Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2010–2011
32 500 XVI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2011
Nr. 116
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 15 december 2010 Hierbij zend ik u, mede namens de Staatssecretaris, de reactie op de door de Tweede Kamer ingediende amendementen en informeer ik u over de stand van zaken met betrekking tot de moties die zijn aangenomen en aangehouden tijdens de behandeling van de begroting 2011 van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Tweede Kamer, 2010–2011, 32 500 XVI). De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. I. Schippers
kst-32500-XVI-116 ISSN 0921 - 7371 ’s-Gravenhage 2010
Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 500 XVI, nr. 116
1
Amendementen ingediend bij vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2011 32 500 XVI, nr. 16 Amendement van het lid Kooiman Kern van het amendement Dit amendement heeft tot doel het in stand houden van het bestaande informatieaanbod en de innovatiekracht van het Erfocentrum. Hiervoor is volgens het amendement € 400 000 op jaarbasis nodig, terwijl het Erfocentrum € 120 000 zou krijgen. Het bedrag dat met dit amendement wordt vrijgemaakt geeft het Erfocentrum de mogelijkheid hun taken te kunnen voortzetten. Daartoe wordt het voorstel gedaan om in artikel 41 (Volksgezondheid) het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag te verhogen met € 280 000. Als dekking wordt in dit amendement voorgesteld artikel 41 (Volksgezondheid), operationele doelstelling 1 «Meer mensen kiezen voor een gezonde leefstijl». Reactie op 32 500 XVI, nr. 16 Amendement van het lid Kooiman Het amendement benoemt het Erfocentrum als het nationale kennis- en voorlichtingscentrum Erfelijkheid, Zwangerschap en Medische Biotechnologie. In de visie van VWS vervult het Erfocentrum uitsluitend een rol op het gebied van onderhouden, ontsluiten en toeleveren van betrouwbare kennis en informatie ten behoeve van professionals en burgers op het terrein van erfelijkheid. Het amendement gaat ervan uit dat het Erfocentrum € 400 000 nodig heeft. Dat bedrag stemt niet overeen met het recente subsidieverzoek van het Erfocentrum ad € 340 000 aan het ministerie van VWS voor het subsidiejaar 2011. In de jaren 2009 en 2010 heeft het Erfocentrum een subsidiebedrag van € 250 000 van VWS ontvangen (amendement Van Gerven, 31 700 XVI nr. 33). Op het subsidieverzoek 2011 is nog niet beslist. Het bedrag van € 120 000 dat het amendement noemt komt mij niet bekend voor. Conform mijn toezegging tijdens de tweede termijn van de begrotingsbehandeling van VWS ben ik bereid het amendement uit te voeren, met dien verstande dat ik het Erfocentrum subsidie verleen in 2011. Ik ga daarbij echter uit van een lager subsidiebedrag, namelijk van € 250 000. De dekking van dat bedrag zou ten laste komen van het budget dat binnen de € 9 miljoen voor maatregelen om de babysterfte terug te dringen is gereserveerd voor het thema «voorlichting en informatie» (zie mijn antwoord van 4 november op vraag 89, kamerstuk 32 500 XVI, nr. 13). 32 500 XVI, nr. 18 Amendement van het lid Dijkstra Kern van het amendement Dit amendement beoogt financiële ruimte te regelen voor uitbreiding van de capaciteit van de regionale toetsingscommissies voor euthanasie, zodat ook in de toekomst alle meldingen van euthanasie zorgvuldig getoetst worden door de commissies. Daartoe worden in artikel 41 (Gezondheidszorg) het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verhoogd met € 250 000 en wordt de begrotingsstaat van het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg met € 250 000 verhoogd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 500 XVI, nr. 116
2
Als dekking wordt in het amendement voorgesteld het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag van de subsidieregeling Publieke gezondheid (SOR) op artikel 41 (Volksgezondheid), operationele doelstelling 3, te verlagen met € 250 000. Reactie op 32 500 XVI, nr. 18 Amendement van het lid Dijkstra In 2010 is, in verband met de toegenomen werkbelasting van de regionale toetsingscommissies euthanasie, het secretariaat van de commissies uitgebreid (5 fte) en zijn er extra middelen bijgekomen om dit te bekostigen (€ 0,4 miljoen structureel). Naar verwachting zijn in de begroting van VWS voor 2011 voldoende middelen gereserveerd. Daarnaast onderzoeken de regionale toetsingscommissies reeds zelf hoe een grotere efficiëntie in de werkwijze kan worden aangebracht. Mede afhankelijk hiervan en van de ontwikkeling van het aantal meldingen en de financiële inpasbaarheid zal worden bezien of in de toekomst aanpassing van de financiële ruimte nodig en mogelijk is. Bovenstaande overwegend ontraad ik het amendement. 