Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2005–2006
27 863
Betalingsverkeer
Nr. 22
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 5 september 2006 Hierbij ontvangt u – overeenkomstig eerdere toezeggingen aan uw Kamer – de voortgangsrapportage betalingsverkeer van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB)1, 2. In deze rapportage wordt nader ingegaan op de ontwikkelingen in het betalingsverkeer, bezien vanuit het publieke belang van een veilig, efficiënt en toegankelijk betalingsverkeer. Het afgelopen jaar heeft het MOB voortgang geboekt met het in kaart brengen van de maatschappelijke knelpunten en de maatschappelijke gevolgen van ontwikkelingen in het betalingsverkeer, zoals beschreven in de taakopdracht van het MOB. Op verschillende terreinen zijn tevens oplossingsrichtingen aangedragen. Onderstaand wordt stilgestaan bij de centrale thema’s die in de onderliggende rapportage worden behandeld. Toegankelijkheid en bereikbaarheid De toegankelijkheid en bereikbaarheid van bankdiensten is reeds geruime tijd onderwerp van een politiek en maatschappelijk debat. In 2004 heeft het MOB het rapport «Bereikbaarheid bancaire dienstverlening – analyse en inventarisatie van oplossingen en best practices» gepubliceerd. Dit rapport biedt een analyse van ontwikkelingen en oplossingen aan om het bestaande de toegankelijkheid en bereikbaarheid van bankdiensten te waarborgen.
1
Het MOB is in 2002 door het Ministerie van Financiën ingesteld met als taakopdracht bij te dragen aan een maatschappelijk efficiënte inrichting van het Nederlandse retailbetalingsverkeer. Het MOB staat onder voorzitterschap van de Nederlandsche Bank en is breed samengesteld. Het bestaat uit instanties die aanbieders en gebruikers van het betalingsverkeer vertegenwoordigen. 2 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.
KST100368 0506tkkst27863-22 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2006
In navolging op dit rapport heeft het MOB het afgelopen jaar onder meer gewerkt aan een verkenning van de wijze waarop het geldvervoer van winkeliers goedkoper, veiliger en efficiënter georganiseerd kan worden. Daarnaast is in 2005 een inventariserende studie verricht naar de mogelijkheden om de gebruiksvriendelijkheid van betaalautomaten voor ouderen en gehandicapten te verbeteren. De uitkomsten van deze studie vormen de basis voor een op te stellen set van technische richtlijnen voor betaalautomaten, welke nog dit jaar beschikbaar zullen komen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 27 863, nr. 22
1
Voorts heeft uw Kamer momenteel het initiatiefwetsvoorstel «Toegankelijkheid en bereikbaarheid basisbetaaldiensten» van Kamerlid Crone in behandeling. Volgens de indiener is – vooral in kleine kernen en grootstedelijke wijken – sprake van een stormachtig proces van sluiting van bankfilialen. Wetgeving voor het in stand houden van bankdiensten is volgens de indiener onvermijdelijk om de leefbaarheid te behouden. Tegenstanders van dit wetsvoorstel, zoals de Landelijke Vereniging van Kleine Kernen, zijn van mening dat er geen regels gemaakt moeten worden die banken een bepaalde dienstverlening opleggen, maar dat de ontwikkeling van passende voorzieningen in dorpen gestimuleerd dient te worden. De behandeling van dit wetsvoorstel wordt op de voet gevolgd door het MOB. Zo heeft de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) recentelijk in het MOB geschetst hoe banken hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen voor de bereikbaarheid van bankdiensten. Uit een door de banken uitgevoerde analyse van de dienstverlening op postcodeniveau blijkt dat voor 99,2% van de Nederlandse huishoudens geldt dat ze binnen een straal van 5 km van het kantoor van hun bank wonen1. Daarop heeft het MOB de sterke voorkeur uitgesproken om, in plaats van wetgeving, de thematiek van bereikbaarheid als opdracht in het MOB aan te pakken. Alle partijen uit het MOB zijn bereid om voor concrete lokale problemen in nauwe samenwerking met de lokale overheid en stakeholders na te gaan welke oplossingen denkbaar zijn. De bovenstaande visie wordt gedeeld door het Kabinet. Lokale overheden, inwoners en dienstverleners moeten de ruimte krijgen om eigen oplossingen te zoeken. Alleen dan ontstaat in kleine kernen en stadswijken een voorzieningenniveau op maat, afgestemd op de specifieke wensen van de bewoners. Efficiency Banken, winkeliers, horeca en de olie-industrie hebben op 17 november 2005 een Convenant Betalingsverkeer afgesloten