Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1995–1996
20 361
Suriname
Nr. 74
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 4 oktober 1995 Overeenkomstig het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 1 september 1995 en met verwijzing naar de toezegging van de Minister-President tijdens de algemene beschouwingen van 20 en 21 september 1995, informeer ik u hierbij over de werking van het sociaal vangnet voor Suriname. Tevens maak ik van deze gelegenheid gebruik om u te informeren over de stand van de economie van Suriname en over het verloop van de Nederlandse steun aan diverse sektoren in Suriname. A. De werking van het sociaal vangnet Tijdens het beleidsoverleg tussen mij en Minister Assen van Planning & Ontwikkelingssamenwerking van Suriname op 16 en 17 november 1994 werd door Suriname een voorstel ingediend voor de financiering van een sociaal vangnet dat moest voorzien in het terugdringen van de stijgende kosten van levensonderhoud voor de armste groepen in de samenleving. Van mijn kant werd toegezegd dat het voorstel in positieve overweging zou worden genomen, gelet op het belang van een dergelijk vangnet voor arme huishoudens in het kader van het structureel aanpassingsprogramma. In een situatie van hoge inflatie en uitholling van de koopkracht, gekoppeld aan een afbouw van subsidies werd het door Suriname noodzakelijk geacht aparte maatregelen te nemen om de positie van de laagste inkomensgroepen te beschermen. Deze maatregelen werden, en worden, door mij onderschreven juist ook omdat zij nodig zijn om een structureel aanpassingsprogramma met succes door te voeren. Naar mijn mening was externe steun noodzakelijk, mede ook om dreigende sociale onrust te voorkomen. Het project ging op 1 januari 1995 van start. Het sociaal vangnet, zoals dat ingevuld is door Suriname zelf, dient te voorzien in de eerste levensbehoeften van een afgebakende doelgroep.
5K2629 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgeverij Plantijnstraat ’s-Gravenhage 1995
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 20 361, nr. 74
1
Op nadrukkelijk verzoek van Suriname is gekozen voor invulling van het vangnet door het beschikbaar stellen van pakketten goederen voor de eerste levensbehoeften. Alhoewel ik in eerste instantie aangedrongen heb op een systeem van financie¨le overdrachten door middel van verhoging van bestaande uitkeringen, heb ik ingestemd met de Surinaamse keuze teneinde het vangnet zo spoedig mogelijk van start te laten gaan. Voor het project werd een bedrag van NLG 45,5 miljoen vastgesteld met een looptijd van vijf jaar. Voor het eerste jaar werd een bedrag uitgetrokken van NLG 9,1 miljoen. Afgesproken werd tesamen nader te bezien, in het licht van de eerste ervaringen, of verandering van voorwaarden en van de vorm waarin het vangnet werd gegoten, voor volgende tranches wenselijk zou zijn. Aangezien er nadien wederzijds behoefte bestond aan enige aanvullende en ondersteunende activiteiten ten behoeve van het sociaal vangnet, is besloten tot een aanvullende committering van NLG 1,5 miljoen, bestemd voor o.a. technische bijstand, ondersteuning van de administratie en distributie, trainingsprogramma’s voor doelgroepen, nadere identificatie van risicogroepen, noodvoorzieningen voor sociale instellingen en de aanschaf van baby- en cre`che-voeding en voeding voor straatkinderen. In totaal is derhalve een bedrag van NLG 47 miljoen beschikbaar gesteld ten laste van de verdragsmiddelen voor het sociaal vangnet. De Surinaamse overheid stelde ter afbakening van de doelgroep een inkomensgrens vast van Sf. 3000,– per maand, de grens voor zogenaamde «on- en