Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1994–1995
21 501-02
Algemene Raad
21 501-20
Europese Raad
Nr. 141
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 26 januari 1995 De algemene Commissie voor Europese Zaken1 en de vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken2 hebben op 8 december 1994 overlegd met de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken over: – het verslag van de Algemene Raad d.d. 28 en 29 november 1994 (zie bijlage I); – de agenda voor de Europese Raad d.d. 9 en 10 december 1994 (zie bijlage II). Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
1
Samenstelling: Leden: Van der Linden (CDA), Blauw (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Weisglas (VVD), Terpstra (CDA), Verspaget (PvdA), De Hoop Scheffer (CDA), Ter Veer (D66), voorzitter, Ybema (D66), Van Middelkoop (GPV), Leers (CDA), Sipkes (GroenLinks), Van Rooy (CDA), Woltjer (PvdA), ondervoorzitter, Hendriks, Vouˆte-Droste (VVD), Schuurman (CD), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Van Oven (PvdA), Hoogervorst (VVD), Rouvoet (RPF), Van Waning (D66), Houda (PvdA) en Rehwinkel (PvdA). Plv. leden: Bukman (CDA), De Korte (VVD), Van Traa (PvdA), Blaauw (VVD), Verhagen (CDA), Van der Ploeg (PvdA), De Jong (CDA), Hirsch Ballin (CDA), De Graaf (D66), Van den Berg (SGP), Van der Hoeven (CDA), M.B. Vos (GroenLinks), Hillen (CDA), Sterk (PvdA), Boogaard (AOV), O.P.G. Vos (VVD), Poppe (SP), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Roethof (D66), Crone (PvdA), Verbugt (VVD), Leerkes (U55+), Adelmund (PvdA) en Lilipaly (PvdA). 2 Samenstelling: Leden: Beinema (CDA), Van der Linden (CDA), Blaauw (VVD), Weisglas (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), H. Vos (PvdA), Van Traa (PvdA), ondervoorzitter, Verspaget (PvdA), De Hoop Scheffer (CDA), Ybema (D66), Apostolou (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Valk (PvdA), Sipkes
5K0278 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgeverij Plantijnstraat ’s-Gravenhage 1995
Vragen en opmerkingen uit de commissie De heer Van der Linden (CDA) benadrukte dat het in de komende periode van groot belang is om het vertrouwen van de burgers in de EU te vergroten. Dat vereist veel aandacht voor fraudebestrijding, uitgavenbeheersing en politie¨le en justitionele samenwerking. Hij betreurde het dat door de VVD-fractie is gedreigd om zich tegen ratificatie van het eigen-middelenbesluit te verzetten als de hogere Nederlandse EU-bijdrage niet goed verdedigbaar blijkt te zijn. In dezen past Nederland bescheidenheid, omdat het jarenlang ruimschoots van de Europese samenwerking heeft geprofiteerd. Wel verbond hij ratificatie van het eigenmiddelenbesluit aan de voorwaarde, dat op de Eurotop wordt vastgesteld dat de (door de CDA-fractie steeds principieel bestreden) VK-compensatie wordt afgeschaft en dat door de regering prominent aandacht wordt gevraagd voor een adequate bestrijding van fraude met en oneigenlijk gebruik van Europese middelen. In dit verband verwees hij naar bezwaren van zijn fractie tegen verdubbeling van de structuurfondsen en zette hij vraagtekens bij de besteding ervan. (GroenLinks), Bukman (CDA), voorzitter, Boogaard (AOV), Woltjer (PvdA), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), Verhagen (CDA), Roethof (D66), Rouvoet (RPF) en Van den Doel (VVD). Plv. leden: Leers (CDA), Hirsch Ballin (CDA), Korthals (VVD), Van der Stoel (VVD), VouˆteDroste (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA),
Dijksma (PvdA), Lilipaly (PvdA), Gabor (CDA), De Graaf (D66), Van Gijzel (PvdA), Van den Berg (SGP), Houda (PvdA), Rosenmo¨ller (GroenLinks), Deetman (CDA), Hendriks, Van Oven (PvdA), Hoogervorst (VVD), Dittrich (D66), Brinkman (CDA), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Van Waning (D66), Leerkes (U55+) en Bolkestein (VVD).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02 en 21 501-20, nr. 141 1
Het aanvaarden van het strategiedocument voor de toetreding van landen van Midden- en Oost-Europa tot de EU vond de heer Van der Linden een belangrijk politiek signaal. Op grond van welke motieven is besloten om vertegenwoordigers van deze landen alsnog uit te nodigen in het kader van de Top? Hij was voor een gedifferentieerde benadering van deze groep landen. De Europese stabiliteit zou erbij gediend zijn als Oosteuropese landen meer toegang kregen tot de EU-markt en een hoogwaardig en consequent beleid ten aanzien van Rusland werd gevoerd. Het verloop van de recente CVSE-top bevestigt de noodzaak van dit laatste. Met een evenwichtige behandeling van de landen van Middenen Oost-Europa en die rond de Middellandse Zee stemde hij in, al betreurde hij het zeer dat de Commissie aan laatstgenoemde regio een vrijwel niet te realiseren financie¨le bijdrage in het vooruitzicht heeft gesteld. Verder zag hij graag in het Middellandse-Zeebeleid aandacht werd geschonken aan de terugkeer van migranten. Interne veiligheid en bestrijding van de criminaliteit zag de heer Van der Linden als toetsstenen voor de geloofwaardigheid van de EU. In dit verband vroeg hij een toelichting op de problemen rondom EUROPOL. Wordt de illegale handel in nucleair afval niet effectief aangepakt door onderlinge verschillen van mening? Dit dient hoogste prioriteit te krijgen. Ten slotte vroeg de heer Van der Linden of uitstel van de aanleg van de Betuwelijn financiering uit hoofde van de Transeuropese Netwerken (TEN’s) in gevaar brengt. Ook pleitte hij er nog voor om bij de bespreking van de nieuwe Azie¨-strategie een relatie te leggen met de APEC-conferentie. De heer De Hoop Scheffer (CDA) zag de komende Eurotop als een laatste kans om e´e´n lijn te trekken in het beleid ten aanzien van het voormalige Joegoslavie¨. Als een van de grootste troepenleveranciers moet Nederland mede de toon bepalen in het debat over de toekomst van de humanitaire hulp in dit gebied. Uitgangspunt is, dat humanitaire hulp moet worden geboden zolang het kan. Ook is het van eminent belang dat wordt benadrukt dat de EU met e´e´n stem dient te spreken. Het is desastreus voor de toekomst van de militaire hulpverlening als bewindslieden van EU-lidstaten zich verschillend uitlaten over mogelijke terugtrekking van troepen. Hiervoor geldt: «samen uit, samen thuis». Het mag nooit zover komen dat sommige landen troepen terugtrekken, terwijl Nederlandse troepen gedwongen zijn om te blijven, simpelweg omdat ze niet weg kunnen van de plek waar zij zich bevinden. Ook mag niet worden ingestemd met een politiek die uitgaat van creatie van een Groot-Servie¨. Ten slotte vond de heer De Hoop Scheffer het Nederlandse aanbod voor deelname aan een vredesmacht voor Nagorno-Karabach volstrekt voorbarig. De heer Woltjer (PvdA) vond het ook van eminent belang dat tijdens de Eurotop overeenstemming wordt bereikt over de politiek ten aanzien van het voormalige Joegoslavie¨. Mits het uit veiligheidsoverwegingen verantwoord is, moet UNPROFOR ter plaatse blijven om humanitaire hulp te verlenen en haar stabiliserende rol te vervullen. Meer in het algemeen vroeg hij welke gevolgen het mislukken van de CVSE-top en de huidige situatie binnen de NAVO hebben voor de opstelling tegenover de landen in Midden- en Oost-Europa. Teleurstellend vond de heer Woltjer het dat de hoge verwachtingen die door het Duitse Voorzitterschap waren gewekt, niet zijn waargemaakt. Hieruit leidde hij af dat Europa op het moment in een dal zit en met grote problemen kampt. Symptoom hiervan is de enorme discussie die is ontstaan over het wel of niet uitnodigen van vertegenwoordigers van de landen van Midden- en Oost-Europa bij de Top. De bijeenkomst die nu na afloop van de Top wordt georganiseerd is een wel erg mager resultaat van de enorme inzet van het Duitse Voorzitterschap in deze. Een ander
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02 en 21 501-20, nr. 141 2
symptoom is het ontbreken van concrete resultaten van het al lang op het programma staande Witboek-Delors. Er is eigenlijk alleen aandacht voor coo¨rdinatie van maatregelen op nationaal niveau, terwijl het in het licht van de hoge werkloosheid in Europa juist belangrijk zou zijn om ook voortgang te maken met Europese stimuleringsprogramma’s. Hij had de indruk dat dit mede is veroorzaakt door de strakke Nederlandse houding inzake de financieringsproblematiek. Op dit punt moet in Essen een doorbraak worden bereikt. De heer Woltjer had begrip voor de Europees-politieke overwegingen die ten grondslag liggen aan het Middellandse-Zeebeleid, maar vroeg wel aandacht voor de problemen die kunnen voortvloeien uit de financiering ervan. Hoe groot is de kans dat Griekse blokkades tegen de totstandkoming van een douane-unie tussen de EU en Turkije tijdens de Top kunnen worden weggenomen? In dit verband vroeg hij de regering om tijdens de Top uiting te geven aan haar ongenoegen over de vonnissen die zijn uitgesproken tegen een achttal parlementarie¨rs met een Koerdische achtergrond. De heer Woltjer benadrukte het belang van de totstandkoming van het EUROPOL-verdrag voor de veiligheid binnen de EU. Uit de geannoteerde agenda maakte hij op dat van het Franse Voorzitterschap in dezen geen voortvarende aanpak mag worden verwacht. Over ontwikkelingen rondom EUROPOL wenste hij geı¨nformeerd te blijven. Zal tijdens de Top aandacht worden besteed aan de rol die EUROPOL kan spelen bij de aanpak van de illegale handel in nucleaire produkten? Hoe denkt de regering hierover? De heer Woltjer vroeg of de per 1 januari 1995 voorziene uitbreiding van de EU op de tocht is komen te staan door de weigering van het Spaanse parlement om de toetredingsverdragen te ratificeren zolang niet tegemoet is gekomen aan Spaanse eisen op het gebied van de visserij. De heer Van den Bos (D66) vond dat het dieptepunt van