Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2005–2006
25 928
Navo helikopterproject NH-90
Nr. 19
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 23 december 2005 De commissie voor Defensie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Defensie over de brief d.d. 17 oktober 2005 houdende de aanbieding van de vijfde jaarrapportage van het helikopterproject NH-90 (Kamerstuk 25 928, nr. 18). De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 23 december 2005. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt. De voorzitter van de commissie, Albayrak De adjunct-griffier van de commissie, Kok
1
Samenstelling: Leden: De Vries (PvdA), Bakker (D66), Koenders (PvdA), Van Beek (VVD), Karimi (GL), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Voorzitter, Balemans (VVD), Van Baalen (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Van Winsen (CDA), Van den Brink (LPF), Mastwijk (CDA), Herben (LPF), Ondervoorzitter, Duyvendak (GL), Kortenhorst (CDA), HuizingaHeringa (CU), Van Velzen (SP), Algra (CDA), Haverkamp (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Straub (PvdA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Brinkel (CDA) en Szabó (VVD). Plv. leden: Van Dam (PvdA), Van der Laan (D66), Waalkens (PvdA), Lenards (VVD), Halsema (GL), Fierens (PvdA), Vacature (SP), Vacature (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Oplaat (VVD), De Haan (CDA), Kraneveldt (LPF), Smilde (CDA), Hermans (LPF), Vendrik (GL), Knops (CDA), Van der Staaij (SGP), De Wit (SP), De Vries (CDA), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Van Heemst (PvdA), Tichelaar (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Jonker (CDA) en Veenendaal (VVD).
KST93572 0506tkkst25928-19 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 25 928, nr. 19
1
1 De staatssecretaris van Defensie gaf in zijn antwoorden van 25 november 2004 (25 925, nr. 18) aan dat «de overname door Stork van SP contracten met onderaannemers kan leiden tot aanvullende vertragingen in de SP activiteiten. Stork doet er evenwel alles aan om dit te voorkomen en om de eventuele gevolgen voor de productieplanning te minimaliseren. Daarom wordt dit niet als een risico beschouwd». Kunt u aangeven hoe het op dit moment staat met deze contracten? Er is geen gedetailleerd inzicht in het verloop van de contracten tussen STORK en Nato Helicopter Industries. Van de zijde van Stork is echter vernomen dat de vertraging die als gevolg van de overname is ontstaan inmiddels is ingelopen. Voorts zijn van de zijde van de NAHEMA en de NHI geen problemen of vertragingen gemeld. 2, 4 en 5 Aangegeven wordt dat u voornemens bent om het contract aan te passen naar twaalf NATO frigate helicopters (NFH’s) en acht maritieme tactical transport helicopters (MTTH’s). Bent u nog steeds voornemens om het contract op deze wijze aan te passen? Kunt u een indicatie geven wat het verschil in kosten is in de door u voorgestelde configuratie en een samenstelling van acht NFH’s, vier MTTH’s en vier «gewone» NH90-helikopters uitgerust met een lier? Kan globaal worden aangegeven wanneer de contractwijziging verwacht wordt en wanneer de uitwerking daarvan aan de Kamer zal worden voorgelegd? Kunt u precies aangeven of de financiële gevolgen (stuksprijs, aandeel ontwikkelingskosten, etc.) van de voorgenomen aanpassing van het contract (van twintig NHF’s naar twaalf helikopters in de fregattenuitvoering en acht in de maritieme transportversie) ook van invloed zijn (geweest) op de kostenmutatie tussen juli 2004 en juli 2005 en of hierin veranderingen hebben plaatsgevonden ten opzichte van de periode 2003– 2004? De behoefte aan twaalf «NATO frigate helicopters» (NFH’s) en