijke (RPF/GPV) complimenteerde de bewindslieden met de notitie en stelt vast dat er geen sprake is van nieuw beleid, maar slechts van intensivering op onderdelen. Degenen die schulden hebben, dragen hiervoor een belangrijk deel zelf de verantwoordelijkheid; daarop moeten zij dan ook worden gewezen. De overheid kan echter wel actiever zijn om schuldenproblemen te voorkomen. De registratie bij de BKR zou sterk uitgebreid moeten worden om problemen sneller te signaleren. Is de regering ertoe bereid vooral extra voorlichting aan jongeren te geven? De overheid is in dezen overigens zelf ambivalent, want zij legt het gokken onvoldoende aan banden. Gezinnen komen in problemen doordat kinderen vriendjes op 06-telefoonnummers bellen met hoge tarieven. De telefoonmaatschappijen willen echter niet de mogelijkheid bieden het gebruik van dit soort nummers te blokkeren. Wil de regering mogelijke afspraken die zij op dit punt hebben gemaakt aanpakken?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 24 515, nr. 57
5
De regering noemt de WSNP een sluitstuk, maar deze wet lost bepaald niet alle probleemgevallen op. Is de regering ertoe bereid toe te werken naar een sluitende aanpak voor schuldenproblemen? De werking van het tijdelijke vrijstellingsbesluit schuldbemiddelaars is inmiddels beëindigd, maar er is niets voor in de plaats gekomen. Private schuldhulpverleners, die vaak de gevallen behandelen die buiten de algemene regels vallen, blijken hun kosten voor bemiddeling niet te kunnen dekken volgens de vastgelegde norm. Hierdoor wordt het hun onmogelijk gemaakt aan de criteria te voldoen, waaraan overigens niet moet worden getornd. Kan de private hulpverlening in een gelijke positie worden gebracht met anderen die hun werk mogen doen met behulp van andere inkomstenbronnen? De werkzaamheden van het Leger des Heils voor budgetbeheer zijn in strijd met artikel 62. Is het de bedoeling dat alle 7000 trajecten bij het leger worden overgedragen aan de gemeentelijke kredietbanken? Wordt zo niet het paard achter de wagen gespannen? Ten slotte stelde de heer Van Dijke de volgende vragen. Welke gevolgen heeft de Wet financiering lagere overheden voor de activiteiten van de gemeentelijke kredietbanken? De wachtlijsten zijn onaanvaardbaar omdat zij tot vergroting van de problemen leiden. Is de regering bereid tot actiever beleid op dit punt? Wat doet zij aan het gebrek aan bewindvoerders? De heer Bakker (D66) noemde preventie, voorlichting en ondersteuning door middel van budgetbeheer van groot belang. Schuldhulpverlening, ook door particuliere instellingen, moet integraal en niet louter financieel zijn. Schulden houden mensen dag en nacht bezig en belemmeren hen in het ontplooien van activiteiten, ook op de arbeidsmarkt. Wachttijden van vier maanden voor minnelijke regelingen zijn daarom niet aanvaardbaar, evenmin als de wachttijden bij de bewindvoerders. Van de 230 000 gezinnen met schuldenproblemen vragen er 40 000 een schuldsanering aan. Komen de overige gevallen uiteindelijk ook in een schuldsaneringstraject terecht, lossen zij de problemen op eigen kracht op of modderen zij jarenlang door? De gemeentes hebben een regierol, maar moeten de uitvoering van de schuldsanering kunnen overdragen aan de gemeentelijke kredietbank of een bonafide particuliere organisatie. De regering trekt extra geld uit om de gemeentes in staat te stellen tot het uitvoeren van hun taken. Zij mag dan ook van de gemeentes vragen inderdaad een regeling te treffen. Hoeveel gemeentes hebben dit gedaan en hoeveel zijn nog niet ver genoeg hiermee gevorderd? De huidige regeling maakt particuliere hulpverleners het werken onmogelijk en moet dan ook worden aangepast. Het is niet juist om het goede werk dat zij verrichten door de overheid te laten overnemen. Er is veel verwarring over de beslagvrije voet, die dan ook verschillend wordt toegepast. Harmonisatie op dit punt is noodzakelijk. Het blijkt in de uitvoering van de schuldhulpverlening mogelijk dat een bedrijf failliet gaat doordat een bewindvoerder een commercieel tarief rekent. Verbetering van de kwaliteit van de uitvoering lijkt dan ook nodig. Het antwoord van de ministers De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zag een sterk verband tussen de toename van het totale consumptieve krediet en de schuldenproblemen. Preventie is dan ook de kern van de aanpak ervan. Voorop staat de eigen verantwoordelijkheid van betrokkenen, maar nogal wat mensen worden met schulden geconfronteerd door oorzaken van buiten. Voor iedereen met problematische schulden geldt echter dat hij de mogelijkheid moet hebben om daarvan af te komen. Er zijn geen gegevens over het aantal mensen met een bijstandsuitkering