minvermogenden» die geregistreerd staan bij het Surinaamse ministerie van Sociale Zaken. Van deze groep maken personen deel uit die financie¨le bijstand van dat ministerie ontvangen, zij die recht hebben op gratis medische hulp en bejaarden die uitsluitend afhankelijk zijn van AOV. Ambtenaren komen niet in aanmerking voor het vangnet, omdat het laagste ambtenarensalaris boven de grens van Sf. 3000,– ligt. De omvang van de doelgroep werd door Suriname aanvankelijk geschat op 23 000 huishoudens. Bij de registratie bleek echter, dat 33 000 huishoudens waren aangemeld. Op verzoek van Suriname heb ik erin toegestemd de doelgroep tot dit aantal te vergroten. Suriname is op dit moment door middel van o.a. huisbezoeken bezig het nieuw geregistreerde bestand door te lichten. Gelet op de keuze voor het pakkettensysteem lag het in de rede dat Suriname zelf de verantwoordelijkheid zou dragen voor beheer en uitvoering van het project. Daarbij kon Suriname wel rekenen op technische assistentie van Nederlandse zijde. Overeengekomen werd dat Suriname zelf een projectleider zou aanstellen, die belast zou worden met de algehele coo¨rdinatie van het sociaal vangnet. Deze is per 1 maart 1995 in dienst getreden. De projectleider is verantwoordelijk voor het opstellen van een gedetailleerd werkplan en de voortgangsrapportage. De projectleider wordt bijgestaan door een eigen bureau en een interdepartementaal coo¨rdinatieteam, waarin ook vertegenwoordigers van NGO’s zijn opgenomen. Bij de uitvoering zijn betrokken het ministerie van Sociale Zaken voor de registratie van rechthebbenden, het ministerie van Handel & Industrie voor de aankoop van goederen, het ministerie van Regionale Ontwikkeling voor de coo¨rdinatie van het vangnet in het binnenland en het ministerie van Planning & Ontwikkelingssamenwerking voor de algemene coo¨rdinatie en de communicatie met Nederland. De keuze voor een pakkettensysteem impliceerde het opzetten van een vrij bewerkelijk proces van inkoop, inklaring, opslag en distributie van grote voorraden goederen. Ter voorkoming van de kans op fraude is
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 20 361, nr. 74
2
bedongen dat de aanschaf van goederen conform de aanbestedingsregels van het DGIS zou geschieden. Voor begeleiding van de aanbesteding is gebruik gemaakt van de diensten van het Nederlandse Voedsel Inkoop- en Verkoopbureau (VIB) van het ministerie van Landbouw. Voorts is een training verzorgd ten behoeve van medewerkers van het ministerie van Handel & Industrie in de regels van aanbesteding van het DGIS. Tevens is aan het VIB gevraagd een oordeel uit te spreken over de capaciteit van het ministerie om een internationale aanbesteding te houden. Na een positief advies van het inkoopbureau is in januari 1995 een aanvang gemaakt met de eerste internationale aanbesteding. De aanbesteding is op een aantal punten gecontroleerd door de Nederlandse ambassade in Paramaribo en door het DGIS. Daarbij bleek, dat de aanbesteding geheel rechtmatig heeft plaatsgevonden. Ook voor eventuele volgende aanbestedingen is voorzien in technische begeleiding van een onafhankelijk inkoopbureau. Het proces van inkoop, opslag en uiteindelijke distributie heeft in de praktijk veel tijd gekost door onbekendheid van de uitvoerende organisaties met de procedures, door de gebrekkige lokale uitvoeringscapaciteit vanwege vertrek van kader bij het ministerie van Handel & Industrie en door tekortschietende coo¨rdinatie tussen de betrokken Surinaamse ministeries. Op een herhaald Nederlands aanbod om te voorzien in technische assistentie is niet gereageerd door Suriname. Als gevolg van de logistieke problemen