Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1995–1996
21 501–09
Transportraad
Nr. 51
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 5 oktober 1995 Hierbij doe ik u toekomen het verslag van de EU-Transportraad van 28 september 1995. De Minister van Verkeer en Waterstaat, A. Jorritsma-Lebbink
5K2946 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgeverij Plantijnstraat ’s-Gravenhage 1995
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 21 501–09, nr. 51
1
VERSLAG EU TRANSPORTRAAD – 28 SEPTEMBER 1995 TE BRUSSEL Voorafgaand aan de bespreking van de verschillende agendapunten heb ik het Spaanse voorzitterschap er op gewezen dat tijdens de informele Transportraad te Mallorca is afgesproken de kwestie van het «talenregime» tijdens een formele Transportraad aan de orde te stellen. De vertaalmogelijkheden tijdens die informele raad voorzagen in vertaling van en naar 6 talen, echter niet het Nederlands. Ik heb daarover destijds aan mijn Spaanse collega een brief geschreven, en heb bovendien aan het begin van de informele raad een duidelijk standpunt ingenomen. Ik heb aangegeven dat dit onderwerp tot mijn spijt niet op de agenda is opgevoerd. Nu echter ook is gebleken dat problemen met het talenregime zich niet beperken tot de informele Transportraad, maar zich ook voordoen in andere informele raden, heb ik meegedeeld dat deze kwestie door Nederland aan de orde zal worden gesteld in de Algemene Raad.
I. BETREKKINGEN MET DERDE LANDEN 1. Mandaat voor vervoersonderhandelingen met derde landen Onder dit agendapunt werd een aanbeveling voor een besluit van de Raad besproken over de opening van onderhandelingen tussen de Europese Gemeenschap en bepaalde derde landen op het gebied van reizigers- en goederenvervoer over de weg. Voor het goederenvervoer gaat het in eerste instantie om Bulgarije, Roemenie¨ en Hongarije. Het transitoverkeer van en naar Griekenland staat hierbij centraal. Van Griekse zijde werd gewezen op discriminatoire aspecten die de bilaterale verdragen bevatten die verschillende EU-lidstaten met die landen hebben afgesloten. Duitsland en Oostenrijk wezen op het belang van milieuvriendelijk transport. Vrijwel alle lidstaten onderstreepten de noodzaak van harmonisatie op sociaal, fiscaal en andere gebied, door de betreffende landen, wanneer aan de andere kant hen meer marktopening in de EU geboden wordt. Ik heb gevraagd om het instellen van een Comite´ ex art. 228, om de Commissie te begeleiden bij deze ingewikkelde onderhandelingen, hetgeen door Commissaris Kinnock een goed idee werd gevonden. De Raad ging in principe bij meerderheid akkoord met de aanbeveling. Voor personenvervoer gaat het om een breder mandaat, nl. op basis van de CEMT-resolutie uit juni 1995, dat wil zeggen, onderhandelingen met alle leden van de CEMT. In de Transportraad van december wordt definitief over de mandaten besloten. 2. Bijeenkomst met de Midden- en Oosteuropese landen In vervolg op de afspraken van de Europese Raad in Essen, vorig jaar, vond een dialoog plaats tussen de 9 MOE-landen (de landen waarmee een Associatie-akkoord is gesloten) en de EU over infrastructuur en afstemming van de wetgeving. Van de kant van de EU werd in hoofdzaak het woord gevoerd door de Commissie die daarbij benadrukte dat marktdistorties weggewerkt moeten worden, dat de wetgeving geharmoniseerd moet worden en dat het Commissieapparaat de landen technische bijstand wil geven bij de uitvoeringsmaatregelen. Ook wees Commissaris Kinnock op de noodzaak op korte termijn knelpunten bij de grenzen op te lossen. De MOE-landen deden verslag van hun voortgang bij de harmonisatie van wetgeving, hun inspanningen op het gebied van de infrastructuur en vooral de aansluiting op de EU infrastructuur, de steun die ze krijgen uit de verschillende Europese programma’s zoals Phare, en de noodzaak deze steun te continueren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 21 501–09, nr. 51
