Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1988-1989
19 866
De vervuiling van de w a t e r b o d e m
Nr. 9
BRIEF V A N DE MINISTER V A N VERKEER EN WATERSTAAT Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-Gravenhage, 11 juli 1989 Op 8 december 1987 heb ik u het Saneringsprogramma waterbodem 1988-1989 toegezonden. Na de discussie inzake de financiering van dit programma begin 1988, is de uitvoering ter hand genomen. Het is mij een genoegen u hierbij de voortgangsrapportage van de saneringen aan te bieden. De Minister van Verkeer en Waterstaat, N. Smit-Kroes
914132 F ISSN 0921
7371
SDU uitgevefii s Grauenhage 1989
T w e e d e Kamer, vergaderjaar 1 9 8 8 - 1 9 8 9 , 19 8 6 6 , nr. 9
STAND V A N ZAKEN EN VOORTGANG SANERINGSPROG R A M M A W A T E R B O D E M 1988-1989 1. Inleiding Bij brief van 8 december 1987, kenmerk HW/CH 36752, heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat aan de voorzitter van de Tweede Kamer het Saneringsprogramma Waterbodem 1988-1989 (Tweede Kamer, 1987-1988, 19 866, nr. 3) toegezonden. Over dit programma en de financiering daarvan heeft op 17 maart 1988 een afrondende discussie met de Tweede Kamer plaats gevonden, waarbij door de Kamer werd ingestemd met het programma en de voorgenomen wijze van financieren. Bij die gelegenheid heeft de Minister toegezegd het bedrijfsleven bij de aanpak van de sanering te zullen betrekken. Dit heeft geleid tot het plaatsen van een oproep o.a. in de Staatscourant van 29 april 1988. In de oproep werd verzocht om plannen in te dienen voor de sanering van 8 van de 11 lokaties van tabel 1 uit het Saneringsprogramma (bijlage). Voor 2 lokaties waren de voorbereidingen voor het saneren al zover gevorderd, dat mogelijk vertraging zou optreden door opname in de oproep. De elfde lokatie (Dommel) viel al om andere redenen af (zie de bijlage: stand van zaken). Ter beoordeling van de ingezonden ideeën werd een commissie ingesteld. De instellingsbeschikking werd de Tweede Kamer toegezonden bij brief van 25 mei 1988, kenmerk HW/ZA 52929. De commissie heeft zich laten bijstaan door technische deskundigen. Hoewel de tijd voor het opstellen en beoordelen van de plannen zeer kort was, kan worden opgemerkt dat de wijze van aanpak voor verreweg de meeste lokaties heeft gewerkt als een katalysator. Het resultaat was namelijk dat er combinaties van verschillend georiënteerde bedrijven werden gevormd, waardoor de planindieners in de gelegenheid kwamen om aan alle facetten van de waterbodemsanering op een goede wijze invulling te geven. Ook overheden (zowel rijks- als andere) werden gedwongen snel gezamenlijk standpunten in te nemen. Op de oproep reageerden vele (combinaties van) bedrijven. Na een eerste selectie door de commissie werden uiteindelijk 197 plannen van 30 inzenders geselecteerd voor een nadere beoordeling. Door het grote aanbod van saneringsplannen heeft de commissie meer tijd nodig gehad voor haar advisering dan eerst was gepland. De commissie bepaalde na een eerste selectie welke plannen niet voldeden aan de voorwaarden van de oproep. De resterende plannen werden vervolgens beoordeeld en verdeeld in drie categorieën te weten hoog, midden en laag. De commissie adviseerde de directeur-generaal van de Rijkswaterstaat in het algemeen de bedrijven uit de hoogste categorie in aanmerking te laten komen voor een prijsaanbieding. Dit advies is voor het merendeel opgevolgd. Het eindrapport van de commissie werd op 10 januari 1989 aan de Minister van Verkeer en Waterstaat aangeboden 1 2. Uitvoering Saneringsprogramma W a t e r b o d e m 1988-1989 Op basis van de door de commissie in de categorie «hoog» beoordeelde plannen is per lokatie een bestek opgesteld. De hierbij gekozen besteksvorm is nieuw. Het bestek omvat geen vaste omschrijving van de werkzaamheden, maar naast algemene voorwaarden een omschrijving van de begin- en de te bereiken eindsituatie, alsmede de wijze van controle. Voor de uitvoering van de sanering mochten de geselecteerde ' Ter inzage gelegd op de bibliotheek
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 19 866, nr. 9
2
bedrijven slechts een aanbieding doen volgens de door de commissie als «goed» beoordeelde werkwijzen. Deze constructie, waarbij in het bestek geen beschrijving van de werkmethode wordt gegeven, werd gekozen in verband met de vertrouwelijke behandeling van de ingediende plannen. Bij de gunning van het werk zal niet alleen de prijs de bepalende factor zijn, maar conform het advies van de commissie, ook een aantal andere factoren, zoals milieurendement, capaciteitsbeslag van stortlokaties, innovatie mogelijkheden e.d. In het Saneringsprogramma was een eerdere kosteninschatting gegeven van 25 miljoen gulden. Deze schatting was gebaseerd op milieuvriendelijk baggeren en vervolgens storten, dus zonder enige bewerking. De commissie heeft per lokaties een kostenraming gegeven, waaruit gebleken is dat bij volledige uitvoering van ingediende plannen veel meer dan de in totaal beschikbaar