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 24 515, nr. 57
6
onder de groep van 230 000. Uit het rapport «Problematische schulden: zicht op het onzichtbare» blijkt dat er nauwelijks verschillen zijn tussen huishoudens zonder inkomsten uit arbeid en huishoudens met inkomsten uit arbeid. Wel blijkt van de huishoudens met inkomsten tot f 30 000 per jaar 16% risico te lopen, terwijl dit voor de huishoudens boven f 50 000 4% is. Nederland heeft niet veel mogelijkheden af te wijken van internationale regelingen in het bankwezen, dat immers internationaal werkt en ook internet is niet aan nationale grenzen gebonden. Preventie is wel mogelijk door betere en bredere registratie bij het BKR. Verder zal coördinatie van het beleid op dit terrein worden nagestreefd. De minister zegde toe de gestelde vragen over mogelijkheden voor preventie, waarvoor de staatssecretaris van Economische Zaken de eerstverantwoordelijke is, binnen veertien dagen schriftelijk worden beantwoord. De Kamer kan zo nodig een debat daarover aanvragen. In de brief zal worden ingegaan op de positie van de BKR en op de mogelijkheid kredieten op verantwoorde wijze te verstrekken. De nadruk zal moeten liggen op het op verantwoorde wijze verstrekken van kredieten. Het blijft moeilijk iets aan kredietbeperking te doen. Bij het oplossen van problematische schulden hebben de gemeentes een belangrijke regierol. In Dordrecht waar een speciale afdeling voor schuldhulpverlening is ingesteld, werkt deze nauw samen met de sociale dienst en het arbeidsbureau. Bij een schuldsanering maakt de gemeente afspraken met particuliere organisaties zoals de woningcorporatie en nutsbedrijven en wordt de betrokkene verplicht tot een traject om snel weer aan het werk te gaan, wat weer betere mogelijkheden geeft om de schulden af te lossen. Deze aanpak zou op ruimere schaal moeten worden toegepast. In het overleg met de VNG op 28 september zullen hierover afspraken worden gemaakt. Ook zal daarin het probleem van gemeentes die in financieel opzicht niet aan de integrale schuldhulpverlening uitgevoerd door centrumgemeente bijdragen, ter sprake komen. Uit een resultaatvergelijking onder gemeentes zal het duidelijk moeten worden hoe de grootste successen worden geboekt. De beste methode blijkt te zijn dat er direct wordt ingegrepen als er schulden ontstaan. Sanering is dan niet voldoende; mensen met (potentiële) problematische schulden moeten ook budgetbegeleiding krijgen. Ook hierover zal overleg met de VNG worden gevoerd. Vooralsnog zouden de gemeentes voldoende mogelijkheden voor casemanagement moeten hebben, zeker als door preventie verdere stijging van het aantal probleemgevallen wordt voorkomen. In november worden er vier bijeenkomsten met wethouders gehouden over versterking van de regiefunctie van de gemeentes en een landelijk beleid op grond van de successen in gemeentes. Divosa zal ten behoeve van bijstandsconsulenten komen met een handleiding voor schuldhulpverlening. Over de vraag of particuliere organisaties aan schuldhulpverlening mogen doen, wordt nog overleg gevoerd met het ministerie van Financiën, die toezichthouder is op dit terrein. De herziening van de regeling voor private schuldbemiddeling ligt op het terrein van Economische Zaken. Ook op dit punt zal worden ingegaan in de toegezegde brief. De minister van Justitie benadrukte dat de Kamer op korte termijn nader zal worden geïnformeerd om te voorkomen dat zij steeds naar andere bewindslieden wordt verwezen. Bij problematische schulden is het wettelijke traject de stok achter de deur als het minnelijke traject niet voldoet. De WSNP is een aanzienlijke verbetering ten opzichte van de situatie dat iemand failliet kon worden verklaard en zijn hele leven hierdoor kon worden achtervolgd. Onder de WSNP duurt de schuldsanering immers maximaal drie jaar, met een eventuele verlenging tot vijf jaar.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 24 515, nr. 57
