Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1992-1993
22181
De situatie in Joegoslavië
Nr. 41
VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG
Vastgesteld 24 februari 1993 De vaste Commissies voor Buitenlandse Zaken1 en voor Defensie2 hebben op 28 januari 1993 mondeling overleg gevoerd met de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Defensie over de toestand in het voormalige Joegoslavië (o.m. kamerstuk 22 181, nr. 31). Van het gevoerde overleg brengen de commissies als volgt verslag uit.
1 Samenstelling: Leden: Van Dis (SGP), Stoffelen (PvdA), Aarts (CDA), voorzitter, Beinema (CDA), Stemerdink (PvdA), Van Mierlo (D66), Frinking (CDA), Van der Linden (CDA), Van Houwelingen (CDA), Blaauw (VVD), Leerling (RPF), Van Nieuwenhoven (PvdA), Weisglas (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), De Kok (CDA), Vos (PvdA), Janmaat (Centrumdemocraten), Eisma (D66), Van Traa (PvdA), ondervoorzitter, De Hoop Scheffer (CDA), Melkert (PvdA), Lonink (PvdA), Koffeman (CDA), E. van Middelkoop (GPV), Valk (PvdA) en Sipkes (Groen Links). Plv. leden: E. G. Terpstra (VVD), J. H. van den Berg (PvdA), Van lersel (CDA), Mateman (CDA), Jurgens (PvdA), Tommel (D66), Huibers (CDA), Deetman (CDA), Ramlal (CDA), Bolkestein (VVD), Brouwer (Groen Links), Verspaget (PvdA), Wiebenga (VVD), Dees (VVD), Doelman-Pel (CDA), Wöltgens (PvdA), Ockels (PvdA), Kohnstamm (D66), Apostolou (PvdA), Leers (CDA), Paulis (CDA), Van Gijzel (PvdA), Van Vlijmen (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Quint-Maagdenberg (PvdA) en Beckers de Bruijn (Groen Links). 2 Samenstelling: Leden: Stemerdink (PvdA), Frinking (CDA) ondervoorzitter, Buurmeijer (PvdA), Mateman (CDA), Van Houwelingen (CDA), Blaauw (VVD), voorzitter, Van Vlijmen (CDA), Leerling (RPF), Korthals (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), De Kok (CDA), Vos (PvdA), Janmaat (Centrumdemo– craten), Eisma (D66), Van Traa (PvdA), J. H. van den Berg (PvdA), Ter Veer (D66), Achttienribbe-Buijs (PvdA), Koffeman
(CDA), Zijlstra (PvdA), Valk (PvdA), Hillen (CDA), Leers (CDA) en Sipkes (Groen Links). Plv leden: Huys (PvdA), Aarts (CDA), Quint– Maagdenberg (PvdA), De Graaf (CDA), Esselink (CDA), Dees (VVD), De Hoop Scheffer (CDA), Van Dis (SGP), Van Hoof
312399F ISSN0921 7371 Sdu Uitgeveri) Plantijnstraat 's Gravenhage 1993
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 41
De voorzitter, de heer Aarts, memoreerde dat de heer Van den Broek tijdens het kerstreces is afgetreden als Minister van Buitenlandse Zaken om lid te worden van de Europese Commissie en dat hij is opgevolgd door de heer Kooijmans. De voorzitter heette de heer Kooijmans van harte welkom in dit eerste mondelinge overleg met de Tweede Kamer in zijn nieuwe functie. Hij wees de heer Kooijmans erop dat sinds diens staatssecretarisschap van Buitenlandse Zaken (1973-1977) het aantal mondelinge overleggen tussen regering en Kamer aanzienlijk is toegenomen. De minister zal dan ook vaak in de Kamer aanwezig moeten zijn voor mondeling overleg over veelal dramatische ontwikkelingen in de wereld. De voorzitter sprak de verwachting uit dat de werkverhouding van de Kamer met de minister even goed zal zijn als met diens voorganger. De Minister van Buitenlandse Zaken dankte voor de vriendelijke woorden en zei veel te verwachten van het voortdurende contact met de Kamer.
(VVD), Weisglas (VVD), Janmaat-Abee (CDA), Melkert (PvdA), Tommel (066), Schoots (PvdA), E van Middelkoop (GPV), Schimmel (D66), Vacature PvdA, Krajen– brink (CDA), Lonink (PvdA), Ockels (PvdA), Paulis (CDA), Van der Linden (CDA) en Beckers-de Bruijn (Groen Links)
Vragen en opmerkingen uit de commissies De heer De Kok (CDA) verzocht om inzicht inzake de veiligheid van de Nederlandse militairen in Bosnië-Herzegovina en in de hoofdlijnen van een eventueel plan voor evacuatie, zo de toestand daartoe aanleiding geeft. Wat is de effectiviteit van de voedseltransporten? Is het waar dat de onderscheiden strijdende partijen voor de doorgang van die trans– porten een deel van het voedsel opeisen? In hoeverre stemt dit overeen met de verruiming van het mandaat, neergelegd in resolutie 770? Eind februari is de verlenging van het mandaat van UNPROFOR I aan de orde, waarbij de thans ontstane situatie, die een jaar inspanningen van de VN-troepen ongedaan dreigt te maken, in ogenschouw dient te worden genomen. Op de conferentie in Londen is gesproken over verder onderzoek naar de mogelijkheid van «safe havens» (veilige havens) en het openstellen van de kampen. Kan hiertoe druk worden uitgeoefend? In welke context heeft de Franse minister Dumas gezegd, dat Frankrijk desnoods alleen overgaat tot bevrijding van de kampen? Is daarover overlegd door de bondgenoten? Onder verwijzing naar eerdere uitspraken zijnerzijds over «safe havens» en het afgrendelen van het luchtruim boven Bosnië– Herzegovina sprak de heer De Kok de veronderstelling uit, dat de regering met de Kamer zal overleggen voordat zij eventueel besluit tot het inzetten van Nederlandse F-16's. Hij benadrukte dat de Nederlandse regering in Edinburgh een heel duidelijk standpunt heeft ingenomen. Is het mogelijk om in overleg te treden met landen die vanwege hun eigen problemen het embargo ontduiken om te proberen een oplossing hiervoor te vinden? Het is betreurenswaardig dat ook Nederlandse bedrijven het embargo ontduiken. De heer De Kok zou geen bezwaar hebben tegen strafrechtelijke vervolging van die bedrijven en publikatie van hun naam, zo dat mogelijk is. Opvang van de ontheemden ter plaatse is een goed uitgangspunt, maar levert thans grote problemen op. Zo de UNHCR daarom vraagt, is Nederland bereid het opnemen van nog meer vluchtelingen te overwegen. Het is merkwaardig, dat Nederlandse VN-militairen hun persoonlijk wapen (moeten) afleggen om gemakkelijker langs wegversperringen te kunnen komen. Waarom is er wel sprake van een persoonlijk zelfverdedi– gingsrecht, maar niet van een collectief zelfverdedigingsrecht, bij voorbeeld bij een