de malaise in de internationale politiek bereikt is, nu de roep om terugtrekking van UNPROFOR steeds luider wordt. Hij benadrukte dat de redenen die voor terugtrekking worden aangevoerd (de geloofwaardigheid van de VN, de magere resultaten, de grote gevaren voor het personeel en de hoge kosten van de operatie) even goed kunnen worden gebruikt om UNPROFOR ter plekke te handhaven. Alvorens terugtrekking te overwegen, zou moeten worden bezien of de kwetsbaarheid van de troepen kan worden verkleind en moet worden gekeken naar mogelijke andere taken, structuur en middelen. Met voorgaande sprekers was hij het eens dat voor UNPROFOR moet worden uitgegaan van het principe «samen uit, samen thuis». Hoewel de Contactgroep bij het zoeken naar diplomatieke oplossingen voor het conflict alleen nog maar slechte opties resten, mag de oplossing nooit bestaan uit vorming van een grootServische eenheidsstaat. Het leek hem echter niet ree¨el om elke relatie tussen Servie¨ en de Bosnische Servie¨rs uit te sluiten. Wat Bosnie¨rs en Kroaten wordt toegestaan, kan moeilijk aan de Bosnische Servie¨rs onthouden worden. In het kader van een evenwichtige behandeling van alle betrokken partijen sloot hij bepaalde vormen van geı¨nstitutionaliseerde contacten tussen de Bosnische Servie¨rs en Servie¨ (bijvoorbeeld op monetair of cultureel gebied) niet uit. Het verontrustte de heer Van den Bos niet dat Nederland in de EU thans netto betaler is geworden. In het verleden is Nederland lange tijd netto ontvanger geweest en ook nu nog profiteert het onevenredig van de interne markt. Kunnen deze voordelen worden gekwantificeerd, zodat een evenwichtig beeld ontstaat van de Nederlandse positie binnen Europa? Tegenover bezwaren tegen Nederlandse deelname aan een vredesmacht voor Nagorno-Karabach stelde de heer Van den Bos dat Nederland in het verleden steeds heeft aangedrongen op vergroting van de rol van de CVSE bij vredesmissies. Als aan de recent door de minister-president
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02 en 21 501-20, nr. 141 3
geformuleerde voorwaarden wordt voldaan, dient tegen die achtergrond een Nederlandse deelname aan de vredesmacht voor Nagorno-Karabach niet op voorhand te worden uitgesloten. Een nader standpunt van de regering in dezen wachtte hij af. Wel vroeg hij nog of Nederland militair in staat is om een bijdrage te leveren en zo ja, waaruit die dan zou kunnen bestaan. De heer Van Middelkoop (GPV) had waardering voor de heldere opzet van de agenda voor de Eurotop. Bij de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid was het hem opgevallen dat in het algemeen niet voldoende inzichtelijk is hoe het Europese beleid zich verhoudt tot het nationale. Wat is bijvoorbeeld de status van het rapport van het Economic Policy Committee (EPC) en welke verplichtingen vloeien daar op nationaal niveau uit voort? Wat is ten opzichte van het nationale beleid de toegevoegde waarde van de door de Sociale Raad geı¨dentificeerde vier actieterreinen? (laatste alinea blz. 2 geannoteerde agenda) Uit de beantwoording van eerder door hem gestelde vragen maakte de heer Van Middelkoop op dat uitstel van de Betuwelijn geen financie¨le risico’s oproept, maar hoe ligt dit nu de Commissie en enkele lidstaten (welke?) het nodig achten om nieuwe communautaire financieringsinstrumenten voor de TEN’s te introduceren? Het mag niet zo zijn dat een Europese bijdrage in de financiering van dit soort belangrijke projecten wordt misgelopen omdat men niet op de hoogte was van de financieringsmogelijkheid of omdat er te laat voor is gekozen. De heer Van Middelkoop drong erop aan tijdens de Eurotop aandacht te vragen voor het optreden van het Turkse leger tegen de Koerdische bevolking en voor het proces tegen een achttal parlementarie¨rs met een Koerdische achtergrond. Hij zou het op prijs stellen als hierover in de slotverklaring duidelijke uitspraken werden gedaan. Hoewel de heer Van Middelkoop het ermee eens was dat de Nederlandse deelname aan UNPROFOR zo lang mogelijk moet worden gehandhaafd, wees hij erop dat de primaire verantwoordelijkheid voor UNPROFOR als zodanig ligt bij de VN en de NAVO, en niet bij de EU. Gezien de rol die de EU destijds heeft gespeeld bij het ontstaan van Bosnie¨-Herzegovina zou hij het politiek, volkenrechtelijk en moreel onverteerbaar vinden als door de EU werd meegewerkt aan de opdeling van dit land of als het ontstaan van een Groot-Servie¨ in enigerlei vorm werd geaccepteerd. Nederland moet hier krachtig stelling tegen nemen. De heer Van Middelkoop ging ervan uit dat de Kamer nog een verslag krijgt over de recente CVSE-top. Hoewel hij de kans dat het ooit echt zover komt niet groot achtte, oordeelde hij op voorhand niet negatief over een eventuele Nederlandse deelname aan een vredesmacht voor NagornoKarabach. De CVSE moet hiervoor dan wel de primaire verantwoordelijkheid dragen. Hij drong erop aan om voorzichtig te zijn met publieke uitspraken hierover. De heer Weisglas (VVD) deed het genoegen uit de voorlaatste alinea van blz. 2 van de geannoteerde agenda te kunnen constateren dat het EPC zich schaart achter de kernpunten uit het regeerakkoord van de huidige coalitie. Zullen deze tijdens de Eurotop worden onderstreept? Hij stemde in met afwijzing van nieuwe financieringsinstrumenten voor de TEN’s. Vanuit welke invalshoek zal de heer Delors de discussie hierover openen? Met de minister van Buitenlandse Zaken was de heer Weisglas het eens dat uitbreiding van de EU met landen van Midden- en Oost-Europa alleen kan in combinatie met aanpassing van de EU-zelf. Het baarde hem zorg dat overige lidstaten kennelijk niet voelen voor een debat over dit soort aanpassingen. Is er werkelijk geen steun voor het Nederlandse standpunt? Wanneer komt de analyse van de Commissie over de financie¨le gevolgen van de toetreding? Ook hij benadrukte het belang van een grotere toegang van Oosteuropese landen tot de EU-markt. Vooral gaat het dan
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02 en 21 501-20, nr. 141 4
om produkten als staal, textiel en kleding. Blijft de inzet van de Nederlandse regering op dit punt ongewijzigd? Met de politieke inzet die schuilgaat achter het Middellandse-Zeebeleid stemde de heer Weisglas in. Wel bespeurde hij een nuanceverschil tussen de uitspraak van het kabinet dat financiering van hulpverlening aan landen rondom de Middellandse Zee moet passen in het overeengekomen kader en de passage in het verslag van de Algemene raad van 28 en 29 november, waaruit blijkt dat er sprake is van financiering, rekening houdend met de afgesproken perspectieven en een evenwichtige verhouding tussen de verschillende regio’s in de wereld. Hoe beoordeelt de regering dit? Gezien de nauwe betrokkenheid van de Europese burger bij de in het geding zijnde onderwerpen betreurde de heer Weisglas het zeer dat geen vorderingen zijn gemaakt bij de samenwerking op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken. Wordt inmiddels aan een werkplan voor 1995 gewerkt? Zal Nederland tijdens de Eurotop aandringen op concrete stappen op dit gebied? Hij drong erop aan een extra impuls te geven aan het werk van het Molitor Comite´ en sloot zich aan bij opmerkingen over de aanpak van illegale handel in nucleair materiaal. Ook stemde hij in met de Nederlandse opstelling inzake het EUROPOL-verdrag. Vastgehouden moet worden aan opneming van voldoende juridische waarborgen voor de burger en aan voldoende democratische controle op activiteiten van EUROPOL. Ook de heer Weisglas vond dat de Eurotop moet worden gebruikt om te overleggen over een eensluidend standpunt over UNPROFOR. Nederland moet zich daarbij actief opstellen. Men staat voor het dilemma dat de UNPROFOR-troepen enerzijds buitengewoon nuttig humanitair werk verrichten, maar anderzijds door hun aanwezigheid en kwetsbaarheid voor gijzelname het uitvoeren van acties verhinderen. Ondanks het grote belang van de humanitaire activiteiten van UNPROFOR kan (uitgaande van het principe «samen uit, samen thuis») op langere termijn gezamenlijke terugtrekking van troepen niet worden uitgesloten. Partijen zullen zich daarbij ook terdege rekenschap moeten geven van de gevolgen van terugtrekking van UNPROFOR. Zo kan het ertoe leiden dat de opgevallen plaatsen worden opgevuld door troepen uit landen met een Islamitische achtergrond, met alle gevolgen van dien. De heer Weisglas sloot zich aan bij vragen over de uitzending van een vredesmacht naar Nagorno-Karabach. Terughoudend was hij over het institutionaliseren van de CVSE en het toedelen van een centralere plaats aan deze organisatie in de Europese veiligheidsarchitectuur. Zal de harde (begrijpelijke) Russische opstelling tegenover uitbreiding van EU, WEU en NAVO met landen van Midden- en Oost-Europa ertoe leiden dat wat minder voorrang wordt gegeven aan uitbreiding van de NAVO? In dit verband wees hij op persberichten waaruit blijkt dat de heer Delors zich zeer kritisch heeft uitgelaten over de voortvarendheid waarmee van Amerikaanse zijde wordt aangedrongen op vervroegde toetreding van bedoelde landen tot de NAVO. Mevrouw Sipkes (Groenlinks) hoopte dat de korte passage die in de geannoteerde agenda aan het conflict in het voormalige Joegoslavie¨ wordt besteed, niet betekent dat de EU in deze een «low profile» gaat aanhouden. De Eurotop moet er zich niet toe beperken om de rijen te sluiten, maar moet ook eensgezind de verantwoordelijkheid op zich nemen om dit conflict te helpen oplossen. Zij bepleitte een forse Nederlandse inzet in deze. UNPROFOR moet op een verantwoorde manier zijn taak kunnen uitvoeren. Gezien de tot nu toe gebleken problemen bij het beschikbaar stellen van troepen betwijfelde zij het zeer dat op korte termijn troepen beschikbaar komen die nodig zijn voor de terugtrekking van UNPROFOR. Worden al troepen teruggetrokken? Is er een noodscenario? Welk perspectief hebben de humanitaire acties als
