Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zitting 1979-1980
2
Rijksbegroting voor het jaar 1980
15800 Hoofdstuk V Departement van Buitenlandse Zaken Hoofdstuk X Departement van Defensie (NAVO-gedeelte) Nr. 15
VERSLAG Vastgesteld 30 oktober 1979 De vaste C o m m i s s i e voor Buitenlandse Zaken 1 en v o o r Defensie 2 w e r d e n gezamenlijk belast met het v o o r b e r e i d e n d onderzoek van de delen van deze vier w e t s o n t w e r p e n die de NAVO betreffen. Ter uitvoering van deze taak leggen zij de v o l g e n d e vragen aan de beide b e w i n d s l i e d e n voor. Met de beantw o o r d i n g van die v r a g e n , zal de openbare b e h a n d e l i n g van deze onderdelen van de b e g r o t i n g naar de m e n i n g van de c o m m i s s i e s v o l d o e n d e zijn v o o r b e reid. De Oost-Westverhouding
1 De Regering signaleert (toelichting Buitenlandse Zaken, blz. 15) - over een langere periode gezien - een o n m i s k e n b a r e b e w e g i n g in de richting van een langzame v e r b e t e r i n g in het patroon der relaties tussen Oost en West. Welke verbeteringen heeft de Regering hierbij o p het oog? Op welke terreinen v a n s a m e n w e r k i n g is verbetering waar te nemen?
' Samenstelling: Portheine (WD), Mommersteeg (CDA), Van Thijn (PvdA), Van Rossum (SGP), Wolff (CPN), Dankert (PvdA), Van der Stoel (PvdA), Roethof (PvdA), Scholten (CDA), ondervoorzitter. Ter Beek (PvdA), voorzitter, Ploeg (VVD), Waltmans (PPR), Patijn (PvdA), Pronk (PvdA), Van den Broek (CDA), J. de Boer (CDA), Brinkhorst (D'66), Gualthérie van Weezel (CDA), Van den Bergh (PvdA), Van der Linden (CDA), Lubbers (CDA), Bolkestein (VVD) en Blaauw(VVD). 2
Samenstelling: Wolff (CPN), Dankert (PvdA), Van der Stoel (PvdA), De Beer (VVD), Van Dis (SGP), Ter Beek (PvdA), Wisselink (CDA), Keja (VVD), Ploeg (VVD), ondervoorzitter. Kombrink (PvdA), Waltmans (PPR), De Vries (PvdA), voorzitter, De Kwaadsteniet (CDA), Stemerdink (PvdA), J. de Boer (CDA), Brinkhorst (D'66), Gualthérie van Weezel (CDA), Van den Bergh (PvdA), Korte-van Hemel (CDA), Frinking (CDA), Blaauw (VVD), Wüthrich-van der Vlist (PvdA) en Couprie (CDA).
4 vel
Werkt de Regering bij de v o o r b e r e i d i n g van de t w e e d e CVSE-bijeenkomst samen met niet-overheidsorganisaties (NGO's)? Zo niet, ligt dit binnenkort i n d e bedoeling? De N A V O ; algemeen
Is het w e l juist te stellen dat de NAVO-strijdkrachten tot taak hebben d o o r hun parate aanwezigheid te v o o r k o m e n dat bij enig land de m e n i n g zou kunnen postvatten dat het met militaire m i d d e l e n politieke doeleinden in WestEuropa kan verwezenlijken? Deze NAVO-taak betreft toch het gehele NAVOterritoir ook buiten West-Europa? Onder w i e n s bevel staan de strategische strijdkrachten? Zijn dat NAVO-strijdmiddelen?
Op welke p u n t e n acht de Regering het nodig de politieke consultatie in de NAVO te intensiveren en uit te breiden? Welke m o g e l i j k h e d e n zijn hiertoe beschikbaar?
Tweede Kamer, zitting 1979-1980, 15800, hoofdstukken V en X, nr. 15
1
5 Hoe beoordeelt de Regering het feit, dat de Verenigde Staten, Frankrijk, de Bondsrepubliek en het Verenigd Koninkrijk tot tweemaal toe apart bijeen zijn geweest om te spreken over ontwikkelingen in de NAVO en wel en marge van de NAVO-top eind 1977 en in Guadaloupe in januari 1979? 6 Hoeveel door de NAVO toegekende studiebeurzen voor wetenschappelijk onderzoek zijn de laatste jaren aan Nederlanders ten deel gevallen? Budgettaire aspecten 7 Welke groeipercentages hebben de diverse landen in 1978 en 1979 gerealiseerd? Op welke manier hebben de diverse landen hun groeipercentages bereikt: door salarisverhogingen, betere pensioenen enzovoort of door andere verhogingen? Welk gedeelte van de groei in de verschillende landen is relevant voor de defensie-inspanning met verwaarlozing van het feit dat hoge salarissen en pensioenen goed zijn voor het moreel/motivatie? 8 Wat zijn de verwachtingen voor de groeipercentages van de diverse landenin1980? 9 Welke richtlijnen zijn het afgelopen voorjaar vastgesteld voor de nationale en bondgenootschappelijke planning? 10 Hoeveel kost het uitvoeren van alle aanbevelingen uit het LTDP en in hoeverre gaat dit bedrag de financiële ruimte te boven? Indien het niet mogelijk is alle aanbevelingen uitte voeren, welke prioriteiten worden dan gesteld? Wat is de consequentie van het niet uitvoeren van alle aanbevelingen uit het LTDP voor de doelstelling van dat LTDP? De budgettaire inspanning van de Warschaupactlanden 11 Welke aanwijzingen zijn er dat het huidige groeipercentage van de defensieuitgaven van de Warschaupactlanden niet daalt? Gelden voor alle Warschaupactlanden dezelfde groeipercentages? 12 Zal tegen het eind van de jaren '80 de Sovjet-Unie - gezien de gemiddelde reële stijging - 20% van het BNP aan defensie uitgeven? 13 Wat is de respectieve omvang van de defensie-uitgaven van de Verenigde Staten (in dollars) en van die van de Sovjet-Unie (in roebels) voor het jaar 1979? Kan vervolgens de defensiebegroting van de Verenigde Staten in roebels uitgedrukt worden en die van de Sovjet-Unie in dollars? 14 Aan de berekening van de Russische defensie-uitgaven dient geen absolute waarde te worden toegekend volgens de memorie van toelichting, Defensie, blz. 5. Welke waarde dan wel? Is een stijging van 4 a 5% in de SovjetUnie soms gelijk aan een stijging van bijvoorbeeld 1 % in de Westelijke wereld?
