Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1995–1996
21 501-09
Transportraad
Nr. 56
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 23 mei 1996 De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1 heeft op 11 april 1996 overleg gevoerd met minister Jorritsma-Lebbink van Verkeer en Waterstaat over het verslag van de Transportraad van 11 maart 1996. Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie
1
Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), ondervoorzitter, Van den Berg (SGP), Lilipaly (PvdA), Biesheuvel (CDA), voorzitter, Reitsma (CDA), Versnel-Schmitz (D66), Van Gijzel (PvdA), Leers (CDA), Van Heemst (PvdA), Verbugt (VVD), Van Rooy (CDA), Poppe (SP), Van ’t Riet (D66), Duivesteijn (PvdA), H. G. J. Kamp (VVD), Stellingwerf (RPF), Crone (PvdA), Roethof (D66), M. B. Vos (GroenLinks), Verkerk (AOV), Van Zuijlen (PvdA), Van Waning (D66), Keur (VVD), Hofstra (VVD) en Assen (CDA). Plv. leden: Blauw (VVD), Schutte (GPV), Van Gelder (PvdA), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Dankers (CDA), Jeekel (D66), SwildensRozendaal (PvdA), Terpstra (CDA), Huys (PvdA), Korthals (VVD), Esselink (CDA), Hillen (CDA), H. Vos (PvdA), Remkes (VVD), Leerkes (Unie 55+), Witteveen-Hevinga (PvdA), Augusteijn-Esser (D66), Rosenmo¨ller (GroenLinks), Boogaard (groep-Nijpels), Valk (PvdA), Hoekema (D66), Klein Molekamp (VVD), Te Veldhuis (VVD) en Van der Linden (CDA).
6K1700 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1996
De heer Reitsma (CDA) vroeg de minister om een toelichting op de positie van het Europees Parlement (EP), in het bijzonder van de Commissie vervoer, in de discussie over de Trans Europese netwerken (TEN’s). Welke rol is hen formeel toebedacht? Is het waar dat er wrijving is tussen het EP en de Europese Commissie (EC), omdat het parlement zich onvoldoende betrokken voelt bij de vaststelling van de TEN’s en dan vooral van de prioritaire lijst? Wil de minister in de Transportraad bevorderen dat het EP de plaats krijgt die het formeel toekomt? Hoe is de stand van zaken op dit moment? Hoe ziet de prioritaire lijst eruit, in het bijzonder voor Nederland? In juni a.s. zal de Transportraad opnieuw spreken over het Groenboek externe kosten. Hoe is de procedure? Omdat de uitvoering van dit Groenboek verstrekkende consequenties zal hebben voor het goederenvervoer in Nederland, drong hij erop aan dat de minister, voordat zij haar standpunt in de Raad naar voren brengt, met de Kamer van gedachten wisselt over de hoofdlijnen van haar inbreng. Verder vroeg hij of zij, in samenwerking met de minister van Financie¨n, de Kamer op de hoogte wil brengen van de Nederlandse inbreng in de Ecofinraad, waar de fiscale gevolgen van het Groenboek zullen worden besproken. Naar verluidt is Duitsland voornemens het tarief van het Eurovignet op korte termijn flink te verhogen. De minister heeft haar standpunt op dit punt al eerder uiteen gezet: voorlopig pas op de plaats tot het Eurovignet in de vorm van een Europees systeem van rekeningrijden voor het goederenvervoer kan worden gevariabiliseerd. Het eventueel afschaffen van de motorrijtuigenbelasting zou dan ook aan de orde kunnen komen. Hoe is de stand van zaken op dit moment? Welke stappen, formeel of informeel, heeft de minister ondernomen in de richting van de EC? De
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 21 501-09, nr. 56
1
heer Reitsma drong erop aan dat zij alles op alles zet om dit voornemen van Duitsland te verhinderen. Het is verheugend dat Zwitserland te kennen heeft gegeven niet meer in alle omstandigheden te zullen vasthouden aan de 28-tongrens. Hij onderschreef de opmerking van de minister dat afspraken in Europees verband niet zonder meer in een referendum ongedaan kunnen worden gemaakt. Hoe zullen de gesprekken nu verder verlopen? Verwacht de minister dat er afspraken kunnen worden gemaakt over een 40- of zelfs 44-tongrens? Wat zijn de gevolgen van de gewijzigde opstelling van Duitsland in de besluitvorming over de medefinanciering door de Gemeenschap van de sloopvoorstellen voor de binnenvaart? De heer Valk (PvdA) vroeg welke