dat onder meer moet leiden tot een efficiënter en veiliger betalingsverkeer. In het convenant zijn verschillende afspraken vastgelegd. Behalve een korting van ten minste 1 cent voor PIN tarieven willen de partijen ook een verdere efficiency in het betalingsverkeer doorvoeren en de veiligheid vergroten. Dit betekent onder meer het verder stimuleren van elektronisch betalen en het terugdringen van contante betalingen. Naar verwachting komen de convenantpartijen in september van dit jaar met een concreet pakket aan maatregelen. Het MOB zal betrokken zijn bij de verdere uitwerking van de plannen. Daarbij dient naar mijn mening te worden opgemerkt dat efficiëntiebevorderende initiatieven niet altijd gezamenlijk ontplooid hoeven te worden. Er is immers voldoende ruimte voor individuele partijen om eigen ideeën te realiseren.
1
Wanneer daaraan de geldautomaten en allerlei alternatieve distributievormen aan worden toegevoegd, dan stijgt dit percentage tot 99,9%. 2 Zie het rapport «Betalingsverkeer in Nederland: een onderzoek naar de opbrengsten en kosten voor het bankwezen «van McKinsey & Company (2006).
In dit licht hebben de NVB en DNB recentelijk een onderzoek laten uitvoeren naar de opbrengsten en kosten van het betalingsverkeer voor de banken in Nederland2. Uit dit onderzoek komt naar voren dat het betalingsverkeer vrijwel kostendekkend is; de Nederlandse banken leden volgens het onderzoek een verlies van € 23 miljoen voor belasting in 2005. Dit resultaat wordt – blijkens het onderzoek – sterk beïnvloed door de rentestand, welke in 2005 relatief laag was. Ook moet niet uit het oog worden verloren dat het betalingsverkeer voor veel banken een middel is om klanten te binden; betaaldiensten worden veelal beneden kostprijs aangeboden aan de consument om vervolgens meer lucratieve producten (zoals leningen, beleggingsproducten, hypotheken of verzekeringen) aan de man te brengen. Daarnaast wordt het overgrote deel van de rekening bij de zakelijke klant neergelegd. Dit laatste komt ook naar voren in het
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 27 863, nr. 22
2
rapport; terwijl op het zakelijke segment winst wordt gemaakt, wordt op het particuliere segment verlies gelaten1. Het rapport stelt dat een tweetal thema’s leidend dienen te zijn bij toekomstige discussies over de efficiency van het betalingsverkeer: • het bewerkstelligen van een mixverschuiving naar voor de banken minder verlieslatende en maatschappelijk kostenefficiënte betaalmiddelen, en • het heroverwegen van de tariefstructuur van het betalingsverkeer, hetgeen zowel betrekking heeft op de verdeling van lasten tussen bedrijven en consumenten als de verhouding tussen directe en indirecte tarifering. Er lijkt inderdaad ruimte voor verbetering te zijn: uit een eerder onderzoek van het MOB blijkt bijvoorbeeld dat een verdubbeling van het aantal elektronische betalingen een maatschappelijke kostenbesparing oplevert van ruim € 100 miljoen2. Het is duidelijk dat een toename van het gebruik van elektronische en digitale betaalmiddelen tot grote kostenbesparingen kunnen leiden. In MOB-verband wordt bezien hoe dit te verwezenlijken. Het moet echter duidelijk zijn dat de focus van een dergelijke exercitie dient te liggen op het vergroten van de maatschappelijke efficiency. Eventuele kostenbesparingen moeten dan ook vooral neerslaan bij de eindgebruiker. Bovendien is het van belang te voorkomen dat bepaalde groepen consumenten buiten de boot dreigen te vallen; niet iedereen kan immers te allen tijde elektronisch of digitaal betalen. Veiligheid
Valse euro’s In heel 2005 werden in Nederland 25 022 valse bankbiljetten gevonden, tegenover 25 526 in 2004 (opvallend is dat 71% daarvan EUR 50-biljetten betreft). Ook op Europees niveau is sprake van stabilisatie. Uit meer recente informatie blijkt dat het aantal valse eurobiljetten in Nederland in het eerste halfjaar van 2006 is gedaald. In deze periode zijn 10 338 valse biljetten onderschept en geregistreerd, tegen 11 681 in de eerste en 13 341 in de tweede helft van vorig jaar. Om consumenten en ondernemers te informeren over de manier waarop zij moeten handelen wanneer ze een verdacht bankbiljet aantreffen, heeft het MOB in 2005 verschillende voorlichtende teksten opgesteld. De in het MOB vertegenwoordigde organisaties hebben deze voorlichtende teksten op de eigen website en/of als artikel in het eigen vakblad geplaatst. Ook dit jaar blijven de ontwikkelingen rondom vals geld een belangrijk aandachtspunt van het MOB.