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02 en 21 501-20, nr. 141 5
UNPROFOR zich terugtrekt? Wat gebeurt er als besloten wordt om UNPROFOR niet terug te trekken? Is het waar dat UNPROFOR militairen voedt die bij het conflict betrokken zijn? Mevrouw Sipkes betreurde het zeer dat de CVSE van een platform waarop Oost en West met elkaar spraken, is verworden tot het platform van de «koude vrede». Welke invloed heeft het verloop van de CVSE-top op de toetreding van de landen van Midden- en Oost-Europa tot EU, WEU en NAVO? Tijdens de Eurotop dient Nederland prominent het Turkse optreden tegen de Koerdische minderheid aan de orde te stellen. Voor het voeren van een politiek van verschroeide aarde is geen enkele rechtvaardiging te geven. Ook kan niet worden toegelaten dat parlementarie¨rs worden veroordeeld, alleen maar omdat zij politiek opkomen voor de rechten van een minderheid. Naar aanleiding van passages in de geannoteerde agenda over crisispreventie OAE vroeg mevrouw Sipkes aandacht voor Franse schendingen van het in maart 1994 door de EU afgekondigde wapenembargo tegen Soedan. Daarbij wees zij erop dat Frankrijk het eerste halfjaar van 1995 optreedt als EU-voorzitter. Ten slotte vond mevrouw Sipkes het niet juist om thans te pleiten voor verlaging van de bijdrage aan de EU, omdat Nederland netto betaler is. Wel drong zij aan op een betere controle van EU-middelen. Hulp aan landen van Midden- en Oost-Europa is nodig, maar evenzeer moet er aandacht zijn voor evenwichtige hulpverlening aan de landen in het Middellandse-Zeegebied. Het antwoord van de bewindslieden De minister-president was buitengewoon beducht voor het dominoeffect dat het gevolg kan zijn van uitlatingen die de afgelopen tijd door vertegenwoordigers van sommige landen zijn gedaan over een mogelijke terugtrekking van UNPROFOR-troepen. De gemeenschappelijke zaak wordt geen goede dienst bewezen door dit soort eenzijdige, verwarring scheppende uitspraken. Daarom zal Nederland tijdens de Eurotop met kracht naar voren brengen dat UNPROFOR een essentie¨le functie vervult en behoort te kunnen blijven vervullen, en dat landen bereid moeten zijn om gezamenlijk gestalte te geven aan een verantwoorde uitvoering van humanitaire hulpverlening, daarbij uitgaande van het principe «samen uit, samen thuis». Bij dit laatste tekende hij aan dat er zich ondanks deze nadrukkelijke politieke samenhang in de praktijk omstandigheden kunnen voordoen waarin door anderen genomen beslissingen niet automatisch door Nederland kunnen worden of behoeven te worden gevolgd. In de huidige situatie achtte hij het niet verstandig om hierover een diepgaande casuı¨stieke discussie te voeren; voorop staat het appe`l op saamhorigheid. Over de recente CVSE-top krijgt de Kamer nog een verslag. Mede door het gebrek aan mogelijkheden om een eensluidend standpunt in te nemen over het voormalige Joegoslavie¨ kende deze Top een teleurstellende uitkomst. Desondanks zijn op enkele terreinen toch vorderingen gemaakt. De minister benadrukte dat het kabinet eensluidend denkt over eventuele Nederlandse deelname aan een vredesmacht voor Nagorno-Karabach. Deelname hieraan wordt niet uitgesloten, omdat Nederland vindt dat vredestaken in deze regio onder gezamenlijke verantwoordelijkheid moeten worden verricht. Dit mag niet geheel of overwegend aan Rusland worden overgelaten. Voor eventuele deelname moet wel worden voldaan aan een aantal voorwaarden. Hij sloot niet geheel uit dat over dit onderwerp tijdens of en marge van de Eurotop zal worden gesproken. Hierbij tekende de heer De Hoop Scheffer aan dat hij zich vooralsnog niet politiek gebonden acht aan het kabinetsstandpunt in deze. De minister vond parallelle toetreding van de landen van Midden- en Oost-Europa tot EU, WEU en NAVO van groot belang. De Eurotop zal
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02 en 21 501-20, nr. 141 6
hierover uitsluitsel moeten geven, maar vooralsnog had hij de indruk dat binnen de EU in den brede het uitgangspunt wordt gedeeld dat voor toetreding niet alleen eisen moeten worden gesteld aan de toetredende landen, maar dat ook de EU zichzelf op een aantal terreinen moet aanpassen. De Commissie zou er goed aan doen om de gevolgen van toetreding van deze landen te analyseren. Het witboek-Delors is nog volledig actueel en zal dit in de komende jaren ook blijven. In dit verband benadrukte de minister dat er ondanks de glorende economische opleving structureel weinig is verbeterd aan de tekortkomingen die de Europese economie in mondiaal verband vertoont. Aanpassing aan nieuwe omstandigheden blijft geboden. De conclusie dat nog onvoldoende inzichtelijk is hoe het Europese beleid zich verhoudt tot het nationale, verbaasde hem, aangezien het kabinetsbeleid in vergaande mate de sporen draagt van de inbreng die het vorige kabinet heeft gehad bij de opstelling van het witboek. Zowel in het nationale als het Europese beleid wordt aandacht besteed aan de versterking van de economische structuur, de bestrijding van langdurige werkloosheid, de integratie van economisch en sociaal beleid en het verstandig omgaan met het milieu. Voor het beleid in de komende jaren achtte hij het van groot belang om afspraken te maken over een goede verdeling tussen wat afzonderlijke landen kunnen doen en wat op Europees niveau wordt aangepakt. In antwoord op de interruptie van de heer Van der Linden, dat de Commissie sommige landen veel te mild beoordeelt als het gaat om het halen van de EMU-criteria, benadrukte de minister dat door Nederland wordt bepleit om vast te houden aan criteria van financieel-economische degelijkheid, echter zonder daarbij uit het oog te verliezen dat ook voldoende resultaten worden bereikt bij het bedwingen van (langdurige) werkloosheid. Overigens wees hij erop dat uiteindelijk niet de Commissie, maar de Ecofin-Raad en de Europese Raad bepalen welke landen zich kwalificeren voor de derde fase van de EMU. Reeds enkele jaren pleit de Commissie voor financiering van de TEN’s via een beroep op de kapitaalmarkt. Nederland verzet zich hiertegen, omdat de noodzaak hiervan niet is aangetoond en omdat gevreesd moet worden dat dit landen ertoe zal verleiden om minder gedisciplineerd te zoeken naar mogelijkheden om hun deel van de financiering van grote projecten te leveren via verschuivingen binnen de eigen begroting. Om te voorkomen dat een dergelijk mechanisme zich voordoet op het vlak van kredietgaranties, pleit Nederland ervoor om deze zoveel mogelijk te plaatsen in het kader van het bestaande EU-instrumentarium (Europees Investeringsfonds en de EIB). De Christophersen-groep plaatst de Betuwelijn nog steeds hoog op de lijst van grote vervoersprojecten. Financiering uit hoofde van de TEN’s komt derhalve niet in gevaar door enig uitstel van de beslissing over deze lijn. Ook een onverhoopt andere wijze van financiering van de TEN’s zal geen gevolgen hebben; het is namelijk altijd voordeliger om voor eigen financiering te zorgen dan om duur geld van de EU te lenen. Nederland is er voor om vuil- en afvalverwerking, alsmede daaraan gelieerde vormen van grensoverschrijdende milieuproblemen bij de TEN’s te betrekken, mits dit kan worden ingepast in het bestaande financie¨le kader. De minister bevestigde dat tegenover het netto-betalerschap van Nederland ook vele economische voordelen staan. Daarbij gaat het niet alleen om de voordelen die de open Nederlandse economie heeft van de interne markt, maar ook om afgeleiden daarvan, zoals de aantrekkelijkheid van Nederland als «Gateway to Europe». Het schrijven van een notitie hierover hield hij af, omdat ervaring leert dat dit soort zaken moeilijk nauwkeurig is te kwantificeren. Overigens benadrukte hij dat het lidmaatschap van de EU meer inhoud heeft dan alleen een boekhoudkundige. Van de kanttekeningen van de heer Van der Linden bij de behandeling van het eigen-middelenbesluit nam hij kennis, waarbij hij erop aandrong om de discussie hierover te voeren op inhoudelijke
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02 en 21 501-20, nr. 141 7
gronden en de besluitvorming niet afhankelijk te maken van inwilliging van gestelde voorwaarden. Tijdens de Eurotop zal Nederland wederom krachtig aandacht vragen voor de bestrijding van fraude binnen de EU. Fraudebestrijding zal effectiever worden naarmate het desbetreffende beleid van de afzonderlijke lidstaten beter een plaats krijgt in de aanpak op EU-niveau. In het kader van de samenwerking op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken heeft het Voorzitterschap de ambitie om eerdere afspraken tussen de betrokken ministers verder vorm te geven en dit uit te werken in vervolgafspraken. De minister schaarde zich achter pleidooien voor de totstandkoming van het EUROPOL-verdrag. Probleem is, dat Frankrijk een nogal afwijkende opvatting heeft over de wijze waarop EUROPOL haar werk moet doen. Als hierover geen overeenstemming wordt bereikt is een mogelijk besluit van de Eurotop tot uitbreiding van het takenpakket van EUROPOL in feite een lege huls. Verder ligt er nog het probleem van de democratische controle. Het Nederlandse standpunt in deze is mede ingegeven door een recente discussie hierover met de Kamer. Ten slotte baarde het de minister zorg, te moeten constateren dat de laatste tijd de Europese gezindheid wat lijkt af te nemen. Zeker ook gezien de verkiezingen waarmee dit land te maken had, vond hij het te gemakkelijk om de schuld hiervan geheel af te wentelen op het Duitse Voorzitterschap; Europa wordt door a`lle leden gevormd. Hij was ervan overtuigd dat men het in de volgende eeuw zal betreuren als nu niet de kans wordt gegrepen om als