positie de minister heeft ingenomen in de discussie over de positie van het EP bij de besluitvorming over de TEN’s. In het verslag van de Transportraad wordt gesteld dat van beide kanten creativiteit nodig is. Hoe zal de minister haar creativiteit aanwenden? De beleidsvoorstellen in het Groenboek kunnen aanzienlijke gevolgen hebben voor de Nederlandse transportsector en leiden tot een aanmerkelijke lastenverhoging. Omdat dit onderwerp in de komende maanden zeker regelmatig aan de orde zal komen, niet alleen in de Transportraad maar ook elders, vroeg hij de minister hierover een aparte beleidsnotitie op te stellen. De EC heeft gevraagd om een «innoverend» mandaat voor de onderhandelingen met de VS over de luchtvaartbetrekkingen tussen de EU en de VS. Wat wordt hieronder verstaan? In het verslag van de Transportraad wordt gesteld dat de EC onderzoek zal doen naar de lokale weers- en zeeomstandigheden in het Middellandse-Zeegebied om eventueel de regelgeving voor RORO-ferry’s aan te passen. De heer Valk had zich hierover verbaasd. Zijn die omstandigheden dan nog niet bekend? Wil de minister er in de Transportraad op aandringen dat de voorwaarden die gelden voor dergelijke schepen elders in Europa, zonder meer van toepassing worden verklaard op de schepen in het Middellandse-Zeegebied? De Europese financiering van de sloopvoorstellen voor de binnenvaart voor de jaren 1997 en 1998 is op losse schroeven komen te staan. De minister antwoordt op Kamervragen dat zij, waar nodig, bereid is de sector na 1996 met eigen middelen te steunen en daarvoor in de komende begroting middelen te reserveren. Hoe denkt zij over de vrees van de binnenvaartorganisaties dat de aangekondigde maatregelen voor eigenaren van (te) kleine schepen aanleiding zijn om (te) overhaast te besluiten tot bee¨indiging van het eigen bedrijf? Dit zal ten koste gaan van de vaart met die kleinere schepen die aan belang wint, nu het beleid erop is gericht het transport over de weg waar mogelijk te vervangen door transport over het water. Is het mogelijk de bedrijfsbee¨indigingsregeling te verlengen om te voorkomen dat schippers er prematuur een beroep op doen? Mevrouw Van ’t Riet (D66) vroeg een nadere toelichting op de opmerkingen in het verslag over de luchtvaartbetrekkingen tussen de EU en de VS. Hoe is de discussie verlopen? Welke afspraken zijn er gemaakt? De 28-tongrens is vooral ingegeven door de wetenschap dat het wegdek bij een zwaardere asbelasting grote schade oploopt met alle kosten van dien. Heeft die wetenschap een rol gespeeld in de onderhandelingen met Zwitserland? Zijn er afspraken gemaakt over de financiering van die schade? Zij was ontevreden over de systematiek van de Europese co-financiering. Het EP stimuleert soms projecten die landelijk weinig of
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 21 501-09, nr. 56
2
geen prioriteit krijgen. Ziet de minister een mogelijkheid hierin verandering te brengen? De medefinanciering van de sloopvoorstellen voor de binnenvaart is alleen voor dit jaar geregeld. Is het flankerend beleid wel gewaarborgd tot het jaar 2000? Mevrouw Van ’t Riet sloot zich aan bij het verzoek tijdig voor de volgende Transportraad aan de hand van een beleidsnotitie te spreken over de Groenboeken. De heer Blaauw (VVD) drong erop aan dat het rapport van de transportorganisaties over de kosten en milieuoverwegingen van het beroepsgoederenvervoer over de weg en de toegezegde notitie van de minister over het flankerend beleid, gezamenlijk worden besproken voordat zij haar standpunt over het Groenboek externe kosten in de Transportraad naar voren brengt. Het Groenboek citizins network verkeert al in een verder stadium, omdat de Commissie vervoer van het EP al een rapporteur heeft aangewezen. Wanneer zal de minister de Kamer op de hoogte brengen van haar gedachten over dit Groenboek? Het gaat uit van brede stromen van transport van mensen, maar het voor- en natransport raakt aan de nationale bevoegdheden. In hoeverre zal Nederland op dit punt vasthouden aan de subsidiariteit om te voorkomen dat elders in Europa beslissingen worden genomen