zijn de goederen voor de eerste pakketten met vertraging ingevoerd en zijn de eerste pakketten uiteindelijk per 1 augustus 1995 uitgedeeld. De overhandiging van het eerste pakket werd verricht door President Venetiaan. Tijdens de uitvoering is door Suriname het verzoek gedaan om ook de lokale kosten van het project ten laste te brengen van de verdragsmiddelen. Oorspronkelijk was afgesproken, dat Suriname de kosten voor aanschaf van lokale goederen en voor opslag en distributie zelf zou opbrengen. In een later stadium is door de Minister van Planning & Ontwikkelingssamenwerking aangegeven, dat de overheidsbegroting hiervoor onvoldoende ruimte bood. Ik heb er mee ingestemd dat deze kosten ten laste van het projectbudget konden worden gebracht, omdat anders het projekt niet uitgevoerd zou kunnen worden. De exacte omvang van deze lokale kosten moet nog worden bepaald. Het project wordt derhalve integraal gefinancieerd uit de verdragsmiddelen. Tot op heden is als gevolg van de vertraging in de aanbesteding, van het beschikbare budget voor 1995 van NLG 9,1 miljoen, pas een bedrag van circa NLG 1 miljoen daadwerkelijk uitgegeven. Ter controle van de voortgang van het project en ter toetsing van de rechtmatigheid van bestedingen is verder overeengekomen, dat het project 9 maanden na de start gee¨valueerd zal worden door gezamenlijk te benoemen externe deskundigen. Tevens is bepaald, dat het hele project, inclusief de aankoop, opslag en distributie van goederen, onderworpen zal worden aan de gebruikelijke accountantscontrole. Deze rapportages zijn op dit moment nog niet ontvangen. Het staat thans nog niet vast hoe Suriname verder invulling wenst te geven aan het vangnet. De Surinaamse Raad van Ministers beraadt zich momenteel over alternatieve systemen, waaronder financie¨le uitkeringen. In Suriname worden echter ook argumenten genoemd ten gunste van de handhaving van het meer zichtbare pakkettenstelsel. Overwogen wordt om in het kader van de zogenaamde tweede aanbesteding een hoeveelheid goederen in te kopen die voldoende is voor het verstrekken van pakketten tot mei 1996. Inmiddels heb ik vernomen – doch dit is door Suriname nog niet formeel aan mij voorgelegd – dat de Surinaamse Regering de intentie heeft om de inkomensgrens voor de doelgroep
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 20 361, nr. 74
3
omhoog te trekken, zodat deze weer in lijn is met de in mei 1995 verhoogde ambtenarensalarissen. Daarnaast wil Suriname het vangnet uitbreiden met gerichte subsidies voor onder andere electricteit, water, kookgas en openbaar vervoer. Daarmee komt dan de weg vrij om de algemene objectsubsidies voor deze goederen en diensten af te schaffen. B. De stand van de Surinaamse economie De economie van Suriname heeft de afgelopen jaren moeilijke tijden doorgemaakt. De economie dreigde verzeild te raken in een neerwaartse spiraal van een voorthollende inflatie, een snelle waardevermindering van de Surinaamse munteenheid, een drastisch koopkrachtverlies voor de gemiddelde Surinaamse burger en een afnemend vertrouwen van deze burger in de eigen economie. Aan deze neerwaartse spiraal lijkt een einde te zijn gekomen. De economie vertoont tekenen van herstel en het vertrouwen van de burger in de eigen economie neemt weer toe. Dit ombuigen van de neerwaartse spiraal is te danken aan een aantal maatregelen van de Surinaamse autoriteiten op het gebied van het financie¨le en het monetaire beleid, en aan de stijgende internationale grondstofprijzen. Het besluit van Suriname om met ingang van 1 januari 1996 toe te treden tot Caricom, is eveneens bevorderlijk voor het herstel van vertrouwen in de