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15 800, hoofdstukken V en X, nr. 15
2
15 Wat is de waarde van de constatering dat er sprake is van een voortgaande verschuiving van de krachtsverhouding in het voordeel van het Warschaupact in het licht van de volgende opmerking van de Amerikaanse minister van defensie Brown over de krachtsverhoudingen dat «... present trends suggest that if NATO's current programs are fully funded, the alliance should make a net gain by the mid-1980's» (Brown statement on the defensebudget, 19 september 1979)? 16 Zijn de uitlatingen van de Roemeense regering voor de Regering geen aanwijzing dat dat land in ieder geval bereid is de defensie-uitgaven te verminderen? De militaire inspanning van de Warschaupactlanden 17 Waaruit blijkt dat de vorig jaar geschetste ontwikkelingen in de militaire krachtsverhoudingen zich hebben voortgezet? Met andere woorden: welke verschillen zijn ertussen 1978 en 1979? 18 Uit welk onderzoek blijkt dat de Russische luchtverdedigingssystemen, bepaalde (welke?) gepantserde voertuigen en artillerie ten minste gelijk, zo niet beter zijn dan die van het Westen (toelichting Defensie, blz. 5)? 19 Welke technische achterstand (op welke gebieden) hebben de tactische luchtstrijdkrachten van het Warschaupact op de luchtstrijdkrachten van de NAVO? Waar blijkt dat uit? 20 Waarom wordt met zoveel nadruk vermeld (toelichting Defensie, blz. 6) dat nieuwe grote oppervlakteschepen worden gebouwd? Waarom wordt de bouw van grote schepen door de Sovjet-Unie van betekenis geacht? 21 Welk percentage van de Russische onderzeeërvloot is doorgaans operationeel? 22 Wat is het karakter van de Russische Militaire encyclopedie? Is de op blz. 11 (toelichting Defensie) geciteerde doelstelling ook elders in Russische bronnen aangetroffen? Spreekt men in Russische regeringsstukken van de agressieve doelstellingen van de NAVO? 23 Kan meer informatie gegeven worden over «de nadruk, die de landen van het Warschaupact leggen op de rol van de kernwapens en de chemische oorlogvoering»? 24 Moet van het Warschaupact dezelfde ontplooiing van strijdkrachten worden verwacht als beschreven in de tweede volle alinea van blz. 14 van de toelichting bij het hoofdstuk Defensie, in geval van agressie gericht tegen het Warschaupact?
Tweede Kamer, zitting 1979-1980, 15 800, hoofdstukken V en X, nr. 15
3
De waarschuwingstijd 25 Op grond van welke bronnen komt de Minister van Defensie tot de constatering (toelichting blz. 6) dat de Sovjet-Unie in haar militaire doctrine de laatste jaren steeds meer wijst op de voordelen van een offensief met korte voorbereidingstijd? 26 Welke concrete maatregelen heeft de Sovjet-Unie de laatste jaren genomen die zijn gericht op een offensief met korte voorbereidingstijd, om de NAVO tactisch zó te verrassen dat zij geen tijd meer heeft om al haar middelen in te zetten? 27 Houdt de beweerde doctrinaire verandering ook in dat het Warschaupact nu uitgaat van het direct inzetten van kernwapens? 28 In welke richtingen moet het Warschaupact aanvallen om tactisch en strategisch belangrijke gebieden te kunnen veroveren? 29 Is er sprake van tankconcentraties van het Warschaupact om verrassingsaanvallen in de richtingen van tactische en strategisch belangrijke gebieden uit te kunnen voeren? Zo niet, kunnen deze concentraties ongemerkt optreden? Indien ook deze vraag ontkennend wordt beantwoord, kan er dan nog sprake zijn van verrassing? 30 Hoe groot is het beperkte gebied dat in geval van een aanval door het Warschaupact in eerste instantie wordt prijsgegeven? 31 Aan de hand van welke criteria wordt vastgesteld of er sprake is van een waarschuwing voor een op handen zijnde aanval van het Warschaupact? 32 Hoeveel dagen (uren) bedraagt op dit moment de waarschuwingstijd maximaal en minimaal? Welke verschillen bestaan er voor de verschillende onderdelen van de strijdkrachten? 33 Hoe valt in vredestijd te constateren dat vliegtuigen die aanvankelijk louter een luchtverdedigingstaak hadden steeds meer voor offensieve acties worden gebruikt? Welke acties betreft dit, met welke types en welke analyses leiden tot deze slotsom? 34 In hoeverre heeft de aankondiging van de heer Brezjnev20 000 mantroepen en 1000 tanks uit de DDR terug te trekken wijziging gebracht in de mogelijkheid van het Warschaupact «meer dan ooit in staat te zijn een verrassingsaanval met korte voorbereidingstijd te lanceren»? 35 Welke zijn de verdedigingsmaatregelen, die genomen worden in de periode tussen de «waarschuwing» en het uitbreken van de gevechtshandelingen?