32 500 XVI, nr. 19 Amendement van het lid Wolbert Kern van het amendement Dit amendement heeft tot doel middelen vrij te maken voor bij- en nascholing van medewerkers. Om de invoering van de Wmo en de verdere overheveling van de AWBZ naar de Wmo goed te laten verlopen is volgens dit amendement invoering van een dekkend systeem van bijen nascholing van medewerkers gewenst, met name waar het gaat om zaken als ketenaanpak, netwerkregie, ondersteuning van kwetsbare doelgroepen en het inrichten van nieuwe collectieve arrangementen (in plaats van individuele verstrekkingen). Op landelijk niveau zouden de kennis- en scholingsinstituten (mbo en hbo) hun krachten moeten bundelen om elke professional te kunnen bijscholen via Wmo-leergangen. Daartoe worden in artikel 43 (Langdurige zorg) het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verhoogd met € 2,5 miljoen. De dekking voor dit amendement wordt gevonden in de € 16,5 miljoen die in 2011 wordt ingezet voor ondersteunende maatregelen voor het arbeidsmarkt- en onderwijsbeleid. Reactie op 32 500 XVI, nr. 19 Amendement van het lid Wolbert Goede initiatieven vanuit het veld gericht op specifieke bij- en nascholing ondersteun ik van harte, ook financieel. Daar is het genoemde budget van € 16,5 miljoen deels ook voor bedoeld. Het gaat daarbij met name om bijdragen in de ontwikkelkosten om programma’s op te zetten en niet om de reguliere bedrijfsvoeringskosten. Bij- en nascholing is mijns inziens de verantwoordelijkheid voor de zorginstellingen zelf. Die verantwoordelijkheid moet VWS niet naar zich toe trekken. Daarbij is op instellingsniveau ook veel beter zicht op hetgeen noodzakelijk is. De kosten van bij- en nascholing dienen uit de reguliere tarieven en budgetten gefinancierd te worden. Op basis van bovenstaande ontraad ik het amendement.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 500 XVI, nr. 116
3
32 500 XVI, nr. 21 Amendement van het lid Ouwehand Kern van het amendement Dit amendement heeft tot doel te investeren in een kennisinfrastructuur op het gebied van de vervanging, vermindering en verfijning van dierproeven om zo innovatieve proefdiervrije wetenschap een impuls te geven en te voorkomen dat Nederland in een achterhoedepositie terecht zal komen op dit steeds belangrijker wordende onderzoeksterrein. Als dekking wordt in het amendement voorgesteld om binnen het investeringsbudget voor het programma «Life Sciences & Health» een bedrag van € 450 000 te bestemmen voor de ontwikkeling van alternatieven voor dierproeven door het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag van artikel 42 (Gezondheidszorg) met € 450 000 te verhogen en met eenzelfde bedrag te verlagen. Reactie op 32 500 XVI, nr. 21 Amendement van het lid Ouwehand Ik sta sympathiek tegenover het doel van dit amendement. De beschikbare middelen voor het programma «Life Sciences en Health» zijn echter geheel belegd met projecten, waar in dit stadium geen wijziging meer in kan worden aangebracht. Dekking zal dus zonodig elders gevonden moeten worden binnen artikel 42 (Gezondheidszorg). Ik laat het oordeel aan de Kamer over. 32 500 XVI, nr. 22 Amendement van het lid Wiegman-van Meppelen Scheppink Kern van het amendement Dit amendement verzoekt om, in lijn met de aangenomen motie Willemse-van der Ploeg in 2009 die oproept tot een gelijkwaardige behandeling van de platforms LPGGz en VG, deze platforms voor het komende jaar weer te financieren, opdat verstandelijk gehandicapten en patiënten binnen de geestelijke gezondheidzorg ook vertegenwoordigd zijn en een sterke positie krijgen in het zorgstelsel. Daartoe worden het verplichtingen- en uitgavenbedrag van het PGO budget op artikel 43 (Langdurige zorg) verhoogd met € 600 000. Als dekking wordt in het amendement voorgesteld om in artikel 46, doelstelling 3, de verplichtingen- en uitgavenbedragen voor topsportevenementen met € 600 000 te verlagen. Reactie op 32 500 XVI, nr. 22 Amendement van het lid Wiegman-van Meppelen Scheppink Tijdelijke extra financiering van de platforms is een sympathieke gedachte, maar draagt als zodanig mijns inziens niet echt bij aan de gelijkwaardigheid. Ik onderschrijf de gedachte dat de platforms LPGGz en VG gelijkwaardig behandeld moeten worden ten opzichte van de koepels NPCF en CG-raad. Zij zijn allen dan ook op gelijke wijze betrokken in mijn overleg met het veld over het versterken van de positie van de cliënt in de zorg en een bijpassende financieringssystematiek. In het Regeerakkoord is bij VWS een taakstellende bezuiniging op subsidies opgenomen van € 100 miljoen structureel. Hierbij is aange-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 500 XVI, nr. 116