gestelde 40 miljoen gulden nodig zal zijn, zeker wanneer aan volledige reiniging wordt gedacht. Gelet op de budgettaire randvoorwaarde (max. kosten 40 min voorzover de beleidsruimte dit toelaat) zullen de bestekken van sommige lokaties zodanig worden ingericht, dat binnen deze randvoorwaarde toch een milieuhygiënisch verantwoorde sanering plaats kan vinden. Ten aanzien van de randvoorwaarde «tijd» laat het zich nu aanzien, dat de sanering van de Malburgerhaven te Arnhem, de Chemiehaven en de haven van Stein mogelijk niet in 1989 kunnen worden afgerond. De sanering van het Apeldoorns Kanaal zal uiterlijk in februari 1990 gereed zijn. Daarentegen zullen in verband met het bijzondere karakter van de Oosterschelde de havens van Bruinisse en Zierikzee (tabel 2 van het Saneringsplan) te samen met die van Yerseke en Colijnsplaat (tabel 1) in 1989 worden gesaneerd. Tevens is een voorbereidend saneringsonderzoek opgestart voor de Plaat en Oude Tonge en de Slikken van Viane (tabel 2), welke eveneens in het Oosterscheldebekken zijn gelegen. Conform het advies van de commissie wordt bij de uitvoering van de saneringen zoveel als mogelijk aanvullend onderzoek uitgevoerd met de voorgestelde en nog niet eerder op grote schaal beproefde technieken. De hiermee opgedane ervaring kan worden gebruikt bij de aanpak van saneringen in de toekomst. Naar schatting is met dit onderzoek ca. 2 min gemoeid. Een deel van deze onderzoeksactiviteiten is ook in de bestekken opgenomen. 3. Voorlopig financieel overzicht In onderstaande tabel is aangegeven wat in het kader van het Saneringsprogramma Waterbodem 1988-1989 tot nu toe is uitgegeven of is opgedragen aan onderzoek, voorbereidingskosten en uitvoeringskosten (bestek). Daarnaast is aangegeven welke bedragen worden bijgedragen door derden, bijvoorbeeld de havenbeheerder wegens het op diepte brengen van de vaarweg/haven. Het uitgangspunt dat kosten worden verhaald op de veroorzakers van de verontreiniging blijft onverkort gehandhaafd. Voor die lokaties waar de gunning van het bestek nog niet heeft plaatsgevonden is pm opgenomen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 19 866, nr. 9
3
Lokatie
Raming 1987
Uitgaven/opdrachten mei 1989 (min. gld.) (incl btw) Bestek
Zuid Willemsvaart Geulhaven Diemerzeedijk Plaat van Oude Tonge Oosterscheldehavens Hollandse Ussel Apeldoorns Kanaal Chemiehaven Arnhem Stein Onderzoek
0,5 5,0 5,0
0,75 9,7 2,45 0,1 4,85 0,99 2,5 pm pm pm 2,0
-
0,7 5,0 0,6 5,0 2,7 0,5
25,0
23,34 + pm
Voorb kosten
Bijdrage derden
-
0,1 0,2
0,2 2,25 pm
-
-
-
-
-
-
1,65 + pm
3,6 + pm
0,9
0,3 pm 0,15
0,7 0,45 pm pm pm
Totaal
0,55 7.55 2,65 0,1 5,05 0,54 2,5 0,3 pm 0,15 2,0 21,39 + pm
De voorbereidingskosten betreffen voornamelijk extra bemonsteringen van de waterbodem. Bij de Oosterscheldehavens is het maken van het bestek en andere werkzaamheden uitbesteed aan een Ingenieursbureau. Naar verwachting zullen de totale kosten voor de sanering van de waterbodem in de Chemiehaven, de haven te Arnhem en de haven te Stein ca. 18 min. bedragen. Met deze raming is rekening gehouden met de uitkomsten van de aanbestedingen van de andere lokaties en mogelijke bijdragen van derden in de kosten. 4. De structurele sanering na 1989 Over de aanpak van de structurele sanering van vervuilde waterbodems in de jaren 90 zullen de Eerste en de Tweede Kamer binnenkort worden ingelicht, door het toezenden van het Saneringsprogramma Waterbodem Rijkswateren 1990-2000. Daarin zijn, voorzover thans bekend, alle lokaties opgenomen waar uit het inventariserend waterbodemonderzoek is gebleken dat de signaleringswaarde van de interim-normering uit het Milieuprogramma Voortgangsrapportage 1989-1992 (Tweede Kamer 1988-1989, 20 803 nr. 2) overschreden wordt. Deze inventarisatie is alleen nog voor de rijkswateren waar het Rijk het waterkwaliteitsbeheer heeft. De aanpak van het nader onderzoek, saneringsonderzoek en de sanering zelf, kan geschieden, zodra de saneringscriteria zijn vastgesteld en de financiering geregeld is. In dit Saneringsprogramma Waterbodem Rijkswateren 1990-2000 zijn tevens die lokaties uit tabel 2 van het Saneringsprogramma Waterbodem 1988-1989 opgenomen, waar nader onderzoek of sanering wenselijk is. In de bijlage van deze voortgangsrapportage wordt hier nog nader op ingegaan. 5. Onderzoek- en ontwikkelingsprogramma De Beoordelingscommissie Sanering Waterbodem heeft in aansluiting op haar advies voor het korte termijn onderzoek ook een advies uitgebracht voor onderzoek in de periode 1990-1994. De uitvoering van een onderzoeksprogramma wordt hangende de discussie over de financiering van de waterbodemsanering voorlopig nog niet in uitvoering genomen. Bij uitvoering zal conform het advies van de commissie zeker ook het bedrijfsleven betrokken worden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 19 866, nr. 9
4
