Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1992-1993
22 800 XVI
Vaststeiling van de begroting van de uïtgaven en van de ontvangsten van hoofdstuk XVI (Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur) voor het jaar 1993
Nr. 80
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN CULTUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Rijswijk, 2 februari 1993 Conform mijn toezegging bij de begrotingsbehandeling Volksge– zondheid stuur ik u hierbij het onderzoeksrapport van het NIVEL en een samenvatting van de resultaten van het onderzoek naar wachtlijsten in de thuiszorg'
AANLEIDING
Aanleiding tot dit onderzoek waren signalen die via verschillende kanalen over wachtlijstproblematiek in de thuiszorg in de publiciteit werden gebracht. De Landelijke Vereniging voor Thuiszorg heeft aangegeven dat in de thuiszorg aanzienlijke tekorten heersen en lange wachtlijsten bestaan. De LVT spreekt in dit verband over een tekort van f 500 a 600 mln., oftewel een tekort aan thuiszorg voor 30 000 tot 50 000 personen, zijnde het equivalent van een door de vereniging berekend landelijk tekort aan volume thuiszorg. De ruime marge in de aantallen geeft aan dat het een globale schatting betreft. Konkretere gegevens waren niet voorhanden. Daarnaast zijn brieven met klachten van burgers en signalen van gemeentebesturen over de onmogelijkheid om hulp te krijgen van thuis– zorginstellingen ontvangen. Aangezien een beter inzicht in wachtlijsten in de thuiszorg van belang is, heb ik het Nederlands Instituut voor onderzoek van de Eerstelijnsge– zondheidszorg (NIVEL) opdracht gegeven een onderzoek naar wacht– lijsten bij instellingen voor thuiszorg (kruiswerk en gezinsverzorging) in december 1992 uit te voeren. Het doel van het onderzoek wat het verkrijgen van inzicht in het voorkomen, de omvang en de achtergrond van wachtlijsten, waarbij tevens inzicht verkregen zou worden in lande– lijke/regionale spreiding van de wachtlijsten. 1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parle– mentaire Documentatie
312258F ISSN0921 7371 Sdu Uitgeverij Plantijnstraat 's Gravenhage 1993
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 800 XVI, nr. 80
Vraagstelling NIVEL onderzoek: 1. In hoeverre komen er wachtlijsten voor bij instellingen voor thuiszorg (kruiswerk en gezinsverzorging), om welke aantallen gaat het (omvang) en wat is de lengte van de periode dat personen op een wacht– lijst staan. Hoe hebben de wachtlijsten zich ontwikkeld ten opzichte van vorig jaar. 2. Welke maatregelen treffen organisaties voor kruiswerk en gezins– verzorging om binnen het budget te blijven, in relatie tot inhoud/omvang van het te leveren zorgpakket. 3. Is er een nadere aanduiding te geven (landelijk/regionaal dan wel platteland/grootstedelijk) met betrekking tot de spreiding en omvang van wachtlijsten. 4. Onder welke omstandigheden, op welke gronden en met welke criteria worden er personen op een wachtlijst geplaatst en in hoeverre gebeurt dit systematisch en openlijk en/of is het een gevolg van toevallige omstandigheden. 5. In hoeverre heeft de wachtlijstproblematiek invloed op het uitvoeren van de «herindicaties». Resultaten van het onderzoek Mede door de samenwerking met de Landelijke Vereniging voor Thuiszorg is bij alle 72 kruiswerkorganisaties en 156 instellingen voor gezinsverzorging (98%) informatie verkregen. Dit betekent dat de omvang van de wachtlijsten tamelijk nauwkeurig in beeld gebracht zijn. Er zijn nog niet veel geïntegreerde thuiszorginstellingen (gecombineerde instellingen die gezinsverzorgings– en kruiswerkactiviteiten uitvoeren). Daarom wordt in het verslag van het NIVEL per soort instelling gerappor– teerd, respectievelijk gezinsverzorging en kruiswerk (wijkverpleging). Naast de vragen aan de instellingen voor thuiszorg zijn ook vragen gesteld aan huisartsen, hoofdwijkverpleegkundigen, leidinggevenden gezinsverzorging en maatschappelijk werkenden in ziekenhuizen (20 a 25 geënqueteerde personen per discipline). Dit gezien het belang om de verkregen informatie op haar waarde te kunnen beoordelen. Deze respondenten bevestigen de onderzoeksresultaten inzake de problemen bij het verkrijgen van gezinsverzorging. 