een verenigd Europa lijnen naar de toekomst te trekken. De minister van Buitenlandse Zaken bevestigde dat Nederland zich tijdens de Eurotop actief zal opstellen in het overleg over UNPROFOR. Nederland verzet zich al enige maanden tegen het in het openbaar speculeren op een eventuele terugtrekking van UNPROFOR. Dit onverlet latend, worden in het kader van een verantwoorde inzet van Nederlandse troepen achter de schermen al wel voorbereidingen getroffen voor een eventuele terugtrekking. In dat verband waarschuwde ook hij ervoor, niet al te zeer uit te gaan van automatische toepassing van het principe «samen uit, samen thuis». In het licht van het komende overleg zou het niet tactisch zijn om zich daar geheel op vast te leggen, zeker niet gezien het bijzonder grote belang van de hulpverlening voor de burgerbevolking in Bosnie¨. Verder bevinden de Nederlandse militairen zich in een andere positie, die een ander soort evacuatiemaatregelen vergt. Dit soort redenen noopt tot een zeer genuanceerde benadering van een onverhoopte terugtrekking van UNPROFOR. Zolang dit echter niet nodig is, voelt Nederland zich verplicht om maximale condities te cree¨ren voor een goede uitvoering van de taken door UNPROFOR. Gedachten over het ontstaan van een Groot-Servie¨ zijn voortgekomen uit speculaties van Amerikaanse zijde over een eventuele confederatie tussen Bosnische Moslims en de Kroaten. Aanvankelijk achtte Amerika het confederatiemodel ook toepasbaar aan Servische zijde, maar daarvan is men thans teruggekomen. Een confederatie is staatkundig en volkenrechtelijk absoluut niet in overeenstemming met een begrip als «integriteit van de staat». In de recente vergadering van de Contactgroep (waarin Nederland bij monde van de heer Kinkel een rol heeft gespeeld) is dan ook geen gevolg gegeven aan de aanhoudende Russische aandrang om het woord «confederatie» in het slotcommunique´ op te nemen. Thans wordt ervan uitgegaan dat beide kampen «special relations» mogen onderhouden, die evenwichtig van aard moeten zijn. De minister ontkende ten stelligste, gretig troepen beschikbaar te hebben gesteld voor een vredesmacht voor Nagorno-Karabach. Mocht het ooit tot een echte aanvraag komen, dan zal worden bezien of kan worden voldaan aan de voorwaarden die zijn verbonden aan honorering ervan. Ook benadrukte hij dat in het kabinet volstrekte overeenstemming bestaat over de principie¨le bereidheid om deel te nemen aan een vredesmacht
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02 en 21 501-20, nr. 141 8
voor Nagorno-Karabach. Het Nederlandse standpunt in deze is ingegeven door de wens om de OVSE zo sterk mogelijk te maken. Onder andere speelde daarbij de gedachte dat een sterkere OVSE het voor Rusland gemakkelijker zou kunnen maken om in te stemmen met vervroegde toetreding van sommige Midden- en Oosteuropese landen tot de NAVO. Nu de NAVO niet meer in haar bestaan wordt bedreigd en zij ook niet meer ondergeschikt dreigt te worden gemaakt aan de OVSE, zag hij geen grote bezwaren om de OVSE een duidelijke positie te geven in het Europese veiligheidsbeleid. Nu zeker is dat het strategiedocument door de Eurotop zal worden aanvaard, is er geen bezwaar meer tegen uitnodiging van vertegenwoordigers van de landen van Midden- en Oost-Europa. Tijdens de geplande bijeenkomst, waarvoor geen agenda is vastgesteld, zal verslag worden gedaan over de tijdens de Eurotop gehouden discussie over de toetreding van deze landen. De Zuideuropese landen verzetten zich ertegen om nu reeds te bezien welke aanpassing van de structuurfondsen en het gemeenschappelijk landbouwbeleid nodig is voor toetreding van landen van Midden- en Oost-Europa. Daarom is de Commissie opgedragen om te inventariseren welke gevolgen toetreding van deze landen zal hebben voor de EU in haar huidige opzet. Overigens deelde hij mede dat financiering van hulpverlening aan landen rond de Middellandse Zee binnen het vastgestelde plafond moet blijven. In de geest van het initiatief van president Mitterrand zal Nederland zich ervoor inspannen om te bereiken dat in de slotverklaring van de Eurotop stelling wordt genomen tegen de Turkse houding tegenover de Koerdische minderheid. Daarnaast zal het Nederlandse ongenoegen over de aan een achttal parlementarie¨rs opgelegde gevangenisstraffen worden overgebracht aan de Turkse ambassadeur. Naar aanleiding van de Spaanse houding inzake ratificering van het eigen-middelenbesluit vond de minister het verontrustend te constateren dat EU-lidstaten met een steeds groter gemak uit eigenbelang blokkades opwerpen. Niet alleen Spanje maakt zich hieraan schuldig; Italie¨ deed het in verband met het melkquotum en doet het nu in de kwestie-Slovenie¨, terwijl Griekenland het doet in verband met Macedonie¨ en Albanie¨. De minister zegde toe, zich in te zetten om te pogen dit ontij te keren. Van schending van het wapenembargo tegen Soedan door Frankrijk was de minister niet op de hoogte. Via de dialoog tussen Europa en Soedan en de vredesdialoog in het kader van de IGAT tracht Nederland een vreedzame oplossing van het conflict aldaar te bevorderen. De voorzitter van de algemene Commissie voor Europese Zaken, Ter Veer De voorzitter van de vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken, Van Traa De griffier voor dit verslag, Teunissen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02 en 21 501-20, nr. 141 9
BIJLAGE I
Aan de Voorzitter van de Algemene Commissie voor EU-zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 29 november 1994 Conform de bestaande afspraken heb ik de eer U hierbij aan te bieden het verslag van de Algemene Raad d.d. 28/29 november 1994. De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, M. Patijn
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02 en 21 501-20, nr. 141 10
Verslag van de Algemene Raad d.d. 28/29 november 1994 Aan de Raad werd van Nederlandse zijde deelgenomen door Minister Van Mierlo en Staatssecretaris Patijn. 1. Voorbereiding Europese Raad 9/10 december te Essen
1.1. Witboek over Groei, Concurrentievermogen en werkgelegenheid V.w.b. het Witboek Groei, Concurrentievermogen en Werkgelegenheid kondigde Commissievoorzitter Delors aan een discussie in twee tafelrondes te willen initie¨ren, e´e´n algemene en een tweede inzake de werkgelegenheidssituatie in de Unie. De Commissie zal in ieder geval nog verslagen over de informatiemaatschappij en de TEN’s uitbrengen. De discussie zal plaatsvinden aan de hand van 5 fiches over concurrentiekracht van de Unie, informatiemaatschappij, plan van aktie inzake werkgelegenheid, TEN’s en bevordering werkgelegenheid op lokaal niveau. Van de zijde van het voorzitterschap werd omtrent behandeling van dit punt op de Europese Raad geen nadere mededelingen gedaan.
1.2. Betrekkingen met Midden- en Oost-Europa De Algemene Raad voerde een uitgebreide discussie inzake het nieuwe strategiedocument ter voorbereiding van de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa op hun toekomstig lidmaatschap. De afgelopen maanden is in Raadskader gesproken over diverse deelonderwerpen van deze strategie, welke vervolgens door het voorzitterschap samengevoegd zijn in een alomvattende strategie. De nieuwe Unie-strategie zal de betrekkingen tussen de EU en de geassocieerde landen verder ontwikkelen langs de lijnen van de Europa-akkoorden en de conclusies van Kopenhagen. Naast modaliteiten voor een gestructureerde dialoog op eerste en derde pijler terreinen en de voorbereiding van de MOE-landen op hun deelname aan de Europese interne markt, is in het document onder meer sprake van samenwerking op het gebied van transport, milieu, onderwijs en cultuur, handels- en investeringsbevordering (o.a. witboeken) en financie¨le samenwerking (PHARE). Een strategie-document is voornamelijk bedoeld als een politiek signaal. Van harde financie¨le toezeggingen en concessies ter ondersteuning van de handel en de ecounomische groei is geen sprake. Nederland heeft tijdens de Algemene Raad benadrukt dat van Nederlandse zijde groot belang gehecht wordt aan een referentie aan alle noodzakelijke interne EU-aanpassingen (institutioneel, GLB, structuurbeleid). Voor een aantal zuidelijke lid-staten bleek dit echter onaanvaardbaar. De Raad heeft de Commissie nu verzocht een studie te verrichten naar de effecten van een mogelijke uitbreiding. De Raad sprak uiteindelijk zijn goedkeuring uit over het document. Alleen de cumulatie van oorsprongregels zal nog, aan de hand van een nog te verschijnen Commissie-document, in Coreper besproken dienen te worden.
1.3 Middellandse Zeebeleid De Raad finaliseerde de tekst van het Raadsrapport t.b.v. de Europese Raad inzake het toekomstige Unie-beleid t.a.v. de Middellandse Zee. Het rapport benadrukt het belang van vrede, stabiliteit en ontwikkeling in de MZ-regio. D.m.v. een mengeling van hulp, handel en politieke dialoog dient de EU haar betrekkingen met deze regio te intensieveren. Daarnaast wordt de onderlinge samenwerking in de MZ-regio zelf benadrukt. Tevens wordt er stil gestaan bij een aantal lopende ontwikkelingen in betrek-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02 en 21 501-20, nr. 141 11
kingen tussen de EU en de MZ-regio (Turkije-douane unie; Algerijeinstabiliteit; Malta en Cyprus-toetredingsverzoeken). T.a.v. de financie¨le samenwerking met de MZ-regio werd besloten geen concrete bedragen te noemen. De tekst roept wel op tot een substantie¨le financie¨le samenwerking rekening houdend met de afgesproken financie¨le perspectieven en met een evenwichtige verhouding tussen de verschillende regio’s in de wereld.
1.4. Sector samenwerking Justitie en Binnenlandse Zaken Dit onderwerp is niet inhoudelijk besproken, omdat de JBZ-raad van 30 november zich nog over de voorliggende rapporten dienen te buigen.