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15 800, hoofdstukken V en X, nr. 15
4
MBFR; algemeen 36 Waarom schat de Minister van Buitenlandse Zaken (toelichting blz. 16) de perspectieven voor een akkoord inzake MBFR thans niet wezenlijk anders in dan een jaar geleden, hoewel inmiddels het SALT ll-Verdrag is getekend? 37 Kan de Minister meedelen welke uitgangspunten van het Warschaupact door de NAVO-deelnemers aan de MBFR tot op zekere hoogte zijn aanvaard? 38 Op welke manier denkt de NAVO tot een oplossing van het probleem van de sterktecijfers te komen? 39 Wordt door de andere Westelijke landen, die aan de MBFR-besprekingen deelnemen, ook de relatie tussen een meer evenwichtige verhouding tussen de conventionele strijdkrachten èn een vermindering van de afhankelijkheid van kernwapens benadrukt? Zijn deze landen eventueel bereid méér dan 1000 tactische kernwapens in de onderhandelingen te betrekken? 40 Wat betekent de aanschaf van een krachtig conventioneel potentieel aan anti-tankhelikopters voor de krachtsverhoudingen in Centraal-Europa? Gaan de bewindslieden uit de aanschaf van deze helikopters conclusies trekken voor hun beleid gericht op het terugdringen van de rol van de kernwapens? De recente voorstellen van president Brezjnev 41 Welke stappen zijn door het Bondsgenootschap, c.q. door de Nederlandse Regering, ondernomen om nadere opheldering te krijgen over de voorstellen door president Brezjnev gedaan in zijn rede van 6 oktober jl.? Is daarover ook nadere opheldering gevraagd in de context van de MBFR-onderhandelingen? 42 In hoeverre dragen de toezegging van de USSR om 20 000 man en 1000 tanks eenzijdig uit Midden-Europa terug te trekken en de gedane voorstellen in de sfeer van de vertrouwenwekkende maatregelen bij tot een versnelling van de onderhandelingen in Wenen? 43 Wil de Regering vraag 34 over actuele vraagstukken betreffende kernwapens (Tweede Kamer, zitting 1978/1979, hoofdstukken V en X, nr. 122) opnieuw beantwoorden in het licht van het recente aanbod van de president van de Sovjet-Unie om tot vermindering van de bewapening in Europa te komen? De militaire samenwerking in de NAVO 44 Hoe staat het met de pogingen om tot een verdere standaardisatie van materieel en munitie te komen? 45 Welke maatregelen worden genomen om te bewerkstelligen dat bij de verbetering van de conventionele strijdkrachten het defensieve karakter benadrukt wordt?
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15800, hoofdstukken V en X, nr. 15
5
46 Op welke manier wordt getracht, in het kader van het LTDP of daarbuiten, de kosten van wapensystemen onder controle te krijgen? 47 Hoe wordt in NAVO-verband aandacht besteed aan de relatie tussen defensiecapaciteit en olievoorziening? Wordt bij voorbeeld in het kader van het Long-term-defense-programme aandacht besteed aan de vraag wat de behoefte aan aardolie(produkten) in oorlogsomstandigheden is, en hoe knelpunten in de voorziening moeten worden weggewerkt? 48 Wordt momenteel overleg gevoerd met de bondgenoten over het beveiligen van mijnbouwinstallaties? 49 Zullen de voorstellen van Brezjnev in Berlijn van invloed zijn op de verdere besluitvorming over de aanschaf van moderne pantserbestrijdingsmiddelen? 50 Kan een overzicht worden gegeven van de soorten en aantallen van de anti-tankwapens waarover de NAVO in de Centrale Sector beschikt en over de omvang van de gedane bestellingen? Wat is de gemiddelde trefkans van deze wapens? 51 Hoe is in NAVO-verband gereageerd op de nadruk die het Warschaupact legt op de rol van de chemische oorlogvoering? Hoe zijn de conventionele NAVO-strijdkrachten in vergelijking met die van het Warschaupact uitgerust om radio-actieve en chemische concentraties te signaleren en hoe zijn ze er tegen beschermd? 52 Welke maatregelen zijn of worden genomen om de luchtverdedigingssystemen als AWACS en radarstations te beschermen tegen aanvallen? Welke kosten zijn daaraan verbonden? 53 Heeft de Regering kennis genomen van berichten rond 1 augustus jl. dat de CDU/CSU-oppositie in de Bondsdag overweegt de Westduitse financiële bijdrage aan het AWACS-project stop te zetten omdat de VS aan de Westduitse (wapen)industrie niet voldoende compensatie-orders verschaft? Hoe is de situatie op dit ogenblik? Moet hieruit worden afgeleid dat de militair-industriële belangen bij dit project zwaarder wegen dan de overwegingen van veiligheid etc. waarmee AWACS steeds is gemotiveerd? 54 De memorie van toelichting van Defensie stelt op blz. 7: «Voor snelle aanvoer van personele en materiële versterkingen zal, in geval van nood, ook gebruik moeten worden gemaakt van civiele schepen en vliegtuigen. Ook Nederland zal daaraan een bijdrage moeten leveren». Indien een door de VS gevormde interventiemacht overgaat tot optreden, zal Nederland dan, overeenkomstig bovenstaande mededeling, daaraan zijn medewerking verlenen? 55 Welk percentage van de Russische operationele onderzeeërs is bij de huidige technische stand van de opsporingsapparatuur zichtbaar? Wordt dat percentage in de nabije toekomst hoger of lager? In hoeverre maken ontwik-