mortieraanval op een kazerne waartegen men met geweren niets kan doen? Houdt dat verband met het ontbreken van luchtsteun voor de VN-militairen of wordt collectieve zelfverdediging geacht een mandaatsoverschrijding te zijn? Tot slot stelde de heer De Kok vast dat weliswaar alle betrokken partijen hun handtekening hebben gezet onder het zogenaamde negen– puntenplan, maar dat men de indeling van de kaart toch weer in het veld en niet aan de onderhandelingstafel probeert te regelen, terwijl een politieke oplossing de enig juiste is. De heer Blaauw (VVD) noemde het opvallend dat onbekend is met welk mandaat Lord Owen en Cyrus Vance de onderhandelingen over Bosnië-Herzegovina zijn ingegaan. Als de internationale gemeenschap met hun plan instemt, erkent zij dat de onderscheiden bevolkingsgroepen zoveel mogelijk uit elkaar moeten worden gehaald, terwijl de VN zich juist in het conflict Joegoslavië hebben gemengd om de bestaande grenzen te handhaven en om Bosnië-Herzegovina als multi-etnische staat te handhaven. Het plan is in feite een afstempeling van de etnische schoonmaak in dit gebied In de rapportage over de Joegoslavië-conferentie worden alle schen– dingen van de mensenrechten en dergelijke gememoreerd, maar wordt niet vermeld wat daartegen wordt gedaan. Wat is er gedaan om in te
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 41
steken op de opmerkingen van minister Dumas, die sporen met de eerder in de Kamer geuite wens om in VN-verband kampen te ontruimen waarin sprake is van grove schendingen van de mensenrechten? Wat heeft de regering gedaan om steun te verkrijgen voor het afdwingen van de naleving van het vliegverbod door het inzetten van F-16's? Welke (machts)middelen heeft de internationale gemeenschap om te voorkomen dat bij opdeling van Bosnië-Herzegovina overeenkomstig het plan-Vance/Owen de onderscheiden delen toch zelfbeschikking eisen en het Servische deel aansluiting zoekt bij de kleine federale republiek Joegoslavië? Voorkomen moet worden dat na afstempeling van de etnische schoonmaak Servië ook nog eens grote delen van Bosnië– Herzegovina kan annexeren. In tegenstelling tot wat steeds het geval is geweest inzake het voormalige Joegoslavië, zou nu eens moeten worden geanticipeerd op wat mogelijk gaat gebeuren. De heer Blaauw stemde in met het nemen van maatregelen in Kosovo, maar vroeg zich af waarom Kosovo wel en Vojvodina niet wordt genoemd in de brief van de regering, terwijl men daar op dezelfde wijze met een etnische schoonmaak bezig is als in de Servische delen van Kroatië en in andere delen van de federale republiek het geval is (geweest). Hij schetste hoe men te werk gaat. Wat wordt gedaan om te voorkomen dat dit proces wordt voortgezet en dat Hongarije zich geroepen gaat voelen om de Hongaarse burgers van Vojvodina te hulp te komen? Ingaande op de situatie in de UNPA's (United Nations protected areas) wees de heer Blaauw erop dat, naar is gebleken, indertijd terecht in de Kamer is bepleit om na de ontwapening van de Servische troepen de wapens naar elders over te brengen om hernieuwd gebruik ervan te voorkomen. Kan men daar nog iets tegen doen en, zo ja, wat? Vertrek van de VN-troepen zou een totale oorlog in het gebied tot gevolg hebben. Dat zou bovendien een VN-beslissing moeten zijn. Nederland kan niet ineens zijn militairen terugtrekken, zoals in den lande wel wordt gesuggereerd. Is het waar dat 25% van de humanitaire hulpgoederen niet het beoogde doel bereikt, maar in handen van de rebellerende militiegroepen valt? De rapportage over de schending van de mensenrechten en de mishandeling van (moslim)vrouwen is kil. Over anderhalve week wordt er in Zagreb een bijeenkomst gehouden, een soort vrouwentribunaal, over de mishandeling van moslimvrouwen. Eind december is al gerapporteerd dat vrouwenmishandeling overal plaatsvindt. Wat is er sindsdien tegen gedaan? Wat is het effect van de sancties op de bevolking van Servië? Waarom wordt er geen melding gemaakt van de overtredingen? Wat wordt gedaan om de democratische oppositie in Servië de mogelijkheid te geven om in de media aldaar naar voren te brengen hoe die de ontwik– keling van de situatie ziet? Is met Roemenië gesproken over de imple– mentatie van de sancties en, zo ja, welke hulp kan Nederland Roemenië daarbij bieden? De brief geeft vrij veel informatie, maar bevat weinig beleidsvoor– nemens om met hulp van andere landen te proberen de situatie in het voormalige Joegoslavië te stabiliseren en vervolgens te verbeteren. In den lande begrijpt men niet, waarom Nederland geen gebruik maakt van de beschikbare middelen om de situatie ten goede te doen keren. De voorzitter wees erop dat de conferentie in Zagreb mogelijk een echt tribunaal voorbereidt. De conferentie zal worden bijgewoond door een vertegenwoordiging van de vaste Commissie voor het emancipatie– beleid.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 41
De heer Van Traa (PvdA) stelde, een columnist citerend, dat het de vraag is of de VN in weerloze redelijkheid hun gezag verder ten onder zien gaan. De politieke vraag is of de internationale gemeenschap zal doen wat zij heeft afgesproken of nog zal moeten afspreken. Nederland is bereid om met andere landen samen daarvoor risico's te nemen. Het is tijd voor de Verenigde Staten en de EG om de balans op te maken en te bepalen óf dat op een lager niveau zal worden doorgegaan met de pogingen om geweld tegen te gaan en humanitaire hulp te bieden óf dat het commitment wordt vergroot. In de verklaring van de ministers van Buitenlandse Zaken van 13 januari jl. staat dat het plan-Vance/Owen onvoorwaardelijk binnen zes dagen moet worden geaccepteerd. Dat is niet gebeurd. Het plan is inderdaad in zekere zin een halve capitulatie, maar zal, indien het door alle partijen wordt geaccepteerd, wel de werkelijkheid zijn. Maandag a.s. zullen de EG-ministers van Buitenlandse Zaken moeten beslissen of de EG verder gaat of niet. Het hangt van het mandaat van UNPROFOR af dat na 21 februari a.s. voor