2
II. INLAND TRANSPORT 3. Gewichten en afmetingen van voertuigen van meer dan 3,5 ton Het voorstel voor een richtlijn voor harmonisatie voor maten en gewichten, zowel voor internationaal vervoer als nationaal, heeft direct verband met de liberalisatie van de cabotage in juli 1998. Overeenstemming kon worden bereikt over verlenging van de vrachtwagens, van maximaal 18,35 naar 18,75 m. Het gaat hierbij niet om een vergroting van de laadcapaciteit, want de verlenging kan alleen voor een langere koppeling worden aangewend. Deze harmonisatie is voor Nederland van belang voor het internationale transport. De bepaling geldt echter evenzeer voor het nationale transport; dit was voor mij slechts aanvaardbaar nadat de oorspronkelijk korte overgangstermijn, tot 31 december 2006 was verlengd. Deze lange overgangstermijn is nodig vanwege de afschrijvingsperiode van de bestaande voertuigen en aanhangwagens. De nu overeengekomen periode geeft naar mijn mening voldoende ruimte voor de sector om zich aan te passen. De breedte komt op 2.55 m – voor koelwagens 2,60 m –, maar over de verhoging van het toegestaan gewicht tot 44 ton kon geen overeenstemming worden bereikt. Dit element blijft nu buiten de besluitvorming. Oostenrijk stemde tegen het voorstel, alle andere landen gingen akkoord. 4. Vervoer van gevaarlijke goederen per spoor Doel van de richtlijn is het vaststellen van uniforme EU-voorschriften. Met de richtlijn wordt zowel het vervoer tussen als binnen de lidstaten onderworpen aan het RID. Met dit laatste als basis voor harmonisatie hoeven op communautair niveau geen nieuwe normen of regels te worden ontwikkeld. De Raad ging akkoord met de ontwerp-richtlijn, die ook een clausule bevat dat in tunnels, zoals de Kanaaltunnel, strengere normen gehanteerd mogen worden. 5. Structurele sanering van de binnenvaart Van de vijf voorstellen die de Commissie in mei jl. heeft gepresenteerd over de binnenvaart stonden er nu twee op de agenda van deze Raad. Onder dit agendapunt het voorstel voor de rechtsgrondslag voor de besteding van de 5 mln ECU die op de begroting van de EU is opgenomen voor de sanering van de binnenvaartvloot. Een onderdeel van het voorstel is ook het mogelijk maken van communautaire cofinanciering in de jaren 1996–1998. In de Raad heb ik er onder meer op gewezen dat Nederland nu van de andere lidstaten de solidariteit verwacht die het zelf zo vaak voor andere landen heeft opgebracht. Wat betreft de analyse van de problemen van de sector bleek Duitsland het met de Commissie en met Nederland eens te zijn, maar gezien de aanscherping van de budgettaire maatstaven voor EU (co)financiering keerde Duitsland zich tegen het voorstel. Het VK was het ten principale oneens met deze EU-financiering. Onder een behendig Spaans voorzitterschap bleek dat met behulp van andere landen een gekwalificeerde meerderheid behaald kon worden voor het voorstel, zij het dat Italie¨ slechts haar steun kon verlenen nadat de verwijzing naar financiering voor de jaren ’96–’98 eruit was gehaald. Het resultaat van deze Raad betekent dat in ieder geval de eerste slag is binnengehaald, zij het dat het grote binnenvaartdebat in de decemberraad zal plaatsvinden, wanneer de resterende voorstellen aan de orde komen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 21 501–09, nr. 51
3
6. Liberalisering van het binnenvaartvervoer binnen de EU Dit tweede voorstel van de vijf heeft tot doel een einde te maken aan het Duits-Oostenrijkse binnenvaartverdrag dat het mogelijk maakt binnenschepen uit andere EU-lidstaten te weren uit het vervoer tussen beide landen. De Commissie wees op de verplichtingen, voortvloeiend uit het EU-verdrag en op grond van Hofuitspraken dat een einde moet komen aan het bilaterale verdrag. De Raad ging akkoord met het voorstel van de Commissie, met tegenstem van Duitsland.