BIJLAGE NOTA S T A N D V A N ZAKEN EN VOORTGANG S A N E R I N G S P R O G R A M M A WATERBODEM 1988-1989 In het hiernavolgende wordt per lokatie uit tabel 1 van het Saneringsprogramma Waterbodem 1988-1989 een overzicht gegeven van de situatie, de stand van zaken d.d. mei 1989 en de verwachting voor dit jaar. In dit Saneringsprogramma is tevens een tabel 2 opgenomen met lokaties waar een sanering overwogen werd. In het hiernavolgende zal ook een kort overzicht van die lokaties worden gegeven. De nummering uit de tabellen 1 en 2 van het Saneringsprogramma Waterbodem 1988-1989 wordt hierbij aangehouden. I. TABEL 1 1. Botlek-Geulhaven De havenbodem is sterk verontreinigd met olie, polycyclische aromaten, organohalogenen (o.a. PCB's). Het gaat hier om ca. 200.000 m 3 specie. De lokale vervuilingsbronnen zijn gesaneerd. Eerder was reeds een overeenkomst tussen de historische vervuiler (Booy Clean BV.) en de Staat (V&W) gesloten voor een bijdrage in de saneringskosten van deze haven van f 1 500 000. Daarnaast is met de gemeente Rotterdam overeengekomen dat zij een bijdrage van f 750 000 (excl. BTW) zal betalen voor het onderhoudsgedeelte van de baggeroperatie. Het bestek voor de sanering van de Geulhaven is eind januari 1989 gereed gekomen en aan de geselecteerde bedrijven, voornamelijk uit de hoogste categorie, toegezonden voor het doen van een prijsaanbieding. De aanbesteding is op 15 maart geweest en het werk is op 26 april 1989 gegund aan de bedrijven combinatie Van Oord Werkendam BV., Dolman BV. en Raadgevende Ingenieurs Witteveen en Bos voor f 8 1 5 5 000 (excl. BTW). Het werk is gepland voor 30 weken, zodat de sanering uiterlijk in november 1989 gereed is. In grote lijnen houdt de sanering in, dat na milieuvriendelijk baggeren door verwerkingstechnieken (o.a. fractioneren) vuile en schone deelstromen ontstaan. De vuilste deelstroom kan in de Papegaaiebek, de eventueel minder vuile kan in de Slufter geborgen worden. Het schone zand wordt afgevoerd en is beschikbaar voor hergebruik. Het parool bij deze sanering is het zo min mogelijk gebruik maken van de capaciteit van de stortlokatie de Papegaaiebek, maar ook de Slufter. Om dit te stimuleren is in het bestek een speciaal voor dit doel ontworpen bonus/malus regeling opgenomen. 2. Botlek-Chemiehaven De havenbodem is verontreinigd met dioxinen, olie, EOCL en kwik. Het gaat hier om tenminste 250 000 m3 specie. De lokale vervuilingsbronnen zijn gesaneerd. De haven heeft een voldoende diepte voor de scheepvaart, zodat er geen noodzaak is voor onderhoudsbaggerwerk. De gehele operatie betreft hier een waterbodemsanering. Het bestek wordt op nagenoeg identieke wijze als dat van de Geulhaven opgesteld en zal in augustus 1989 aan de bedrijven uit de hoogste categorie worden toegezonden. De sanering zal in aansluiting op het bestek Geulhaven worden uitgevoerd. Bestuurlijk is overeengekomen dat specie met dioxinen in de Papegaaiebek kan worden gestort. Echter ook hier wordt evenals bij de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 19 866, nr. 9
5
Geulhaven zoveel mogelijk gepropageerd om van de specie (deel) stromen af te scheiden, die in de Slufter geboren en/of hergebruikt kunnen worden. Het parool bij deze sanering is het zelfde als bij de Geulhaven, zij het dat mogelijk het gebruik van de Papegaaiebek groter is. 3. Hollandse IJssel, fase 1 Deze rivier is op veel plaatsen sterk verontreinigd met zware metalen, organohalogenen (waaronder dioxinen en PCB's) en polycyclische aromaten. In 1988 is een rapportage van het oriënterend waterbodemonderzoek verschenen. De vervuiling van de waterbodem heeft voornameiijk zijn oorzaak in directe lozingen van huishoudens en industrie, contaminatie als gevolg van haven- en werfactiviteiten, polderlozingen en het effluent van rioolwaterzuiveringsinrichtingen en niet in de laatste plaats diffuse lozingen vanuit de zellingen (met afval opgehoogde voormalige uiterwaarden). Omdat met name deze laatste diffuse lozingen nog niet gestopt zijn kan een eerste begin van een daadwerkelijke waterbodemsanering nog niet plaats vinden. Een eerste schatting duidt erop, dat ca. 500 000 ~ 1 000 000 m3 specie dient te worden gesaneerd. Met de verantwoordelijke overheden ten aanzien van deze rivier (Rijk, provincie, gemeenten en waterschappen) is een bestuurlijk overleg gevormd om de gehele problematiek van de Hollandse IJssel integraal aan te pakken. Daarbinnen neemt de sanering van de «landbodem» (zellingen), de waterbodem en de sanering van de lozingen een centraal punt in. In het kader van de «oproep aan het bedrijfsleven» is daarom nog niet uitgegaan van een sanering, maar van een integrale studie voor dit gebied. Zowel de opzet van de studie, als ook de overeenkomst voor de studieopdracht is in nauw overleg met de stuurgroep Hollandse IJssel (BESTUURLIJK OVERLEG) opgesteld. Ook bij de begeleiding van de studie wordt de stuurgroep nauw betrokken. Het bestek voor de studie is eind maart 1989 aan de bedrijven uit de hoogste categorie toegezonden. De aanbesteding was op 28 april 1989. De gunning is geschied op 16 mei 1989, waarbij de studie is opgedragen