eigen economie. Op andere terreinen van het economisch beleid, zoals de reorganisatie van het overheidsapparaat en de sanering van de overheidsuitgaven, laat de vooruitgang nog te wensen over. Daardoor kampt de Surinaamse Regering met een tekort aan geschoold overheidspersoneel en onevenwichtige overheidsuitgaven (tegenover aanzienlijke uitgaven ter financiering van nog resterende subsidies en de verliezen van staatsbedrijven kampt de overheid met gebrek aan fondsen voor onder andere sociale voorzieningen, infrastruktuur en salarie¨ring van het eigen personeel). In 1994 werden door de Surinaamse autoriteiten besluiten genomen die de hervorming van het financie¨le en het monetaire beleid inluidden. De Centrale Bank van Suriname besloot op 8 juli 1994 het dubbele wisselkoerssysteem te vervangen door een uniform systeem. Tevens besloot de Bank om het tekort van de overheid niet langer monetair te financieren. Bovendien besloot de Centrale Bank om de monetaire reserves versneld te vergroten, door onder andere goud en deviezen op de lokale markt te kopen. De Centrale Bank was in staat deviezen te kopen vanwege een overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans als gevolg van de toenemende exportopbrengsten uit de bauxietsektor. De Minister van Financie¨n kon 1994 afsluiten met slechts een gering tekort (minder dan 1% van het BNP) op de begroting. Deze maatregelen konden niet verhinderen, dat de inflatie in 1994 tot recordhoogte steeg en de wisselkoers van de Surinaamse gulden op 10 april 1995 een dieptepunt bereikte. Deze monetaire ontwikkelingen moeten worden toegeschreven aan na-ijleffekten, de monetaire financiering van goud- en deviezenaankopen door de Centrale Bank en de stijging van de omloopsnelheid van de binnenlandse geldhoeveelheid in de tweede helft van 1994. Aanvankelijk zag het er naar uit dat deze monetaire ontwikkelingen zich in 1995 zouden voortzetten totdat de Centrale Bank op 5 mei 1995 ingreep en op de deviezenmarkt intervenieerde. Sedertdien vertonen de indexen voor de binnenlandse prijsontwikkeling, de wisselkoers en de omloopsnelheid van de geldhoeveelheid een trend in de goede richting en is er sedert begin juli 1995 geen verschil meer tussen de wisselkoers van de centrale bank en de wisselkoers op de parallelle markt. Eveneens in mei 1995 besloot de Surinaamse Regering de subsidies op een aantal goederen uit de eerste levensbehoeften af te schaffen (o.a. brood, kookgas, brandstof, melk) en diverse tarieven te verhogen. Teneinde het koopkrachtverlies als gevolg van de geldontwaarding enigszins te
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 20 361, nr. 74
4
compenseren, werden de overheidssalarissen met 200% verhoogd. In de particuliere sektor werden de salarissen en de secundaire arbeidsvoorzieningen reeds eerder aangepast aan de prijsontwikkelingen. In augustus 1995 leidde het herziene inkomstenbelastingstelsel tot hogere dan geraamde belastinginkomsten. Aangezien anderzijds de overheidsuitgaven stagneren door o.a. gebrek aan kader, is voor 1995 vooralsnog opnieuw een evenwicht en wellicht zelfs een gering kasoverschot op de overheidsbegroting niet uitgesloten. Dank zij de maatregelen van de centrale bank om de goud- en deviezenreserves te verbeteren, zijn deze reserves inmiddels gestegen tot ruim $ 80 miljoen. Mede door de verbeterde deviezenreservepositie is de centrale bank weer in staat om een begin te maken met de betaling van de schuldendienst op buitenlandse schulden. Aangezien de centrale bank niet beschikt over effektieve instrumenten om de binnenlandse geldhoeveelheid onder controle te houden, kon zij de benodigde deviezen voor