Tweede Kamer, zitting 1979- ibO, 15 800, hoofdstukken V en X, nr. 15
6
kelingen op het gebied van de computer- en satelliettechnologie het probleem van de beperkingen die het zeewater oplegt aan de akoestische opsporingsapparatuur oplosbaar? 56 Kan de Regering instemmen met de analyse van het SIPRI dat de doorbraak aan Amerikaanse zijde op het gebied van opsporings- en bestrijdingstechnologie de Amerikaanse ASW op een first-strike vermogen kan brengen ten opzichte van de Russische onderzeeboten? 57 Welke maatregelen zijn of worden genomen om het uitvaren van de Russische vloot te belemmeren? 58 Wat is de betekenis van het woord «moeilijker» in de zinsnede: «Hierdoor wordt het voor de NAVO moeilijker eenheden die vanuit hun basis in het noordelijk deel van de Sovjet-Unie naar de Atlantische Oceaan willen doorbreken » (toelichting Defensie, blz. 6)? Welke maatregelen worden getroffen om aan deze ongewenste situatie het hoofd te bieden? De Nederlandse inspanning 59 Kunnen de bewindslieden aangeven hoeveel anti-tankhelicopters het Amerikaanse leger op afzienbare termijn in dienst zal hebben? Zijn bij de komst van dit eerste aantal, mogelijkerwijs ook Nederlandse helicopters begrepen of valt die beslissing pas daarna, bij voorbeeld na 1982? 60 Wat heeft de verbetering van de M 110-houwitser precies ingehouden? Is dit wapensysteem geschikt gemaakt voor het afvuren van de neutronengranaat? 61 Wat bedoelt de Regering (toelichting Defensie, blz. M e n 15) met «gemechaniseerd te leggen anti-tankmijnen»? Kan precieser worden aangeduid, welke wapensystemen hiervoor in aanmerking komen? 62 Worden de Nederlandse Orion's te zijner tijd ook aangesloten op het Amerikaanse luister-computersysteem, zoals dat beschreven is in het SIPRI-jaarboek 1979? 63 Wordt de introductie van de zogenaamde «Captor»-mijnen in het kader van de onderzeebootbestrijding overwogen? 64 Wanneer is een beslissing te verwachten over de opslag in Nederland van materieel voor drie Amerikaanse divisies? 65 Wat voor maatregelen zijn nodig om het benodigde materieel voor in te vliegen Amerikaanse divisies in Nederland op te kunnen slaan? Om welk materieel gaat het en wat zijn de kosten verbonden aan de opslag? 66 Waar zal naar verwachting VS-materiaal in Nederland worden opgeslagen? Wat is het beslag op gebouwen en terreinen van de Koninklijke Landmacht?
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15800, hoofdstukken Ven X, nr. 15
7
67 Kan de Minister aangeven op welke wijze de mogelijkheden voor opslag van munitie, brandstoffen en andere voorraden worden uitgebreid? Wapenbeheersing en beperking 68 Heeft de Regering zich geplaatst achter alle aanbevelingen van de Adviescommissie inzake Vraagstukken van Ontwapening en Internationale Veiligheid en Vrede met betrekking tot de aanpak van de handel in conventionele wapens? Zo ja, op welke wijze zijn deze uitgevoerd? Zo nee, achter welke aanbevelingen heeft de Regering zich wel geplaatst en op welke wijze zijn deze uitgevoerd en wat is de reden dat bepaalde aanbevelingen niet zijn overgenomen? 69 Is het mogelijk om in Nederland te komen tot met de Arms Control Impact Statements van de Verenigde Staten vergelijkbare verklaringen bij de aanschaf van wapens? 70 Waarom bieden eenzijdige maatregelen «in dit opzicht» (toelichting Defensie, blz. 10) geen perspectief? Langs welke lijnen zal de inbreng van de Europese NAVO-landen in de komende SALT lll-onderhandelingen plaats hebben? 71 Is overwogen dat het streven naar een zo groot mogelijke afschrikking met conventionele middelen bij de andere partij ook de reactie kan oproepen, de bewapeningswedloop naar andere, met name nucleaire niveau's te verplaatsen? 72 Kan een overzicht worden gegeven van overeenkomsten en verschillen tussen de Franse en de Sovjet-voorstellen inzake een toekomstige conferentie over Europese veiligheid? Kan de Regering haar standpunt ter zake nader definiëren? 73 Waarom definieert de Minister van Buitenlandse Zaken (toelichting blz. 17) een van de belangrijkste doelstellingen van het regeringsbeleid als «het verzekeren en bevorderen van vrede en veiligheid», terwijl op blz. 15 een en ander wordt gedefinieerd als: «het handhaven van vrede en veiligheid»? Kernbewapening; algemeen 74 Kan nader worden omschreven welke de grenzen zijn die de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van land en volk de Regering stelt voor wat betreft de mogelijkheden om de bezorgdheid in onze samenleving ten aanzien van de kernwapens te verminderen? 75 Welke mogelijkheden heeft de Regering om gehoor te geven aan het op gang gezette proces van bezinning, in Nederlandse samenleving ten aanzien van de kernbewapening? 76 Welke concrete stappen worden ondernomen om de bezorgdheid ten aanzien van de gevaren van de kernbewapening onder de bevolking weg te nemen? Denkt de Regering hierbij eerder aan het bouwen van schuilkelders of aan het concreet terugdringen van de kernbewapening?