Identiteitsfraude
1
Volgens het onderzoek wordt op het zakelijk segment € 708 miljoen winst gemaakt, terwijl op het particuliere segment € 642 miljoen verlies wordt gelaten. 2 Zie het rapport «Betalen kost geld» van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (2004).
Het Nederlandse betalingsverkeer wordt met enige regelmaat geconfronteerd met identiteitsfraude. Het begrip identiteitsfraude valt in twee handelingen uiteen: het vergaren en verzamelen van (persoons)gegevens en het misbruik van deze gegevens in een later stadium. Het voorkomen van identiteitsfraude begint bij bewustwording van dergelijke risico’s. Niet alleen consumenten, maar ook ondernemers kunnen slachtoffer worden van het misbruik van persoonlijke gegevens. Het is daarom wenselijk dat het bewustzijn van zowel consumenten als ondernemers van de risico’s van identiteitsdiefstal in het betalingsverkeer toeneemt. De gezamenlijke Nederlandse banken zijn daarom in 2005 de advertentiecampagne «Pas op uw persoonlijke gegevens» begonnen. Geïnspireerd door de website «Bank Safe Online» van de Engelse banksector heeft de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 27 863, nr. 22
3
NVB daarnaast de website «Veilig Betalen en Bankieren» geïntroduceerd1. De website informeert de consument over de maatregelen die de banken nemen en over de maatregelen die hij zélf kan nemen om veilig te bankieren. Dit jaar wordt meer aandacht worden besteed aan de risico’s voor ondernemers. Het is van groot belang dat ondernemers adequaat geïnformeerd worden over de risico’s van identiteitsfraude. Het is bijvoorbeeld de vraag in hoeverre ondernemers zich bewust zijn van het feit dat zij veelal de financiële risico’s van fraude met creditcards dragen. Het MOB zal daarom dit jaar nadere informatie beschikbaar stellen voor ondernemers betreffende het gebruik, de verwerking en de risico’s van creditcards. Europese ontwikkelingen In antwoord op vragen van de Kamerleden Van Egerschot en Blok over de vorming van één Europees betaalstelsel2, heb ik toegezegd in deze brief nader in te gaan op de Europese ontwikkelingen inzake het betalingsverkeer. In navolging op de totstandbrenging van de interne markt en de verdieping van de EMU, hebben de Europese Commissie en het Europese Systeem van Centrale Banken de ambitie uitgesproken om de gefragmenteerd (girale) betaalmarkt in Europa te transformeren naar één geïntegreerde markt. Om dit te bewerkstelligen dienen niet alleen pan-Europese betaalproducten en pan-Europese betaalsystemen ontwikkeld te worden, ook het huidige rechtskader behoeft herziening. Hiertoe lopen in Europa twee verschillende trajecten: • de Europese banken, verenigd in de European Payment Council (EPC) werken aan de totstandkoming van de zogenaamde Single Euro Payments Area (SEPA), en • de Europese Commissie heeft op 1 december 2005 een richtlijnvoorstel gepubliceerd, de zogenaamde Payments Service Directive (PSD), die voorziet in een nieuw rechtskader voor retailbetalingen binnen de Europese Unie. Deze omvangrijke en complexe processen leiden tot een nieuwe ordening van de markt. Onderstaand worden beide trajecten nader toegelicht.