aan de combinatie: Grontmij NV, Broekhoven BV, Boele BV voor fl. 998.392,13 (incl. BTW). De kosten van dit studieproject worden gezamenlijk gefinancierd, waarbij ongeveer de helft door Rijkswaterstaat (uit de WVO) en de andere helft door de andere partners uit het Bestuurlijk Overleg. Inclusief een deel vervolgstudie, is hiermee een bedrag gemoeid van 0,54 min. gulden ten laste van de WVO. De studie (inclusief de vervolgstudie) zal ongeveer een jaar vergen. De studie dient te resulteren in een aantal saneringsscenario's, waaruit na bestuurlijke besluitvorming een «masterplan» kan worden gegenereerd met betrekking tot de integrale sanering en (ruimtelijke) ontwikkeling van de Hollandse IJssel. Op grond van het «masterplan» moeten concrete activiteiten uitgevoerd kunnen worden ten aanzien van de sanering van de lozingen, de waterbodem, de (maatgevende) zellingen en de bergings- of reinigingsmogelijkheden van vrijkomende verontreinigde (water)bodemmaterialen. Een nadere bemonstering van de Hollandse IJssel is nog nodig onder andere om meer inzicht te verkrijgen in de te saneren hoeveelheden specie. 4. Umeer-Diemerzeedijk Buitendijks van de Diemerzeedijk bevindt zich een voormalige verbrandingsplaats van chemisch afval, in beheer bij de gemeente Amsterdam, waarin zich zeer ernstige verontreinigingen bevinden. De aangrenzende
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 19 866, nr. 9
6
waterbodem is vervuild door afstromend regenwater, via ondiepe grondwaterstroming en door afkalving van het voorland. Daarnaast treedt een uitstraling naar het Umeer op tengevolge van opwoeling van reeds verontreinigd bodemslib. Als oplossing van de problematiek is een isolatieplan voorbereid, zodat zowel het water van het Umeer als de waterbodem niet meer door deze vuilstort kan worden beïnvloed. De reeds vervuilde waterbodem wordt tevens van die van het Umeer geïsoleerd. Een sanering van de brandplaats zelf in het kader van de (land)bodemsanering (IBS) is in bespreking. De provincie Noord-Holland is hier de coördinator. Een mogelijke uitvoering daarvan zal nog een aantal jaren kunnen duren, onder meer omdat ook voor de naastliggende vuilstort nog een saneringsoplossing dient te worden gezocht. De commissie adviseert dat «..vooralsnog uit doelmatigheidsoverwegingen een relatief beheersmaatregel moet worden getroffen». De hoogste categorie uit de beoordeling bevat duidelijk plannen die verder gaan dan een eenvoudige maatregel. Eenvoudige maatregelen zijn juist in de lagere categorieën te vinden. Gezien de bestuurlijke aspecten die hier spelen zijn de mogelijkheden voor diverse oplossingsopties toch vrij beperkt. De mogelijke isolatie van het gebied mag de toekomstige saneringsplannen van de provincie (vuilstort) en de uitbreidingsplannen van de gemeente Amsterdam niet frustreren. Daarom is bij deze lokatie gekozen voor de mogelijkheid om aan alle beoordeelde bedrijven, een prijsaanbieding te vragen. Deze aanbiedingen dienden te blijven binnen de vanuit de bestuurlijke situatie gegeven randvoorwaarden, die in het bestek zijn opgenomen. Het bestek is in februari 1989 aan de bedrijven toegezonden. De aanbesteding werd gehouden op 13 maart 1989. Het werk is op 12 april 1989 gegund aan de bedrijven combinatie Van Oord Werkendam BV., Dolman BV. en Raadgevende Ingenieurs Witteveen en Bos voor f 2 06F>.p00 (excl. BTW). In grote lijnen houdt het werk het volgende in: verdediging van de landbodem door een houten damwand, afdekking van de vervuilde waterbodem met een waterdoorlatend doek en een schone zandlaag. Dit gedeelte van de waterbodem wordt afgeschermd door een golfbrekersconstructie in de vorm van een houten palenrij, waardoor het ontstane meertje toch verbinding houdt met het Umeer. Het van het land afstromende regenwater wordt opgevangen en gezuiverd wanneer het vervuild mocht zijn. Deze oplossing heeft de instemming van de provincie en de gemeente Amsterdam. 5. Zuid-Willemsvaart nabij Maastricht Deze lokatie was niet opgenomen in de «oproep aan het bedrijfsleven», omdat hier de voorbereiding van de sanering van de waterbodem reeds ver gevorderd was. De sanering is uitgevoerd in de maanden juni t/m november 1988 door Row de Ruiter en Herik BV. en betrof baggerwerk (ca. 3500 m3) en daarna ontwatering en scheiding van het slib in een grove en fijne fractie. Het meest verontreinigde deel daarvan (280 ton WCA specie) is afgevoerd naar de VBM (Maasvlakte) en het andere deel (niet WCA-specie) is onder IBC criteria gestort op de gemeentelijke stortplaats «Belvedère». De verontreiniging van de waterbodem betrof voornamelijk zware metalen zoals antimoon en lood, waarvan het antimoon afkomstig is van de lozing van een chemisch bedrijf en het lood voor een deel. Deze lozing zal per juli 1989 voldoende zijn gesaneerd. Door de aanwezigheid van keien en grind in de baggerspecie zijn er vertragingen in de werkzaamheden opgetreden, waardoor extra kosten zijn gemaakt. De kosten ten laste van de WVO zullen in totaal ca. f 550 000 bedragen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 19 866, nr. 9
