Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2004–2005
29 383
Meerjarenprogramma herijking van de VROM-regelgeving
Nr. 23
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 25 november 2004 Tijdens het algemeen overleg over de voortgang van de herijking en modernisering van de VROM-regelgeving op 3 november 2004 zegde ik toe informatie te verschaffen over de «quick wins» die in het kader van dit project zijn en worden geboekt. Met deze brief voldoe ik aan die toezegging en informeer ik u tevens over de uitvoering van de andere toezeggingen die de Staatssecretaris en ik tijdens het algemeen overleg hebben gedaan. A. «QUICK WINS» In deze brief versta ik onder «quick wins»: alle ontwikkelingen die passen in de herijking en modernisering van de VROM-regelgeving en op korte termijn (uiterlijk begin 2005) zichtbare resultaten opleveren. Ik noem de belangrijkste voorbeelden. Een deel daarvan is ontleend aan flankerende activiteiten die worden verricht in het kader van de voorbereiding van de VROM-vergunning en die nu of op korte termijn al positieve gevolgen hebben.
Ingetrokken en gewijzigde regelingen Met de bijlage bij de brief van 25 oktober 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 29 383, nr. 20) bent u geïnformeerd over het tijdschema voor de wijzigingen van wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen in de periode 2004 tot en met 2006. Uit dat tijdschema blijkt dat in 2004 twintig regelingen zijn of worden ingetrokken of ingrijpend gewijzigd en in het eerste halfjaar van 2005 nog eens 23. In het kader van het kappen van dor hout (het «sprokkelproject») zullen bovendien naar verwachting eind dit jaar of begin volgend jaar nog vele tientallen ministeriële regelingen worden ingetrokken.
KST81784 0405tkkst29383-23 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 383, nr. 23
1
Eenvoudiger bouwregels De regels voor verbouwingen zijn voor veel mensen het meest zichtbare deel van de VROM-regelgeving. Op dit gebied is de laatste tijd veel gebeurd. Enkele ontwikkelingen: – Begin 2003 zijn veel kleine verbouwingen, bijvoorbeeld voor aanbouwen, schuurtjes en dakkapellen, vergunningvrij geworden. – Een belangrijke verbetering voor de bouwpraktijk is dat bouwvergunningen overal in Nederland met hetzelfde formulier kunnen worden aangevraagd. Dit formulier wordt via de VROM-website aangeboden. – De beoordeling van bouwplannen door welstandscommissies is inzichtelijker geworden doordat alle gemeenten hun welstandsbeleid op papier hebben moeten zetten. In twee gemeenten is ervoor gekozen om in het geheel geen welstandstoezicht meer uit te oefenen. In circa honderd gemeenten zijn delen van het grondgebied welstandsvrij verklaard.
Informatieverstrekking over de bouwregelgeving; digitale aanvraag van vergunningen VROM draagt op verschillende manieren bij aan digitale informatieverstrekking over de bouwregelgeving. Voorbeelden zijn: – Bouwvergunningen-on-line: via de VROM-website kan in enkele stappen worden bepaald of wel of geen bouwvergunning nodig is. Er wordt hier heel veel gebruik van gemaakt. – Eveneens via de VROM-website zijn de gids bouwregelgeving en de helpdesk bouwregelgeving beschikbaar. De aspirant-bouwer krijgt daarmee informatie over de regelgeving waarmee hij te maken krijgt, wat dat voor hem betekent, welke instanties een rol spelen en waar hij terecht kan voor vragen over specifieke regelgeving. – Op www.verbouwwijzer.nl, dat tot stand gekomen is met steun van VROM, zijn tips voor verbouwingen te vinden. Verder worden op diverse fronten de mogelijkheden verkend voor een digitale aanvraag van bouwvergunningen. De belangrijkste voorbeelden: – De Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland is bezig met het project Centrale server bouwaanvragen. Uitgegaan wordt van een gemeenschappelijke server ergens in het land waar aanvragers van bouwvergunningen hun aanvraag digitaal kunnen indienen. De server stelt vervolgens de betreffende gemeente langs digitale weg op de hoogte van de ontvangst van de aanvraag. De gemeente kan aangeven of zij de aanvraag digitaal of alsnog op papier wil ontvangen (een papieren versie wordt dan door de centrale server-organisatie verzorgd). Via deze server is het onder andere ook mogelijk een digitale intake van bouwvergunningaanvragen te verzorgen en statusinformatie over de aanvragen weer te geven. Inmiddels heeft de gemeente Zwolle op 11 november de eerste digitaal ingediende en behandelde bouwvergunning verstrekt. – Ook de gemeenten Zaanstad en Wageningen en de Vereniging Stadswerk Nederland zijn bezig met de digitale aanvraag door de burger. Zij willen een systeem maken waarin regelgeving en gemeentelijk beleid (zoals bestemmingsplan en welstand) als één web-interface voor de burger beschikbaar is. Via een vraag- en antwoordspel wordt de aanvrager door de regels geleid die gelden voor zijn verbouwingswens. Het resultaat hiervan is een op maat gemaakte digitale aanvraag: helderheid over de benodigde vergunning en de daarbij in te dienen gegevens en bescheiden. – De gemeente Rotterdam werkt, in samenwerking met de gemeente Zoetermeer, het platform Save, de TU Eindhoven en InAxis, het project Digitale dakkapel uit. Het eindproduct is een applicatie waarmee bouwaanvragers via internet kunnen bepalen of de geplande dakkapel aan
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 383, nr. 23
2
de loketcriteria voldoet en welke indieningsbescheiden en tekeningen bij de aanvraag moeten worden meegeleverd. VROM participeert in deze projecten via financiële ondersteuning en/of inbreng van deskundigheid. Deze projecten vormen een eerste aanzet naar een digitale VROM-vergunning.