Single Euro Payments Area (SEPA) Als reactie op de Europese Verordening 2560/2001/EG betreffende grensoverschrijdende betalingen in euro’s3 hebben de Europese banken zich in 2002 verenigd in de European Payments Council (EPC). De EPC heeft als doel te komen tot de Single Euro Payments Area (SEPA), één Europese betaalruimte waarin girale betalingen in euro overal op vergelijkbare wijze kunnen worden verricht, binnen en buiten landsgrenzen. Hiertoe moeten de bestaande nationale betaalproducten op termijn vervangen worden door nieuwe Europese betaalproducten.
1
Zie www.veiligbankieren.nl Zie Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, nr. 1192. 3 Deze verordening bepaalt dat de kosten van grensoverschrijdende eurotransacties (betalingen en overboekingen) gelijk moeten zijn aan die van soortgelijke binnenlandse transacties in de Europese Unie. 2
In de EPC werken de Europese banken aan nieuwe Europese interbancaire standaarden voor de belangrijkste betaalinstrumenten; de overboeking, de automatische machtiging en de transacties met een betaalpas. Vanaf 1 januari 2008 zullen alle banken in staat zijn de pan-Europese betaalproducten te verwerken, een deel van de banken zal de producten ook actief aan de klant aanbieden. In deze fase zullen de «oude» en «nieuwe» producten náást elkaar gebruikt worden. In de daaropvolgende jaren zal het aantal klanten dat de op EPC afspraken gebaseerde betaalproducten gebruikt naar alle waarschijnlijkheid toenemen, onder andere doordat meer banken de producten actief gaan aanbieden. De EPC stelt dat er vanaf eind 2010 een zekere kritische massa moet zijn bereikt om de nationale betaalproducten te kunnen uitfaseren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 27 863, nr. 22
4
Naar mijn idee zijn de voordelen van SEPA op macro-niveau en op de lange termijn duidelijk. Eén Europese betaalmarkt zorgt voor verdere integratie van de Europese interne markt en is daarmee van belang voor de economische ontwikkeling in Nederland en de rest van de EU. Er zijn in veel lidstaten aanzienlijke efficiencywinsten te behalen als gevolg van schaalvoordelen, verdere automatisering en standaardisering. De Europese Commissie spreekt – wellicht wat optimistisch – van vijftig tot honderd miljard euro efficiencywinst per jaar dankzij verdergaande standaardisatie van het Europese betalingsverkeer. Echter, op korte- en middellange termijn kan in Nederland sprake zijn van de wet van de remmende voorsprong. Het Nederlandse betalingsverkeer is relatief efficiënt en het gevaar bestaat dat de Europese standaarden in eerste instantie minder efficiënt zullen zijn dan de huidige Nederlandse standaarden. Om SEPA succesvol te laten zijn, zal SEPA toch meerwaarde moeten leveren aan alle aanbieders en gebruikers van betaaldiensten – ook in Nederland. Er moet sprake zijn van voldoende marktwerking en potentiële efficiencywinsten moeten ook bij de eindgebruiker neerslaan. Op het moment dat niet aan deze wensen kan worden voldaan, zal de animo om op pan-Europese betaalproducten over te stappen gering zijn, zowel voor particulieren, zakelijke gebruikers als de overheid.