7
6. Julianakanaal-Gemeentehaven Stein Het eerste oriënterende waterbodemonderzoek in een deel van deze haven, nabij de loskade van de gemeente, gaf een ernstige verontreiniging met lood te zien. Deze verontreiniging is afkomstig van overslagactiviteiten uit het verleden. Het aanliggende voormalige bedrijfsterrein van het overslagbedrijf is reeds gesaneerd in het kader van de IBS. Ten behoeve van de «oproep aan het bedrijfsleven» en het maken van het bestek is een uitgebreider waterbodemonderzoek uitgevoerd in de gehele haven en de aansluiting aan het Julianakanaal. Uit dit onderzoek bleek dat een deel van de haven en de havenmond tevens verontreinigd is met cadmium. De havenmond is ook veel ondieper dan de rest van de haven, zodat door de scheepvaart opwoeling van dit slib optreedt, met als gevolg verspreiding zowel naar de haven als naar het Julianakanaal. Het cadmium komt voor in het Maasslib als gevolg van (diffuse) lozingen in het buitenland en is niet aanwezig vanwege een plaatselijke lozing. Ook in het Julianakanaal wordt veelvuldig met cadmium verontreiniging slib aangetroffen. In eerste instantie was voor sanering gedacht aan het verwijderen van 10 0 0 0 a 1 5 000 m3 loodhoudend slib. Bij een volledige sanering van de lood- en cadmiumhoudende specie tot aan de oorspronkelijke, met een kleilaag afgedekte bodem van de haven moet ca. 120 000 m 3 slib worden verwijderd. In de provincie zijn thans geen bergingsmogelijkheden aanwezig voor deze grote hoeveelheid specie. Alleen voor zeer kleine hoeveelheden specie, die vrij komen uit het verwerkingsproces zijn misschien mogelijkheden om (tijdelijke) bergruimte te vinden. Daarboven zouden de kosten voor reiniging van deze grote hoeveelheid specie veel te hoog zijn (meer dan 30 min.), zodat deze sanering niet te verwezenlijken is uit het budget van 40 min. Het is ook nu niet noodzakelijk deze sanering in zijn totaliteit door te voeren, omdat de specie in het Julianakanaal en de aanvoer van zwevend slib in de Maas nog van onvoldoende kwaliteit is. Daarom is er gekozen voor een sanering van de loodhoudende specie (de werkzaamheden die de loodverontreiniging veroorzaakten zijn gestopt) en het gedeeltelijk verwijderen van de sterk verontreinigde specie bij de havenmond (totaal ca. 20 000 m3). De berging van de al of niet verwerkte specie blijft een probleem. Dit kan daarom leiden tot vertraging van het project. Hoewel technisch haalbaar, wordt een afdeklaag met schone specie niet overwogen, omdat de overblijvende specie dezelfde kwaliteit heeft als de omgeving, de operatie onnodig duur wordt en relatief vuile specie op de schone afdeklaag zal worden afgezet. In de komende jaren zal een nader onderzoek moeten uitwijzen of een sanering van het Julianakanaal, maar ook de aanliggende havens, noodzakelijk is. Een belangrijk aspect daarbij is of het Maasslib dan van voldoende kwaliteit is. Dit is onder meer afhankelijk van de saneringsinspanning in België. Het is nu van belang om bij de huidige saneringsoperatie ervaring op te doen met reinigingstechnieken voor specie met zware metalen. Dit mede ten behoeve van toekomstige saneringen langs de Maas, maar ook elders in het land. Met de gemeente wordt overleg gevoerd over de financiering van de sanering. Het bestek wordt naar verwachting in juli 1989 naar de bedrijven uit de hoogste, alsmede enkele uit de middelste categorie toegezonden. Wanneer de eventueel benodigde vergunningen voor een (tijdelijke) berging van verwerkte specie op tijd verkregen kunnen worden, zal het werk mogelijk nog dit jaar af te ronden zijn. Overleg hierover met de provincie is gestart.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 19 866, nr. 9
8
7. Apeldoorns Kanaal-6e Pand Deze lokatie is niet opgenomen in de «oproep aan het bedrijfsleven», omdat al voorbereidingen met de gemeente Hattem en de provincie Gelderland waren getroffen. In 1987 was de eerste fase van het project al uitgevoerd. Het laatste deel van het 6e pand van het Apeldoorns Kanaal grenst aan de rivier de IJssel. De waterbodem is verontreinigd door afvalstoffen met een hoog zuurstofgebruik en PCB's. De oorzaak van de vervuiling is weggenomen. De vervuiling heeft de laatste jaren veelvuldig aanleiding gegeven tot klachten van omwonenden (stank). De sanering van de waterbodem bestaat uit het opbaggeren van ca. 33 000 m3 specie, waarna deze verwerkt en ontwaterd wordt. Met de gemeente Hattem en de provincie Gelderland is overeengekomen dat het droge eindprodukt (ca. 13 000 ton) van de ontwaterde specie op het gemeente stort onder speciale condities (IBC) kan worden gedeponeerd. De voorbereidings- en stortkosten hiervan zijn buiten het bestek gehouden en bedragen ca. f 755 000. Het bestek is op 2 mei 1989 openbaar aanbesteed en vervolgens gegund aan de laagste inschrijver, de combinatie: Baggermij Holland BV en Heijmans Milieutechniek BV voor f 1 480 