1. Gezinsverzorging Uit het onderzoek komt naar voren dat de wachtlijsten zich voorna– melijk voordoen bij gezinsverzorging. Wachtlijsten zijn aanwezig bij zo'n 80% van de instellingen. Het gaat in totaal om circa 14 000 huishoudens, waarvan zo'n 1 300 huishoudens wachten op indicatie. Ongeveer 7 600 huishoudens wachten op traditionele hulp (begeleiding/verzorging/ huishoudelijke hulp) en circa 5 000 op alphahulp (huishoudelijke hulp). De gemiddelde tijd dat men wacht op geïndiceerde hulp is voor tradi– tionele hulp 45 dagen en voor het ontvangen van alphahulp 90 dagen; bij instellingen die geen wachtlijst hebben bedraagt dit respectievelijk 5 en 10 dagen. Als een van de oorzaken van wachtlijsten wordt een budgettekort aangegeven. Echter geen inzicht is verkregen in eventuele beperkte overschotten bij andere instellingen, zodat een goede afweging van de landelijke problematiek in relatie tot de budgetverdeling niet mogelijk is. De instellingen voor gezinsverzorging hebben al enige jaren wachtlijstge– gevens bijgehouden in het kader van het Informatiesysteem Gezinsver– zorging. Door de instellingen zijn wegen gezocht om doelmatiger en flexibeler om te gaan met middelen, zoals verschuiving van indirecte zorg naar directe zorg en keuzes binnen de directe zorg, bijvoorbeeld
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 800 XVI, nr. 80
verschuiving van traditionele hulp naar alphahulp. Volgens het onderzoek zijn daarnaast in 1992 ruim 6.000 cliënten in het kader van de AAW-regeling doorverwezen. De getroffen maatregelen van instellingen voor gezinsverzorging om de discrepantie tussen vraag en aanbod te verkleinen zijn in volgorde van belangrijkheid weergegeven: - meer personen doorverwijzen naar de AAW (42% van de instel– lingen); - aanscherpen van de indicatiestelling (36%); en/of - doorverwijzen naar andere instanties (16%). 2. Kruiswerk (wijkverpleging) Bij de kruiswerkinstellingen zijn nauwelijks wachtlijsten. Slechts 6 instellingen hanteren een wachtlijst waarbij 17 personen betrokken zijn voor wijkverpleging en 29 voor verpleegartikelen. Daarnaast geeft één kruiswerkorganisatie aan dat, zonder dat er sprake is van een wachtlijst, nog 9 mensen dienen te wachten voordat zij in zorg genomen kunnen worden. Bij 11 organisaties zijn totaal 159 personen bekend die nog op een verpleegartikel wachten. Circa 80% van de kruiswerkorganisaties hebben in 1992 een aantal maatregelen genomen om de discrepantie tussen vraag en aanbod te verkleinen. De kruiswerkorganisaties hebben altijd al de kaasschaafmethode gehanteerd. De indicatie (intake) wordt veelal binnen 24 uur uitgevoerd. Door de indicatie voor zorgverlening aan te scherpen en door minder tijd en zorg toe te kennen kan de discrepantie tussen vraag en aanbod kennelijk binnen de budgettaire ruimte worden gehouden. De substitutie van wijkverpleging naar gezinsverzorging kan mede door de wachtlijsten bij de gezinsverzorging veelal niet plaatsvinden. Inzake het zgn. «grijze gebied» tussen gezinsverzorgende en wijkverpleeg– kundige activiteiten is het volgende op te merken. De integratie tussen kruiswerk en gezinsverzorging kan bij het kruiswerk een inkrimping betekenen van specifieke verzorgende activiteiten, zoals medicijnen geven, elastieke kousen aantrekken en persoonlijke hygiënische verzorging. Deze activiteiten kunnen echter alleen verantwoord worden uitgevoerd indien de betrokken verzorgende/helpende de specifieke cursus ziekenverzorging thuis heeft afgesloten. Beperkingen van het onderzoek