over nationale en regionale verbindingen? Volgens de media is Commissaris Kinnock in wanhoop en met vrijwel lege handen vertrokken naar de VS in een poging de afsluiting van verdere bilaterale overeenkomsten tegen te gaan. Is dit waar of is dit een journalistieke weergave van de besluiteloosheid van de Transportraad? Zwitserland heeft toegezegd zijn heffingen te koppelen aan de heffingen van de EU. Over die laatste heffingen moet dan wel overeenstemming bestaan. Hoe is de stand van zaken in dit dossier? Welke voornemens heeft Oostenrijk? Welke relatie is er met de voornemens van Duitsland? Ook in andere lidstaten wordt gesproken over heffingen op het vervoer, terwijl de Oosteuropese landen denken over een systeem voor compensatie van de heffingen die zij moeten betalen in de Westeuropese landen. Overigens zijn de tarieven die Zwitserland in gedachten heeft schrikbarend. Als de grens van 28 ton wordt verlaten, zou het beter zijn te kiezen voor een grens van 44 dan van 40 ton, zo meende de heer Blaauw. Hoe groter de eenheid, hoe minder de milieuvervuiling. Verwacht de minister dat er enige ruimte is te vinden voor de «45 voeter»? Hoe verloopt het overleg met de bundeling van binnenvaartorganisaties in Nederland, niet alleen over de sloopvoorstellen, maar ook over een beter gebruik van de binnenvaart in Nederland? Is er ruimte voor verbetering van de binnenlandse verbindingen? Ook hij was verbaasd dat de EC onderzoek zal doen naar de lokale weers- en zeeomstandigheden in het Middellandse-Zeegebied. Zonder zo’n onderzoek is immers duidelijk dat het weer een extra risicofactor is voor onveilige RORO-schepen. Hij veronderstelde dat de EC met deze stap tijd wil winnen. Overigens is het een positief punt dat Frankrijk dit onderwerp heeft aangekaart. Hopelijk komt er toch nog een moment dat Nederlandse toeristen veilig kunnen worden vervoerd tussen de verschillende eilanden en het vasteland van Griekenland. Het verbod op doorlopende zekerheid komt voort uit besluitvorming in Brussel. De «mainport» Rotterdam lijdt hier zwaar onder. Hoe denkt de minister over deze aantasting van de concurrentiepositie van Rotterdam? Het antwoord van de minister van Verkeer en Waterstaat De minister merkte op dat wordt geprobeerd in het «innoverend» mandaat voor de onderhandelingen over de luchtvaartbetrekkingen tussen de VS en de EU, aspecten neer te leggen die niet in nationale mandaten kunnen worden neergelegd. De VS hebben inmiddels een groot
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 21 501-09, nr. 56
3
aantal bilaterale contracten afgesloten met lidstaten die gelijksoortige opvattingen hebben over de luchtvaartbetrekkingen met de VS. Een aantal lidstaten heeft echter andere opvattingen over bijvoorbeeld staatssteun en antitrust immuniteit. De Commissie moet een mandaat opstellen dat tussen die klippen doorzeilt en tegelijkertijd een toegevoegde waarde heeft. Het heeft immers geen zin onderhandelingen aan te gaan die minder opleveren dan de bestaande bilaterale contracten. De heer Kinnock voert nu informele gesprekken met de VS om na te gaan op welke punten multilaterale overeenstemming mogelijk lijkt. De minister betwijfelde echter of het mogelijk is tot een goed mandaat te komen, ook al omdat er teveel over het principe wordt gesproken en te weinig over de inhoud. Zij vreesde dat de Transportraad over dit laatste nauwelijks overeenstemming zal kunnen bereiken. Het verloop van de onderhandelingen met Zwitserland is niet erg gunstig. Het loslaten van de 28-tongrens om hem vervolgens te vervangen door hoge belastingen, is natuurlijk geen echte handreiking. Het is ook volstrekt onduidelijk welk tijdpad de Zwitserse regering voor ogen staat. Het enige dat de EU kan doen, is proberen de koppelingen in stand te houden, zodat niet die zaken waar Zwitserland belang bij heeft, eerder worden behandeld dan andere waar Zwitserland geen belang bij heeft. Over die werkwijze bestaat overeenstemming in de Raad. Overigens strekken de onderhandelingen zich verder uit dan alleen het transport. Zo wordt bijvoorbeeld gesproken over de mobiliteit van werknemers, een