1.5. Subsidiariteit Inhoudelijke bespreking vond niet plaats omdat Commissiedocument nog niet beschikbaar was.
1.6. Illegale handel in radio-actieve materialen De Raad heeft een notitie van het Coreper inzake de illegale handel in nucleaire materialen goedgekeurd. Deze notitie zal vervolgens worden voorgelegd aan de Europese Raad van Essen. Het rapport van het Coreper stelt twee categoriee¨n van maatregelen voor ter bestrijding van de nucleaire smokkel: – samenwerking binnen de EU; o.a. uitwisseling van informatie tussen EU-partners, onderlinge assistentie op technisch gebied, douane-, justitieen politiesamenwerking. – samenwerking met landen van waaruit het nucleair materiaal afkomstig is assistentie bij de ontwikkeling van een boekhouding voor nucleair materiaal, en bij de beveiliging van deze stoffen. 2. Latijns-Amerika Dit dossier is een A-punt geworden. 3. De nieuwe Azie¨-strategie De Raad nam zonder discussie het ontwerp-rapport aan waarin de Azie¨-strategie van de EU wordt neergelegd. Besloten werd dit rapport als annex aan de conclusies van de Europese Raad te Essen te hechten. 4. Noord-Ierland De Raad nam kennis van een mededeling van Commissievoorzitter Delors betreffende een extra steunprogramma voor het vredeproces in Noord-Ierland, dat de Commissie aan de Europese Raad van Essen voor zal leggen. Het zou hier gaan om een pakket maatregelen ten bedrage van 300 MECU voor de periode van 3 jaar, vooral gericht op binnensteden en grensoverschrijdende samenwerking. 5. Voormalig Joegoslavie¨ De Raad veroordeelde de grove schending van de beveiligde zone rondom Bihac, alsmede de voortdurende artilleriebeschietingen van de stad door de Bosnische Servie¨rs De Raad stelde dat de door de VN aangewezen beveiligde gebieden dienden te worden gerespecteerd en dat de Bosnische Servische troepen zich onverwijld dienden terug te trekken. De Raad benadrukte dat alle relevante VR-res. moesten worden uitgevoerd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02 en 21 501-20, nr. 141 12
Ministers spraken bezorgdheid uit dat vijandelijkheden ook elders in Bosnie¨-Herzegovina zouden oplaaien. De Raad riep op tot een staak-hetvuren, dat zou moeten leiden tot een bee¨indiging van de vijandelijkheden in geheel Bosnie¨-Herzegovina. Ministers spraken waardering uit voor het feit dat de Unprofor troepen hun werk met zoveel inzet bleven doen ondanks de gevaarlijke omstandigheden. Zij riepen op tot herstel van de bewegingsvrijheid van die eenheden, die thans werden gehinderd. Zij benadrukten daarnaast het belang van vrije toegang van humanitaire goederen. Ministers onderstreepten het belang van coherentie in de Contact Groep voor het verdere verloop van het vredesproces. De huidige ontwikkelingen vroegen om een extra diplomatieke inspanning. Te dien einde zal een Ministerie¨le bijeenkomst van de Contact Groep (EU troika, VK, Rusland, VS) op 2 december a.s. in Brussel bijeenkomen. De Raad herhaalde de eis aan de Bosnische Servie¨rs het vredesplan en de kaart van de Contact Groep te accepteren. Daarna gold dat door alle partijen aanvaarde territoriale veranderingen op basis van de 51–49% verdeling van het grondgebied van Bosnie¨-Herzegovina mogelijk waren. Ministers waren het eens over een parallelle behandeling van de Bosnisch Kroatische en Bosnisch Servische entiteiten. Zij onderstreepten het belang van een wederzijdse erkenning van Servie¨/Montenegro, Kroatische en Bosnie¨-Herzegovina. 6. Oekraı¨ne Het besluit inzake een gemeenschappelijke positie t.a.v. Oekraı¨ne is als A-punt door de Raad aangenomen. Tijdens de lunch is gesproken over de politieke wenselijkheid van macro-financie¨le steun aan Oekraı¨ne. Het voorzitterschap benadrukte het grote belang van een dergelijke steun aan Oekraı¨ne en drong er bij de lid-staten die nog een reserve hebben op dit onderwerp op aan, zich soepeler op te stellen. Dit onderwerp zal tijdens de eerstvolgende EcoFin Raad opnieuw aan de orde komen. 7. Stabiliteitspact Dit onderwerp werd slechts zeer kort door de Raad besproken. De Raad besloot tot het houden van een Interim Conferentie op ministerieel niveau en marge van de CVSE top te Boedapest. De Raad benadrukte tevens het belang van een goede afsluiting van de regionale ronde tafels. 8. CVSE De Raad besprak, met het oog op de komende top te Boedapest, de recente ontwikkelingen betreffende CVSE vredeshandhaving in NagornoKarabach en de Russische opstelling dienaangaande. De Raad bevestigde de noodzaak van het versterken van de rol van de CVSE bij vredeshandhaving. Ministers onderstreepten het belang van nadrukkelijke EU-betrokkenheid bij de top. 9. Nieuwe overeenkomsten met Israe¨l, Marokko en Tunesie¨ Commissaris Marin deed kort verslag van de stand van zaken in de onderhandelingen over nieuwe samenwerkingsovereenkomsten met Israe¨l, Marokko en Tunesie¨. De onderhandelingen met Israe¨l en Tunesie¨ bevinden zich in de eindfase. Met Tunesie¨ is het enige majeure hangpunt
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02 en 21 501-20, nr. 141 13
de olijfolie, waarvoor de Commissie zegt een compromis in de maak te hebben. De hangpunten met Israe¨l betreffen volgens Marin voornamelijk de handel in landbouwproducten en de kwestie van de liberalisering van de markten voor overheidsaankopen. De besprekingen met Marokko verlopen nog steeds zeer stroef. 10. Egypte Dit punt werd te elfder ure van de agenda geschrapt. 11. Syrie¨ Dit dossier is een A-punt geworden. 12. Betrekkingen met de ACS-landen De Raad rondde de voorbereidingen af van de Ministerie¨le onderhandelingsronde tussen de ACS-landen en de EU op 30 november en 1 december. De Raad benadrukte daarbij het belang van de herziening van Lome´ IV als middel om de onderlinge betrekkingen een nieuw elan te geven. 13. Betrekkingen met Turkije De Raad heeft een Commissie-verslag aangehoord over de stand van zaken m.b.t. de totstandkoming van de douane unie. Op technisch niveau zijn de meeste problemen hetzij oplosbaar voor de bijeenkomst van de Associatie Raad van 19 december a.s. Op het politieke vlak zal de houding van Griekenland doorslaggevend zijn. Vooralsnog vertoont Griekenland geen flexibiliteit. Dit dossier zal naar verwachting ook op de agenda van de Europese Raad in Essen staan. 14. Slovenie¨ De Italiaanse Minister heeft de Algemene Raad geı¨nformeerd over de stand van zaken in de bilaterale onderhandelingen tussen Italie¨ en Slovenie¨ inzake de problemen tussen beide landen, die momenteel goedkeuring van het mandaatvoorstel voor onderhandelingen inzake een Europa-akkoord met Slovenie¨ in de weg staan. De Italiaanse minister sprak de wens uit dat spoedig een akkoord gesloten zou kunnen worden tussen zijn land en Slovenie¨. 15. Albanie¨ Nadat Griekenland zijn bezwaren tegen de uitbetaling van de eerste tranche (ad. 15 MECU) van de macro-economische steun had opgeheven, stemde de Raad ermee in dit bedrag vrij te geven. Tegelijkertijd gaf de Raad een verklaring uit waarmee Albanie¨ werd opgeroepen het proces van economische en politieke hervormingen voort te zetten, m.n. op het gebied van de mensenrechten. 16. Baltische Staten Het mandaatsvoorstel van de Commissie voor onderhandelingen met de drie Baltische Staten inzake Europa-akkoorden is als A-punt door de Algemene Raad goedgekeurd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02 en 21 501-20, nr. 141 14
17. Betrekkingen met de voormalige Sowjetunie Het besluit tot ondertekening van het partnerschaps- en samenwerkingsakkoord met Moldavie¨ werd als A-punt door de Raad goedgekeurd. Vervolgens werd dit akkoord en marge van de Algemene Raad door de voorzitters van de Raad en de Commissie alsmede door de President van Moldavie¨ (Snegur) en de twaalf lid-staten ondertekend. Namens Nederland tekende Staatssecretaris Patijn. De akkoorden met Kyrgyzstan en Kazachstan zijn niet aan de orde gekomen. 18. Uruguay Ronde Commissaris Brittan gaf een voortgangsrapportage van de implementatie wetgeving die momenteel in Raadskader wordt voorbereid. De Algemene Raad van 19 december dient terzake besluiten te nemen. Tevens riep het Voorzitterschap alle lidstaten op de ratificatieprocedures met voortvarendheid te voltooien, zodat de Gemeenschap en de lidstaten op 1 januari a.s. de instrumenten van ratificatie in Gene`ve kan deponeren. 19. OESO-scheepsbouw Ondanks eerdere signalen dat Parijs zich soepeler zou opstellen inzake de goedkeuring van de EU van onderhavige overeenkomst, bleek tijdens de Raad dat Frankrijk nog niet in staat was zijn reserves op te geven. Naar verwachting zal de Raad op 19 december zich opnieuw over deze overeenkomst buigen. 20. Algemene Preferenties voor de periode 1995–1997 Dit dossier werd te elfder ure van de agenda afgevoerd. 21. Textiel Dit dossier is een A-punt geworden. 22. Staal Dit dossier is een A-punt geworden. 23. Betrekkingen met het Europees Parlement Voorzitterschap deed in het kort verslag van een verkennend gesprek dat hij met vertegenwoordigers van het EP had gehad. Daaruit was naar voren gekomen dat bij het Parlement een grotere bereidheid tot compromisvorming is ontstaan, nu ook de Raad in de laatste weken op de punten comitologie en enqueˆterecht meer flexibiliteit heeft opgebracht. Het voorzitterschap is voornemens en marge van de komende Algemene Raad op 18 december EP en Commissie uit te nodigen voor een interinstitutionele conferentie, waar mogelijk kan worden overgegaan tot tekening van interinstitutionele akkoorden t.a.v. deze twee onderwerpen. 24. Richtlijn kiesrecht gemeenteraden Onderwerp is van de agenda afgevoerd met het oog op een beter voorbereide bespreking op de komende Algemene Raad van 18 december 25. Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie Verordening is als A-punt vastgesteld.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02 en 21 501-20, nr. 141 15