acht maritieme tactical transport helicopters (MTTH’s) met een optie op nog twee MTTH’s is gebaseerd op de studie integrale helikoptercapaciteit en in overeenstemming met de maatregelen van de recent in de Kamer behandelde Marinestudie. Voor deze behoefte is de industrie benaderd en wordt een contractwijziging voorbereid. Van de financiële gevolgen van een contractwijziging waarbij niet zoals thans wordt uitgegaan van twaalf NFH’s met volledige missieapparatuur en acht MTTH’s maar van acht NFH’s met volledige missieapparatuur, vier met beperkte missieapparatuur en vier MTTH’s kan geen nauwkeurige inschatting gemaakt. Bij de afbestelling van helikopters en missieapparatuur moet rekening worden gehouden met aanzienlijke annuleringskosten (cancellation fee). Omdat dit onderdeel uitmaakt van een commercieel onderhandelingsproces, kan hier desgewenst alleen commercieel vertrouwelijk op worden ingegaan. In de periode 2003–2004 zijn de financiële gevolgen van de contractwijziging niet verwerkt in het budget. Deze zijn pas doorgevoerd in de periode 2004–2005. Van Nato Helicopter Industries (NHI) is inmiddels een eerste offerte ontvangen. NHI is op een aantal punten verzocht een nadere uitwerking of toelichting te verstrekken. Nadat hierop antwoord is verkregen, zullen de onderhandelingen starten. Verwacht wordt dat de onderhandelingen in de eerste helft van 2006 kunnen worden voltooid en dat de Kamer kan worden geïnformeerd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 25 928, nr. 19
2
3 Heeft de marinestudie nog consequenties voor de behoeftestelling aan NH90’s? Hoe moet de afstoting van vier M-fregatten en de verwerving van vier patrouilleschepen bezien worden in het licht van de benodigde capaciteit aan onderzeebootbestrijding voor de twaalf NFH’s? Met de studie Integrale Helikoptercapaciteit is het aantal benodigde helikopters nader vastgesteld. In deze studie is gesteld dat in een Peace Enforcing-scenario voor de bescherming van een maritieme taakgroep – met daarin bijvoorbeeld LPD’s en een Joint Support Ship – zeven NFH’s nodig zijn. In dezelfde studie is onderbouwd dat voor de uitvoering van een Peace Enforcing operatie voor de periode van één jaar in totaal twaalf volledig uitgeruste NFH’s nodig zijn. In de Marinestudie is deze behoefte niet gewijzigd. Door het wegvallen van andere onderzeebootbestrijdingsmiddelen, zoals de vier af te stoten M-fregatten en de Orions is de behoefte aan onderzeebootbestrijding door de helikopter alleen maar toegenomen. Overigens levert de NFH meer capaciteit dan alleen onderzeebootbestrijding zo is een volledig uitgeruste NFH essentieel voor een patrouilleschip vanwege de surveillancecapaciteit die nodig is voor het opsporen en onderscheppen van kleine oppervlaktedoelen (drugsboten). Overigens is uit ervaringen met de Lynx gebleken dat het ondoelmatig is om binnen een vloot van twaalf helikopters twee subtypen aan te houden. 6 Bij de behandeling van de Defensiebegrotings 2006 is van regeringszijde gesproken over de behoefte aan nog twee NH90’s. Wat is de oorzaak van deze extra behoefte? Geldt die behoefte ook wanneer twee M-fregatten meer verkocht zullen worden dan eerder de bedoeling was? Gaat het dan om NFH’s of om MTTH’s? De behoefte aan nog twee NH90’s betreft MTTH’s en staat los van de verkoop van M-fregatten. In de studie Integrale Helikoptercapaciteit is een behoefte aan in totaal twaalf MTTH’s gesteld. Om tijdens een amfibische operatie één op de LPD’s ingescheepte infanteriecompagnie in één golf vanaf zee aan land te vliegen, zijn minimaal acht MTTH’s nodig. Rekening houdend met een operationele reserve, komt het aantal benodigde geëmbarkeerde MTTH’s op tien. Daarnaast