000 (excl. BTW). De totale kosten bedragen derhalve ca. 2,5 min. (incl. BTW). De aanvang van de sanering is, mede op verzoek van de gemeente in verband met het toeristenseizoen, gesteld op medio augustus 1989. Het werk zal derhalve pas in februari 1990 gereed zijn. 8. IMederrijn Nieuwe of Malburgerhaven De waterbodem van deze haven is sterk verontreinigd met zware metalen, waaronder lood, arseen, tin en antimoon. Totaal gaat het hier om ca. 120 000 m 3 specie. De vervuilende lozingen op de haven zijn of worden binnenkort gesaneerd. De gemeente Arnhem is in samenwerking met o.a. de Rijkswaterstaat reeds meer dan een jaar bezig met de voorbereidingen voor de sanering van de haven. De gemeente heeft ook belang bij uitvoering van de sanering omdat de beroepsvaart en de recreatievaart (jachthaven in de haven) hinder ondervinden van de verondiepingen in de haven. De sanering van de waterbodem heeft verder directe relaties met het Arnhems Rijnoeverproject, waarbij bedrijven worden verplaatst, kaden worden aangepast, een stortplaats voor onverbrandbaar afval en slibdeponie met een grondreinigingsbedrijf wordt ingericht. Voor de stortlokatie loopt een MER-procedure, waarbij omstreeks juni 1989 Gedeputeerde Staten van Gelderland een beslissing zullen nemen. De gemeente verwacht in oktober 1989 daadwerkelijk met de sanering te kunnen beginnen. Voor de sanering zullen scheidings- en reinigingstechnieken worden toegepast. Uit de beoordeling van de Beoordelingscommissie is gebleken dat het plan van de gemeente Arnhem en twee varianten van de bedrijvencombi natie Waterbodemgroep Nederland (WBGN) het hoogst scoorden. Een van de bedrijven uit deze groep heeft ook het plan van de gemeente voorbereid. Besloten is om voorlopig alleen te kiezen voor de WBGN. In een met de gemeente te sluiten overeenkomst zal worden geregeld, dat de gemeente opdrachtgever wordt. In deze overeenkomst zal verder de verdeling van de kosten (gemeente het nautische deel en Rijkswaterstaat de meerkosten door de klasse 4 specie) worden geregeld, waarbij gedacht wordt aan een totaal bedrag met een bepaald maximum.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 19 866, nr. 9
9
9/10. Oosterscheldehavens In het Saneringsprogramma Waterbodem 1988-1989 is de sanering voorzien van verscheidene havens in vier plaatsen, te weten in Yerseke en Colijnsplaat uit Tabel 1 en in Bruinisse en Zierikzee uit Tabel 2. In de «oproep aan het bedrijfsleven» zijn deze havens gebundeld tot één project. Daarmee wordt bereikt dat de meest vervuilde havens langs de schone Oosterschelde in één operatie gesaneerd worden. De provincie Zeeland stelt een speciebergingsplan voor de gehele provincie op en heeft daarvoor een projectgroep ingesteld, waarin alle betrokken overheden in participeren. Vooruitlopend op het speciebergingsplan stemde de projectgroep er mee in, dat de sanering van de Oosterscheldehavens prioriteit heeft en daarmee ook een bergingsplaats gevonden moest worden. Een groot deel van de saneringspecie uit de eerder genoemde vier havens wordt nu gestort in een onderwaterdepöt. Dit depot is de oude haven van Hansweert, die in het kader van de werkzaamheden aan het Kanaal door Zuid-Beveland reeds opgevuld zal worden met schone specie uit dat project. Een en ander kan op een verantwoorde wijze geschieden door de vervuilde specie onder het freatisch vlak te bergen. In het kader van de vergunning op grond van de afvalstoffenwet zullen extra maatregelen getroffen worden. Een deel van de meest vervuilde specie, waaronder alle WCA-specie, wordt gereinigd. In totaal moet ca. 110 000 m 3 specie worden gebaggerd. Het bestek voor de sanering is eind januari 1989 naar de aannemers uit de hoogste categorie toegezonden. De aanbesteding heeft op 8 maart plaats gevonden. Inmiddels hebben de Zeeuwse Milieufederatie en het Comité Leefbaarheid Hansweert beroep tegen de Afvalstoffenwet vergunning bij de Raad van State aangetekend, alsmede een schorsingsverzoek ingediend. Op 17 mei 1989 heeft de Raad uitspraak gedaan en negatief beslist op de schorsingsverzoeken. Op 22 mei 1989 is vervolgens het werk gegund aan de Waterbodemgroep Nederland voor f 4 097 000 (excl. BTW). Het werk zal in november 1989 afgerond moeten zijn. In het bestek is het inrichten van een lokatie opgenomen waar een landfarming proef (een reinigingsmethode) zal worden gedaan. De kosten voor de proef zijn opgenomen in de gereserveerde 2 min. voor onderzoek. De saneringsoperatie wordt in nauw overleg met de betrokken gemeenten uitgevoerd. Essentieel punt daarbij is dat deze gemeenten plannen hebben ingediend om er voor te zorgen dat de havens niet weer door scheepsactiviteiten (beroeps en recreatie) kunnen worden vervuild. In Bruinisse was het plan om zowel de waterbodem van de Nieuwe haven als de Oude haven (met toegangsgeul) te saneren. Recente waterbodemmonsters tonen aan, dat zowel buiten de Nieuwe haven als de Oude haven klasse 4 en 3 specie aanwezig is, waarvan een deel WCA-specie. Het