Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1998–1999
24 071
Wateroverlast in Nederland
Nr. 48
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 18 februari 1999 In het Algemeen Overleg met de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij op 10 december 1998 (24 071, nr. 47) is een aantal aspecten met betrekking tot de toepassing van de Regeling oogstschade 1998 besproken. Ik heb bij die gelegenheid toegezegd daarover de Kamer nader te zullen informeren. Het ging hierbij om: – de controle- en frauderisico’s die gepaard gaan met het eventueel vergoeden van schade aan al geoogste en opgeslagen producten en – hoe pakt het eigen risico van de regeling in de praktijk uit. Daarnaast informeer ik u over het opnemen van suikerbieten in de regeling. De opzet van de Regeling oogstschade 1998 Om de te behandelen punten in het juiste perspectief te plaatsen, schets ik eerst de opzet en het karakter van de regeling. Naar aanleiding van de grote regenval in de laatste week van oktober jl. heeft het kabinet op 30 oktober 1998 op mijn voorstel besloten dat er, naast de toepassing van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen (WTS) in delen van Noord-Nederland en Zuid-WestNederland, in de rest van Nederland een aparte regeling voor oogstschade op agrarische bedrijven zou moeten komen. Daarbij is aangegeven dat deze regeling zal worden geënt op de eerdere oogstschaderegelingen die in 1993 en 1994 in Noord-Nederland en Noord-Holland zijn toegepast. In lijn met deze besluitvorming heb ik een regeling vastgesteld die met toepassing van een eigen risico van 30%, een tegemoetkoming biedt voor de genormeerd vastgestelde opbrengstreductie zonder daarbij de individuele bedrijfsvoering van de betreffende ondernemer en zijn feitelijke inkomenspositie te betrekken.
KST33746 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1999
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 24 071, nr. 48
1
De kern van de uitvoering van de regeling is dat de schade wordt vastgesteld door de beschadigde oppervlakte van het gewas te vermenigvuldigen met de norm voor de potentiële opbrengst per hectare. Het eigen risico van 30% wordt genomen van de genormeerde omvang (oppervlakte * norm) van de betreffende gewascategorie. De controle van de aanvragen is gebaseerd op het beginsel dat de oppervlakte met beschadigde gewassen dient te worden vastgesteld. De controlemaatregelen zijn alle gericht op de registratie en taxatie van te velde staande gewassen. Met het oog hierop is reeds voorafgaand aan de formele publicatie van de regeling de mogelijkheid geopend om de schade aan gewassen te melden (mededeling Staatscourant 7 december 1998). Na deze melding en de direct daarop volgende taxatie konden de werkzaamheden op de bedrijven, bijvoorbeeld het oogsten of opruimen, worden voortgezet. Controle- en frauderisico’s die gepaard gaan met het vergoeden van schade aan al geoogste producten De kwestie van het vergoeden van eventuele schade aan al geoogste producten is voor het eerst specifiek aan de orde gesteld in het Algemeen Overleg met de Vaste Commissie voor LNV op 18 november 1998. Hierop volgend heb ik u per brief d.d. 7 december 1998 (kenmerk trc/jz/1685) laten weten dat het in het licht van een effectief toezicht ter voorkoming van misbruik niet verantwoord is om de regeling van toepassing te laten zijn op het geoogste en opgeslagen product. Ik heb u daarbij meegedeeld dat de regeling wel van toepassing is op oogstschade aan producten die na het in werking treden van de regeling worden geoogst. Daartoe is de voorziening getroffen dat voorafgaand aan de oogst de betreffende oppervlakte door taxateurs wordt opgenomen zodat binnen de systematiek van de regeling de schadevaststelling verantwoord kan plaatshebben. Tijdens het AO met de Vaste Kamercommissie voor LNV op 10 december 1998 is het onderhavige onderwerp nogmaals aan de orde gesteld. Ik heb daarbij gezegd een onderzoek te willen instellen naar de risico’s die gepaard gaan met het eventueel vergoeden van schade aan al geoogste en opgeslagen gewassen die is