4
geven dat deze taakstelling gedeeltelijk gevonden moet worden bij de patiëntenorganisaties. Voor 2011 is de taakstelling op alle subsidies € 10 miljoen. In het debat over preventie heb ik opgemerkt dat wij zuinig moeten zijn op de patiëntenorganisaties. Ik zal moeten bezien hoe ik de pijn van de taakstelling op subsidies evenwichtig en zorgvuldig kan verdelen over de domeinen waarbinnen deze worden verstrekt. Ik heb dan ook toegezegd om hierop volgend jaar terug te komen. Tot slot betekent korting op het budget voor topsportevenementen binnen artikel 46 dat er minder topsportevenementen (WKs en EKs) met steun vanuit het Rijk georganiseerd kunnen worden. Met het oog op de ambitie van het kabinet om de Olympische en Paralympische Spelen naar Nederland te halen is vermindering van dit budget ongewenst. Om deze redenen ontraad ik het amendement. 32 500 XVI, nr. 91 Amendement van het lid Van der Ham Kern van het amendement Mede met dit amendement wil de indiener het door hem ingediende amendement op de begroting van OCW (Kamerstukken II, 2010/11, 32 500 VIII, nr. 57) dekkend maken. In amendement 32 500 XVI, nr. 91 wordt voorgesteld om het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag van de subsidieregeling «Vaccinatie stageplaatsen zorg» (artikel 43 begroting VWS) met € 3,5 miljoen te verlagen. Dit komt neer op het schrappen van deze subsidie. Deze middelen zouden dan ten gunste van de begroting OCW 2011 moeten komen, zodat de verhoging van het collegegeld voor de tweede opleiding op het HBO en het Wetenschappelijk onderwijs gedeeltelijk ongedaan kan worden gemaakt. Reactie op 32 500 XVI, nr. 91 Amendement van het lid Van der Ham De subsidieregeling «Vaccinatie stageplaatsen zorg» is onderdeel van het arbeidsmarktbeleid van VWS. Met het arbeidsmarktbeleid ondersteunt VWS met gerichte projecten zorginstellingen in het behouden en opleiden van zorgpersoneel. Dit met het oog op dreigende personeelstekorten. Werkgevers in de zorg zijn verantwoordelijk voor het aanbieden van Hepatitis B vaccinaties aan hun personeel, waaronder stagiairs. Door de relatief korte stageperioden in combinatie met de relatief lange vaccinatieperiode (7 maanden, plus extra vaccinatie na 12 maanden) kunnen werkgevers in het geval van een stage niet aan deze verplichting voldoen. Dit zorgde in het verleden voor problemen bij studenten met het volgen van stages, met uitval of vertraging van studie tot gevolg. Daarnaast moesten studenten de vaccinatie zelf betalen, met name bij lager opgeleiden werd dit als drempel ervaren. De Subsidieregeling beoogt dit ongunstige effect voor de arbeidsmarkt in de zorg tegen te gaan. Om praktische redenen is er voor gekozen de subsidie niet aan zorginstellingen, maar aan onderwijsinstellingen uit te keren. Bij de start van hun opleiding kunnen studenten dan al met het vaccinatie programma beginnen. Aanname van het amendement zou dan ook betekenen dat gelden bestemd voor het ondersteunen van zorginstellingen in het opleiden en behouden van personeel toegewezen worden aan het hoger onderwijs. Op basis van bovenstaande argumentatie ontraad ik het amendement.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 500 XVI, nr. 116
5
32 500 XVI, nr. 1111 Amendement van het lid Ouwehand Kern van het amendement Indiener van dit amendement is blij dat het beleid dat door het vorige kabinet is ingezet door dit kabinet wordt gecontinueerd en dat het Regeerakkoord spreekt over een inzet op alternatieven voor dierproeven. Indiener merkt daarnaast op dat met de huidige inzet een groot deel van het in Nederland aanwezige onderzoekspotentieel op het gebied van proefdiervrije technieken onbenut blijft. Dit amendement beoogt dan ook de budgetten voor de vervanging, vermindering en verfijning van dierproeven (artikel 41 Volksgezondheid) beter aan te laten sluiten bij de in Nederland aanwezige kennis en capaciteiten, om zo innovatieve proefdiervrije wetenschap een impuls te geven en te voorkomen dat Nederland in een achterhoedepositie terecht zal komen. Als dekking wordt in het amendement voorgesteld om in artikel 46 (Sport), doelstelling 3, het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag te verlagen met € 900 000. Reactie op 32 500 XVI, nr. 111 Amendement van het lid Ouwehand Ik sta positief tegenover de wens om een impuls te geven voor alternatieven voor dierproeven. Dekking via artikel 46 (Sport), operationele doelstelling 3, is mijns inziens niet gewenst, omdat de middelen nodig zijn voor de verwezenlijking van de sportambities uit het Regeerakkoord. Daarnaast is een belangrijk deel van dit budget reeds in verplichtingen of in bestuurlijke afspraken vastgelegd. Op basis van bovenstaande concludeer ik dat de aangedragen dekking niet deugdelijk is. Ik ontraad dan ook dit amendement. Naar aanleiding van mijn toezegging tijdens de begrotingsbehandeling om na te gaan waar ruimte in de begroting zit, merk ik op dat de begroting zowel duidelijk is over de budgetflexibiliteit als over het feit dat de niet juridisch verplichte of bestuurlijk gebonden bedragen «beleidsmatig gereserveerd» zijn en dus niet zonder meer voor andere doeleinden kunnen worden ingezet. 