TweedeKamer, zitting 1979-
0,15 800, hoofdstukken Ven X, nr. 15
8
77 Welke initiatieven heeft de Minister ondernomen ter uitvoering van de motie-Frinking c.s. (15300 V en X, nr. 75), waarin de Regering wordt verzocht te bewerkstelligen dat het vraagstuk van het terugdringen van de rol van de kernwapens als vast agendapunt in de besprekingen van de Atlantische Raad zal worden opgenomen? 78 Betekent het overnemen van het voorstel om een eind te maken aan het roulerend lidmaatschap van de NPG ook een erkenning van het regeringsstreven om de rol van de kernwapens terug te dringen? 79 Is het in 1978 gedane voorstel om in het vervolg besluiten over vervanging of modernisering van tactische nucleaire wapens pas te nemen na zorgvuldige afweging aan de hand van de in de memorie van toelichting geciteerde criteria integraal door de andere NAVO-partners geaccepteerd en geëffectueerd? Voorlichting over kernwapens 80 Hoe wenst de Minister van Defensie concreet gestalte te geven aan de doelstelling «om de maatschappelijke discussie zo goed mogelijk met feiten te steunen en te begeleiden»? 81 Op welke punten bevatte de bijlage bij de begroting 1979 meer informatie over de kernwapens dan ooit door enig kabinet is verstrekt (toelichting Defensie, blz. 19)? 82 Is het waar dat de ADA thans een rapport voorbereidt over de modernisering van tactische kernwapens en dat de eigen adviseurs van de Regering de ontwerp-rapporten hebben geschreven? 83 Is de Minister van mening dat de uitgave van de Directie Voorlichting «Kernwapens in discussie» (september 1979) past in het kader van de volgens hem «ingeslagen weg op ruime schaal informatie over kernbewapening te blijven geven om de maatschappelijke discussie zo goed mogelijk met feiten te ondersteunen en te begeleiden»? Kan de Minister dan verklaren hoe het komt dat deze uitgave, die zich onder andere baseert op gegevens van de Military Balance 1979-1980 van het IISS, slechts een gedeelte van de door de Military Balance gemaakte analyse over «Long and Medium Range Theatre Systems» heeft weergegeven en wel zodanig, dat door het noemen van alléén de kwantitatieve factoren uit deze analyse een vertekend beeld ontstaat en het lijkt alsof het Warschaupact op dit gebied een enorm overwicht heeft, terwijl na berekening van ook kwalitatieve factoren, de IISS tot de conclusie is gekomen dat er tussen de NATO en het Warschaupact ongeveer een evenwicht op TNF-niveau bestaat op dit ogenblik? 84 Kan de Minister van Defensie een militair-technische verantwoording geven voor de scheiding tussen Long-Range Theatre wapens (in het Kamerstuk van 21 juni 1979: 1000 km en meer) en Medium-Range Theatre wapens (van 200 km tot 1000 km)? Als deze scheiding militair-technisch niette verantwoorden is, op welke grond is het onderscheid dan wel gemaakt?
Tweede Kamer, zitting 1979-1980, 15 800, hoofdstukken V en X, nr. 15
9
85 Is de Minister van Defensie bereid om alsnog, bij voorbeeld in de Defensiekrant, een volledig beeld van de door het IISS gemaakte analyse in de Military Balance 1979/1980 te schetsen, ten einde de discussie over de komende moderniseringsbesluitvorming «zo goed mogelijk met feiten te steunen en te begeleiden»? De cijfers over de krachtverhoudingen (nucleair) 86 Kan de Minister aangeven welke verschillen er zijn tussen de Military Balance 1979/1980 gegevens met betrekking tot de long range en medium rangesystemen in Europa en de door de bewindslieden van Buitenlandse Zaken en Defensie toegestuurde gegevens in antwoorden ter voorbereiding van het mondelinge overleg op 28 juni jl.7 Welke waarde moet aan de telregels in de Military Balance worden toegekend? 87 Is de Minister van Defensie bereid zijn mening te geven over de door het IISS gemaakte analyse in de Military Balance 1979/1980 over «Long and Medium Range Theatre Systems»? 88 Waarom is er in het aangehaalde beleidsstuk van de beide Ministers (TK 78-79,15 300 nr. 122) geen rekening gehouden met kwantitatieve en kwalitatieve aspecten in de daarin genoemde wapensystemen, zoals de door het IISS relevant geachte factoren: 1. directe beschikbaarheid van wapensystemen (service-ability); 2. aantal kernkoppen per wapendrager; 3. overlevingskans bij verrassingsaanval (survivability); 4. penetratievermogen; 5. flexibiliteit (retargeting-vermogen, range en accuratesse) en waarom is geen enkele poging ondernomen om deze relevante factoren in de analyse te verwerken? 89 Kan de Minister van Defensie een overzicht geven van de «combat radius» van de volgende wapensystemen, rekening houdend met het geschatte aantal kernkoppen dat elk systeem in een gevechtsmissie zal vervoeren: - SS-N-4 - MIG-21 Fishbed - SU-17FlitterD - MIG 23/27 FloggerD - Buccaneer? Acht de Minister het juist dat deze wapensystemen op grond van de door de IISS gegeven «combat radius» in tabel 1 van het betreffende beleidsstuk (1000 km of meer) zijn opgenomen? Indien de Minister van mening is dat de door de IISS genoemde «combat radius» niet met de werkelijkheid overeenkomt, kan hij de verschillen dan verklaren? 90 Waarom maakt het genoemde beleidsstuk geen melding in de tabellen van de volgende wapensystemen: - FB-111 A - Beagle
- SS-N-8?