bestaat behoefte aan een logistieke reserve en een opleidingscapaciteit op de MTTH. Het aantal benodigde MTTH’s bedraagt daarmee twaalf. De gestelde behoefte is vanwege prioriteitstelling in de studie vooralsnog niet volledig ingevuld. De aanschaf is beperkt tot acht MTTH’s. 7 In hoeverre zijn de TTH’s daadwerkelijk «maritiem» en in hoeverre zijn zij «paars» (niet aan één krijgsmachtdeel gebonden)? De volledige helikoptercapaciteit van Defensie wordt ondergebracht in het Defensie Helikopter Commando (DHC) onder het Commando Luchtstrijdkrachten. De MTTH’s worden gestationeerd op vliegbasis Gilze-Rijen en zullen vandaar voor krijgsmachtbrede transporttaken worden ingezet. Evenals bij de andere defensiehelikopters kunnen hiermee alle defensieeenheden worden ondersteund. De inzet zal worden gecoördineerd door het «joint» DHC. 8 en 9 Gesteld wordt dat er nu sprake is van realistische en gedetailleerde kwalificatie planningen. Kunt u aangeven waarop u baseert dat deze planningen realistisch zijn en op welke wijze in het verleden toezicht is gehouden op de voortgang van de plannen?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 25 928, nr. 19
3
Is er op dit moment voortgang geboekt om als NAHEMO-landen structurele voortgangsbijeenkomsten te beleggen? Het ligt gezien de ontstane vertragingen toch voor de hand dat er intensiever met de industrie wordt overlegd om ervoor te zorgen dat deze haar afspraken nakomt? Op welke wijze worden de deelnemers in het NH90-project gecompenseerd voor de ontstane vertragingen? Nederland, maar ook de andere deelnemende landen, bewaken de voortgang op basis van de rapportage door de industrie, de verificatie van mijlpalen en van producten behorende bij de mijlpalen. NHI en partnerindustrieën hebben zich in juni 2005 aan de toen voorliggende planning verplicht. Vervolgens is medio oktober door de «National Armaments Directors» een bijeenkomst belegd met de «Board of Representatives» van de partnerindustrieën. De «National Armaments Directors» hebben aangedrongen op concrete verbeteringen. De partnerlanden zijn nog steeds van mening dat er onvoldoende voortgang is. Als gevolg daarvan zal een nieuwe bijeenkomst met de industrie en de «National Armaments Directors» worden gehouden. Zo wordt het hoogste niveau van de industrie gecommitteerd aan de op deze wijze gemaakte afspraken. Ondanks deze maatregelen blijft de voortgang van het project een punt van zorg. Vertragingen vanaf oktober 2007 zijn contractueel nog niet geaccordeerd. Hierop zal de contractuele boeteclausule worden toegepast. 10 De kwalificatiebeproevingen van het drie koppig bemanningsconcept worden de eerste helft van 2007 uitgevoerd. Voorziet u op dit terrein nog risico’s? De kwalificatie van dit concept bestaat uit twee fasen. De eerste fase is succesvol afgesloten in een tactische vluchtsimulator. In de tweede fase zal de NFH daadwerkelijk in een maritiem tactische omgeving vliegen. In deze fase komen alle facetten, zowel tactisch als vliegtechnisch, aan de orde en zal de werkdruk voor de bemanning het grootst zijn. Deze vliegende beproevingen zijn gepland in de tweede helft van 2006, omdat pas dan een representatieve helikopter beschikbaar is. Eventuele correcties aan het systeem zullen daarna moeten worden doorgevoerd. Op dit terrein worden geen risico’s voorzien. 11 Gesteld wordt dat de Kapton bekabeling wordt vervangen door de DR bekabeling en dat DR bekabeling in de exploitatie zowel veiliger als minder duur is. Heeft u bij het beoordelen van de exploitatieprijs ook rekeninggehouden met de aanschaf? Ja. Bij het beoordelen zijn beide aspecten gewogen. De DR bekabeling degradeert minder snel dan de Kapton bekabeling. Met Kapton zijn dientengevolge meer inspecties nodig en na verloop van tijd kostbare vervangingen van de gedegradeerde delen van de bekabeling. De kosten van de eenmalige extra investeringen worden daardoor in de exploitatie «terugverdiend». 