Kroatië zal gelden, of het zinvol is Kroatië ook sancties in het vooruitzicht te stellen bij schending van de VN-resoluties. Dat heeft slechts zin als men bereid is een duidelijker politiek plan te trekken en daarvoor (meer) risico's te lopen. Hoeveel bondgenoten zijn daarvoor te vinden? Hoe duidelijk kan dit met zoveel mogelijk effect worden gezegd? Nederland moet niet z'n troepen terug– trekken uit het huidige UNPROFOR, maar het moet wel nagaan wat het nieuwe mandaat voor Kroatië kan inhouden en of er militaire mogelijk– heden zijn om daaraan uitvoering te geven. Nederland kan laten zien dat het, indien daarvoor voldoende internationale basis bestaat, bereid is verder te gaan, zowel wat de naleving van het vliegverbod als wat de situatie in Kroatië betreft. Doordat Duitsland Engeland en Frankrijk niet vermag te beïnvloeden en niet bekend is wat de nieuwe Amerikaanse regering ervan denkt, is het speelveld in dezen versmald. Zijns inziens zou naar analogie van de situatie in Irak bij een eensgezinde houding van het westen de huidige VN-resolutie al voldoende ruimte bieden voor het afdwingen van de naleving van het vliegverbod. Deelt de regering die mening? Engeland en Frankrijk nemen met het sturen van schepen een (logische) maatregel om tot evacuatie over te kunnen gaan in het geval dat hun troepen in Joegoslavië in ernstig gevaar komen. De heer Van Traa steunde, in arren moede, het in de brief voorgestelde over de militaire aanwezigheid en de verscherping van de militaire druk. In Roemenië en Bulgarije blijkt men niet in staat of van zins olietankers naar Servië tegen te houden. Dat zou consequenties voor die landen moeten hebben. Is dat ook zo? Is het de verwachting dat er in de Veiligheidsraad negen stemmen te verkrijgen zijn voor de erkenning van Macedonië? Wil de regering nagaan of in ieder geval één groot EG-land bereid is Macedonië te erkennen, zodat een aantal EG-landen, waaronder Nederland, gezamenlijk tot erkenning kan overgaan? Kan het aantal VN-soldaten in Macedonië worden vergroot? Is er voorts enig zicht op de mogelijkheid om VN-militairen in Kosovo te legeren? Is die legering mogelijk op basis van een resolutie van de Veiligheidsraad in het kader van vrede en veiligheid? In dat geval zou er volgens de heer Van Traa geen goedkeuring van Servië nodig zijn. Tot slot ging hij in op de positie van de vluchtelingen en op die van vrouwen. Nederïand dient uiteraard (meer dan) zijn aandeel te leveren in de opvang van vluchtelingen, ook in Nederland zelf. De rapporten van de EG-onderzoekscommissies onderstrepen dat er sprake is van systema– tische verkrachting. Kunnen die rapporten in het komende overleg in Brussel ter tafel worden gebracht om de grotere landen zo mogelijk te beïnvloeden? Zij leveren immers het bewijs van het schenden van algemene waarden en belangen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 41
De heer Eisma (D66) omschreef de ontwikkelingen in het vredes– proces als moedeloos makend, omdat de onderhandelingen (in Genéve) en de ontwikkelingen in het veld, met name thans in Krajina, in twee verschillende werelden lijken plaats te vinden. Hij veronderstelde dat Nederland zich bij een eventuele beslissing over het terugtrekken van de Nederlandse VN-militairen zal laten leiden door de risico-inschatting van de andere deelnemers aan de vredesmacht en dat bij die beslissing zwaar zal wegen dat een consequentie van het terugtrekken van (de Nederlandse deelnemers aan) UNPROFOR I is dat geen hulp meer kan worden geboden bij de opvang van vluchtelingen in het betrokken gebied. Hij vroeg precieze informatie (zo nodig in een briefing) over de gedetailleerde instructies inzake de veiligheid die de commandant van UNPROFOR heeft opgesteld. In Edinburgh heeft de regering gesteld dat Nederland F-16's zal leveren voor het afdwingen van de naleving van het vliegverbod boven Bosnië-Herzegovina. De passage hierover in de brief lijkt evenwel wat dat betreft een ontsnappingsclausule te behelzen. Uit de berichtgeving in de pers zou kunnen worden afgeleid dat er in de Veiligheidsraad geen steun bestaat voor het Nederlandse standpunt. Is die indruk juist? Wat heeft het voor zin om zich tegen beter weten in, internationaal zo te isoleren als Nederland in dit geval (en ook wel in andere gevallen) doet? Overigens, Nederland heeft geen andere mogelijkheden tot deelneming aan een ingreep in het voormalige Joegoslavië dan het inzetten van F-16's. Wanneer wordt een beslissing van de Veiligheidsraad verwacht over de erkenning van de republiek Macedonië? De heer Eisma noemde het betreurenswaardig dat Nederland (en de EG) kennelijk pas tot erkenning wil(len) overgaan als de Veiligheidsraad dat doet. Is Nederland bereid om in dat geval het initiatief te nemen om op korte termijn met een aantal EG-landen tot erkenning te komen? Wanneer krijgt Macedonië toegang tot het IMF en de EBRD? De Europese Commissie heeft toegezegd 50 mln. ecu aan humanitaire en technische steun aan Macedonië te zullen verlenen. De lidstaten zouden een corresponderend bedrag uit eigen middelen leveren. Zijn die toezeggingen inmiddels uitgevoerd? De heer Eisma stelde dat Nederland nog meer kan doen aan humani– taire hulpinspanningen. Van de 6600 ex-gedetineerden voor wie opvang– plaatsen waren toegezegd, zijn er inmiddels 2375 naar hun bestemming vertrokken. Welke landen die opvangplaatsen hebben toegezegd, zijn in gebreke gebleven? Deze landen moeten ertoe worden bewogen hun toezegging na te komen, opdat er in de opvangkampen ruimte komt voor nieuwe mensen uit detentiekampen en Nederland hiervan weer een aantal kan opnemen. Hij pleitte voor een grotere inspanning in dezen. Wie zijn in de optie van de regering de 5000 vluchtelingen, die Nederland volgens het Comité Bosnië-Herzegovina moet opnemen? Waarom is het stoppen van schepen op de Donau die het embargo ontduiken een verantwoordelijkheid van de Bulgaarse en Roemeense autoriteiten en niet van de VN? Waarom geldt daarvoor niet een VN– of WEU-mandaat, zoals voor de Adriatische Zee geldt? Zou de EG niet in het kader van het associatie-akkoord met Roemenië conclusies kunnen trekken uit de houding van Roemenië ten opzichte van het embargo? De heer Eisma vroeg tot slot naar de stand van zaken met betrekking tot de instelling van «safe havens» en de inspanningen van Nederland daarvoor. Mevrouw Sipkes (Groen Links) waardeerde het taalgebruik in de brief, omdat er zo langzamerhand geen superlatieven meer zijn te vinden om de verschrikkingen te beschrijven waarvan sprake is in het voormalige