deze schuldendienstbetalingen alleen financieren via monetaire financiering. Teneinde deze noodzaak van monetaire financiering te vermijden, heeft ondergetekende tijdens het Beleidsoverleg van 2 mei jl. toegezegd de achterstallige schuldendienst en contributies aan internationale instellingen uit de verdragsmiddelen te financieren. Op 4 juli 1995 ondertekende de President van Suriname het zgn. Verdrag van Chaguaramas inzake Caricom, waardoor Suriname met ingang van 1 januari 1996 toetreedt tot de gemeenschappelijke markt van Caricom. Als gevolg van deze toetreding zal Suriname de thans geldende in- en uitvoertarieven vervangen door het voor Caricom geldend gemeenschappelijk buitentarief en zal Suriname op diverse terreinen gaan samenwerken met de andere Caricom-landen, onder andere op handelsgebied en op het gebied van economische samenwerking. Een van de gevolgen van deze toetreding zal zijn, dat de Surinaamse particuliere sektor te maken zal krijgen met een grotere afzetmarkt voor de eigen produkten, maar ook met de uitdaging van een grotere concurrentie uit de andere Caricom-landen. Bovendien zal de Surinaamse Regering het economische en het handelsbeleid meer moeten gaan afstemmen op het in Caricom-verband overeen gekomen beleid. De investeringsgeneigdheid neemt weer toe. Doordat de loonaanpassingen achterbleven bij de prijsontwikkelingen, is Suriname een aantrekkelijk lage-lonenland geworden met een kwalitatief goed geschoold arbeidspotentieel. De financieel monetaire stabilisatie van de Surinaamse economie, de toetreding tot de gemeenschappelijke markt van Caricom en de bereidheid van Nederland om een investeringsfaciliteit te financieren, zijn eveneens bevorderlijk voor het investeringsklimaat. In diverse sektoren is een opleving van de investeringsaktiviteiten waar te nemen, o.a. op het gebied van de grondstoffenwinning (bauxiet, goud, olie), de bouw van een olieraffinaderij met behulp van een Nederlandse garantie, de houtsektor, de bouwsektor. Per brief van 20 december 1994, kenmerk DLA/SU/KR-1447, zond ik u ter vertrouwelijke inzage het jaarlijkse IMF artikel IV-rapport over Suriname. Uit dit rapport blijkt dat het IMF eind 1995 Suriname opnieuw zal consulteren op grond van artikel IV van de IMF statuten. De Surinaamse Regering heeft op grond van het zogenaamde Compromis van de Nationale Frontleiders van 8 april 1995, waarbij besloten werd dat het Warwick Research Institute (WRI) de monitor van het Surinaamse strukturele aanpassingsprogramma blijft, dit instituut uitgenodigd het Surinaamse SAP te kwantificeren. Dit instituut bood 20 juli 1995 het gevraagde rapport aan de Surinaamse Regering aan. Ondergetekende ontving van de Surinaamse Regering een afschrift van dit rapport. De Surinaamse Regering beraadt zich thans op de aanbeve-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 20 361, nr. 74
5
lingen in dit rapport. Volgens bovengenoemd frontleiderscompromis zal de Surinaamse Regering het gekwantificeerde SAP bespreken met het IMF. C. De Nederlandse steun aan sektoren in Suriname
1. Interdepartementale samenwerking Een van de kenmerken van de samenwerking tussen Nederland en Suriname is de samenwerking tussen Surinaamse en Nederlandse ministeries, veelal gebaseerd op een convenant tussen de betrokken Ministers en een overeenkomst tussen de betrokken Nederlandse Minister en ondergetekende over de financiering ten laste van de Verdragsmiddelen en uitvoering van de voorgenomen samenwerking. In dit verband zijn de afgelopen jaren convenanten getekend en overeenkomsten aangegaan t.a.v. de samenwerking tussen de Nederlandse ministeries van Justitie, Financie¨n, Defensie, Binnenlandse