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15800, hoofdstukken V en X, nr. 15
10
91 Wat is volgens de Minister van Defensie de «combat radius» van de volgende wapensystemen: - deA-7 - de F-4 - de Jaguar en acht de Minister het juist dat deze wapensystemen op grond van de door het IISS gegeven «combat radius» in de tabel II (van 200 tot 1000 km) van het genoemde Kamerstuk zijn opgenomen? 92 Kan de Minister verklaren waarom er verschillen in aantallen zitten tussen de in het genoemde Kamerstuk en de in de Military Balance 79-80 opgenomen tabel, voor wat betreft de volgende wapensystemen: F-4 A-7 Jaguar F-104G/S S-N-5 Badger Blinder Backfire SS-4 SS-5 SS-20 waardoor het totale verschil van NAVO-wapensystemen -553 en voor Warschaupact-wapensystemen -306 ten opzichte van de IlSS-telling bedraagt? 93 Is de Minister van mening dat in het licht van de door het IISS gemaakte analyse, het betreffende Kamerstuk 15 300 no. 172 herziening behoeften is de Minister bereid te zamen met zijn collega van Buitenlandse Zaken nog voor het Kamerdebat over het NAVO-deel aan de Kamer een overzicht van «Long en Medium Range TNF» te doen toekomen waarin niet alleen kwantitatieve gegevens staan vermeld, maar ook een inschatting wordt gegeven van kwalitatieve factoren, zoals die door het IISS worden gehanteerd? 94 Heeft de Minister kennis genomen van de berekening die het IISS heeft gemaakt ten aanzien van de aan beide zijden beschikbare LRTNF?Zoja, acht hij deze berekening een juiste weergave van de huidige krachtsverhouding? Zo ja, welke conclusie trekt de Minister dan uit de koppeling van de constateringen van het IISS en zijn eigen uitspraak dat volstrekte pariteit in het grijze gebied evenzeer een ontkoppeling van de Amerikaanse nucleaire garantie teweeg zou kunnen brengen? Wanneer evenwel de Minister de berekeningen van het IISS onjuist acht, kan hij dan zijn eigen berekening geven? 95 Hoe verhoudt zich de uitspraak van de Russische partijleider Brezjnev dat het aantal lanceerinrichtingen voor middellange afstandsraketten alsmede de kracht van de kernladingen aan Sovjet-zijde de laatste 10 jaar iets zijn teruggelopen tot de constatering op blz. 21 van de memorie van toelichting dat het vermogen van het Warschaupact om militaire doelen in Europa te treffen sterk is toegenomen?
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15 800, hoofdstukken V en X, nr. 15
11
96 Zijn er aanwijzingen dat de Sovjet-Unie voortgaat met de uitbreiding van het aantal SS 20 raketten op West-Europa gericht? Zo ja, wat is de schatting van de jaarlijkse toename? Kan een prognose worden gegeven van de krachtsverhoudingen op hetterrein van de theater nucleaire wapens in Europa in 1983 als in dat jaar niet tot de invoering van nieuwe systemen in West-Europa wordt besloten? 97 Wat is de reden waarom indertijd de Amerikaanse middellange afstand Thor en Jupiter raketten uit Europa zijn teruggetrokken? Geldt deze reden thans niet meer? Zo ja, waarom? 98 Welk percentage van de SS-20 wordt gericht op doelen in West-Europa? 99 Sinds wanneer is de Regering bekend met de plannen voor de ontwikkeling en produktie van de zogenaamde SS-20-raket? 100 Welke betekenis hecht de Regering aan het artikel «SS-20, eine Datenanalyse» in Wehrtechnik 79/8, waarin berekend wordt dat de SS-20 waarschijnlijk geen Mirv-systeem kan meevoeren? 101 Kan de Regering meedelen waaruit de verbetering van de tactisch-nucleaire middelen van het Warschaupact bestaat en om welke categorieën van kernwapens het hier gaat? Waar tast deze verbetering de positie van het Westen aan? Hoe verhoudt zich het moderniseringstempo van de NAVO tot het moderniseringstempo van het Warschaupact? De kernwapenstrategie 102 Heeft de Regering kennis genomen van berichten in de NRC van 10 oktober jl. over wijzigingen in de Amerikaanse oorlogsstrategie? Kan de Regering het daar gestelde bevestigen? Wil de Regering hier commentaar op leveren? 103 Acht de Regering een beperkte kernoorlog mogelijk? 104 Kan de Minister de omvang van het nucleaire potentieel in de grijze zone aangeven dat de NAVO nodig heeft om de geloofwaardigheid van de Amerikaanse nucleaire garantie in stand te kunnen houden? 105 Is er van Amerikaanse zijde twijfel gewekt aan de geloofwaardigheid van de Amerikaanse nucleaire garantie? 106 Welke factoren bepalen of er een voldoende «link» is tussen tactische en strategische nucleaire verdediging? 107 Waarop is de verwachting (toelichting Defensie blzz. 19 en 20) gebaseerd, dat een escalatie tot en met de inzet van «Euro-strategische wapens», niet hoeft te leiden tot de inzet van het strategische potentieel?