Functionele omschrijvingen zijn momenteel nog niet in gebruik. Dit betekent dat alleen de traditionele organisaties van gezinsverzorging en kruiswerk in het onderzoek zijn meegenomen. Particuliere bureaus zijn niet betrokken. De aanvragen voor wijkverpleging berust voor circa 59% op geregi– streerde gegevens, de rest (41%) is geschat. Bij gezinsverzorging berust het op nagenoeg 100% geregistreerde gegevens. Naast het aantal personen/huishoudens dat op de wachtlijst is geplaatst, is gevraagd naar de gemiddelde duur van de wachttijd. Dit laatste is echter per instelling geïnventariseerd, welke beperkingen oplegt aan de interpretatiemogelijkheden van de aangeleverde resul– taten. Immers de gemiddelde wachtduur per instelling zegt nog niet alles over het totaalbeeld. Dit gemiddelde wachtduurgegeven kan dus slechts als indicatief beschouwd worden. De spreiding van sommige van deze gegevens is breed, bijvoorbeeld de wachtlijst voor verpleegartikelen is van 1 dag tot 90 dagen en de wachtlijst tussen indicatiestelling en het ontvangen van hulp voor gezinsverzorging van 2 tot 540 dagen. De resultaten van het onderzoek naar wachtlijstproblematiek is een
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 800 XVI, nr. 80
moment-opname. De thuiszorgorganisaties zijn momenteel nog bezig met een reorganisatieproces, dat tijd en middelen kost. Efficiëntere bedrijfsvoering zal in de nabije toekomst verder geëffectueerd worden. Dit gegeven kon niet in het onderzoek worden meegenomen, maar is wel van belang bij het interpreteren van de huidige gegevens.
OVERWEGINGEN EN CONCLUSIES
Uit het onderzoek blijkt dat de omvang van de wachtlijsten een reëel probleem is, vooral in de gezinsverzorging. Dit probleem is echter beperkter van omvang dan de signalen, welke door de LVT naar voren zijn gebracht, deden vrezen. Anderzijds moet worden erkend dat de discrepantie tussen vraag en aanbod binnen de thuiszorg zich niet alleen uit in wachtlijsten. In dit verband kan worden verwezen naar de in het onderzoeksrapport genoemde maatregelen, die door de instellingen op dit punt worden genoemd. Er zijn verschillende factoren van invloed rond de problematiek van de wachtlijsten. Naast enkele algemene factoren waardoor instellingen voor kruiswerk en gezinsverzorging zich momenteel in een veranderingsproces bevinden zoals het inspelen op de modernisering van de zorgsector en het reorganisatieproces ten behoeve van efficiëntere bedrijfsvoering in het kader van integratie tussen kruiswerk en gezinsverzorging, doen zich meer specifieke factoren voor. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan de systematiek van indiceren die per voorziening en per regio kan verschillen. Voor kruiswerk bestaat geen formeel vastgelegd indicatie– systeem. Er wordt geïndiceerd op basis van professionele deskundigheid. Bij gezinsverzorging ligt dit anders; er zijn formele richtlijnen waaraan een indicatiesysteem moet voldoen. Het LIER systeem is het meest gebruikte indicatiesysteem. In het kader van integratie tussen kruiswerk en gezinsverzorging is de LVT momenteel bezig vorm te geven aan een geïntegreerd en geobjektiveerd indicatiesysteem. Tevens is het aandeel van de informele zorg en mantelzorg een belang– rijke factor. Uitgangspunt voor zowel wijkverpleging als gezinsverzorging is dat hulp slechts verleend wordt indien deze aanvullend is op de eigen mogelijkheden van cliënt/huishouden. Resultaten uit andere onderzoeken geven aan dat de mantelzorg haar grenzen bereikt heeft. Ook de inzet van informele zorg kent zijn grenzen. Momenteel zijn een aantal ontwikkelingen in gang gezet die een bijdrage kunnen leveren om de problematiek in de thuiszorg te vermin– deren. Ik noem u het wetsontwerp zorgaanspraken, waarin de modernisering van het cluster Verpleging en Verzorging aan de orde is. Vanuit de functionele benadering van de zorg wordt de mogelijkheid tot een doelmatiger en flexibeler zorgaanbod in de thuiszorg aangereikt. Tevens is in dit wetsontwerp het Besluit Gezinsverzorging en huishoudelijke hulp Algemene Arbeidsongeschiktheids Wet (de zgn. AAW-GV regeling) opgenomen. Vervolgens noem ik u het in gang gezette integratieproces tussen kruiswerk en gezinsverzorging gericht op de vergroting van de effectiviteit en efficiency van de bedrijfsvoering van deze instellingen. In de afgelopen jaren is tevens een beleid gevoerd waarbij naast noodzakelijk geachte ombuigingen en verminderde volumegroei ook voorzien is in belangrijke financiële impulsen. Voor het kruiswerk heeft er tot en met 1991 nog een jaarlijkse volumegroei (circa 7 mln. per jaar) plaatsgevonden. Voor de jaren 1990-1992 zijn voor de subsidieregeling intensieve thuiszorg extra middelen beschikbaar gesteld. Voor 1993 heb ik het budget hiervoor verhoogd met f 14,5 mln. naar een bedrag van f54,5 mln.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 800 XVI, nr. 80