Zaken (brandweer), en hun Surinaamse pendanten, dan wel zijn besprekingen gaande voor samenwerking met de ministeries van Economische Zaken en Verkeer en Waterstaat. Daarnaast werken de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen samen met drie Surinaamse ministeries in het kader van een projekt op het gebied van cultuur en welzijn. De projecten die door het Surinaamse en het Nederlandse ministerie van Justitie zijn uitgevoerd ter verbetering van het functioneren van justitie en politie zijn inmiddels gee¨valueerd. Dit evaluatierapport is u toegezonden per brief van 23 juni 1995. De samenwerking tussen de ministeries van Financie¨n, waarbij van Nederlandse zijde technische bijstand wordt verleend t.b.v. de belastingdienst, de thesaurie en de douane, verloopt voorspoedig. Inmiddels zijn besprekingen tussen de beide ministeries gaande om deze samenwerking met 2 jaren te verlengen. Door het Nederlandse ministerie van Binnenlandse Zaken wordt samengewerkt met het Surinaamse ministerie van Justitie en Politie bij de uitvoering van een beleidsplan voor de brandweerzorg. Het Raamprogramma Cultuur en Welzijn dat in samenwerking tussen de Nederlandse ministeries van VWS en OCenW en hun Surinaamse counterparts uitgevoerd zal worden zal op korte termijn van start gaan. Het ministerie van OCenW heeft ook besprekingen gevoerd met het Surinaamse ministerie van onderwijs over samenwerking, m.n. gericht op deskundigheidsbevordering van onderwijsgevenden. De samenwerking tussen de ministeries van Defensie verloopt naar verwachting. Inmiddels is een aantal zgn. kleine projekten opgestart, wordt de deelname van Suriname aan de VN-missie voor Haı¨ti (waaraan ook Nederland deelneemt) uit de beschikbare fondsen voor samenwerking gefinancierd, en vinden verkennende besprekingen plaats over steunverlening bij het opzetten van een Surinaamse kustwacht voor het toezicht houden op de Surinaamse zee. Daarbij wordt een civiele kustwacht met een breed takenpakket beoogd. De samenwerking tussen het ministerie van Economische Zaken en het ministerie van Handel en Industrie bevindt zich nog in een verkennende fase. Inmiddels heeft een externe deskundige de diverse mogelijkheden voor samenwerking onderzocht; de uitkomsten van dit onderzoek worden thans door de beide ministeries bestudeerd.
2. Gezondheidszorg In de gezondheidszorg zijn momenteel 15 projecten in uitvoering waarvoor een totaal bedrag van bijna f 48 miljoen beschikbaar is gesteld. De hulp komt zowel de basisgezondheidszorg als ook de intramurale zorg
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 20 361, nr. 74
6
ten goede. Daarnaast is een aanzienlijk bedrag beschikbaar gesteld voor de voorziening van essentie¨le geneesmiddelen en voor de behandeling in Nederlandse ziekenhuizen van Surinaamse patie¨nten met levensbedreigende aandoeningen die niet in Suriname zelf geholpen kunnen worden. De laatstgenoemde voorziening wordt binnenkort aan een gezamenlijke evaluatie onderworpen.
3. Onderwijs In de onderwijssector loopt thans een achttal projecten, o.m. gericht op herstel van de onderwijsinfrastructuur. In totaal zijn voor een bedrag van ruim 80 miljoen gulden committeringen getroffen. Recent is het Surinaamse ministerie van onderwijs versterkt met een coo¨rdinatieeenheid, teneinde de projectuitvoering te verbeteren. Ook zijn, teneinde gelden die bestemd zijn voor opleiding van kader in het buitenland op efficie¨ntere wijze in te zetten, enkele veranderingen doorgevoerd gericht op stimulering van terugkeer van afgestudeerden naar Suriname en uitbreiding van de mogelijkheden voor het volgen van studies in Latijns-Amerika.