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 41
Joegoslavië. Zij kwalificeerde de verkrachting van naar schatting 40 000 vrouwen in het kader van etnische politiek als barbarisme. Inhakend op de opmerking in de brief dat het vredesplan alleen kan slagen als het onvoorwaardelijk wordt uitgevoerd, vroeg zij waarom niet is toegezien op de in het plan-Vance opgenomen demilitarisering van het UNPROFOR l-gebied. Er zijn daar militairen in een politie-uniform verder gegaan met hun militaire acties. Waarom zijn de ingenomen wapens niet meteen vernietigd? Welk zicht bestaat er, gezien deze ervaring met het plan-Vance, op naleving van het zogenaamde negenpuntenplan, waarvan de kaart duidelijk al stof voor nieuwe conflicten bevat? Vanaf het begin van het conflict is mevrouw Sipkes bevreesd geweest voor het overslaan van de vijandelijkheden naar andere gebieden. Wordt door de VN overwogen om van Bosnië-Herzegovina een soort mandaatsgebied te maken of wil men er een soortgelijk toezicht vestigen als in Kroatië? Wordt er nog gesproken over de gewenste ontruiming van de kampen en, zo ja, hoe zal die ontruiming geschieden? Wanneer is de EG klaar met haar studie over strengere maatregelen en waar denkt men aan? Er worden terecht voorbereidingen getroffen voor een volkenrechtelijk oorlogstribunaal. Echter, tegelijkertijd worden op drie uur vliegen verschrikkelijke dingen toegelaten. Tevens is er sprake van steeds grotere verdeeldheid in de internationale gemeenschap: Rusland dreigt de kant van Servië te gaan kiezen en de Arabische wereld gaat opkomen voor de moslimbroeders. Wat West-Europa doet, is niet duidelijk. De NAVO is bereid op te treden. Wat weerhoudt de Veiligheidsraad tot het geven van een opdracht tot militair ingrijpen? Mevrouw Sipkes meende overigens dat het mogelijk is om in te grijpen op basis van bestaande resoluties. Welke initiatieven kan Nederland in dezen nemen? Is het mogelijk om, indien het niet in EG-verband kan, in samenwerking met andere landen, bij voorbeeld de Arabische landen, te bezien wat er kan worden gedaan? Wordt zorggedragen voor contact met en diplomatieke druk op Rusland in dezen? Zij wees op het verhaal van teruggekeerde Nederlandse dienstplich– tigen, als zouden zij van de lokale militie hun persoonlijk wapen niet mogen meenemen van hun werkplek naar hun slaapplek, die 20 kilometer verder lag, zodat zij zich dus zelfs niet tegen sluipschutters konden verdedigen. Tot slot vroeg mevrouw Sipkes of er geen tussenweg is tussen een gevreesd, en niet door haar bepleit, grootschalig ingrijpen en het huidige beperkte ingrijpen. Zij kwalificeerde die tussenvorm als een optreden in gewapende menselijkheid om iets te doen aan de onmenselijke situatie ter plaatse. De heer Van Middelkoop (GPV) constateerde dat de door hem geschilderde dubbele werkelijkheid inzake het voormalige Joegoslavië leidt tot een gevoel van schuldige machteloosheid. Waar Lord Owen bij de Geneefse vredesonderhandelingen namens de EG optreedt, is de Nederlandse regering mede verantwoordelijk voor het vredesplan. Op grond van welke criteria oordeelt de Nederlandse regering zo positief over het plan-Vance/Owen. Aanvaarding van het plan kan op korte termijn leiden tot een staakt-het-vuren, een niet gering resultaat, maar er zijn serieuze bedenkingen aan te voeren tegen de verdere ambities van het plan. Bosnië-Herzegovina moet volgens het plan een gedecentrali– seerde staat worden. Die aanduiding verhult de werkelijkheid. Immers, Bosnië-Herzegovina zal in hoge mate een gefederaliseerde staat zijn waarin de middelpuntvliedende krachten sterker zullen zijn dan de samenbindende krachten. Wordt in dit plan niet in feite het resultaat van de etnische schoonmaak van de laatste maanden aanvaard? Is er in wezen niet sprake van het creëren van thuislanden voor de verschillende
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 41
6
bevolkingsgroepen? Is dit geen introductie van etnische apartheid in Europa? Betekent het plan niet het afscheid van de politieke inzet om een status quo ante te bereiken? Op grond van welke volkenrechtelijke moraliteit is dit plan voor de regering aanvaardbaar? Welke toekomst– waarde heeft het? Kan de opnieuw opgelaaide oorlog in Krajina mede door dit plan gemotiveerd zijn? Is er iets bekend over de achtergrond van het daar opgelaaide oorlogsgeweld? Waarmee wordt dit plan kracht bij gezet? Blijkens de pers wacht Servië bij niet-aanvaarding van dit plan een totale isolatie. Wat zou dat betekenen? Is de WEU betrokken bij eventuele sanctiemaatregelen tegen Servië, als dit het plan niet aanvaardt? De gang van zaken rond de erkenning van Macedonië is een bron van ergernis, aldus de heer Van Middelkoop die zich aansloot bij de vragen hierover. Waarom worden EG-monitors gestationeerd buiten de grenzen van het voormalige Joegoslavië? Wat is hun taak in Hongarije, Bulgarije en Albanië? In de Kamer is altijd brede steun betuigd aan het pleidooi van de Nederlandse regering voor het afdwingen van de naleving van het vlieg– verbod. Wat is de militaire betekenis ervan voor de oorlogssituatie in Bosnië-Herzegovina? Kan er niet een situatie ontstaan, waarin sprake is van een schoon luchtruim, waaraan Nederland bijdraagt, terwijl op de grond de oorlogssituatie blijft bestaan? Dat zou een deel zijn van de bestaande schizofrenie. De heer Van Middelkoop, die in augustus al pleitte voor een interna– tionaal tribunaal, veronderstelde dat vrij snel duidelijk