saneren van deze gebieden brengt zodanig hoge kosten met zich mee, dat gevreesd moet worden dat de 40 min. overschreden zal worden. Daarenboven is de sanering van de vervuilingsbronnen rond de Oude haven, met name van een scheepshelling, nog niet gerealiseerd of op korte termijn te realiseren. Daarom is besloten alleen de waterbodem te saneren van de Nieuwe haven en de omgeving en te wachten met de sanering van de waterbodem van de Oude haven. Deze sanering zal worden opgenomen in het volgende Saneringsprogramma Waterbodem Rijkswateren 1990-2000. Alle betrokken gemeenten dragen bij in de operatie i.v.m. de milieusanering en de «nautische aspecten». Totaal bedraagt dit ca. f 700 000. Anders dan bij de andere saneringlokaties is hier het maken van het bestek, maar ook deels de begeleiding uitbesteed aan DHV Raadgevend Ingenieursbureau BV. Daarnaast zijn nog extra kosten verbonden aan inrichting van het stort, bemonstering na het baggeren e.d. Daarvoor is
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 19 866, nr. 9
10
een bedrag geraamd van ca. f 900 000 (incl. BTW). Totaal zullen de kosten voor de sanering van de Oosterscheldehavens, na aftrek van de bijdrage van de gemeenten, komen op ca. 5,05 min. Deze kosten zijn aanmerkelijk hoger dan in het Saneringsprogramma eerst geraamd was (0,7 min.). Dit komt niet alleen door de invloed van de «oproep aan het bedrijfsleven», maar ook doordat voor de twee havens van Tabel 2 uit dit programma nog geen raming was gemaakt. De meeste, met hoge kosten te reinigen specie komt juist uit deze havens. 1 1 . Dommel De waterbodem van de Dommel is sterk verontreinigd met cadmium, als gevolg van de uitstoot van de industrie in het stroomgebied, zowel in Nederland als in België. Deze rivier is geen rijkswater en niet in beheer bij het Rijk. Deze lokatie is in eerste instantie in het Saneringsprogramma Waterbodem (alléén voor rijkswateren) opgenomen, omdat het cadmiumhoudende slib vooral bij hoogwaterafvoeren in de Maas terecht kan komen. Thans wordt vanwege een mogelijke precedentwerking niet meer overwogen om een eventuele bijdrage in de sanering van de Dommel uit de nu beschikbare 40 min. uit de WVO-Rijksheffingen te leveren. Uit onderzoek van het RIVM eind vorig jaar is gebleken dat de sanering en de behandeling van het vuile slib van de Dommel uit de IBS gelden kan worden gefinancierd. De normale baggerkosten ten behoeve van het normale onderhoud zullen ten laste komen van het Waterschap. Eerst zal er echter nog een saneringsonderzoek gedaan moeten worden. I I . TABEL 2 1. Zeehavenkanaal te Delfzijl De sanering van deze lokatie is nu opgenomen in het Saneringsprogramma Waterbodem Rijkswateren 1990-2000 voor de periode 1990-1992. De waterbodem is ernstig verontreinigd met hexachloorbenzenen (HCB) en overschrijdt de signaleringswaarde. Het betreft hier voornameiijk de taluds van het kanaal. De specie uit de vaargeul is in 1986 op een landlokatie geborgen, vanwege de slechte kwaliteit (250 000 m3, klasse 4). De kosten van deze operatie zijn deels medegefinancierd door de vervuiler. Door vergaande sanering van de lozing van AKZO-Delfzijl (1986) is thans de kwaliteit van de specie uit de vaargeul klasse 1 en kan in het Eems-Dollard estuarium worden gestort. Het gehalte aan HCB's blijft echter kritisch voor deze storting. De taluds zijn een voortdurende bron voor nalevering van HCB's («zwartelijst» stof). Sanering van de taluds is noodzakelijk. Het betreft hier volgens een eerste schatting ca. 60 000 m3 op een totale hoeveelheid specie op de taluds van 750 000 m3. Uit nader onderzoek en detailbemonstering moet dit nog blijken. 2. Buitenhaven te Harlingen De sanering van deze lokatie is nu opgenomen in het Saneringsprogramma Waterbodem Rijkswateren 1990-2000 voor de periode 1 990-1 992. De waterbodem is voornamelijk verontreinigd met PAK's en overschrijdt de signaleringswaarde. Deze verontreinigingen zijn mede veroorzaakt door scheepswerfactiviteiten e.d. Voordat de waterbodem
Tweede Kamer, vergaderjaar 1 988-1989, 19 866, nr. 9
11
gesaneerd kan worden zullen de vervuilingsbronnen gesaneerd moeten zijn. Een aantal activiteiten zoals straal- en conserveringsactiviteiten worden thans gesaneerd. De waterbodemsanering betreft naar schatting 30 000 m3 specie (voornamelijk klasse 4). In de aangrenzende binnenhaven, waar de waterkwaliteitsbeheerder de provincie Friesland is, ligt een overeenkomstige hoeveelheid vervuilde specie. 3. Lokatie Asfaltfabriek Olst aan de IJssel In de uiterwaard van de IJssel bij Olst ligt op een droge lokatie nabij de bandijk de voormalige asfaltfabriek. De omgeving van het terrein is ernstig verontreinigd met een groot aantal stoffen, zoals MAK, PAK, fenolen e.d. Zowel de bodem als het grondwater zijn verontreinigd. In het kader van de IBS is door de provincie Overijssel een oriënterend en een nader onderzoek uitgevoerd. Het rapport van het saneringsonderzoek is eind 1988 naar het ministerie van VROM gestuurd. Het laat zich aanzien dat een algehele sanering voorlopig niet aan de orde zal zijn. Inmiddels zijn wel stappen gezet ten einde de bovengrondse opslagtanks te verwijderen en de riolering te reinigen. De sanering van deze lokatie is niet in het Saneringsprogramma Waterbodem Rijkswateren 1990-2000 opgenomen, maar is in het kader van de IBS door de provincie Overijssel in haar saneringsprogramma opgenomen. 