4. Infrastruktuur Op het gebied van infrastructuur zijn 12 activiteiten in volle gang voor een bedrag van ca. NLG 133 mln. Het programma voor herstel en uitbreiding van de electriciteitsvoorziening van Paramaribo ten bedrage van NLG 32,8 mln. is nagenoeg afgerond terwijl met de uitvoering van het project voor herstel en uitbreiding van de drinkwatervoorziening, groot NLG 59 mln., na internationale aanbesteding met de leveranties van materialen is begonnen. Voor de distrikts-drinkwatervoorziening is een project ten bedrage ven NLG 4,2 mln. goedgekeurd evenals een additioneel project voor de electriciteitsvoorziening ten bedrage van NLG 3,7 mln. Het Surinaamse ministerie van Openbare Werken is versterkt met 4 deskundigen die tot taak hebben diverse projecten tot uitvoering te brengen, waaronder een ontwateringsproject in Paramaribo en herstel van de Zeedijk te Nickerie. Ook op het gebied van de Luchtverkeersbeveiliging, verbetering van de toegankelijkheid van de havens en de vuilophaaldienst zijn projecten in uitvoering.
5. Binnenland De aanbesteding van de rehabilitatie van de 97 km. lange weg Berg en Dal–Pokigron is thans afgerond; de kosten worden geraamd op ca. NLG 20 mln. De uitvoering van projecten ten laste van het Fonds Ontwikkeling Binnenland (totaal NLG 10 mln.) begint thans op gang te komen, waarbij de eerste 8 activiteiten inmiddels zijn goedgekeurd.
6. NGO’s Binnen de ontwikkelingssamenwerking tussen Nederland en Suriname is ruimte geschapen voor de participatie van NGO’s in het ontwikkelingsproces. De Surinaamse regering erkent, dat deze organisaties een belangrijke rol vervullen in het maatschappelijk leven. Recentelijk is een aantal fondsen beschikbaar gesteld die toegankelijk zijn voor lokale niet-commercie¨le organisaties. Genoemd kunnen worden het Fonds Ontwikkeling Binnenland (NLG 10 miljoen), het Fonds NGO’s (NLG 5 miljoen) alsook het Microprojectenprogramma van de Europese
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 20 361, nr. 74
7
Unie (NLG 4 miljoen). Een deel van deze middelen zal worden ingezet om de capaciteit van lokale NGO’s te versterken door institutionele ontwikkeling.
7. Multilaterale organisaties Het komt steeds vaker voor dat verdragsmiddelen beschikbaar gesteld worden aan multilaterale organisaties die in Suriname actief zijn om programma’s en projecten van deze internationale organisaties te financieren. In dit verband kan ik wijzen op onder meer de UNDP, UNICEF, UNIFEM, IPPF, de OAS en PAHO/WHO. De programma’s en projecten zijn voor een belangrijk deel gericht op rechtstreekse verbetering van de levensomstandigheden van lagere inkomensgroepen en andere speciale doelgroepen. Een groot deel van de programma’s moet echter nog van start gaan omdat Suriname nog doende is de modus van samenwerking met deze organisaties nader uit te werken. Een via het International Fund for Agricultural Development (IFAD) uitgevoerd project voor kredietverstrekking aan kleine boeren is recent in uitvoering genomen. D. Viering 20 jaar onafhankelijkheid Suriname Op 25 november aanstaande viert Suriname dat het op 25 november 1975 onafhankelijk werd. Ter gelegenheid daarvan heeft de Nederlandse Regering ten laste van de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking aan de Regering van Suriname aangeboden financieel bij te dragen aan de restauratie van het Presidentieel Paleis en het Fort Zeelandia. Daarnaast wordt ten laste van de begroting een financie¨le bijdrage verstrekt voor het doen plaatsvinden van festiviteiten op of rond 25 november 1995. Tot deze festiviteiten behoren het catalogiseren en tentoonstellen van een overzicht van representatieve kunst van Surinaamse kunstenaars uit de periode 1975–1995, alsmede de publikatie van «De spiegel van de Surinaamse poe¨zie». Voorts zullen een muziekfestival en enkele sportevenementen plaatsvinden. Het Surinaamse Instituut voor Maatschappij Wetenschappelijk Onderzoek zal in samenwerking met het instituut Clingendael een seminar en een lezingencyclus houden over «Suriname/Nederland: de volgende 20 jaar». De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, J. P. Pronk
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 20 361, nr. 74
8