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15 800, hoofdstukken V en X, nr. 15
12
108 Wat wordt verstaan onder de z.g. «Selective Employment Options», welke term kennelijk steeds meer in gebruik raakt? Wat is het verschil tussen de z.g. Selective Employment Options en de door de NAVO nooit als zodanig aanvaarde Schlesinger-doctrine? Waarom kunnen de aan SACEUR toegewezen systemen deze functie niet blijven vervullen? 109 Bij welke gelegenheden in de afgelopen jaren hebben de VS hun strategische nucleaire strijdkrachten in staat van verhoogde paraatheid gebracht? Betrof dat toen ook de z.g. LRTNF (long range theatre nucleair forces) en/of de voor de uitvoering van de Selective Employment Options aan SACEUR ter beschikking gestelde centrale systemen? Zo ja, gebeurde dat nadat ter zake overleg met de «host countries» was gepleegd en deze daarmee hadden ingestemd? 110 Gebeurde dit alarmeren van de strategische nucleaire strijdkrachten ook tijdens de z.g. Cuba-crisis? Zo ja, wanneer werd de Nederlandse Regering toen door de VS van deze alarmering op de hoogte gesteld? 111 Welke rol wordt aan kernwapens toegekend bij het tegenhouden van eventuele doorbraken van grote pantserconcentraties? Vervanging en modernisering 112 Welke nucleaire wapensystemen, welke aantallen (dragers, lanceerinrichtingen, koppen) vervullen op dit moment een rol in het kader van de afschrikking (graag volledig overzicht)? 113 Welke wapensystemen worden gerekend tot de zogenaamde grijze-zonewapens en welke tot de nucleaire gevechtsveldwapens? 114 Om hoeveel centrale systemen gaat het die vervangen moeten worden en worden deze systemen daarna afgevoerd? 115 Welke wapensystemen moeten worden vervangen binnen de huidige opvattingen over «afschrikking» en «flexibility in response»? Met andere woorden welke taken moeten als gevolg van deze opvattingen ook in de toekomst vervuld worden? Door welke wapensystemen kunnen die taken in de toekomst vervuld worden? Als geen nieuwe wapensystemen worden geïntroduceerd, wanneer vallen er dan «gaten» in het wapenarsenaal, wederom gekoppeld aan de huidige opvattingen over «afschrikking en flexibility in response»? 116 Wanneer moeten boven aangeduide wapensystemen wegens veroudering van welk onderdeel dan ook worden uitgefaseerd? 117 Zijn de drie criteria bij besluiten over vervanging of modernisering van tactische nucleaire wapens geplaatst in een prioriteitsvolgorde?
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15 800, hoofdstukken V en X, nr. 15
13
118 Kan de Regering de samenstelling bekend maken van de beide studiegroepen, die zich in NAVO-verband bezighouden met de mogelijkheden van modernisering respectievelijk wapenbeheersing van wapens in de zogenaamde grijze zone? 119 Van welk tijdstip dateren de eerste plannen tot de ontwikkeling en produktie van de Pershing-2 en van een op land te stationeren Cruise-Missile? 120 Sinds wanneer is er in het ontwikkelingsproces van de Pershing-2 sprake van een lange-afstandsversie, uitgerust met een nucleaire kop? Aanvankelijk was er immers slechts sprake van een lange-afstandsversie met een conventionele lading? 121 Komt de eventuele keuze voor ground launched cruise missiles niet in strijd met het protocol bij SALT II? Hoeveel jaar is er met de ontwikkeling van dit systeem gemoeid? 122 Welke optie biedt meer mogelijkheden, één raket met tien MIRV's of tien raketten ieder met een enkelvoudige warhead? 123 Waar zou het bondgenootschap in het geval dat de introductie van nieuwe middellange-afstand nucleaire wapens door zou gaan, deze willen stationeren en waarom? Wordt daarbij rekening gehouden met de bevolkingsdichtheid en met de mate waarin er voor de reeds bestaande bondgenootschappelijke defensieactiviteiten al een aanslag op de resterende schaarse ruimte wordt gepleegd? 124 Om welke bedragen gaat het bij de ontwikkeling van GLCM's? Over hoeveel systemen moeten de ontwikkelingskosten worden afgeschreven? 125 Welke financiële consequenties zou eventuele Nederlandse participatie in de uitvoering van het TNF-moderniseringsplan hebben voor Nederland? Wordt ook van NAVO-landen, die in vredestijd geen kernwapens op hun grondgebied accepteren, zoals Noorwegen en Denemarken, een (al of niet symbolische) financiële bijdrage gevraagd? Onderhandelingen over kernwapens 126 Moet uit de opmerking dat de «grijze zone»-wapens op basis van urgentie onderwerp wordt van wapenbeheersingsbesprekingen tussen de VS en de Sovjet-Unie de conclusie worden getrokken dat over deze categorie aparte besprekingen zullen worden gehouden? 127 In hoeverre zal een onverhoopt niet-bereiken van een SALT H-akkoord van invloed zijn op de in NAVO-verband te voeren gesprekken met betrekking tot produktie en eventuele invoering van middellange afstandsraketten? Wanneer acht de Regering de besluitvorming in de Verenigde Staten over SALTII afgerond? Acht zij, als er al een beslissing moet komen over een antwoord op de SS-20, het niet vanzelfsprekend dat eerst deze besluitvorming in de Verenigde Staten over SALT II wordt afgewacht?