III. LUCHTVERVOER 7. Grondafhandeling op luchthavens Het ging om een orie¨nterend debat over een ontwerp-richtlijn over liberalisering van de grondafhandeling. Basis voor discussie was nu een compromisvoorstel van het voorzitterschap als vervolg op de discussie in de Transportraad van 19 en 20 juni jl. Gesproken werd over de resterende knelpunten: welke vliegvelden moeten onder de richtlijn vallen, wanneer moet hij in werking treden en welke uitzonderingen worden toegestaan. Wat betreft het toepassingsbereik varieerden de standpunten van de andere lidstaten tussen een ondergrens van 2 of 3 mln passagiers per jaar; implementatietermijnen van kort tot een paar jaar, ook afhankelijk waar de afhandeling plaatsvindt – landzijde of luchtzijde – en het in aanmerking nemen van veiligheidsaspecten bij de afhandeling. De standpunten van de lidstaten liepen, binnen deze grenzen, nogal uiteen. Ik heb ook nu het belang van snelle en zover mogelijk doorgevoerde liberalisering bepleit, met zo weinig mogelijk uitzonderingen. Besluitvorming vindt in december plaats. 8. Luchtverkeersbegeleiding Besproken werd een ontwerp-resolutie van de Raad over congestie en crisissituaties in het luchtverkeer in Europa. Het doel is het belang te onderstrepen van een goede coo¨rdinatie op het gebied van de verkeersbegeleiding. De rol van Eurocontrol wordt benadrukt; EU-lidstaten worden opgeroepen zo snel mogelijk lid te worden; de EU-Commissie, lidstaten en Eurocontrol worden opgeroepen een studie te verrichten over minimale dienstverlening; de voorrangsregels in crisissituaties zullen bestudeerd worden. Commissaris Kinnock onderstreepte nog eens de noodzaak voor goede samenwerking tussen de EU-Commissie en Eurocontrol. Hij kondigde aan dat de Commissie eind dit jaar een Groenboek zal publiceren met een voorstel voor een strategie om de structurele congestie in het luchtverkeer aan te pakken. De resolutie werd vervolgens aanvaard.
IV. DIVERSEN 9. Rijbewijs Commissaris Kinnock heeft een voorstel gepresenteerd over een aanpassing van de bestaande rijbewijsrichtlijn. Het voorstel heeft betrekking op het model. De Commissie stelt een rijbewijs voor ter grootte van een betaalkaart als alternatief naast het bestaande model. De enkele landen die het woord namen, reageerden positief.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 21 501–09, nr. 51
4
10. Accijns op kerosine Dit onderwerp is op mijn verzoek op de agenda van de Transportraad geplaatst, in aansluiting op de brief die ik hierover onlangs aan Commissaris Kinnock schreef. Zoals bekend heeft de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieuaangelegenheden deze kwestie recent ook in de Milieuraad aan de orde gesteld. Ik heb naar voren gebracht dat het hier gaat om een belangrijk onderwerp, waarover, naast de Milieuraad en ECOFIN, ook discussie in de Transportraad moet plaatsvinden. In diverse mondiale organisaties staat het op de agenda, en een gezamenlijke Europese aanpak is wenselijk. Ook wordt de druk groter voor een aanpak binnen Europa. Ik heb er op gewezen dat dit echter de positie van de Europese luchtvaartsector ten opzichte van de mondiale concurrentie niet mag aantasten. Commissaris Kinnock heb ik gevraagd de Transportraad in een vroegtijdig stadium te betrekken bij dit en aanverwante onderwerpen. In zijn antwoord wees hij op het Groenboek dat voor het eind van dit jaar komt over externe kosten van transport en de rol van economische instrumenten om de doelmatigheid van transport te vergroten. Hij gaf aan dat daarbij ruime aandacht gegeven moet worden aan de concurrentiepositie van Europese luchtvaartmaatschappijen. Voorts, dat de luchtvaartsector maar zeer beperkt bijdraagt tot de schadelijke emissies in de lucht.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 21 501–09, nr. 51
5