24. Groenboek over de internationale handel en het milieu De Raad riep de Commissie op op korte termijn een dergelijk Groenboek aan de Raad te overhandigen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02 en 21 501-20, nr. 141 16
BIJLAGE II
Aan de Voorzitter van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 6 december 1994 Conform de bestaande afspraken heb ik de eer U hierbij aan te bieden de geannoteerde voorlopige agenda van de Europese Raad d.d. 9/10 december 1994. De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, M. Patijn
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02 en 21 501-20, nr. 141 17
Geannoteerde voorlopige agenda van de Europese Raad, d.d. 9/10 december 1994 1. Voorbereiding Europese Raad d.d. 9/10 december 1994
1.1. Witboek Groei, Concurrentievermogen en Werkgelegenheid De Raad zal het Witboek Groei, Concurrentievermogen en Werkgelegenheid en de daarbij voortvloeiende initiatieven bespreken ten vervolge op de Europese Raad van Korfoe. In het kader van het Witboek is gedurende de afgelopen zes maanden een groot aantal initiatieven ondernomen. Hoewel het ontbreekt aan een gedegen overzicht van het voorzitterschap, kan thans worden aangegeven welke aandachtsgebieden in dit verband aan de orde zullen komen. Verbetering werkgelegenheid De Europese Raad van Korfoe heeft in zijn conclusies aandacht besteed aan de maatregelen die de Lid-Staten genomen hebben of zullen nemen ter verbetering van de werkgelegenheidssituatie. De Lid-Staten werden aangespoord stappen te ondernemen. Sedert dien is dit onderwerp in raadskader voortdurend aan de orde geweest. Aan de Europese Raad van Essen zullen over dit onderwerp de volgende documenten voorliggen: 1. Rapport van de Commissie inzake de werkgelegenheidssituatie; 2. Rapport van de Commissie m.b.t. vernieuwingen inzake het scheppen van arbeidsplaatsen; balans en vooruitzichten van plaatselijke acties; 3. Rapport van de Commissie inzake Concurrentievermogen; voorwaarden voor economische groei en schepping van werkgelegenheid; 4. Rapport van de Ecofin Raad over de werkgelegenheid; 5. Rapport van de Sociale Raad over werkgelegenheidsbeleid in de Lidstaten; 6. Rapport van het Economic Policy Committee (EPC); 7. Interim rapportage van de Commissie inzake wettelijke en administratieve vereenvoudiging (Molitor-comite´). Voorts zal het Voorzitterschap trachten een synthesedocument over dit onderwerp te produceren. De steeds terugkerende boodschap is dat ondanks een conjuncturele opleving in de Unie de Europese economie, en i.h.b. de arbeidsmarkt structurele hervormingen behoeft. Ter verbetering van de situatie op de arbeidsmarkt dienen op nationaal niveau maatregelen te worden getroffen. V.w.b. de Nederlandse situatie wijst het rapport van het EPC op problemen als de hoge werkloosheid onder laag opgeleiden, de hoge wig, de restrictieve beschermende procedures op de arbeidsmarkt en het relatief genereuze stelsel van sociale uitkeringen. In algemene zin heeft de Sociale Raad vier actieterreinen geı¨dentificeerd: 1) verbreding van beroepskwalificaties, 2) flexiblisering van de arbeidsmarkt, 3) bestrijding van de langdurige werkloosheid en 4) doelmatig gebruik van de middelen voor werkgelegenheidsbeleid. Het Midden- en Klein Bedrijf is een sector die aangemerkt is als een belangrijke potentie¨le bron van nieuwe werkgelegenheid, doch die gehinderd wordt door allerlei wettelijke en procedurele obstakels. Het zgn. Molitorcomite´ buigt zich thans over het thema deregulering, m.n. in de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02 en 21 501-20, nr. 141 18
MKB-sector, en zal een eerste interim-rapport uitbrengen aan de Europese Raad van Essen. Tenslotte zal de Ecofin van de Europese Raad verslag uitbrengen van de voortgang in de implementatie van de door de Ecofin Raad van juli jl. vastgestelde Globale Richtsnoeren voor het Economisch Beleid. Transeuropese Netwerken (TEN’s) De Europese Raad van Korfoe heeft de eerste lijst van 11 grote vervoersprojecten, zoals gepresenteerd door de Christophersen-groep, geaccordeerd (Aan deze lijst is inmiddels een drietal projecten toegevoegd). Aan de Europese Raad van Essen liggen de volgende documenten voor: 1. Eindrapport van de Christophersen Groep inzake TEN’s; 2. Voortgangsrapportage van de Commissie inzake TEN’s in de energieen transportsector; 3. Rapport van de EcoFin Raad inzake TEN-financiering. In de beraadslagingen en het rapport van de Christophersen-Groep aan de Europese Raad figureren drie kwesties prominent: 1. de wijze van financiering van TEN’s; De Commissie en enkele lidstaten zien een noodzaak voor het introduceren van nieuwe communautaire financieringsinstrumenten voor de TEN’s (EU-garanties en Euro-bonds). Nederland is hier tegen. De EIB heeft aangegeven dat de financieringsbehoefte gedekt kan worden met de bestaande middelen. Commissievoorzitter Delors heeft al aangegeven deze kwestie in Essen aan de orde te zullen stellen. 2. de aansluiting met derde landen Nederland onderkent het belang van goede netwerkverbindingen met Oost-Europa, mits deze passen binnen de bestaande financie¨le instrumenten. De prioritaire aandacht voor dergelijke TEN-projecten dient met name als een politiek signaal te gelden. 3. het al of niet incorporeren van milieunetwerken in de TEN’s. Nederland heeft zich tot op heden terughoudend opgesteld ten aanzien van de introductie van milieunetwerken in de TEN’s, aangezien deze categorie niet in de TEN-bepalingen van het VEU genoemd worden, en dit bovendien een ongewenste druk op het invoeren van communautaire financiering d.m.v. kapitaalmarktmiddelen zou cree¨ren. De Informatiesamenleving Ter opvolging van het aan de Europese Raad van Korfoe gepresenteerde Bangemann-rapport inzake de informatiesamenleving, waarin de grote lijnen voor een Europese strategie voor de ontwikkeling van een informatie- en telecommunicatietechnologie en de daarbij behorende diensten worden aangegeven, presenteerde de Commissie eind juli jl. ter nadere uitwerking daarvan een actieplan. De totstandbrenging van een goed regelgevend kader, nodig voor de feitelijke totstandbrenging van een interne markt op dit terrein, vormt de kern van het actieplan. Dit kader is nodig ter ondersteuning van de inspanningen van de particuliere sector, die – zo concludeerde reeds het Bangemann-rapport – het voortouw dient te nemen bij de totstandkoming van de informatiesamenleving door middel van het plegen van de noodzakelijke investeringen. Over het actieplan nam de Industrie-/Telecommunicatie Raad conclusies aan, die zich o.a. richten op een versnelde liberalisering van de telecommunicatie-infrastructuur. Over het tijdpad van deze liberalisering van de infrastructuur bereikte de Telecom Raad van 17 november jl. een accoord: deze zal uiterlijk per 1.1.1998 zijn beslag dienen te krijgen,
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02 en 21 501-20, nr. 141 19
waarbij overigens wel de vier cohesielanden een derogatieperiode van 5 jaar en Luxemburg een van 2 jaar werd toegestaan. De Commissie zal in Essen verslag uitbrengen over de voortgang in de tenuitvoerlegging van het Bangemann-rapport sedert de Top van Korfoe. Ook in de Ecofin Raad van 5 december zal dit onderwerp nog aan de orde komen ter laatste voorbereiding op de Europese Raad van Essen.
1.2. Betrekkingen met de LMOE De Europese Raad zal gevraagd worden het strategie-document ter voorbereiding van de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa op hun toekomstig lidmaatschap aan te nemen. De afgelopen maanden is in Raadskader gesproken over verschillende onderdelen van deze strategie. De strategie bevat onder meer modaliteiten voor een gestructureerde dialoog op het gebied van de eerste en derde pijler, voorbereiding van de LMOE op hun deelname aan de Europese interne markt (harmonisatie van wetgeving, witboeken), handels- en investeringsbevordering, samenwerking op het gebied van milieu, transport, cultuur, onderwijs, grensoverschrijdende samenwerking en financie¨le samenwerking (PHARE). N.B. De LMOE zijn alsnog door het voorzitterschap voor een ontmoeting met hun EU-collega’s uitgenodigd op de tweede dag na de vergadering van de Europese Raad.
1.3a. Betrekkingen met de Middellandse Zeeregio Het Voorzitterschap is voornemens een algemeen politiek debat te voeren over de toekomstige relatie tussen de EU en de MZ-regio. Dit debat zal mede op basis van de Commissie mededeling, gepresenteerd in oktober jl., plaatsvinden. De Algemene raad van 28 november jl. heeft een rapport aan de Europese Raad goedgekeurd, met ontwerp-conclusies t.b.v. de Europese Raad. In het rapport wordt het tweesporen-beleid van de Commissie ondersteund. Ten eerste dient de relatie EU-MZ-regio verdiept en verbreed te worden (hulp, handel en politieke dialoog). Ten tweede dient de MZ-regio zelf de onderlinge samenwerking op verschillende terreinen te verbeteren. Het rapport laat, bij wijze van compromis, vooralsnog de totale omvang van de financie¨le hulp aan de MZ-regio in het midden. Niet uitgesloten moet worden dat enkele zuidelijke lidstaten dit specifieke punt alsnog in Essen zullen opbrengen.
1.3b. Betrekkkingen EU–Turkije Naar verwachting zal het Voorzitterschap een serieuze poging wagen de laatste, m.n. politieke bezwaren van Griekenland tegen de totstandkoming van de douane unie tussen de EU en Turkije uit de weg te ruimen. Griekenland heeft op dit dossier een dubbele koppeling aangebracht. Ten eerste koppelt het zijn instemming met de douane unie aan het overeenkomen (en bekendmaken) van een datum waarop de toetredingsonderhandelingen tot de EU van Cyprus zouden moeten beginnen. Ten tweede koppelt het de hervatting van de financie¨le samenwerking met Turkije (geen onderdeel van de douane unie maar wel een voorwaarde voor Turkije) aan de bereidheid van Ankara constructief mee te werken aan de kwestie-Cyprus. Beide koppelingen worden niet door de overige lidstaten gedeeld.