32 500 XVI, nr. 1132 Amendement van het lid Wiegman-van Meppelen Scheppink Kern van het amendement In dit amendement wordt om een vervolg op de startsubsidie aan 113 Online gevraagd voor de resterende maanden van 2011 in afwachting van een structurele oplossing voor de bekostiging van de dienstverlening via de zorgverzekeraars. Daartoe worden in artikel 42 (Gezondheidszorg) het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verhoogd met € 630 000 miljoen. Dekking wordt gevonden conform de brief van 14 december 2010, waarin wordt toegezegd dat bij de Voorjaarsnota 2011 zal worden aangegeven op welke wijze de benodigde financiering gedekt zal worden. Reactie op 32 500 XVI, nr. 113 Amendement van het lid Wiegman-van Meppelen Scheppink 1
Vervangt amendement nr. 32 500 XVI, nr. 20. Vervangt amendement 32 500 XVI nrs. 14, 17, 101 en 109. 2
De Stichting 113 Online ontvangt van het ministerie van VWS een startsubsidie ten behoeve van het verlenen van anonieme hulp via
Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 500 XVI, nr. 116
6
telefoon en website. Deze startsubsidie loopt af in april 2011 en voor een eventuele verlenging van de projectduur van de startsubsidie zijn geen financiële middelen binnen de begroting van VWS beschikbaar. Er stond weliswaar een bedrag van € 1,33 miljoen voor suïcidepreventie in de tabel bij artikel 42 van de VWS begroting (32 500 XVI), maar dat was abusievelijk vermeld. Bij nota van wijziging (32 500 XVI, nr. 12) is deze fout hersteld. Conform mijn reactie aan de Tweede Kamer van 14 december 2010 ben ik bereid om de financiering, lopende het onderzoek naar een structurele oplossing de startsubsidie voor 113 Online, te continueren voor de resterende maanden (april tot en met december) van 2011 (ter grootte van maximaal € 630 000). De dekking hiervoor zal bij Voorjaarsnota 2011 aangegeven worden. Daarmee is dit amendement overbodig geworden en daarom ontraad ik dan ook dit amendement. 32 500 XVI, nr. 1141 Amendement van het lid Dijkstra Kern van het amendement Dit amendement heeft tot doel om extra middelen toe te wijzen aan het jeugdsportfonds, zodat dit fonds haar bereik in 2011 kan uitbreiden van 18 000 naar 40 000 kinderen en zo in belangrijke mate kan bijdragen aan preventie en integratie. Als dekking wordt in het amendement voorgesteld om € 5 miljoen in mindering brengen op de niet juridisch vastgelegde middelen van doelstelling 2 en 3 van artikel 46 (Sport) en dit bedrag ter beschikking stellen aan het jeugdsportfonds door het verplichtingen- en het uitgavenbedrag van artikel 46 (Sport) te verhogen met € 5 miljoen. Reactie op 32 500 XVI, nr. 114 Amendement van het lid Dijkstra Het jeugdsportfonds is een goed privaat initiatief. Het jeugdsportfonds krijgt geld van gemeenten, provincies en private partijen om zoveel mogelijk kinderen uit arme gezinnen te laten sporten. De afgelopen jaren heeft het jeugdsportfonds subsidie van VWS gehad om een goede infrastructuur op te bouwen met landelijke dekking (in totaal € 1 miljoen). Ik ben bereid het jeugdsportfonds te steunen om de laatste slag te maken die nodig is om zelfstandig te kunnen functioneren en zoveel mogelijk een landelijke dekking te realiseren. Hiervoor trek ik de komende drie jaar in totaal € 0,5 miljoen uit. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het armoedebeleid en hebben daarvoor ook financiële middelen. Zij kunnen zelf kiezen hoe zij hun armoedebeleid vormgeven. Het jeugdsportfonds is daarbij één van de mogelijkheden. Op dit moment ligt er bij de Tweede Kamer een voorstel van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om gemeenten per verordening te verplichten beleid te formuleren inzake de bevordering van participatie van schoolgaande kinderen uit arme gezinnen. Dit zou vragen om een aanpassing van de Wet werk en bijstand (WWB). Ik vind niet dat ik deze verantwoordelijkheid van gemeenten moet overnemen. Daarnaast zijn de financiële middelen waarmee u de bijdrage aan het jeugdsportfonds zou willen bekostigen al beleidsmatig gereserveerd voor de uitvoering van het sportbeleid. Om deze redenen ontraad ik het amendement. 1
Vervangt amendement 32 500 XVI, nr. 90.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 500 XVI, nr. 116