Ook wijs ik op het struktureel beschikbaar stellen van BAZ-middelen (Beleidskader Arbeidsmarkt Zorgsector) voor het inhalen van salarisach– terstanden, die voor deze sector van 1991 tot en met 1994 ca f 70 mln. bedraagt. Ook is in 1993 f 14 mln. beschikbaar gesteld voor arbeids– markt-specifieke knelpunten. De integratiewinst op langere termijn zoals deze in het Heroverwe– gingsrapport is aangegeven is gesteld op ongeveer f 225 mln. Daarbij dient er mee rekening te worden gehouden dat ter facilitering van het integratieproces gedurende 5 jaar een bedrag van circa f 15 mln. nodig is voor eenmalige kosten (zoals begeleiding van fusies). Daarnaast is maximaal f 60 mln. ingecalculeerd als kosten, voortvloeiend uit een integratie van de CAO's. Dit bekent dat de netto integratiewinst ongeveer f 150 mln. zou kunnen bedragen. Inmiddels is besloten tot een ombuiging in het kader van de Tussenbalans van f 100 mln. voor de thuiszorg, te realiseren over de periode 1992-1994. Deze ombuiging betreft voor 1992 een bedrag van f 35 mln., oplopend in 1993 tot 65 mln. en in 1994 tot 100 mln. In het kader van deze TUBA-korting is met ingang van 1992 f 20 mln. struktureel beschikbaar gesteld voor facili– terend beleid (o.a. ten behoeve van sociale plannen). Onder aftrek van de TUBA-korting resteert dan een bedrag van ongeveer f 50 mln., dat kan worden ingezet voor het zorgvolume voor kruiswerk en gezinsverzorging. Bij deze globale berekeningen heeft de LVT aangegeven, dat het integra– tieproces natuurlijk tot een efficiëncywinst kan leiden, maar dat dit proces ten gevolge van het grootschalige karakter de eerste jaren eerder geld kost en de winst pas na enkele jaren te incasseren valt. Uit het in 1992 en 1993 uit te voeren onderzoek naar integratie van kruiswerk en gezinsverzorging komen wellicht nadere gegevens over de werkelijk te behalen integratiewinst op zorginhoudelijk en bedrijfseconomisch terrein beschikbaar. De vraagstelling en de problematiek van wachtlijsten in de thuiszorg dienen gezien te worden in het bredere kader van de bestaande wacht– lijsten in andere sectoren van de gezondheidszorg. Naar aanleiding van de UVC over het actieprogramma Gepast Gebruik is een notitie over de bredere problematiek van de wachtlijsten aan u toegezegd. In de notitie zal worden ingegaan op de beschikbare informatie over de aard en de omvang van de wachtlijsten in diverse zorgsectoren, op de betrouw– baarheid van wachtlijstgegevens en op de belangrijkste knelpunten. Tevens zal nader worden ingegaan op de evaluatie van de intensiveringen die voor de oplossing van de wachtlijstproblematiek in de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden. Deze notitie zal u voor het zomerreces bereiken. De resultaten van dit onderzoek zullen hierbij worden betrokken. De problematiek van de wachtlijsten in de thuiszorg zal in het licht gezien moeten worden van eerdergenoemde factoren en ontwikkelingen. Daaruit komt naar voren dat er verschillende wegen ter oplossing van het probleem gekozen kunnen worden. De beschreven maatregelen zijn in elk geval gericht op vermindering van de problematiek. Bij de toedeling van middelen in het FOZ 1994 wil ik een serieuze poging doen in het kader van een scherpe prioriteitenstelling extra middelen vrij te maken voor de thuiszorg. De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, H. J. Simons
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 800 XVI, nr. 80