kan worden hoe het door de commissies van experts verzamelde bewijsmateriaal juridisch kan worden gebruikt. Wanneer zal het tribunaal worden gehouden en waar? Kan Nederland met z'n volkenrechtelijke expertise een bijdrage leveren? Tot slot verzocht de heer Van Middelkoop om een herijking in de huidige situatie van het begrip «aanvaardbaar risico» dat geldt voor het inzetten van Nederlandse militairen. Antwoord van de regering De Minister van Buitenlandse Zaken begon zijn antwoord met de opmerking dat de dagelijkse berichtgeving over het voormalige Joego– slavië de machteloosheid van de internationale gemeenschap aantoont. De grote vraag is wat men moet en kan doen. Het co-voorzitterschap van de Joegoslavië-conferentie heeft een vrij ruim mandaat gekregen op basis van de afspraken die in augustus in Londen zijn gemaakt. Deze afspraken zijn de Kamer op schrift overgelegd. Het co-voorzitterschap heeft een grote mate van vrijheid om te proberen te komen tot een regeling die voor de partijen aanvaardbaar is. Het plan-Vance/Owen is op dit moment het enig haalbare en de partijen hebben de uitgangspunten ervan aanvaardt, wat althans een stapje in de goede richting is. Het politieke doel van de Joegoslavië– conferentie is daarin voor het eerst duidelijk verwoord. De internationale gemeenschap zal moeten toezien op de verdere naleving. De minister gaf toe dat het akkoord wankel is en dat niet kan worden gesproken over een onvoorwaardelijke aanvaarding van het plan. Het debat over de op het plan gebaseerde kaart kan nog vele problemen veroorzaken. Vastgesteld moet worden, dat de (etnische) situatie van voor het begin van de oorlogshandelingen niet terug te draaien is én dat het voorzitterschap in zijn plan niet is uitgegaan van een zuiver etnische opdeling. Binnen de onderscheiden negen provincies bestaat wel een dominante etnische minderheid, wat in Bosnië-Herzegovina bijna onvermijdelijk is, maar er is toch sprake van een multi-etnische bevolkingssamenstelling. Dit gegeven
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 41
noopt tot het handhaven van Bosnië-Herzegovina als staat. Dit element in het plan probeert een brug te slaan tussen de niet-herstelbare status quo ante en het niet-erkennen van de resultaten van etnische schoonmaak. Het inkleuren van de kaart moet zodanig gebeuren dat wordt voorkomen dat Bosnië-Herzegovina wordt opgedeeld en dat de Servische gedeelten zich bij Servië aansluiten. Vandaar de discussie over enerzijds territoriale corridors tussen de verschillende provincies en Servië met rechten van doortocht, zoals de Bosnische Serviërs voorstellen, en anderzijds een vrij verkeer van personen binnen de staat Bosnië-Herzegovina. Met het instellen van corridors zou het karakter van Bosnië-Herzegovina als staat meteen al aan ondermijnende aanvallen blootgesteld worden. In Kroatië was slechts sprake van een wapenstilstand, terwijl voor Bosnië-Herzegovina wordt geprobeerd een vredesakkoord, dus een definitieve oplossing, te bewerkstelligen. Het plan-Vance voor Kroatië behelsde niet alleen het toezien op de naleving van het staakt-het-vuren, maar ook het toezien op de demilitarisatie en het verzekeren van de terugkeer van vluchtelingen. Het plan is wat het laatste betreft in een vroege fase blijven steken, wat de Kroatische grieven verklaart en tot de huidige problemen heeft geleid. Indien de internationale gemeenschap slechts op afstand toekijkt, kan dit de bereidheid van partijen onder– mijnen om op constructieve wijze bij te dragen aan een vredesregeling. De internationale gemeenschap moet duidelijk maken dat zij bereid is om een tot stand gekomen vredesregeling eventueel af te dwingen. Voor een vredesakkoord in Bosnië-Herzegovina geldt dat de internationale gemeenschap zich aldaar gedurende langere tijd op soortgelijke wijze als in Cambodja met «peacekeeping» bezig zal moeten houden. De minister wees erop dat de Nederlandse regering niet kon insteken op het initiatief van de Franse minister Dumas, omdat een optreden met geweld alleen kan met machtiging van de Veiligheidsraad, terwijl bovendien zowel de Franse premier als de Franse minister van defensie heeft betoogd dat de woorden van minister Dumas verkeerd begrepen moeten zijn. Het vliegverbod boven Bosnië-Herzegovina wordt overtreden door zowel Kroaten als Serviërs. Zelfs als de situatie op de grond er niet noemenswaardig door zou worden beïnvloed, dan nog is het volgens de Nederlandse regering gewenst dat de internationale gemeenschap een teken doet uitgaan dat het ter afdwinging van de naleving van het vlieg– verbod en ter verhoging van de druk een bepaalde maatregel te nemen. Daartoe is een afzonderlijke resolutie van de Veiligheidsraad noodza– kelijk. Dat is het enige waaruit op dit moment de bereidheid van de inter– nationale gemeenschap kan blijken om de druk eventueel met militaire middelen op te voeren. Immers, de internationale gedachtenvorming over «safe havens», «security-zones» en dergelijke is nog veel te verbrokkeld om het mogelijk dat maken dat de internationale gemeen– schap een vuist maakt. Die politieke signaalwerking zou het belangrijkste gevolg zijn van zo'n besluit. Bovendien zou daadwerkelijke afdwinging van de naleving van het vliegverbod een preventieve werking hebben op verdere schendingen. Er is overigens ook sprake van troepenverplaat– singen door de lucht en die zouden wel invloed kunnen hebben op de strijd op de grond. Omdat men het effect van een afzonderlijke resolutie van de Veiligheidsraad ter afdwinglng van de naleving van het vlieg– verbod te verwaarlozen acht (en dus de politieke signaalwerking ontkent) en de druk niet wil opvoeren tijdens het onderhandelingsproces, is men niet bereid tot het indienen en aannemen van die resolutie. Nederland blijft er toch op hameren, omdat het vindt dat de internationale gemeen– schap een vuist moet maken en de partijen juist onder druk moet zetten tijdens de onderhandelingen. De geloofwaardigheid van het optreden van de internationale gemeenschap wordt versterkt, als die de bereidheid