aangelegen punt voor de zuidelijke lidstaten. Verder dringt Zwitserland aan op vergaande rechten voor zijn luchtvaart. Een bijkomende factor is dat de Zwitserse regeling discriminatoire elementen bevat; het binnenlands en het oost-west vervoer worden anders behandeld dan het transalpine vervoer. Daarom is ten behoeve van de onderhandelingen een aantal criteria geformuleerd waaraan minimaal zal moeten worden voldaan. Mede omdat Oostenrijk de dupe is van de Zwitserse opstelling, moet een tamelijk harde opstelling worden gekozen. De minister was echter gerust op de afloop van de onderhandelingen. Nederland is voorstander van zowel verlenging als verzwaring van vrachtauto’s voor bepaalde soorten vervoer. De Europese discussie over dit onderwerp zit echter op een dood spoor. Daarom is met de Nederlandse organisaties afgesproken dat zij hun internationale organisaties ertoe aanzetten die discussie opnieuw leven in te blazen. Met verlenging en verzwaring kan immers een aanzienlijke milieuwinst worden bereikt. De heer Valk (PvdA) drong erop aan dat op een ander moment wordt gesproken over de zogenaamde Jumbo-trucks en de randvoorwaarden daarvoor. De minister merkte vervolgens op dat de Nederlandse regering er geen bezwaar tegen heeft dat het EP zijn opinie uitspreekt over de TEN’s. Dit neemt niet weg dat het vervelend zou zijn als het EP plotseling een weg die nationaal onbelangrijk wordt geacht, hoogst prioritair verklaart. Zij wees als voorbeeld over de gang van zaken rond de aansluiting van de A73 die eerder geen onderwerp van bespreking vormde in het Nederlandse parlement. Zij vond de gang van zaken rond de TEN’s sowieso onbevredigend; het overzicht van de TEN’s vertoont nog de meeste overeenkomst met een Bos-atlas. Toen dit probleem werd onderkend, is de Christopherson-groep ingesteld om een prioriteitenlijst op te stellen. Die lijst is besproken door de Europese Top en vastgesteld. Het EP wil zijn oordeel uitspreken over die lijst, maar het is voor een aantal lidstaten ondenkbaar dat het wijzigingen aanbrengt in een lijst waarover hun minister-president zich al heeft uitgesproken. Na Maastricht is het ook niet helemaal duidelijk of het EP die bevoegdheid heeft. De minister zei dat Nederland probeert bij te dragen aan een oplossing die niet steeds opnieuw tot eindeloze procedures leidt, zeker omdat sommige lidstaten
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 21 501-09, nr. 56
4
pas tot investeringen overgaan als er zekerheid bestaat over de Europese financiering. In dit kader merkte zij nog op dat zij het betreurde dat er überhaupt geld is gereserveerd voor de TEN’s, omdat de discussie over de netwerken daardoor wordt verstoord. De nationale prioriteitstelling wordt niet gehinderd door de TEN’s, want er worden alleen projecten gefinancierd die ook nationaal prioriteit hebben. Die verstoring doet zich wel voor bij de financiering van projecten uit de sociale fondsen. Daardoor wordt bijvoorbeeld de prioriteitstelling van het Infrafonds in de war geschopt. De Europese financiering is prettig voor de betrokken regio, maar overigens dus niet altijd een winstpunt. Zolang de regelingen bestaan, zal Nederland er echter ook een beroep op doen. De minister merkte vervolgens op dat uit haar antwoord op de schriftelijke Kamervragen over de binnenvaart blijkt dat zij zich voorneemt in de jaren na 1996 financie¨le ruimte te cree¨ren voor eventuele sloopacties. Uit het regelmatig overleg met Duitsland is bekend welk budget daarvoor ongeveer nodig is. Ook met Belgie¨ wordt gesproken over de afstemming van maatregelen. Oorspronkelijk was er geen draagvlak te vinden voor Europese medefinanciering, maar lopende de vergadering deed zich een opening voor toen Duitsland inzag dat de einddatum van het toerbeurtsysteem zou kunnen opschuiven als er geen enkele bereidheid zou zijn voor Europese medefinanciering. De situatie was toch een beetje vreemd, omdat de Budgetraad al had ingestemd met het bedrag. Zij zei dat zij ervan uitgaat dat scheepseigenaren die nog een markt zien voor hun bedrijf, hun schip niet zomaar zullen laten slopen. Er