7
32 500 XVI, nr. 115 Amendement van het lid Wiegman-van Meppelen Scheppink Kern van het amendement In dit amendement wordt om een vervolg op de projectsubsidie aan de Landelijke Stichting Familievertrouwenspersoon (LSFVP) gevraagd voor 2011 in afwachting van een structurele financiering via de zorgverzekeraars. Daartoe worden in artikel 42 (Gezondheidszorg) het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verhoogd met € 0,5 miljoen. Als dekking wordt in het amendement voorgesteld om doelstelling 3 van artikel 46 (Sport) te verlagen met € 0,5 miljoen. Reactie op 32 500 XVI, nr. 115 Amendement van het lid Wiegman-van Meppelen Scheppink Medio 2010 zijn door VWS financiële middelen beschikbaar gesteld aan de LSFVP in de vorm van een projectsubsidie. Deze projectsubsidie loopt af in april 2011 en voor een eventuele verlenging van de projectduur van de subsidie zijn geen financiële middelen binnen de begroting van VWS beschikbaar. Dekking via artikel 46 (Sport), operationele doelstelling 3, is mijns inziens niet gewenst, omdat de middelen nodig zijn voor de verwezenlijking van de sportambities uit het Regeerakkoord. Daarnaast is een belangrijk deel van dit budget reeds in verplichtingen of in bestuurlijke afspraken vastgelegd. Voor het resterend budget geldt dat de middelen «beleidsmatig gereserveerd» zijn en dus niet zonder meer voor andere doeleinden kunnen worden ingezet. Op basis van bovenstaande concludeer ik dat de aangedragen dekking niet deugdelijk is. Ik ontraad dan ook dit amendement. Moties ingediend bij Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2011 Motie-Van der Veen c.s. over de invulling van de basiszorg (32 500 XVI, nr. 27) De Kamer wordt over de motie geïnformeerd in de brief die tijdens de begrotingsbehandeling d.d. 10 november is toegezegd. Deze brief wordt voorjaar 2011 naar de Kamer gezonden. De gewijzigde motie-Van der Veen c.s. over aandoeningen met een lage ziektelast (32 500 XVI, nr. 28 (gewijzigd)) Zoals op 11 november jl. is gezegd in reactie op de -nog niet gewijzigdemotie-Van der Veen c.s. over aandoeningen met een lage ziektelast, wordt voor 1 maart 2012 aan de Kamer een voorstel gepresenteerd voor de uitvoering van de pakketopschoning op basis van het criterium lage ziektelast. Deze in het regeerakkoord en in het gedoogakkoord opgenomen maatregel moet per 2015 ingaan. In het voorstel dat aan de Kamer zal worden voorgelegd zal ook ingaan worden op de vraag welke aandoeningen met lage ziektelast gepaard gaan.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 500 XVI, nr. 116
8
De nader gewijzigde motie-Wolbert c.s. over een passende oplossing inzake het voortgezet tweetalig onderwijs aan doven (32 500 XVI, nr. 31 (nader gewijzigd)) Uw motie betreft het voortgezet tweetalig onderwijs aan doven in Haren. In uw motie verzoekt u de regering het CIZ in staat te stellen voor deze leerlingen verblijf te indiceren in het internaat in Haren. Uw motie wordt hier uitgelegd conform de afspraken die in juli 2009 tussen de voormalig staatssecretarissen Bussemaker en Dijksma zijn gemaakt. In de antwoorden op de vragen bij de begrotingsbehandeling van 10 november 2010 (DBO-3033971) is nogmaals uitvoerig ingegaan op deze afspraken die gemaakt zijn vanuit de ambitie om duidelijker aan te geven wat tot verantwoordelijkheid van zorg behoort en wat in het onderwijsdomein. De uitvoering van de motie vindt plaats conform de in juli 2009 afgesproken verantwoordelijkheidsverdeling. Inmiddels is de motie onder de aandacht gebracht bij OCW die met de sector in overleg is over een passende oplossing. OCW zal uw kamer over haar oplossing informeren. De aangehouden motie-Wolbert/Wiegman-van Meppelen Scheppink over oplossen van de huidige wachtlijst voor pgb’s (32 500 XVI, nr. 32) Een reactie op deze motie is meegenomen in de pgb-brief die op 30 november jl. naar de Tweede Kamer is gestuurd. De aangehouden motie-Wolbert/Wiegman-van Meppelen Scheppink over begeleiding voor mensen met een IQ hoger dan 70 en meervoudige problematiek (32 500 XVI, nr. 34) Wat betreft de – aangehouden – motie Wolbert/Wiegman-van Meppelen Scheppink (32 500 XVI, nr. 34) over de begeleiding van mensen met een IQ hoger dan 70 en meervoudige problematiek is toegezegd dat daar in een brief op wordt gereageerd. Dit onderwerp wordt meegenomen in de brief waarin AWBZ-breed over de voorgenomen maatregelen uit het Regeerakkoord zal worden bericht. Motie-Wolbert/Wiegman-van Meppelen Scheppink over wettelijk verankeren van het pgb en vaststellen van de tarieven (32 500 XVI, nr. 35) Deze motie wordt meegenomen in de brief over het pgb die in het voorjaar 2012 zal worden verzonden. Dit is toegezegd in de pgb-brief van 30 november jl. Gewijzigde motie-Wolbert c.s. over beloningen in de zorg onder de wettelijke norm voor beloningen in de publieke en semipublieke sector (32 500 XVI, nr. 36) Deze motie heeft betrekking op het nog in de Kamer te behandelen wetsvoorstel gericht op de normering van de bestuurdersinkomens in de publieke en de semipublieke sectoren. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is daarvoor de coördinerend bewindspersoon. Hij stuurt het wetsvoorstel op korte termijn naar de Kamer nu het advies van de Raad van State is uitgebracht. De discussie over de precieze invulling van het wetsvoorstel zal in het kader van de behandeling van dat wetsvoorstel moeten worden gevoerd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 500 XVI, nr. 116
9
Gewijzigde motie-Venrooy- van Ark c.s. over financiering van kleinschalige wooninitiatieven vanuit het pgb (32 500 XVI, nr. 37) In de pgb-brief van 30 november jl. is aangegeven deze motie als volgt uit te voeren. Eerst zal worden onderzocht om hoeveel wooninitiatieven het gaat, welke omvang ze hebben en welke type cliënten hier wonen. Daarnaast zal samen met de sector de ondergrens van deze kleinschaligheid worden besproken. Op basis van de uitkomsten van beide trajecten en de effecten van de voorgenomen pgb-maatregelen zal de Kamer voor de zomer van 2011 worden geïnformeerd over hoe met deze wooninitiatieven in de toekomst zal worden omgegaan. Gewijzigde motie-Venrooy- van Ark c.s. over de wijze waarop het pgb wettelijk verankerd wordt (32 500 XVI, nr. 38) In de pgb-brief van 30 november jl. zijn de voorwaarden benoemd die in ieder geval moeten zijn vervuld om het pgb wettelíjk te verankeren. Behalve wetswijzigingen en aanvullende maatregelen om het pgb meer solide te maken is het ook nodig om deze verankering in samenhang te realiseren met andere voorstellen uit het Regeerakkoord. Het gaat hierbij in het bijzonder om de uitvoering van de AWBZ door individuele zorgverzekeraars en de afronding van de overheveling van de functie begeleiding naar de gemeenten. Deze samenhang betekent dat een wettelijke verankering van het pgb op 1 januari 2014 wordt beoogd en dat het wetsvoorstel daartoe zo spoedig mogelijk zal worden ingediend. In de integrale brief over de AWBZ die begin 2011 naar de Kamer zal worden gezonden, zal meer uitgebreid op deze samenhang tussen voorstellen uit het Regeerakkoord worden ingegaan. In de brief over het pgb in het voorjaar van 2011 zal meer uitgebreid op de wettelijke verankering worden ingegaan. Met deze brief wordt tegelijk voldaan aan de motie van de leden Wolbert (PvdA) en Wiegman-van Meppelen Scheppink (TK, 32 500 XVI, nr. 35). Motie-Uitslag c.s. over wegnemen van belemmerende regelgeving voor vrijwilligers (32 500 XVI, nr. 45) In de motie-Uitslag constateert de Tweede Kamer dat vrijwilligers in de zorg worden belemmerd door regels die hen niet toestaan dezelfde handelingen te verrichten in de instelling zoals uitgevoerd in de thuissituatie. De TK vraagt dit te onderzoeken en te kijken of belemmerende regels kunnen worden weggenomen. In de zorg zijn zo’n 420 000 vrijwilligers actief, waarvan ruim 150 000 in AWBZ-instellingen. Ik vind het zeer waardevol dat zoveel vrijwilligers zich inzetten voor kwetsbare mensen, die afhankelijk zijn van zorg. Ik geef dan ook graag gevolg aan de wens van de Tweede Kamer en doe dat vanuit een breder perspectief van de (optimale) relatie tussen burger, professional en vrijwilligers/mantelzorgers. De verwachting is de Kamer rond de zomer 2011 te kunnen informeren over eventuele belemmerende regelgeving in een brief over de stand van zaken op het terrein van vrijwilligers- en mantelzorgbeleid. Motie-Dijkstra/Voortman over alternatieven voor de bezuiniging op het aantal ivf-behandelingen (32 500 XVI, nr. 46) Met deze motie wordt gevraagd alternatieven te ontwikkelen voor de bezuiniging op het aantal ivf-behandelingen in het basispakket. In de motie wordt vervolgens ook gevraagd het College voor zorgverzekeringen opdracht te geven te onderzoeken of er op doelmatiger en patiëntvriendelijker wijze te besparen is op de kosten van ivf-behandelingen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 500 XVI, nr. 116
10