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 41
8
uitspreekt om desnoods geweld te gebruiken. De minister sprak de hoop uit dat dit dreigement al voldoende is, zodat er geen daadwerkelijk geweld nodig zal zijn. In beginsel zijn andere landen, zoals Duitsland, het eens met het Nederlandse standpunt over de resolutie. Echter, er bestaan aarzelingen bij de landen die daarvoor in de Veiligheidsraad zouden moeten zorgen. Maandag a.s. zal in de Algemene Raad van de EG worden gesproken over het opvoeren van de sancties. Mogelijkheden zijn inperking van de ambassadestaf, een volstrekt politiek isolement, een volstrekt verbod op transit en beperkingen op het gebied van post en telecommunicatie, wat evenwel problemen oplevert omdat Belgrado als doorgeefluik naar andere landen fungeert. Het is de bedoeling een scenario op te stellen waarin wordt neergelegd welke stap in welke situatie moet worden gedaan. Men kan zich afvragen welke zin het heeft om de sancties op te voeren als het toezicht op de naleving van de sancties zodanig is, dat voortdurend sprake is van overtredingen. Er zijn 30 onderzoeken verricht naar overtreding van het embargo door Nederlandse bedrijven. In 9 gevallen is proces-verbaal opgemaakt. Wanneer de Veiligheidsraad sancties oplegt, zijn de individuele lidstaten van de VN verplicht toe te zien op de naleving ervan, voor zover dat binnen hun competentie ligt. Roemenië en Bulgarije hadden moeilijk– heden bij het controleren van de naleving van de sancties en hebben daarom technische steun van de Europese Gemeenschap gekregen. De Roemeense en Bulgaarse autoriteiten blijven evenwel volledig verant– woordelijk voor het toezicht op de naleving en zijn gerechtigd en verplicht tot het nemen van de daarvoor noodzakelijke maatregelen. De betrokken landen kunnen worden aangesproken op hun verantwoorde– lijkheid. Roemenië heeft olietankers voor Servië moeten laten doorvaren, omdat werd gedreigd de olie in de Donau te lozen. Het leek de minister ongewenst externe factoren als deze te betrekken bij een associatie– akkoord van een land met de EG. Hij merkte op dat, zoals vaak het geval is wanneer er geen verdere informatie in het betrokken land beschikbaar is, het effect van de sancties op de mentaliteit van de bevolking niet hoopgevend is. De bevolking vervreemdt niet van Milosevic en de ultranationalisten. De volstrekte afscherming van de publieke opinie van alle andere bronnen van informatie is een van de problemen die aangepakt dienen te worden. De minister nam aan dat dit probleem aan de orde zal komen op de zitting van de VN-Commissie voor de mensenrechten die volgende week begint. Naar het oordeel van de secretaris-generaal van de VN is in beginsel toestemming van de territoriale staat nodig om VN-militairen toe te laten. Tot dusverre heeft de Servische regering die bereidheid niet getoond voor Kosovo en Vojvodina. De Servische regering is wel akkoord gegaan met het plaatsen van CVSE-monitors in die gebieden. De aanwezigheid van monitors kan een preventieve invloed hebben op verscherping van de situatie. De situatie in Kosovo is zorgwekkender dan die in Vojvodina omdat de etnische groepering, die er een overwegende meerderheidspo– sitie heeft, van alle rechten wordt beroofd en het buurland Albanië zich dreigender opstelt met militaire manoeuvres aan de grens dan Hongarije gelukkig doet. In principe zou in Kosovo kunnen worden opgetreden op basis van een hoofdstuk Vll-resolutie. Daartoe dient de Veiligheidsraad vast te stellen dat zich een bedreiging van de internationale vrede en veiligheid voordoet. De VN zouden dan zonder toestemming van de regering in Belgrado troepen moeten plaatsen in Kosovo en dat gaat vrij ver. Het zou bepaald positief te waarderen zijn, indien de regering in Belgrado toestemming gaf tot het plaatsen van VN-militairen op dezelfde wijze als dat in Macedonië is gebeurd. De minister veronderstelde dat de 750 man in laatstgenoemde republiek voldoende is als «first alert»-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 41
missie, omdat er een preventieve werking van uitgaat. Niet uitgesloten moet worden, dat uitbreiding van de troepenmacht nodig wordt. De Minister van Defensie wees er naar aanleiding van nadere vragen op dat het bataljon van 750 man de opdracht heeft de grensover– gangen in Noorden Oost-Macedonië te controleren en dat dit aantal volgens de voorbereidingsmissie daartoe voldoende is. Mocht dat in de praktijk niet het geval blijken te zijn, dan kan het aantal worden opgevoerd. De Minister van Buitenlandse Zaken merkte vervolgens op dat het grootste gevaar is dat een conflict vanuit Kosovo overslaat. Er zijn wel spanningen tussen de Albaanse minderheid en de Macedonische meerderheid in Macedonië, maar daar is nog altijd een coalitieregering, waarin ook de Albaniërs vertegenwoordigd zijn. De vrees, dat als er in Kosovo iets gebeurt de Albaanse minderheid in Macedonie erbij betrokken zal raken, is reden voor de «waakhondfunctie» van VN-troepen aldaar. Op dit moment wordt nagegaan of Macedonië instemt met toelating tot de Verenigde Naties onder de naam «de voormalige Joegoslavische republiek van Macedonië». Onder dezelfde naam is het lid geworden van de EBRD en heeft het het lidmaatschap aangevraagd van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds. Indien Macedonië daarmee instemt, zal het waarschijnlijk zonder grote bezwaren worden toegelaten tot de Verenigde Naties, waarbij aan toelating onder die naam een sous-entendu ten grondslag ligt dat nader bemiddeld zal worden over de definitieve naam. Ook deze oplossing verdient geen schoonheidsprijs, maar zou wel een einde kunnen maken aan de impasse. Het is geenszins zeker dat de noodzakelijke meerderheid in de Veiligheidsraad kan worden verkregen als Macedonië insisteert op onmiddellijke toelating onder de naam «Macedonië». Aangezien de Veiligheidsraad de mogelijke toelating heeft geagendeerd, mag worden aangenomen