ontstaan als gevolg van het extreem slechte weer in de laatste week van oktober 1998. De aanpak van het onderzoek is hierna beschreven. In de Regeling oogstschade 1998 wordt een vergoeding gegeven voor schade aan gewassen te velde. De peildatum voor deze voorwaarde is 7 december, omdat op die datum formeel de mogelijkheid voor het melden van schade is geopend. Pas na taxatie mogen de gewassen worden geoogst of opgeruimd. Voor het onderhavige onderzoek naar controle- en frauderisico’s is het scenario aangehouden dat de bovenvermelde peildatum voor het te velde staan van de gewassen is gesteld op 30 oktober. Deze datum sluit aan op het extreme weer in de laatste week van oktober. Het is tevens de datum dat de Ministerraad heeft besloten tot de Regeling oogstschade 1998. Het onderzoek is derhalve concreet gericht op het onderkennen van extra controle- en frauderisico’s die ontstaan indien de Regeling oogstschade 1998 ook van toepassing wordt op producten die zijn geoogst ná 30 oktober, maar vóór 7 december geoogste producten. Het onderzoek is uitgevoerd onder leiding van de Accountantsdienst van mijn departement. Inbreng is geleverd door ondermeer de Algemene Inspectiedienst, LASER en door schadetaxateurs. Voor de gewassen lelies, gladiolen en suikerbieten is er aanvullend aan het algemene onderzoek
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 24 071, nr. 48
2
nog een specifieke analyse uitgevoerd vanwege signalen dat er mogelijk voor deze gewassen meer bewijsmateriaal van schade voorhanden zou zijn dan voor andere gewassen.
Resultaten Uit het onderzoek blijkt dat de mogelijkheden van controle van de oogstdatum en de oppervlakte waarvan de beschadigde producten afkomstig zijn voornamelijk van administratieve aard zijn. De werkelijkheid moet worden gereconstrueerd met behulp van extra aannames. Het is moeilijk vast te stellen of het product vóór of ná 30 oktober 1998 is geoogst en het is niet of nauwelijks vast te stellen van welk perceel het product met schade afkomstig is. Een hoeveelheid opgeslagen product (m3) is niet of moeilijk nauwkeurig te bepalen en grote onnauwkeurigheden in de terugrekening van m3 naar oppervlakte zijn onvermijdelijk. Het is daardoor praktisch onmogelijk om – op een wijze zoals in de regeling is vereist – bij geoogste produkten te komen tot vaststelling van het verloren gegane deel van de normaliter te verwachten opbrengst. Uit de aanvullende analyse voor lelies, gladiolen en suikerbieten blijkt dat voor kleine teeltsegmenten in de lelieteelt de gangbare kwaliteitscontrole duidt op lagere risico’s. Deze lagere risico’s betekenen echter niet dat fraude- en controlerisico’s zijn uit te sluiten. Een uitzonderingspositie ten opzichte van de andere gewassen is niet gerechtvaardigd. Uit het onderzoek blijkt verder dat er mogelijk sprake kan zijn van rechtsongelijkheid door de afwijkende controlemogelijkheden van een aanvraag in de zeer uiteenlopende bedrijfssituaties.
Conclusie De bovenstaande resultaten van de analyse dienen te worden getoetst aan de eisen die worden gesteld aan het handelen van de overheid. Daartoe behoort in de onderhavige problematiek ondermeer dat een rechtsgelijke behandeling dient te zijn gewaarborgd, dat aanvragen volledig controleerbaar moeten zijn en dat fraudegevoeligheid tot een minimum moet worden beperkt. Dit zijn ook voor de Algemene Rekenkamer belangrijke criteria blijkens haar conclusies over de uitvoering van vorige oogstschade- en overstromingsregelingen. Tegen de achtergrond van de drie bovenstaande criteria acht ik het op grond van de uitgevoerde analyse niet verantwoord om de Regeling oogstschade 1998 uit te breiden met de mogelijkheid om een tegemoetkoming toe te kennen voor schade in producten die al zijn geoogst voordat het betreffende gewas volgens de systematiek van de regeling te velde is geregistreerd. Het eigen risico in de praktijk In de Regeling oogstschade 1998 is een eigen risico van 30% van de normaliter te realiseren opbrengst in een gewascategorie opgenomen. De bepaling van het eigen risico is dezelfde als die in de oogstschaderegelingen van 1993 en 1994 voor Noord-Nederland en Noord-Holland is opgenomen. Het eigen risico van 30% is mede ingegeven door de voorwaarden die Brussel aan steunverlening stelt. De Europese Commissie, die de regeling toetst, beschouwt bij zware regenval de schade tot 30% van de normale jaarproductie als ondernemersrisico dat niet voor vergoeding in aanmerking komt. Ik heb u over dit onderwerp