1.4. Samenwerking op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken De Europese Raad wordt verzocht kennis te nemen van een viertal tussentijdse verslagen betreffende uiteenlopende terreinen van samen-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02 en 21 501-20, nr. 141 20
werking in de derde pijler. De thans voorliggende documenten zijn behandeld tijdens de recente JBZ-Raad van 30 november en 1 december jl. en waar nodig aangepast. Het betreft de volgende verslagen:
– Verslag over de tenuitvoerlegging van het JBZ-actieplan van december 1993. In het verslag wordt de stand van zaken ten aanzien van de JBZ-samenwerking weergegeven. Tijdens de JBZ-Raad is dit verslag op een aantal punten aangepast. Zo is besloten dat bij de vaststelling van een werkprogramma voor 1995, rekening gehouden dient te worden met de huidige werkzaamheden zoals die plaatsvinden op basis van het werkplan voor 1994. De Raad zag aanleiding daartoe omdat de JBZ-samenwerking gebaat is bij een continuı¨teit van de werkzaamheden waar een werkplan voor 1995 thans in zijn geheel ontbreekt. Daarbij zij opgemerkt dat de Nederlandse regering uit het onderhavige verslag heeft opgemaakt dat er nauwelijks concrete resultaten zijn bereikt in de JBZ-samenwerking en dat zij een spoedige vaststelling van een werkplan voor 1995 zeer wenselijk acht. – Verslag over de bescherming van de financie¨le belangen van de Gemeenschappen De Europese Raad van Korfoe verzocht de JBZ-Raad overeenstemming te bereiken over de aanpak van de criminele aspecten van fraude en verslag uit te brengen tijdens zijn bijeenkomst in Essen. Met het voorliggende verslag wordt aan dit verzoek voldaan. Het verslag bevat een overzicht van de stand van werkzaamheden die onder Stuurgroep III plaatsvinden. Geconcludeerd wordt dat er weliswaar overeenstemming bestaat t.a.v. een aantal grondbeginselen, zoals het gebruik van een rechtsinstrument, maar dat over de tekst van het desbetreffende instrument nog geen overeenstemming kon worden bereikt. – Verslag over de bescherming van gegevens in de ontwerpovereenkomsten betreffende Europol, het Europees informatiesysteem (EIS) en het Douane informatiesysteem (DIS). De conclusie van het rapport luidt dat de bovenvermelde ontwerpovereenkomsten voldoende garanties bieden voor de bescherming van gegevens betreffende natuurlijke personen. Tijdens de JBZ-Raad is dit verslag zonder verdere discussie A-punt op de agenda akkoord bevonden. N.B. De Commissie Meyers stelt in haar advies aan de Tweede Kamer over Europol dat hier het nodige aan schort. – Interim verslag over de stand van de werkzaamheden inzake de bestrijding van racisme en xenofobie. Het rapport bevat een overzicht van de activiteiten die tot op heden zijn ondernemen in de JBZ-pijler ter uitvoering van de verklaring van de Europese Raad te Korfoe. De resultaten beperken zich vooralsnog tot het verzamelen en uitwisselen van statistische gegevens en informatie over specifieke incidenten. 1.5a. Tussenverslag Molitor Comite´ inzake deregulering Het Molitor Comite´ zal een voortgangsrapport overleggen aan de Europese Raad en een definitief rapport aan de Commissie presenteren voor de Europese Raad van juni 1995. Het Molitor Comite´, ingesteld door de Ecofin-Raad van 6 juni dit jaar, op initiatief van de Duitse Minister van Economische Zaken, Rexrodt, bestaat uit onafhankelijke deskundigen uit de EU-lidstaten (vanuit Nederland
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02 en 21 501-20, nr. 141 21
VNO-voorzitter Rinnooy Kan) en heeft tot taak nationale en communautaire regelgeving in brede zin te identificeren die onnodig belemmerend of kostenverhogend werkt op de economische groei, het functioneren van de Interne Markt en de schepping van werkgelegenheid. De werkzaamheden van het comite´ sluiten aan bij eerdere pogingen van de Commissie om op basis van het subsidiariteitsbeginsel de bestaande EG-regelgeving op te schonen. Tijdens de laatste vergadering op 31 oktober jl. besloot het comite´ zich o.a. op de volgende regelgeving te richten: arbeidsomstandigheden, milieu, de machinerichtlijn, voedsel- en agro-industrie en EG-regelgeving die de toegang van het MKB tot de Europese markt bemoeilijkt. In dit kader worden vragenlijsten rondgestuurd naar relevante organisaties. Voorts zullen voor diverse terreinen van regelgeving rapporteurs worden aangesteld. De volgende vergadering is voorzien op 9 en 10 december a.s.
1.5b. Subsidiariteit; verslag van de Commissie aan de ER De Commissie zal verslag aan de ER uitbrengen over haar toepassing van het in art. 3B EG-Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel. De ER van Brussel had hiertoe opdracht gegeven. Het desbetreffende Commissieverslag is eerst onlangs verschenen. Het verslag bevat de volgende elementen: 1) verslag van de wijze waarop/de mate waarin de Commissie in de praktijk uitvoering heeft gegeven aan de in haar rapport aan «Brussel» gedane toezeggingen tot intrekking/vereenvoudiging van bestaande regels. 2) beoordeling van de voorstellen die diverse lidstaten aan de Commissie deden tot het intrekken van (ontwerp)-regelingen. 3) een verantwoording over de wijze hoe de Commissie het subsidiariteitsbeginsel hanteert in nieuwe ontwerp-regelgeving. In haar rapport aan Brussel zegde de Commissie toe dat zij in ieder nieuw voorstel in de considerans uitgebreid verslag zou doen van een door haar uitgevoerde toetsing op subsidiariteits-aspecten. De operationele waarde van de bespreking van het Commissieverslag zal liggen in de conclusies die Essen daarop trekt. Deze zullen een voorbode vormen voor de onherroepelijke subsidiariteitsdiscussie op de IGC. Momenteel wordt het rapport interdepartementaal geanalyseerd, met het oog op de Nederlandse standpuntbepaling in de ER.
1.6. Illegale handel in radioactieve stoffen en nucleair materiaal Algemeen Naar aanleiding van recente gevallen van illegale handel in nucleair materiaal die zich in Duitsland hebben voorgedaan, heeft de informele Europese Top in Usedom (4–5 oktober jl.) besloten om op de Europese Raad te Essen nader te besluiten over de bestrijding van deze nucleaire smokkel. Inmiddels is de Algemene Raad akkoord gegaan met een samenvattende notitie over de verschillende facetten van de bestrijding van nucleaire smokkel. Samenvatting notitie De notitie stelt twee categoriee¨n van maatregelen voor. – Samenwerking binnen de EU (mogelijk uit te breiden naar derde landen)
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02 en 21 501-20, nr. 141 22
De onder deze categorie voorgestelde maatregelen betreffen o.a. de uitwisseling van informatie tussen de EU-partners, onderlinge assistentie op technisch gebied, douane- en justitie- en politiesamenwerking. De mogelijkheid om ook andere landen bij de informatie-uitwisseling en de technische assistentie te betrekken, dient daarbij ook in beschouwing te worden genomen. Met name valt hierbij te denken aan samenwerking met de landen in Midden- en Oost-Europa. – Samenwerking met landen van waaruit het nucleair materiaal afkomstig is. Het gaat hier om assistentie aan landen (lees het GOS) bij de ontwikkeling van een boekhouding voor nucleair materiaal, en bij de beveiliging van deze stoffen. Binnen de TACIS- en PHARE-programma’s dient hieraan prioriteit te worden gegeven. Tevens roept het rapport de EU en haar lidstaten op deze vorm van assistentie op te nemen in bilaterale overeenkomsten met de betrokken landen.
1.7. Tussenrapport adviescommissie Racisme en Xenofobie De Europese Raad zal kennis nemen van het interimrapport van de adviescommissie Racisme en Xenofobie. Deze commissie (NL lid: Ed van Thijn) werd ingesteld door de ER van Korfoe op gezamenlijk Frans/Duits initiatief en dient aan de ER van Cannes (24 juni 95) een eindverslag uit te brengen. Die eindrapportage dient de basis te vormen voor een alomvattende strategie op Unie-niveau ter bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat. De adviescommissie heeft t.b.v. Essen een interimrapport opgesteld, dat slechts verslag doet van de plenaire bijeenkomst van deze adviescommissie. Rapport heeft derhalve tentatief karakter. De ER zal naar verwachting met belangstelling kennisnemen van de interimrapportage en de adviescommissie aanmoedigen haar werkzaamheden voort te zetten. Van Nederlandse zijde zal daarbij aandacht worden gevraagd voor het feit dat dit belangrijke onderwerp op coherente wijze in EU-kader behandeld blijft, aangezien momenteel meerdere vakraden zich over dat onderwerp buigen.
1.8. Europol-verdrag Nu de JBZ-Raad geen overeenstemming heeft bereikt over de hoofdvragen in de onderhandelingen over het Europol-verdrag ligt dit dossier voor aan de Europese Raad. Het Duitse voorzitterschap zal pogen om op enkele van de hoofdknelpunten overeenstemming te verkrijgen. De ER kan in strikte zin geen formele besluiten nemen, maar de aldaar geformuleerde conclusies zullen richtinggevend zijn voor het verdere debat. Achtergrond In herinnering worden gebracht dat het bij Europol thans gaat om: I een tweetal vragen van inhoudelijke aard (takenpakket en systeemarchitectuur) II drie institutionele vragen (rol van het EG-Hof, resp. het EP, resp. de Europese Rekenkamer).
Ad I. Inhoudelijke problemen. Het meest pregnante probleem ligt tussen Frankrijk enerzijds en alle andere lidstaten anderzijds (ook VK) m.b.t. de systeemarchitectuur. Dit onderwerp lijkt technisch, maar hierachter gaat in wezen de filosofie schuil over de mate van vrijheid die Europol wordt gegund om autonoom analyses te maken op basis van de door de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02 en 21 501-20, nr. 141 23
nationale politiediensten aangeleverde gegevens. Frankrijk wil dat de politiediensten in de lidstaten, alsmede de nationale liaison-officers bij Europol «on line» inzage moeten kunnen krijgen in alle bij Europol berustende gegevens. De andere lidstaten willen een scheiding aanbrengen, waarbij nationale diensten en hun LO’s niet zonder meer inzage krijgen in de «waarderende» analyses die Europol-functionarissen maken op basis van verkregen «feitelijke» (harde) informatie uit de hoofdsteden. Alleen als deze nationale eenheden een belang kunnen aantonen «need to know», zouden zij kennis kunnen nemen van de analyses. De Franse wens leidt tot het risico dat de analyserende Europol-functionarissen volstrekt onder curatele worden gesteld door de hoofdsteden. Aldus kan Europol nooit het niveau van een «clearing house» ontstijgen, waardoor vervolgens vragen moeten worden gesteld door Europol’s toegevoegde waarde.