Mede gelet op hetgeen tijdens de begrotingsbehandeling met de Kamer is besproken, zal met partijen, te weten zorgaanbieders en zorgverzekeraars, worden gesproken over de vormgeving en de uitwerking van deze maatregel. Onderdeel van die besprekingen vormt een de reeds toegezegde verkenning naar alternatieven voor de bezuiniging op het aantal ivf-behandelingen. Het College voor zorgverzekeringen zal daarbij worden betrokken. De uitkomst van dit overleg zal de Kamer overeenkomstig de wens van de Kamer voor de behandeling van de begroting voor 2012 ontvangen. Gewijzigde motie-Dijkstra/Ouwehand over wetenschappelijk onderzoek naar preventieactiviteiten (32 500 XVI, nr. 48) In de Landelijke Nota Gezondheidsbeleid die in 2011 verschijnt zal worden aangegeven naar welke preventieactiviteiten VWS wetenschappelijk onderzoek zal starten. De aangehouden gewijzigde motie-Dijkstra/Voortman over mogelijke financiering van de behandeling van secundaire geslachtskenmerken bij transgenders (32 500 XVI, nr. 49) De motie Dijkstra/Voortman over mogelijke financiering van de behandeling van secundaire geslachtskenmerken bij transgenders is door de indieners aangehouden. In de schriftelijke reactie op de vraag om deze behandeling te financieren is al aangegeven dat alleen de financiering van borstprothesen bij transgenders een openstaand vraagstuk is. Het epileren van overmatige haargroei behoort nu al tot de verzekerde zorg. Het uitbreiden van het basispakket met het aanbrengen van borstprothesen voor transgenders zou betekenen dat transgenders wel recht zouden krijgen op een borstvergroting en vrouwen die ook geen of weinig borstontwikkeling hebben geen recht daarop zouden hebben. Ook voor deze vrouwen geldt immers dat er, behalve bij een borstverwijdering als gevolg van borstkanker, geen recht bestaat op het aanbrengen van borstprothesen. Dat verschil in behandeling is ongewenst. Aanvaarding van de motie zou ertoe leiden dat een ongewenst onderscheid wordt gemaakt bij vergelijkbare situaties. De motie dient derhalve te worden ontraden. De gewijzigde motie-Dijkstra c.s. over implementatie van de tolerantiescan en de overige maatregelen uit het Masterplan Roze 50+ (32 500 XVI, nr. 50) Over het Masterplan roze 50+ is nog overleg met ANBO gaande. Voor de uitvoering van dit plan zal voor de jaren 2011 en 2012 in totaal € 300 000,beschikbaar worden gesteld. De Tweede Kamer zal rond de zomer 2011 over de inzet van deze gelden en de uitvoering worden geïnformeerd. De aangehouden gewijzigde motie-Dille/Van der Burg over omzetten van de huidige meldcode kindermishandeling in een wettelijke meldplicht voor beroepskrachten (32 500 XVI, nr. 52) De Kamer zal vóór het Kerstreces worden geïnformeerd over de inzet van een meldplicht dan wel een meldcode en mijn overwegingen daarbij.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 500 XVI, nr. 116
11
Motie-Agema c.s. over de rollator en andere loophulpmiddelen in het basispakket houden (32 500 XVI, nr. 53) Een reactie op deze motie is meegenomen in de brief die 19 november jl. naar de Tweede Kamer is gestuurd. De Kamer heeft deze brief op 25 november besproken tijdens een Spoed-AO rollator en andere mobiliteitshulpmiddelen in basispakket. Motie-Agema over clusteren van het onderzoek naar alzheimer (32 500 XVI, nr. 54) In Europees verband (Joint Programming Initiative on Neuredegenerative Diseases, in particular Alzheimer’s Disease) wordt een strategische onderzoeksagenda ontwikkeld en vervolgens geïmplementeerd. Doelstelling is om, na inventarisatie van lopend onderzoek, de onderzoeksprioriteiten ten aanzien van neurodegeneratieve aandoeningen vast te stellen en deze vervolgens in Europese samenwerking uit te voeren, zodat zo doelmatig mogelijk gebruik wordt gemaakt van de gezamenlijke onderzoekscapaciteit. De strategische agenda zal naar verwachting begin 2012 gereed zijn. De aangehouden motie-Voortman/Dijkstra over verschuiven van de ingangsdatum van eventuele wijzigingen in de pgb’s naar 1 juli 2011 (32 500 XVI, nr. 56) Een reactie op deze motie is meegenomen in de pgb-brief die 30 november jl. naar de Tweede Kamer is gestuurd. De aangehouden motie-Voortman c.s. over niet in gevaar mogen komen van wooninitiatieven door maatregelen in het pgb (32 500 XVI, nr. 57) Een reactie op deze motie is meegenomen in de pgb-brief die 30 november jl. naar de Tweede Kamer is gestuurd. De aangehouden motie-Voortman/Kooiman over voortzetten van de pilots voor opvang van slachtoffers van eergerelateerd geweld (32 500 XVI, nr. 60) Het advies van de commissie «Stelselonderzoek Vrouwenopvang» (commissie De Jong) biedt een kader voor de structurele oplossing voor de opvang van slachtoffers van eergerelateerd geweld. Ik hoop het rapport binnenkort in ontvangst te kunnen nemen en zal u hierover zo spoedig mogelijk informeren. De gewijzigde motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink c.s. over voortzetten van de bemiddeling en begeleiding van vrijwillig mentorschap (32 500 XVI, nr. 61) Inmiddels is er een uitnodiging aan Mentorschap Netwerk Nederland gestuurd om op korte termijn te overleggen. Uitgangspunten daarbij zijn dat de subsidies voor mentorschapprojecten, die na 2012 zelfstandig kunnen functioneren, langzamer dan beoogd worden afgebouwd terwijl zij het komend jaar meer eigen inkomsten verwerven zoals vergoedingen, die door kantonrechters worden vastgesteld, vergoedingen van zorgaanbieders, die voordeel hebben bij gekwalificeerde mentoren voor hun cliënten, subsidies van gemeenten in het kader van de WMO en bijdragen van financiële fondsen. De gewijzigde motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink/Leijten over verkeerd diagnosticeren van doven en slechthorenden (32 500 XVI, nr. 63)
Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 500 XVI, nr. 116
12
In de motie wordt gevraagd om onderzoek te doen naar hoe vaak het voorkomt dat een verkeerde diagnose wordt gesteld in de GGZ bij doven en slechthorenden. Uit een eerste verkenning blijkt dat het lastig is om terugkijkend exacte aantallen hieromtrent vast te stellen. De mogelijkheden voor een dergelijk onderzoek op korte termijn worden verder verkend. De motie verzoekt de regering te zorgen voor passend aanbod voor doven en slechthorenden. Hierover bent u geïnformeerd in de antwoorden op de kamervragen van Wiegman-Van Meppelen Scheppink over het bestaan van een wachtlijst voor klinische opnamen van het landelijk GGZ centrum de Riethorst voor doven en slechthorenden in Ede [d.d. 23 november 2010, 2010Z13904]. Motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink over een tolk gebarentaal voor media- uitzendingen van de ratificatie van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (32 500 XVI, nr. 64) Bij het ontplooien van initiatieven om de bekendheid van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap te vergroten, zal er zeker rekening gehouden worden met de dovengemeenschap en zullen bij media-uitingen over het VN-verdrag, zoals dat overigens inmiddels ook het gebruik is bij het ministerie, zoveel mogelijk een tolk gebarentaal ingeschakeld worden. Motie-Van der Staaij c.s. over aanpakken van de knelpunten van de palliatieve zorg (32 500 XVI, nr. 65) In het kader van het Platform Palliatieve Zorg is een onderzoek gestart waarin onder meer financiering van palliatieve zorg centraal staat. Hierin is ook aandacht voor de vraag of sprake is van verkeerde prikkels als het bijvoorbeeld gaat om palliatieve zorg in de thuissituatie. De resultaten daarvan worden naar verwachting nog dit jaar en worden aan het Platform Palliatieve Zorg voorgelegd. Dit onderzoek geeft een voorzet voor de uitvoering van de motie-Van der Staaij c.s., zoals aangenomen tijdens de begrotingsbehandeling van november 2010 (32 500 XVI, nr. 65). De motie is dan ook ondersteuning van het beleid. Aan de hand van de uitkomsten van dit onderzoek zal worden bezien of en welke vervolgstappen nodig zijn. De gewijzigde motie-Van der Staaij c.s. over bevorderen van betere naleving van de normen voor de verkoop van alcohol aan jongeren (32 500 XVI, nr. 66) Naar aanleiding van de motie Van der Staaij c.s. over het bevorderen van betere naleving van de normen voor de verkoop van alcohol aan jongeren, wordt momenteel bezien op welke wijze(n) het kabinet kan bevorderen dat alcoholverstrekkers effectieve controlesystemen inzetten. Uw Kamer zal over de uitkomst worden geïnformeerd. Die brief zal u ook op de hoogte stellen van de uitkomst van het overleg met de minister van Veiligheid en Justitie over de voortgang van het wetsvoorstel tot wijziging van de Drank- en Horecawet en reageren op uw verzoek om te komen tot landelijke nalevingsdoelstellingen Motie-Ouwehand c.s. over oormerken van onderzoeksbudget voor alternatieven voor dierproeven (32 500 XVI, nr. 68) Deze motie roept op inzichtelijk te maken welk deel van het (biomedische en voedingstechnologische) onderzoeksbudget wordt besteed aan onderzoek met proefdieren en verzoekt met een voorstel te komen voor
Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 500 XVI, nr. 116
13
het oormerken van een deel van de onderzoeksbudgetten voor de ontwikkeling van de alternatieven voor dierproeven. In overleg met andere departementen en relevante derden betrokken bij proefdieronderzoek zal een inventarisatie worden gemaakt met betrekking tot de hiervoor genoemde besteding van de onderzoeksbudgetten. Vervolgens zal vanuit de inhoud bekeken worden of het zinvol is een deel van de budgetten te oormerken. Daarna zal worden bezien of en in welke mate sprake kan zijn van oormerking van enig onderzoeksbudget. Hierbij kan het uitsluitend gaan om eventuele nieuwe onderzoeksprogramma’s waar de rijksoverheid financieel aan gaat bijdragen. De Kamer wordt hierover geïnformeerd voor de zomer van 2011.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 500 XVI, nr. 116
14