7
Er zijn in Nederland voldoende wettelijke bewindvoerders, namelijk 1429, maar zij zijn niet evenwichtig verspreid over de regio’s. Rechterscommissarissen voeren overleg over de mogelijkheid gebruik te maken van bewindvoerders uit andere regio’s. Op dit punt zijn er geen wachtlijsten. Bewindvoerders die meer dan 25 zaken hebben gedaan, komen voor compensatie in aanmerking. Zoals in de brief van 21 augustus aan de Tweede Kamer staat, wordt ernaar gestreefd dat de bewindvoerders voldoende betaald worden voor hun werkzaamheden. Aan de uithuiszettingen wordt aandacht besteed in de evaluatie van de WSNP, die in januari 2001 wordt aangeboden aan de Tweede Kamer. Uitvoering van een vonnis tot uithuiszetting dat dateert van voor de WSNP, is mogelijk omdat de WSNP geen betrekking heeft op eerdere rechterlijke vonnissen. In beginsel worden mensen die een schuldsaneringstraject hebben lopen, echter niet uit hun huis gezet. Iedereen is zelf verantwoordelijk voor de schulden die hij aangaat. In bijzondere omstandigheden probeert de overheid echter te helpen. Bij de beoordeling van verzoeken tot schuldsanering op grond van de WSNP gaat de rechter uit van bestaande weigeringsgronden. Als iemand wordt toegelaten tot de WSNP, mag hij geen nieuwe schulden maken, op straffe van tussentijdse beëindiging van de regeling. Als iemand op grond van de WSNP een schone lei heeft gekregen, mag hij vervolgens tien jaar in beginsel geen beroep meer doen op deze regeling. Er is geen sprake van versoepeling van de weigeringsgronden en er zijn duidelijke waarborgen gecreëerd om misbruik van de WSNP tegen te gaan. Inderdaad liggen energiebedrijven soms dwars bij schuldsanering, maar er wordt overleg gevoerd om dit in de toekomst te voorkomen. Ook dit onderwerp wordt betrokken bij de evaluatie. Voor de beslagvrije voet is de wettelijke norm bepaald op 90%, maar deze wordt door de rechter vaak verhoogd tot 94% of, wanneer de betrokkene werk heeft, tot 100%. De vraag of dit goed werkt, wordt betrokken bij de evaluatie. In het kader van de WSNP moet de bewindvoerder een sociale kaart vaststellen, waardoor hij gemakkelijker kan verwijzen. Het is niet de bedoeling dat hij alle werkzaamheden zelf uitvoert; hiervoor heeft hij niet de specifieke deskundigheid en wordt hij ook niet gehonoreerd. Bewindvoerders moeten, om de integraliteit te waarborgen, verwijzen naar maatschappelijke instellingen en hulpverleners. Hieraan wordt aandacht besteed in de opleidingen voor bewindvoerders. Zij moeten niet alleen sanering van de oude schulden bewerkstellingen, maar bovendien voorkomen dat mensen nieuwe schulden aangaan. Ook dit punt wordt bij de evaluatie betrokken. Een bewindvoerder wordt benoemd door de rechtbank. Een bewindvoerder die niet voldoet, zal niet hoog op de lijst van de rechtbank komen. Er zijn allerlei opleidingen die hun kwaliteit verhogen; het ministerie van Justitie stelt hiervoor financiën beschikbaar. Binnen het landelijke register schuldsanering, dat wordt gehouden bij de Raad voor rechtsbijstand in Den Bosch, is de privacy gewaarborgd door middel van een reglement. Desondanks wordt er nagegaan of de bescherming van de privacy indien nodig kan worden aangescherpt. Nadere gedachtewisseling Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA) ging ervan uit dat de bewindslieden minister Zalm zullen laten weten dat de gemeentelijke kredietbanken moeten blijven bestaan. Welk effect verwachten zij op de groei van de problematische schulden van de afschaffing van de aftrek van rente op consumptief krediet vanaf 2001? De heer Kamp (VVD) rekende voor dat een beslagvrije voet van 94% ertoe leidt dat met de betaling van f 3000 in drie jaar tijd een schuld van f 50 000 kan worden afgelost. Daarom is het belangrijk dat er een duidelijke relatie
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 24 515, nr. 57
8