12 Aangegeven wordt dat de database met de definitieve materieellogistieke gegevens te laat wordt opgeleverd. Op welke wijze wordt Nederland gecompenseerd nu er vertraging is opgelopen bij de industrie gecontracteerde exploitatie verplichtingen? Kunt u nader ingaan op de (op pagina 4) vermelde samenwerking op het gebied van configuratie management, uitwisseling van onderhoudsgegevens en de opzet van een gemeenschappelijke voorraad reserve-onderdelen? Hoever staat het met deze plannen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 25 928, nr. 19
4
en kunnen we op deze wijze voorkomen dat we in de toekomst dezelfde problemen krijgen als momenteel gesignaleerd worden bij de aanlevering van reserve-onderdelen voor de Chinooks? De industrie is meegedeeld dat de consequenties van het te laat opleveren van gegevens zonder meerkosten gecompenseerd dient te worden. Hiervoor is compensatie geclaimd. Voor Nederland is van het grootste belang dat de kwaliteit van de database wordt verbeterd. De samenwerking met de partners is vooral voor Nederland van belang als gevolg van het relatief geringe aantal helikopters. Ervaringsgegevens bij de partners dienen gemakkelijk toegankelijk te worden gemaakt. Voorts kunnen dure onderdelen met een hoge betrouwbaarheid worden «gedeeld». Voorwaarde is dat de configuraties zoveel mogelijk overeenkomen. Hierbij moeten ook de deelnemende landen tot onderlinge afspraken komen die bevestigd moeten worden in de vorm van bijlagen (implementing arrangments) bij het «In-service Memorandum of Understanding». In afwachting daarvan zijn de acties om tot implementatie te komen van zowel gegevensuitwisseling als «common spares management» in volle gang. Op grond van de ervaringen met de Chinook worden de korte doorlooptijden van reparatie meteen opgenomen in het contract. 13 t/m 16 Aangeven wordt dat een vluchtsimulator pas op zijn vroegst vanaf begin 2009 beschikbaar komt. Kunt u uitleggen hoe het kan dat we als Nederland verwacht hadden een helikopter in 2007 te krijgen, deze pas in 2008 waarschijnlijk instroomt en we pas een jaar later over een simulator beschikken? Op welk moment heeft u geconstateerd dat er een vertraging was met de simulator, welke stappen heeft u genomen en welke sancties heeft u zowel intern als extern getroffen? Klopt de veronderstelling dat de NH90 pas midden 2009 operationeel wordt ingezet? Welke extra kosten brengt het langer door vliegen met de Lynx met zich mee en op welke wijze worden deze gefinancierd, door de industrie? Hoever bent u ondertussen met de aanbesteding van de vluchtsimulator bij de simulatorindustrie? Betekent het waarschijnlijk aanspreken van de risicoreservering voor de verwerving van trainingsmiddelen dat door het niet bereiken van overeenstemming de kosten voor de verwerving van de trainingsmiddelen gaan toenemen? Is er geen overeenstemming bereikt met NHI en tussen de NAHEMOlanden onderling over de trainingsmiddelen vanwege de financiën? Zo ja, was het onoverbrugbare verschil nog groter dan de prijsstijging die nu aan de orde lijkt gezien de aanwending van de risicoreservering voor dit doel? De verwervingsvoorbereiding van de simulator via NAHEMO heeft verschillende jaren in beslag genomen. Uiteindelijk is gebleken dat tussen de NAHEMO-landen de eisen die aan een simulator worden gesteld en het moment waarop een simulator beschikbaar moest zijn, te zeer uiteenliepen. Het ontvangen aanbod van NHI bleek daarenboven