4. Noordhollandskanaal- Koopvaarders Binnenhaven In deze haven en de in het verlengde hiervan gelegen Marinebinnenhaven (zie ook onder punt 12) ligt ca. 50 000 m3 specie klasse 4, waarvan de helft WCA specie is. Verder ligt er nog ca. 20 000 m 3 specie klasse 3 of minder. De verontreiniging bestaat voornamelijk uit PAK's en is grotendeels veroorzaakt door scheeps- en scheepswerfactiviteiten. Rijkswaterstaat is wel de nautische, maar niet de waterkwaliteitsbeheerder. Dit laatste is het Hoogheemraadschap Uitwaterende Sluizen. De directe lozingen zijn inmiddels gesaneerd. Doordat Rijkswaterstaat geen kwaliteitsbeheerder is, is deze lokatie niet meer opgenomen in het Saneringsprogramma Waterbodem Rijkswateren 1990-2000. 5. Oosterschelde Plaat van Oude Tonge Door de afsluiting van de Krammer behoren de Plaat van Oude Tonge, maar ook de slikken van Viane thans tot het Oosterscheldebekken. Door het geringere getijdeverschil ontwikkelen deze gebieden zich tot schorren. Na sanering van de Oosterscheldehavens is dit een van de laatste plekken in het Oosterscheldebekken die ernstig verontreinigd zijn. Het betreft hier een verontreiniging door PAK's en PCB's. De verontreiniging is veroorzaakt door gritstraal- en scheepsonderhoud, voornamelijk in het verleden veroorzaakt door particulieren die gebruik maakten van het getij (droogvallende plaat) om hun schip te onderhouden. Ook de slikken van Viane vertonen deze verontreinigingen. Een eerste deel van het nader onderzoek is ter hand genomen. De vervuilende activiteiten zijn gestaakt. De mogelijke sanering van beide lokaties is in het Saneringsprogramma Waterbodem Rijkswateren 1990-2000 voor de periode 1990-1995 voorzien.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 19 866, nr. 9
12
6/7. Oosterscheldehavens Bruinisse en Zierikzee Deze havens zijn opgenomen in tabel 1 (zie aldaar) en worden in 1989 gesaneerd. 8. Afgesneden Maasarm te Boxmeer Een eerste oriënterende bemonstering (enkele monsters) in 1986 gaf aan, dat in deze afgesneden rivierarm enkele zware metalen (cadmium, nikkel en zink) in een verhoogde concentratie in de waterbodem aanwezig zouden zijn. Vermoedelijke oorzaak is de voormalige, ongezuiverde lozing van de gemeente Boxmeer. Deze lozing was inmiddels stop gezet. Een nader, uitgebreider kwaliteitsonderzoek van de waterbodem in het voorjaar van 1988 geeft echter een beeld, waarbij sprake is van hoogstens klasse 3, maar overwegend klasse 2 specie. De signaleringswaarde wordt hier niet overschreden. Om die reden is deze lokatie afgevallen voor een nader onderzoek of sanering en niet opgenomen in het Saneringsprogramma Waterbodem Rijkswateren 1990-2000. 9. Maas - Plem-Haven Buggenum In 1986 en 1987 zijn op verschillende lokaties in deze haven bodemmonsters genomen. Uit nadere toetsing aan de nieuwe interimnormering blijkt dat de signaleringswaarde van Pcb en EOCL wordt overschreden. Om die reden is deze lokatie thans opgenomen in het nieuwe Saneringsprogramma Waterbodem Rijkswateren 1990-2000. 10. Maas - Beatrixhaven Maastricht In 1986 en eind 1987 zijn op verschillende lokaties in dete haven bodemmonsters genomen. Volgens de nieuwe interim-normering wordt de signaleringswaarde van voornamelijk de zware metalen zink, lood en cadmium overschreden. Naar raming betreft het hier 30 000 m3 specie. Om die reden is deze lokatie opgenomen in het nieuwe Saneringsprogramma Waterbodem Rijkswateren 1990-2000. 1 1 . Texel - Veerhaven 't Horntje De verontreiniging in deze haven bestaat voornamelijk uit minerale olie en polycyclische aromaten. De verontreiniging is waarschijnlijk veroorzaakt door diffuse oorzaken, zoals de scheepvaart ter plaatse. De kwaliteit van de specie is klasse 3; de signaleringswaarde wordt niet overschreden. Omdat toch gevaar ontstaat van verspreiding naar de kwetsbare Waddenzee wordt wel gezocht naar een oplossing om de specie elders te bergen (zie ook punt 12). De sanering van de lokatie is om bovenstaande redenen niet opgenomen in het Saneringsprogramma Waterbodem Rijkswateren 1990-2000. 12. Den Helder - Marinehaven De Marinehaven bestaat uit een Buitenhaven en een Binnenhaven. Voor de Buitenhaven is de Rijkswaterstaat waterkwaliteitsbeheerder, maar niet voor de Binnenhaven (zie punt 4). In de Buitenhaven ligt klasse 3 specie en minder, die niet in de Waddenzee mag worden gestort. Mogelijkheden om deze specie elders te bergen worden onderzocht, maar deze «sanering» valt verder buiten het kader van het nieuwe Saneringsprogramma Waterbodem Rijkswateren 1990-2000.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 19 866, nr. 9
13