Afstemgroep SEPA Nederland Recentelijk heeft het MOB het initiatief genomen om de Afstemgroep SEPA Nederland (ASN) in het leven te roepen. De ASN is opgericht om ervoor te zorgen dat de invoering van SEPA in Nederland zo soepel mogelijk verloopt. Banken, retailers, bedrijven, consumenten, kwetsbare groepen en financiële autoriteiten zullen nauw samenwerken om de invoering van Europese betaalproducten in Nederland zo succesvol mogelijk te laten verlopen. De ASN gaat onder de verantwoordelijkheid van het MOB o.a. de volgende activiteiten uitvoeren: • het inventariseren van de consequenties van SEPA voor diverse groepen gebruikers. • het waarborgen van continuïteit bij de overgang van Nederlandse betaalproducten naar Europese betaalproducten, en • het opstellen van een nationaal transitieen communicatieplan plan voor SEPA in Nederland. Deze werkgroep kan bijdragen aan het bewerkstelligen van een geleidelijke, marktgerichte migratie naar SEPA. Belangrijk daarbij is dat marktpartijen individueel en op basis van marktbehoeften en voorhanden zijnde concurrerende producten een keus kunnen maken om de nieuwe Europese producten actief aan te bieden. Echter, naar mijn idee kan slechts worden overgegaan tot uitfasering van de huidige nationale producten wanneer de nieuwe Europese producten op het gebied van efficiency, kwaliteit en prijsstelling serieuze alternatieven bieden.
Payment Services Directive (PSD)
1
Zie Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 22 112, nr. 438.
Het bestaande rechtskader voor betalingsverkeer berust grotendeels op nationale regelgeving, hetgeen de bestaande versnippering van de interne markt in stand houdt en de introductie van SEPA bemoeilijkt. Momenteel zijn er per lidstaat aanzienlijke verschillen ten aanzien van de nationale wetgeving, waardoor betalingen binnen Europa niet op een vergelijkbare wijze kunnen worden verricht. Teneinde de interne markt voor girale betalingen te bewerkstelligen is het volgens de Europese Commissie zaak de nationale wetgeving van de lidstaten meer op elkaar af te stemmen en bestaande EU-wetgeving te stroomlijnen. Daartoe heeft de Commissie in december 2005 een richtlijnvoorstel gepubliceerd1.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 27 863, nr. 22
5
Het richtlijnvoorstel biedt een geharmoniseerd rechtskader voor alle aanbieders en gebruikers van retailbetaaldiensten binnen de Europese Unie en heeft tot doel: • de marktwerking binnen de EU te versterken; Met de harmonisatie van de vereisten voor de markttoegang wordt beoogd gelijke concurrentievoorwaarden tot stand te brengen en de concurrentie op de nationale markten te verscherpen. Ik onderschrijf deze doelstelling van het richtlijnvoorstel omdat het verwijderen van barrières voor toetreding van nieuwe aanbieders een belangrijk middel kan zijn om meer effectieve concurrentie tussen aanbieders te stimuleren. • de informatie- en transparantievereisten te verduidelijken en meer consistent te maken; De vaststelling van duidelijke en consequente regels betreffende de transparantie van betalingsdiensten beogen de concurrentie, de keuzemogelijkheden van de consument en de consumentenbescherming te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door valutering te verbieden en aan te dringen op meer inzichtelijkheid in de prijzen van betaalinstrumenten. Dit laatste kan de consument in staat stellen te kiezen voor het meest efficiënte betaalproduct en daardoor de eigen kosten te verlagen. • de rechten en plichten van gebruikers en aanbieders van betaaldiensten te versterken. Ook dit is in mijn optiek een belangrijke doelstelling van het richtlijnvoorstel. Het verschaffen van duidelijkheid en zekerheid over de essentiële rechten en plichten van gebruikers en aanbieders is van cruciaal belang voor de ontwikkeling van moderne en efficiënte betalingssystemen en voor het wekken van vertrouwen bij de gebruikers. Momenteel wordt het richtlijnvoorstel uitonderhandeld in de Raad en het Europees Parlement. Hoewel ik de algemene doelstellingen van het richtlijnvoorstel onderschrijf, bestaan er nog twijfels bij de uitwerking van enkele aspecten van het voorstel. Tijdens de resterende onderhandelingen zal daarom onder meer aandacht worden gevraagd voor het belang van proportionaliteit van regelgeving, het voorkomen van onnodige informatievereisten en belang van een adequaat integriteitniveau. Het Finse voorzitterschap beoogt aan het eind van dit jaar een akkoord over het richtlijnvoorstel te bereiken. De Minister van Financiën, G. Zalm
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 27 863, nr. 22
6