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 24 071, nr. 48
3
geïnformeerd in mijn brief van 17 november 1998, kenmerk trc/dl/528 en in mijn brief van 7 december 1998, kenmerk trc/jz/1685. In het AO van 10 december 1998 is de hoogte van het eigen risico opnieuw aan de orde gesteld. Het ging hierbij met name om de mogelijk hoge absolute bedragen. Om meer inzicht te krijgen in de feitelijke situatie heb ik toegezegd om op basis van de eerste 500 aanvragen voor de regeling te zullen bekijken hoe het eigen risico in de praktijk uitpakt. Hieronder zijn de aanpak en de resultaten van de uitgevoerde analyse beschreven. Ten behoeve van de uit te voeren analyse zijn uit de eerste 500 aanmeldingen de bedrijven met de hoogste eigen risico’s geselecteerd. Dit is gebeurd op basis van de opgaven van de indieners. In de selectie zijn alle bedrijven opgenomen met een opgegeven eigen risico hoger dan f 150 000,– en een deel van de bedrijven met een eigen risico tussen f 50 000,– en f 150 000,–. Deze bedrijven zijn vervolgens met voorrang getaxeerd. Daarbij is aan de aanvrager aanvullende informatie gevraagd over zijn verwachting wat betreft de financiële opbrengst van zijn onbeschadigde producten en over de bruto bedrijfsopbrengsten in het voorgaande teelt- en afzetseizoen 1997/98. Deze informatie is niet geverifieerd. De deelnemers hebben op vrijwillige basis hun medewerking verleend. Uiteindelijk zijn de gegevens van 47 bedrijven nader beschouwd.
Resultaten van de analyse Van de beschouwde groep blijken er na taxatie 32 bedrijven in het kader van de Regeling oogstschade 1998 een eigen risico te hebben van meer dan f 100 000,–, waarvan 2 meer dan f 500 000,–. De «normale» bedrijfsopbrengsten van deze bedrijven, gebaseerd op de verstrekte informatie over de opbrengsten in 1997/98, lopen uiteen van f 350 000,– tot f 5 000 000,–. Wordt het niet voor vergoeding in aanmerking komende deel van de schade afgezet tegen de «normale» bedrijfsopbrengsten op het betreffende bedrijf in 1997/98, dan loopt het percentage uiteen van minder dan 10% tot in één geval meer dan 50%. Het gemiddelde percentage is 20 á 25. Bij deze vergelijking moet worden bedacht dat het bedrijf in 1998 t.o.v. 1997 kan zijn verkleind of vergroot. Dergelijke mutaties konden in het bestek van de geschetste informatieverzameling niet worden gecorrigeerd. De fluctuaties in bedrijfsgrootte beïnvloeden vanzelfsprekend de vermelde percentages. Om een indruk te verkrijgen hoe in de praktijk van de individuele bedrijfsvoering het eigen risico doorwerkt in de bedrijfsopbrengsten, zijn de verwachte totale bedrijfsopbrengsten in 1998/99 (verkoop van producten en tegemoetkoming oogstschaderegeling) vergeleken met de opgegeven bedrijfsopbrengsten in 1997/98. Uit deze vergelijking blijkt dat ongeveer 15% van de beschouwde groep bedrijven in 1998/99 een hogere opbrengst zal realiseren dan in het voorgaande jaar. Daartegenover staat de verwachting van 10% van de ondernemers dat zij minder dan 50% van de opbrengst in 1997/98 te zullen behalen. De rest van de groep zit tussen deze uitersten. De aangegeven oorzaken voor de sterk uiteenlopende bedrijfsopbrengsten zijn naast het eigen risico van de Regeling oogstschade 1998 – de uiteenlopende kilogramopbrengsten en kwaliteit van de producten – het wel of niet realiseren van een hogere prijs voor de onbeschadigde producten. Voor veel producten is dit seizoen de marktprijs relatief hoog
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 24 071, nr. 48
4
door de schaarste. Een substantieel deel van de bedrijven kan hiervan profiteren. Een ander deel niet door de contractuele bindingen die zijn aangegaan voor de afzet van de producten.