II Institutionele knelpunten. Het grootste probleem betreft hier het al dan niet toekennen van jurisdictie aan het EG-Hof van Justitie. Tien lidstaten hechten hieraan, cq. zijn bereid deze jurisdictie te aanvaarden. Frankrijk en het VK zijn dat niet. Om welhaast ideologische redenen verzetten zij zich tegen een rol van EG-instellingen in de Derde Pijler. Hun inzet is: conflicten tussen lidstaten onderling en/of met Europol mogen enkel op politieke wijze (in de Raad) worden beslecht. Burgers moeten hun verhaal halen bij de nationale rechter. 1.9. Noord-Ierland/Steun aan het vredesproces De Commissie zal voorstellen presenteren ter ondersteuning van het vredesproces in Noord-Ierland. De Europese Raad wordt gevraagd zijn politieke goedkeuring aan deze voorstellen te geven. De Raad en het Europees Parlement onderhandelen momenteel in het kader van de herziening van de Financie¨le Perspectieven (met het oog op de uitbreiding) over een verhoging van categorie 2 (structuuruitgaven). Mogelijk zal 200 miljoen ecu gereserveerd worden voor het vredesproces in Noord-Ierland voor de periode 1995–1999. De voorstellen zullen grotendeels uit deze middelen gefinancierd kunnen worden.
1.10a. Joegoslavie¨ Aangezien de situatie in Joegoslavie¨ voortdurend aan veranderingen onderhevig is zal een standpuntbepaling over dit onderwerp pas op het laatste moment kunnen plaatsvinden.
1.10b. CVSE De CVSE zal de follow-up van de resultaten van de top van 5 en 6 december voortvarend ter hand moeten nemen. Dit betekent, indien een positief besluit over vredeshandhaving tot stand komt, dat de voorbereiding van een dergelijke vredesmacht in een hogere versnelling moet komen. De toestand ter plekke (reeds zes maanden een effectief staakthet-vuren) geeft daar ook alle aanleiding toe. De EU zal zich in dat geval serieus moeten beraden welke concrete steun gegeven kan worden. Mogelijk zal, om succes te behalen op het dossier Nagorno-Karabach, tegemoet worden gekomen aan de Russische wens de CVSE verder te institutionaliseren en een centralere plaats te geven in de Europese veiligheidsarchitectuur. De Europese Raad kan, door zijn politieke steun daarover te herhalen, dit proces een duwtje in de rug geven.
1.10c. GBVB-aspecten MOE, veiligheid Tijdens de Europese Raad in Essen wordt o.m. gesproken over
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02 en 21 501-20, nr. 141 24
veiligheidsaspecten van de relaties met de Midden- en Oosteuropese landen. Daarbij zal de zich ontwikkelende veiligheidsarchitectuur in Europa aan de orde kunnen komen. Een van de elementen van de discussie, die mede in het licht van de Noord Atlantische Raad op 2 december a.s. een actualiteit zal hebben gewonnen, zal ongetwijfeld het vraagstuk zijn van de uitbreiding van lidmaatschap van de NAVO, WEU en EU en de gevolgen daarvan voor de veiligheid in Europa. Nederland is van mening dat het integratieproces van MOE-landen in de EU ter bestendiging van hun ontwikkeling in de richting van democratische verhoudingen en markteconomie moeten worden gecomplimenteerd met integratie in westerse veiligheidsorganisaties, t.w. NAVO en WEU. Zulks geeft uitdrukking aan de nauwe verwevenheid van economisch/sociale aspecten en politiek/militaire aspecten van veiligheid. Met het scheppen van stabiliteit door integratie van deze landen is de veiligheid in geheel Europa gediend. Nederland hanteert als vertrekpunt een parallelle benadering van de uitbreiding van EU, WEU, NATO. Dat betekent dat het gaat om integratie van ruwweg dezelfde groep landen in dezelfde drie genoemde organisaties met ongeveer dezelfde snelheid. Volledige gelijktijdigheid is echter niet noodzakelijk; de NAVO lijkt enigszins voorop te zullen lopen met uitbreiding. Zonder overhaast te werk te gaan, is het gaandeweg concretiseren van het perspectief op lidmaatschap waarschijnlijk thans het meest aangewezen. In de tussenliggende periode zouden NAVO, EU en WEU de banden met de betrokken MOE-landen verder moeten verstevigen. Dit betekent in praktijk inhoudgeving aan het NAVO-Partnerschap voor de Vrede, de EU-Europa-akkoorden en de Geassocieerde WEU-status. Ter verzekering dat het integratieproces van deze landen in Westeuropese instellingen geen nadelige gevolgen heeft voor (gevoelens van) veiligheid in m.n. Rusland en Oekraı¨ne, moet flankerend beleid worden gevoerd t.a.v. deze landen. NAVO, EU en WEU moeten de bestaande relaties met deze landen verder ontwikkelen. Daarnaast kan de CVSE worden benut als forum voor veiligheidsaangelegenheden waar (vrijwel) alle Europese landen, alsmede de VS en Canada, op basis van gelijkheid deelnemen.
1.10d. GBVB-aspecten MZ, alsook vredesproces MO De aandacht voor de sociaal-economische en politieke ontwikkelingen alsmede veiligheidsprobleem in het Middellandse Zeegebied neemt de laatste tijd toe en vindt zijn weerslag in voorstellen – met name van Spaanse zijde – voor een versterking van de dialoog met de landen aan de zuidelijke oever in m.n. WEU, NAVO en CVSE, alsmede in het Middellandse Zee Forum. Ook het rapport-Marin bevat denkbeelden over een dergelijke dialoog. Gebrek aan cohesie tussen de zuidelijke oeverstaten maakt het moeilijk om tot een geformaliseerde multilaterale dialoog – bijvoorbeeld in het kader van een Conferentie inzake Veiligheid en Samenwerking in het MZ-gebied (CSVM) – te komen. In het (informele) MZ Forum wordt tussen een beperkt aantal staten niettemin op basis van projecten samengewerkt. Daarnaast voert de WEU een veiligheidsdialoog met individuele landen (Algerije, Marokko, Tunesie¨, Mauretanie¨, Egypte). Het rapport Marin inzake een nieuw MZ-beleid legt geen directe relatie met het belangrijkst politieke proces dat op dit moment in die regio plaatsvindt, t.w. het Midden-Oosten vredesproces. De jongste manifestatie van de aanzienlijke voortgang die daarbij is geboekt was de Economische topconferentie voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika, die van 30
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02 en 21 501-20, nr. 141 25
oktober tot en met 1 november jl. in Casablanca werd gehouden. De deelnemers verklaarden o.m. te zullen werken aan een economische gemeenschap in die regio (Maghreb, Mashraq, de Golf en Israe¨l) en een «funding mechanism» (mogelijk een ontwikkelingsbank). Het nieuwe MZ-beleid zou duidelijk aansluiting moeten bieden op het vredesproces en een relatie moeten leggen met de Golfregio, al was het maar vanwege de financie¨le bijdrage die ook uit dat deel van de Arabische wereld mag worden verwacht voor de ontwikkeling van de regio als geheel.
1.10e. Azie¨ De Europese Raad zal mogelijk een bespreking wijden aan de nieuwe Azie¨-strategie van de Europese Unie. Het betreffende rapport is goedgekeurd door de Algemene Raad van 28 november en zal worden opgenomen in de annex van de Europese Raadsconclusies. Met de nieuwe Azie¨-strategie geeft de EU een duidelijk politiek signaal dat zij haar economische en politieke betrekkingen met Azie¨ wenst te verdiepen. Gemeenschappelijke doelstellingen in de nieuwe samenwerking met Azie¨ zijn volgens het document handhaving van de wereldvrede, stabiliteit in buitenlands- en veiligheidsbeleid, een open wereld handelssysteem, armoedebestrijding, duurzame ontwikkeling en bescherming van de mensenrechten.
1.10f. Latijns-Amerika De Europese Raad zal mogelijk kort stil staan bij de toekomstige betrekkingen met Mercosur, Mexico en Chili. Het betreffende rapport is goedgekeurd door de Algemene Raad van 28 november en zal worden opgenomen in de annex van de Europese Raadsconclusies. De betrekkingen met Mercosur zullen worden geı¨ntensiveerd door op korte termijn toe te werken naar een interregionale kaderovereenkomst inzake samenwerking op handels- en economisch gebied. Over eventuele verdieping van de betrekkingen met Mexico en Chili zal de Unie in een later stadium besluiten in het licht van nadere analyses van de Commissie.
1.10g. GBVB-punten t.a.v. Afrika: Zuidelijk Afrika/crisispreventie OAE A. Zuidelijk Afrika, EU-SADC Op initiatief van het Duitse voorzitterschap vond op 5 en 6 september jl. te Berlijn een ministerie¨le conferentie plaats van de Europese Unie en de Southern African Development Community. Doel van de conferentie was de versterking van de politieke dialoog en de samenwerking op economisch gebied tussen de lidstaten van beide organisaties mede met het oog op uitbreiding van de economische samenwerking en integratie in Zuidelijk Afrika. De conferentie moet vooral worden gezien als politiek signaal van de EU aan SADC. Echte duidelijkheid met betrekking tot de aard en de inhoud van de toekomstige EU/SADC-betrekkingen kon nog niet worden gecree¨erd. In de door de conferentie aangenomen Verklaring is overeengekomen de dialoog tussen beide regio’s op diverse terreinen te intensiveren en te verbreden. Ter uitwerking hiervan zal in februari 1995, een marge van de SADC Consultative Group, een High Level Working Group bijeenkomen. Nederland heeft het Duitse initiatief voor deze conferentie ondersteund. Nederland hecht aan een inhoudsvolle dialoog met alle landen van
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02 en 21 501-20, nr. 141 26
Zuidelijk Afrika en zal zich ervoor inzetten dat deze ook in de toekomst aan de wederzijdse verwachtingen zal voldoen. B. Crispreventie OAE Dit thema is vooral in discussie gekomen naar aanleiding van de dramatische gebeurtenissen in Rwanda en a.g.v. voorstellen door VK, (Major in Kaapstad en Hurd in AVVN), Nederland (AVVN) en Frankrijk (Mitterand op Biarritz-top). Nederland is van mening dat gestreefd zou moeten worden naar een gemeenschappelijk Europees uitgangspunt bij de contacten van de EU met de OAE. De dialoog EU/OAE hiervoor is reeds gaande. In dit stadium wordt vooral gesondeerd naar de bereidheid van de Afrikaanse staten c.q. de OAE daadwerkelijk een mechanisme voor crisisbeheersing- en preventie in het leven te roepen, en naar de wijze waarop het westen hieraan kan bijdragen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 21 501-02 en 21 501-20, nr. 141 27