aanzienlijk duurder dan gepland en zou ook niet uit het beschikbare projectbudget en de risicoreservering kunnen worden betaald. Voor wat betreft internationale samenwerking zijn de realistische mogelijkheden nu beperkt tot één of misschien twee landen. Op dit moment wordt een aanbod van een Italiaans consortium nader onderzocht. Dit aanbod betreft een «full misson flight trainer» waarvan de benodigde vliegsimulator beschikbaar komt in de eerste helft van 2009. Het aanbod valt duurder uit dan was voorzien, maar hierover moet nog onderhandeld worden. Met zowel de industrie als met de betrokken landen zijn verdere
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 25 928, nr. 19
5
besprekingen en onderhandelingen nodig. Verwacht wordt dat uiterlijk in het eerste kwartaal 2006 een definitieve keuze kan worden gemaakt. De mogelijke gevolgen van de vertraging voor de introductie van de NH90 kunnen nu nog worden opgevangen doordat de technische levensduur van de Lynx-helikopters, mits er intensievere inspecties worden uitgevoerd, kan worden verlengd met ongeveer 1000 uur per helikopter. Omdat er nog geen contract voor de trainingsmiddelen is, bestaat er ook geen mogelijkheid een boetebeding in te roepen. Hierdoor komen de kosten ten laste van het Defensiebudget. Zij verschillen per helikopter, afhankelijk van de uit het onderzoek volgende reparaties. Ondanks de latere verwerving van de simulator kan wel gevlogen worden met de NH90. Vanaf 2008 zullen de NH90-bemanningen op de eerste NFH’s worden opgeleid. 17, 18 en 20 Waarom kan in de passage over het aangepaste projectbudget niet worden aangegeven in welke richting dit budget is «aangepast» (omhoog of omlaag) en bij wijze van service aan de Kamer ook het bedrag uit de vorige rapportage worden vermeld? Is het de normale beleidslijn dat bij aanpassing van een budget in de jaarrapportage niet vermeld wordt in welke richting het budget zich ontwikkeld en dat het «oude» bedrag achterwege wordt gelaten. Zo ja, wat is daarvan de reden? Zo nee, wat is hier misgegaan? Kan precies en uitgesplitst worden aangegeven welke onderdelen of factoren de «aanpassing» van het budget veroorzaken die sinds de vorige jaarrapportage heeft plaatsgevonden? De wijziging van het budget bevat onder meer de additionele financiële middelen die benodigd zijn voor de aanpassing van het contract. Deze worden binnen de Defensiebegroting opgevangen. De opbouw van deze wijziging is commercieel vertrouwelijk omdat thans nog met de industrie over de prijs wordt onderhandeld. Alle wijzigingen in het budget zijn om deze reden nader toegelicht in de commercieel vertrouwelijke bijlage zoals aangeboden bij de vijfde jaarrapportage. 19 Komt het opvangen van nog niet bekende risico’s of bekende risico’s die zich nog niet daadwerkelijk hebben voorgedaan maar die wel tot de normale risico’s behoren waarvoor een reservering wordt opgenomen, in het gedrang door (gedeeltelijke) aanwending van de risicoreservering? Nee. De risicoreservering is aangesproken voor de resterende betaling van de omzetbelasting en zal naar verwachting tevens moeten worden aangesproken voor de meerkosten voor trainingsmiddelen. Op dit moment is er geen reden om aan te nemen dat de resterende projectrisicoreservering tekort schiet. 21 Hoe verhoudt de kostenmutatie sinds de vorige jaarrapportage (2003– 2004) zich tot de mutatie van het projectbudget in de gehele periode 2000 (brief 22 mei 2000, 25 928, nr. 6) tot juli 2004? De kostenmutatie tot juli 2004 (ad € 104 miljoen) is voor wat betreft de omvang vergelijkbaar met de mutatie sinds de vorige rapportage (ad € 109 miljoen).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 25 928, nr. 19
6