Onderzoek LEI/DLO Los van de analyse van aanvragers voor de Regeling oogstschade 1998 heeft ook het Landbouw Economisch Instituut een onderzoek ingesteld naar de «werkelijke» oogstschade. Hierbij is de bedrijfsopbrengst in 1998/99 van 150 akkerbouwbedrijven in het toepassingsgebied van de Regeling oogstschade 1998 vergeleken met een normaal jaar. Uit deze analyse blijkt dat voor 50% van de bedrijven in het oogstschade gebied in 1998/99 een hogere bedrijfsopbrengst dan normaal wordt geraamd. Dit als gevolg van hogere productprijzen in dit seizoen voor veel producten. Het LEI raamt voor de bedrijven in het onderzoek dat de bedrijfsopbrengst in 1998/99 gemiddeld f 10 000,– hoger is dan wat normaal verwacht zou mogen worden.
Overige aspecten In relatie met de doorwerking van het eigen risico op het individuele bedrijf merk ik op dat van de ondernemers in de geanalyseerde groep één vijfde deel inkomsten heeft uit andere bedrijfstakken of buiten het bedrijf werkt. Het gaat hierbij om o.a. veehouderij, bollenbroei, loonwerk en werk voor derden. Deze inkomsten zijn niet verwerkt in de resultaten van de analyse. In het fiscale vlak zijn er de mogelijkheden om verliezen te verrekenen en hoge en lage inkomens te middelen. Ondernemersverliezen worden eerst gecompenseerd met positieve inkomensbestanddelen van het jaar waarin het verlies is geleden. Is dit niet mogelijk, dan worden verliezen verrekend met het positieve inkomen van één of meer van de drie voorgaande jaren en/of positieve inkomens van een of meer van de nog komende jaren.
Conclusie Uit de bovenstaande analyses trek ik de conclusie dat de bedrijfsopbrengsten in 1998/99 op de bedrijven met oogstschade van bedrijf tot bedrijf nogal uiteen zullen lopen. Dit als gevolg van specifiek bedrijfsgebonden omstandigheden. Het gaat dan om de sterk verschillende fysieke en financiële opbrengsten van de onbeschadigde producten, de neveninkomsten en de mogelijkheden voor fiscale middeling. Een deel van de bedrijven heeft door incidentele lage opbrengsten en prijzen in 1998 meer dan 30% opbrengstreductie t.o.v. 1997. Op een ander deel van de bedrijven wordt het eigen risico van de regeling meer gecompenseerd door extra opbrengsten voor wel geoogste producten. Ik acht het niet gewenst en binnen de generieke voorwaarden van de regeling niet mogelijk deze aan te passen aan de sterk bedrijfsgebonden problematiek die uit de analyse naar voren komt. Om tegemoet te komen aan de mogelijk hoge opbrengstdalingen die zich op sommige bedrijven mede als gevolg van oogstschade zullen voordoen, is een diepgaande beoordeling van de individuele bedrijfsvoering en financiële resultaten nodig. Dit strookt niet met de generieke opzet en zou de uitvoerbaarheid, de rechtszekerheid en de rechtsgelijkheid op losse schroeven zetten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 24 071, nr. 48
5
Individuele bedrijven met financiële problemen kunnen zo nodig een beroep doen op de mogelijkheden van het Borgstellingsfonds bij de financiering van liquiditeitstekorten in verband met oogstschade.
Suikerbieten De bietentelers en de suikerindustrie hebben zich veel moeite getroost om zoveel mogelijk bieten te oogsten en te verwerken. Als gevolg van de extreme weersomstandigheden is er echter een oppervlakte van naar schatting vierduizend hectare te velde achtergebleven. Verder bleek een hoeveelheid wel geoogste bieten zodanig door de vorst beschadigd dat verwerking door de industrie niet meer mogelijk was. Gelet op deze situatie heb ik eind december het besluit genomen om binnen de regels van de Regeling oogstschade 1998 suikerbieten voor een tegemoetkoming in de schade in aanmerking te laten komen.
Voortgang van de uitvoering Op 25 januari is de termijn gesloten voor aanmelding van schade in het kader van de Regeling oogstschade 1998. Er zijn bij LASER ca. 4000 aanmeldingformulieren ingediend. Bij de quick scan van te velde staande gewassen zijn medio december 1998 3500 bedrijven bezocht. Met de taxatie van de schade is reeds begonnen. De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, H. H. Apotheker
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 24 071, nr. 48
6