gelegd wordt tussen de aanvaarding van werk en de sanering van schulden. Voor de gesignaleerde uitbreiding van de werking van de WSNP wil de heer Kamp de evaluatie afwachten. Wil de regering in de toegezegde brief ook ingaan op uitbreiding van de registratie van de BKR tot telefoonproviders, de Informatiebeheergroep, de woningcorporaties, de energiebedrijven en de gemeentelijke sociale diensten? De heer Mosterd (CDA) steunde de nadruk die de regering op preventie legt en sprak de hoop uit dat de maatregelen op dit terrein voldoende tegenwicht bieden aan de ruime kredietfaciliteiten. Koppeling van schuldsanering en werk is belangrijk om extra problemen te voorkomen. De heer Harrewijn (GroenLinks) vroeg naar de knelpunten bij de minnelijke regelingen. Als er onvoldoende mensen zijn voor de uitvoering, is er een relatie tussen casemanagement en wachtlijsten. Kan de regering inzicht geven in de oorzaken van de wachtlijsten? De gemeentelijke kredietbanken moeten blijven bestaan om ook dit werk te kunnen doen. Is er verschil in integraliteit tussen bewindvoering door een gemeentelijke kredietbank en bewindvoering door advocaten, die immers een minder groot netwerk op sociaal terrein hebben? De heer Van der Staaij (SGP) sprak de verwachting uit dat de rijksoverheid het goede voorbeeld geeft op het punt van de integraliteit, door verkokering zoveel mogelijk tegen te gaan. In zijn brief van 21 augustus schrijft de minister van Justitie dat er verbetering moet komen in de kwaliteit van het minnelijke traject; wat doet de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op dit punt? De heer Van Dijke (RPF/GPV) kondigde een motie aan als de toegezegde brief ontoereikend is op het punt van de private schuldhulpverlening. De grote activiteit van de Economische controledienst bij private schuldhulpverleners kan beter worden ingezet bij malafide schuldhulpverleners. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid benadrukte dat de beëindiging van de aftrek van rente op consumptief krediet al jaren bekend is en dat iedereen hiermee rekening heeft kunnen houden. Dat de rente niet meer aftrekbaar is, kan een extra drempel voor het opnemen van krediet zijn en dus op termijn een positief effect hebben. De relatie tussen schuldsanering en werk zal worden betrokken bij de resultaatvergelijking. Mogelijk wordt hieraan aandacht gegeven in de intentieverklaring die op 28 september wordt ondertekend met de VNG, waarin de vergelijking van prestaties een belangrijk element is. Naar aanleiding van die verklaring kunnen ook indicatoren worden afgesproken. Voor mensen met schulden is het moeilijk om aan werk te komen. Van het gemeentelijke aanbod maakt niet alleen de schuldsanering, maar ook de verplichting om aan het werk te gaan deel uit. Wachtlijsten zijn onder andere ontstaan doordat gemeentes actiever duidelijk maken dat er schuldhulpverlening mogelijk is en doordat de kredietverlening onverminderd doorgaat. Wachtlijsten hebben ook te maken met de inkomenspositie van inwoners van een gemeente en met de prioriteit die een gemeente aan schuldsanering geeft. De minister ging er vooralsnog van uit dat er voldoende financiële middelen aanwezig zijn. De minister zegde toe extra aandacht daarvoor te vragen van de gemeentes en meer inzicht te geven in de oorzaken van de wachtlijsten. Voorlopige cijfers van de NVVK wijzen op een stabilisering van de wachtlijsten medio 2000. De aangekondigde afspraken zullen lokaal moeten worden uitgewerkt en door het ministerie van SZW worden gemonitord. Doordat gemeentes in hoog tempo met nieuwe ontwikkelingen worden geconfronteerd, ontstaan er personeelsproblemen en de oplossing hiervan kost nu eenmaal tijd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 24 515, nr. 57
9
De minister van Justitie beaamde naar aanleiding van een opmerking van de heer Kamp dat er aanleiding is geweest voor de veronderstelling dat rechters het begrip «te goeder trouw» bij het ontstaan van schulden wat ruim uitleggen. Dit is inmiddels weer veranderd. Hij ging ervan uit dat rechters werken overeenkomstig de lijn die de politiek voor ogen had bij de behandeling van de WSNP. Dit zal in de evaluatie goed worden bekeken. De bewindvoerders bij gemeentelijke kredietbanken waren meer gespitst op integraliteit dan andere bewindvoerders. Om die reden wordt hieraan speciale aandacht geschonken in de opleidingen. Inmiddels lijkt hierin verbetering te zijn opgetreden. De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Terpstra De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie, Van Heemst De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Biesheuvel De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Nava
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 24 515, nr. 57
10