dat er binnen enige weken een beslissing zal worden genomen. De minister voelde er weinig voor, nu al uiteen te zetten wat Nederland zal gaan doen indien die beslissing niet op korte termijn valt. De Veiligheidsraad heeft Kroatië opnieuw opgeroepen de jongste militaire actie te staken onder de gelijktijdige eis dat de Serviërs de inmiddels buitgemaakte wapens weer overdragen aan de VN. Het is inderdaad op zich niet bevredigend dat die wapens ter plekke blijven, omdat het, zoals is gebleken, betrekkelijk gemakkelijk is om ze weer terug te pakken. Een ander probleem is waar men die wapens dan moet laten. Aan de nieuwe oorlogshandelingen ligt, zoals gezegd, ten grondslag de niet onbegrijpelijke onvrede van de Kroaten over het niet aan het mandaat beantwoorden van UNPROFOR I. Voordat er wordt gesproken over verlenging van het mandaat van UNPROFOR I zal de secretaris-generaal een rapport uitbrengen. Bezien zal worden welke aanpassingen van het mandaat nodig zijn om UNPROFOR I met instemming van Kroatië voort te zetten. De minister deelde de opvatting dat de deelneming van Nederland aan UNPROFOR I een uitvloeisel is van een afspraak met de VN, zodat derhalve geen sprake kan zijn van unilaterale terugtrekking. Er kan hooguit worden gedacht aan terugtrekking in overleg met andere landen. De minister was om de door hem omschreven reden tegenstander van de suggestie dat Nederland ex-gedetineerden moet overnemen, die nog niet elders onderdak hebben gevonden, hoewel andere landen zich daartoe hebben gecommitteerd. Hij kon thans geen indicatie geven van de landen die hun commitment niet zijn nagekomen en zegde een antwoord hieromtrent op een later moment toe. Nederland heeft zich bereid verklaard om, zo de Hoge Commissaris daartoe een beroep doet,
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 41
10
het opnemen van een nieuw contingent vluchtelingen te overwegen. Het niet volledig leeg komen van de opvangkampen lijkt geen belemmering voor het vrijkomen van gedetineerden uit detentiekampen onder de voorwaarde dat zij buiten het voormalige Joegoslavië worden onderge– bracht. Waarop het Comité Bosnië-Herzegovina in zijn petitie over het opnemen van 5000 vluchtelingen precies doelt, was de minister niet duidelijk. Tot slot wees hij erop dat er een tweede missie-Warburton naar het voormalige Joegoslavië is geweest om de geruchten over seksueel geweld tegen moslimvrouwen in Bosnië-Herzegovina te onderzoeken. De minister zegde toe de Kamer het rapport van die missie en dat van mevrouw Kleiverda, het Nederlandse lid ervan, te zullen toezenden. Mevrouw Kleiverda heeft wel deelgenomen aan de besprekingen in Zagreb en omgeving, maar niet aan het bezoek aan Bosnië-Herzegovina. Zij is van oordeel dat opvang van de slachtoffers beter ter plekke kan geschieden en dat die met bijstand van derde landen kan worden verzekerd. Nederland is uiteraard tot het verlenen van die bijstand bereid. Het missierapport zal waarschijnlijk maandag a.s. in de Algemene Raad ter sprake komen. De Minister van Defensie stelde vast dat UNPROFOR I (in Kroatië) en UNPROFOR II (in Bosnië-Herzegovina) opereren op basis van verschil– lende mandaten. Kroatië stemde verleden jaar in met de komst van de VN-vredesmacht om verdere Servische veroveringen te voorkomen en om te komen tot herstel van de Kroatische macht in de door Servië bezette gebieden. De Serviërs zagen de VN-vredesmacht als een buffer tegen toekomstige Kroatische pogingen om Kroatisch gebied te heroveren Uit die tegengestelde doeleinden vloeit als vanzelf bij beide partijen ontevredenheid voort over het VN-optreden. De VN-macht is een neutrale derde, die alleen kan optreden met instemming van alle betrokken partijen. De besprekingen de komende maand met de betrok– kenen over verlenging van het UNPROFOR-mandaat zullen dan ook gecompliceerd zijn. Nederland is voorstander van die verlenging en zal zijn bijdrage voortzetten, omdat UNPROFOR I ondanks alles een belang– rijke stabiliserende rol vervult en daarmee voorwaarden creëert voor voortgang aan de onderhandelingstafel. Vroegtijdig gedwongen vertrek van UNPROFOR uit Kroatië zal naar te vrezen valt aanleiding zijn tot nieuw bloedvergieten aldaar, wat weer gevolgen zal hebben voor de strijd in andere delen van het voormalige Joegoslavië en voor de onder– handelingen in Genève. De omvang van de Nederlandse bijdrage is voornamelijk een technisch-operationele kwestie. De VN hebben kort geleden besloten tot de aanschaf van nieuwe communicatie-apparatuur, wat tot een kwantitatieve aanpassing zal kunnen leiden. Nederland zal uiteraard aan de hand van de dan bestaande situatie pas definitief beslissen of het daadwerkelijk kan overgaan tot de (voorgenomen) voort– zetting van de bijdrage aan UNPROFOR I. De minister sprak de hoop uit dat de onderhandelingen in Genève zodanig verlopen dat er een positieve invloed van uitgaat op de ontwikkelingen in Kroatië. Bij het Kroatische offensief in UNPA-zuid zijn VN-militairen tussen twee vuren geraakt en zijn 2 Franse VN-militairen om het leven gekomen en 3 gewond geraakt. In dit gebied bevinden zich 59 Nederlandse VN-militairen, die hebben verzekerd dat zij het naar omstandigheden goed maken en geen direct gevaar lopen. Waar nodig blijven de militairen binnen de kazerne. Zij hebben inmiddels contact kunnen hebben met familieleden. De minister ging vervolgens in op Bosnië-Herzegovina. Door de Neder– landse transporteenheid is al voor 9324 ton aan voedsel, medicijnen en brandstof vervoerd. Volgens UNCHR wordt met de voedseltransporten voorzien in 70% van de behoefte. Probleemgebieden zijn Sarajewo en de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 41
11