is inmiddels een goede infrastructuur ontstaan voor de begeleiding van de schipper bij die keuze. De organisaties verzorgen opleidingen en nascholing, stimuleren samenwerkingsverbanden en geven voorlichting over de verschillende maatregelen, maar het is uiteindelijk de schipper zelf die een beslissing neemt. Zij ging ervan uit dat de bedrijfsbee¨indigingsregeling niet aan een termijn is gebonden, maar zegde toe dit na te gaan en de Kamer hierover te informeren. Overigens leert de ervaring dat juist de kleine schipper inzicht heeft in de markt: vooral de jongere schippers zoeken de mogelijkheden in de markt. Zij worden hierbij geholpen door de actieve opstelling van de nieuwe organisatie van de binnenvaart. Binnenvaart Nederland heeft zich tot nu toe verzet tegen bee¨indiging van het toerbeurtsysteem, maar is wel bereid om over de ontwikkeling van de binnenvaart te spreken. De potenties van de binnenvaart, ook voor het binnenlands vervoer, zijn groot. Het binnenlands vervoer moet verder worden gestimuleerd, bijvoorbeeld door de aanleg van bedrijfsterreinen langs doorgaand vaarwater. De minister zei dat zij haar inbreng in de besprekingen over het Groenboek externe kosten zo snel mogelijk aan de Kamer voor zal leggen. Die inbreng wordt thans in interdepartementaal overleg voorbereid. Het debat zal zich tijdens de eerstkomende Transportraad waarschijnlijk beperken tot een orie¨nterend gesprek. Tijdens de informele Transportraad komend weekend zullen de opvattingen voor het eerst worden gewisseld. Zij zei dat zij namens Nederland met nadruk zal pleiten voor verzwaring van de variabele lasten. Er is een vaste afspraak in het kabinet dat in de Ecofin-, Milieu- en Transportraad zal worden aangedrongen op verhoging van minimumniveau van accijnsen in Europa. Verder zal Nederland aandringen op «road pricing» systemen voor het «truck»vervoer op de langere termijn. Het systeem van externe kosten zou in principe voor alle modaliteiten moeten gelden, het moet transparant zijn en eventuele afwijkingen moeten goed worden gemotiveerd. In de toegezegde notitie Flankerend beleid goederenvervoer komt het onderwerp externe kosten ook aan de orde. Die notitie zal ook worden beproken met het Overlegorgaan goederenvervoer. Overigens ging zij ervan uit dat de besluitvorming over het Groenboek pas aan de orde komt tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de EU.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 21 501-09, nr. 56
5
Naar verwachting zal eind van dit jaar een voorstel worden ingediend voor het Eurovignet. Dan zal dit onderwerp ook aan de orde worden gesteld in de Transportraad. De minister was verheugd dat de discussie over de binnenlandse «ferry’s» weer op gang is gekomen, al achtte zij het niet uitgesloten dat Griekenland zal proberen een uitzonderingspositie te verkrijgen. Zij zei dat zij haar Griekse ambtgenoot al diverse malen heeft laten weten dat de Nederlandse regering zich zorgen maakt over de veiligheid van de toeristen tijdens hun vervoer tussen de verschillende Griekse eilanden. Tot nu toe zijn de eisen voor het vervoer van personen niet van toepassing op binnenlandse diensten. Zij moest het antwoord op de vraag over de zekerheidsstelling schuldig blijven. Vorige week is er op het ministerie van Financie¨n over dit onderwerp gesproken met het bedrijfsleven. Zij zegde toe aan de minister van Financie¨n te vragen de Kamer te informeren over de uitkomsten van dit gesprek. Zij beaamde dat de concurrentiepositie van Rotterdam door deze maatregel wordt aangetast en verzekerde de Kamer dat de regering hecht aan een goede oplossing van deze ingewikkelde problematiek. Desgevraagd merkte de minister nog op dat de EU-Richtlijn voor zuinige auto’s een onderwerp is van de Milieuraad. De Nederlandse regering pleit nadrukkelijk voor hogere normen voor de zuinigheid en de emissies van auto’s, omdat dit de beste manier is om een deel van de milieuproblemen van auto’s op te lossen. De voorzitter van de commissie, Biesheuvel De griffier van de commissie, Coenen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 21 501-09, nr. 56
6