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15 800, hoofdstukken V en X, nr. 15
14
128 Welke onderhandelingsfora zijn er naast SALT mogelijk om over de «grijze zone» wapens te praten? 129 Is in het NAVO-overleg ook de mogelijkheid van een moratorium gedurende de onderhandelingen op de invoering van nieuwe, c.q. uitbreiding van het bestaande aantal middenafstandsraketten overwogen? 130 Wordt bij de evaluatie van het wapenbeheersingsaspect van de modernisering in de grijze zone ook betrokken de recent getoonde bereidheid van de USSR het huidige aantal wapensystemen in de grijze zone te beperken? De Britse en Franse kernmacht 131 Waarom maakt het eerdergenoemde aan de Kamer toegezonden beleidsstuk geen enkele melding in de tabellen van de Franse nucleaire systemen, terwijl deze Franse wapens in ieder geval een onzekere factor voor de Sovjet-Unie vormen en daardoor toch een bepaalde rol vervullen? 132 Hoe stelt de Regering zich voor om de Franse en Engelse kernwapens in SALT-III of een daarmee verband houdend onderhandelingskader tot onderwerp van onderhandelingen te maken? 133 Is de Regering van mening dat alleen Amerikaanse nucleaire of dual capable wapensystemen onderwerp van onderhandelingen kunnen zijn? Andere kernwapens 134 Wanneer is de Minister van Defensie uitgestudeerd op de behoefte aan tactisch-nucleaire wapens op korte termijn»? Kan de Minister uiteenzetten waarom de beslissing met betrekking tot de Lance kennelijk zo eenvoudig te nemen was, dit in tegenstelling tot de overige beslissingen? Mag de Tweede Kamer ervan uitgaan dat de Minister zijn standpunt zal bepalen voor de behandeling van het NAVO-deel van de defensiebegroting? Zo niet, wanneer dan wel? 135 Op basis van welke gegevens kan volgens de Regering het aantal korte afstandswapens verminderd worden? 136 De Regering heeft in de NAVO gesteld dat uitbreiding van de totale rol van de tactische nucleaire wapens niet kan worden aanvaard. Welk besluit heeft de NAVO-raad daarop genomen? 137 Welke wapensystemen worden naast de artillerie door de SACEUR-studie naar de behoefte aan tactische nucleaire wapens op de korte termijn aanbevolen voor het medegeschikt maken voor nucleaire taken? 138 Wordt in deze studie ook gepleit voor het afstoten van bepaalde nucleaire systemen? En zo ja, welke?
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15800, hoofdstukken V en X, nr. 15
15
139 Wordt bij de aan de gang zijnde studie uitgegaan van een totaalbeeld van de nucleaire behoefte van de NAVO? 140 Aan welke verschuivingen in het geheel van onze nucleaire bijdrage denkt de Regering? 141 Wanneer wordt de interne studie over de Nederlandse nucleaire bijdrage afgesloten? 142 Wat verstaat de Minister van Defensie onder bepaalde verbeteringen en verbeteringen in onze nucleaire bijdrage (toelichting blz. 21)? 143 Verhoogt het minder kwetsbaar maken van de nucleaire artillerie door middel van het verhogen van de aantallen niet het risico van escalatie in een nucleair conflict? 144 Op blz. 21 van de toelichting op de defensiebegroting wordt op de tweede helft van de pagina overgegaan van het gebruik van het woord «is» op het gebruik van het woord «zou». Mag hieruit afgeleid worden dat die zinnen waar het werkwoord «is» gebruikt wordt, de werkelijkheid weergeven en dat die uitspraken, waarin het werkwoord «zou» gebruikt wordt, onzeker zijn? Kan de Minister voor alle duidelijkheid aangeven waar hij «zou» wil vervangen door «is»? 145 Van de Patriot-raket is bekend dat deze zowel een land-lucht, als een landland functie kan vervullen. In hoeverre zal bij een besluit tot aanschaf van een te nucleariseren Patriot sprake zijn van een uitbreiding van ons nucleair takenpakket? De Nike vervult immers alleen een land-land functie? Welke pogingen zijn er gedaan om de Nike niet te hoeven vervangen? De voorzitter van de commissie voor buitenlandse zaken, Ter Beek De voorzitter van de commissie voor defensie, K. G. de Vries De griffier van de commissie voor buitenlandse zaken, De Beaufort
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15 800, hoofdstukken Ven X, nr. 15
16