omliggende plaatsen waarin langdurige gevechten plaatsvmden, waarvan de voedseltransporten uiteraard hinder ondervinden. Zodra het weer enigszins rustig is, wordt er weer gereden. Doordat men het steeds maar weer (via andere routes) probeert, is het redelijk gelukt om met de trans– porten de plaats van bestemming te bereiken. Het is juist dat soms een bepaald deel van de lading van humanitaire transporten moet worden afgestaan om roadblocks te kunnen passeren. Het afstaan van een deel van de lading is UNCHR beleid Uiteraard is de operationele commandant ter plekke verantwoordelijk voor de daadwerkelijke uitvoering van een transport. Toen er nog alleen sprake was van de aanwezigheid van de UNCHR in het gebied moest 40% van de lading worden afgegeven. Sinds de aanwezigheid van UNPROFOR is dat percentage gedaald. Overigens doen alle strijdende partijen hun voordeel met dat deel van de lading. Er is dus geen sprake van eenzijdige bevoor– deling. Het is wel jammer dat er zo weinig bekend is over die trans– porten. De minister sprak uit, dat hij de grootst mogelijk bewondering heeft voor de Nederlandse militairen die onder moeilijke omstandigheden hun humanitaire taak professioneel en tegelijkertijd menselijk uitvoeren. De transporten worden voorafgegaan door waarnemers, die veelal hun persoonlijk wapen inleveren om zo het vertrouwen van de onderhan– delaar aan de andere kant te verhogen en de kans te vergroten dat de weg wordt vrijgemaakt voor het konvooi. Lukt dat niet, dan probeert men het nog eens of zoekt men een andere route. Men baant zich niet schietend een weg voor het konvooi. Men moet zich een weg banen door onderhandelmg en overreding. Het transportbataljon zal, zoals bekend, worden versterkt met ongeveer 50 militairen, veelal chauffeurs die tegelijkertijd wachtdiensten meedraaien, zodat de beveiliging toereikend kan worden uitgevoerd. Het gaat om het op grond van de ter plekke opgedane ervaring bijstellen van de organieke sterkte van de eenheid en dus niet om een nieuwe extra eenheid. De uitbreiding staat ook los van een mogelijk besluit van de Veiligheidsraad om de naleving van het vliegverbod militair af te dwingen. De minister ging vervolgens in op de beveiligingsmaatregelen. Om de kampementen van de Nederlandse militairen beter te kunnen beschermen zijn, zoals ook in de brief staat, mobiele borstweringen aangeschaft, die naar verwachting vanavond in Split zullen aankomen en de komende dagen ter plekke zullen zijn. Voorts zijn er beveiligings– plannen ontwikkeld in het kader van UNPROFOR II, inclusief evacuatie– plannen. De uitvoering van die plannen is in handen gelegd van de optre– dende eenheden. De Nederlandse commandant van de Nederlandse transporteenheid heeft dan ook een beveiligingsplan gemaakt voor deze eenheid in nauwe samenspraak met het Britse infanteriebataljon, dat zorg draagt voor de bescherming van de Nederlandse eenheid. De minister wees erop dat er verschil is tussen evacuatie vanuit het betrokken gebied naar Split en evacuatie vanuit Split naar het moederland. Plannen voor evacuatie naar Split komen voor de verant– woording van UNPROFOR en zijn dus als zodanig een multinationale aangelegenheid. Het vervoer van Split naar het moederland is een nationale aangelegenheid net als het vervoer naar Bosnië-Herzegovina dat was. Het door Engeland en Frankrijk zenden van schepen naar de Adriatische Zee houdt met het laatste verband. Gelet op de samen– werking van het Nederlandse transportbataljon met het Britse beveili– gende infanteriebataljon zal het geen verbazing wekken dat Nederland hierover nauwe contacten met Engeland onderhoudt, aldus de minister. De politieke beginselbereidheid van de Nederlandse regering om F-16's in te zetten voor het afdwingen van de naleving van het vlieg– verbod staat recht overeind. Bij de Koninklijke luchtmacht zijn voorberei– dende maatregelen genomen. Het gaat om een squadron van 18 vlieg–
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 41
12
tuigen, mogelijk bestaande uit onderscheppingsjagers en fotoverkenners. Wordt het verzoek gedaan tot het beschikbaar stellen van vliegtuigen, dan zal de regering een definitief besluit moeten nernen op basis van een viertal factoren: de geloofwaardigheid van de VN, de noodzaak interna– tionaal druk te blijven uitoefenen op de onderhandelende partijen, de veiligheid van het personeel en de mogelijke gevolgen voor de humanitair hulpverlening. Het spreekt vanzelf dat de Kamer terstond betrokken wordt bij een eventueel besluit tot het inzetten van F-16's. Oe minister betoogde dat het een misverstand is, dat er slechts sprake is van een louter individueel recht op zelfverdediging. Wanneer een eenheid wordt aangevallen en de levens van de leden van die eenheid gevaar lopen, dan dient die eenheid zich collectief te verdedigen. In de huidige Rules of engagement staat dat VN-militairen geweld mogen gebruiken wanneer zij individueel of als groep worden aangevallen, wanneer mensen worden aangevallen die zijn toevertrouwd aan hun zorg en wanneer gewapende personen hen met geweld belemmeren in de uitoefening van hun taak. Of zij de middelen hebben om geweld te gebruiken, is een andere zaak. Wat het persoonlijk wapen betreft, moet een onderscheid worden gemaakt tussen de waarnemers (UNMO's) en de leden van UNPROFOR. Zoals gezegd, kan het voor een waarnemer zinnig zijn om zijn persoonlijk wapen af te geven, wanneer hij moet onderhandelen om een doorgangs– overeenstemming te bereiken. Bij het uitvoeren van een operatie hebben de leden van het Nederlandse transportbataljon altijd hun persoonlijk wapen bij zich. Dat is dus ook in het kampement waarin men verblijft. Omdat hij niet in het openbaar wenste te spreken over de inhoud van de beschermings– en beveiligingsplannen, wilde de minister niet ingaan op het genoemde specifieke geval waarin militairen hun persoonlijk wapen niet op hun slaapplek bij zich hebben. De minister zei tot slot dat hij wel bereid was hierover informatie te verstrekken in een besloten verga– dering met inschakeling van de operationeel verantwoordelijken. De voorzitter van de Commissie voor Buitenlandse Zaken, Aarts De voorzitter van de Commissie voor Defensie, Blaauw De griffier van de Commissie voor Buitenlandse Zaken, Janssen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 41
13