Vereenvoudiging Bouwbesluit 2003 Per 1 juli 2005 treedt een aantal vereenvoudigingen in het Bouwbesluit 2003 in werking. Het meest in het oog springende onderdeel is dat in overleg met OCW de eisen voor de onderwijsfunctie en de sportfunctie voor onderwijs zullen worden teruggebracht tot basiseisen. De specifieke eisen voor basis- en speciaal onderwijs worden voor het grootste deel geschrapt.
Tijdelijke vrijstellingsregeling Bouwstoffenbesluit Op 29 oktober 2004 is de Tijdelijke vrijstellingsregeling Bouwstoffenbesluit gepubliceerd (Stcrt. 2004, 209, pagina 19). De regeling is op 31 oktober in werking getreden. De bedoeling van de regeling is om vooruitlopend op de totale herziening van het Bouwstoffenbesluit waartoe in het kader van de herijking is besloten, de bestuurslasten en administratieve lasten al zo veel mogelijk te beperken. De vrijstellingsregeling leidt ertoe dat de lasten die voor de overheden en het bedrijfsleven voortvloeien uit het Bouwstoffenbesluit dalen van € 52 miljoen tot circa € 30 miljoen.
Afschaffing van de verklaring van geen bedenkingen afvalstoffen De verplichte verklaring van geen bedenkingen door de Minister van VROM als voorwaarde voor afgifte van een vergunning voor bepaalde afvalverwerkende bedrijven wordt begin 2005 afgeschaft. Er zijn voldoende andere mogelijkheden voor de coördinatie en sturing met betrekking tot de capaciteit voor afvalverwerking.
Lastenverlichting op het gebied van de biotechnologie Bij brief van 20 oktober 2004 (Kamerstukken II 2004/05, 27 428, nr. 55) heeft de Staatssecretaris u de «Notitie inzake lastenverlichting, stroomlijning en vereenvoudiging van wet- en regelgeving op het gebied van biotechnologie» toegezonden. In de notitie wordt een aantal praktische maatregelen beschreven die tot lastenverlichting leiden. Zo is een nieuw automatiseringssysteem GITS in gebruik genomen dat zorgt voor verkorting van de doorlooptijd van de vergunningverlening voor GGO’s en voor een verbeterd inzicht in de vergunningverleningprocedure voor aanvragers en andere belanghebbenden en geïnteresseerden door beschikbaarheid van de dossiers op internet. Verder is er één loket gentherapie ingesteld (voorlopig is dat het Bureau GGO) waar onderzoekers terecht kunnen voor een aantal procedures rond gentherapie, zoals het aanvragen en organiseren van gezamenlijk vooroverleg en het indienen van aanvragen. Tevens is er nu één aanvraagformulier voor de verschillende aspecten. De procedures bij de betrokken instanties blijven in formele zin gescheiden, maar er vindt onderlinge afstemming plaats om onnodige belasting van de onderzoekers te voorkomen.
Legionellapreventie Op 1 januari 2005 worden de bepalingen over legionellapreventie, die tot dusverre waren opgenomen in de Tijdelijke regeling legionellapreventie in leidingwater, opgenomen in het Waterleidingbesluit. In het besluit is ernaar gestreefd om de administratieve lasten zo veel mogelijk te
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 383, nr. 23
3
beperken. Dit leidt tot een lastenvermindering ten opzichte van de oude regeling van € 40 miljoen per jaar.
Vrijstellingsregeling voor stortverboden De juridische knelpunten die het landbouwbedrijfsleven, gemeenten en provincies ervaren bij het verwerken van oogstrestanten, tarragrond en bermmaaisel worden binnenkort opgelost via een vrijstellingsregeling van de stortverboden. Tijdens het algemeen overleg over afval op 10 november is het ontwerpbesluit uitgebreid aan de orde geweest. De Staatssecretaris is ingegaan op het voorstel van de heer Koopmans om te werken met een algemene vrijstelling, met uitzonderingen op een negatieve lijst. Hij heeft aangegeven dat dit binnen de huidige Wet milieubeheer juridisch niet mogelijk is, maar ook om inhoudelijke redenen niet gewenst is. De Staatssecretaris heeft toegezegd om een en ander nader uit te werken in een notitie, waarbij ook de relatie met de herziening van de Meststoffenwet zal worden gelegd.
De pilot Rotterdam – Zuid-Holland Dit voorjaar is een gezamenlijke pilot van de gemeente Rotterdam, de provincie Zuid-Holland en het ministerie van VROM afgerond. Daarin is gekeken naar de vraag hoe binnen de bestaande kaders het vergunningenproces kan worden versneld en procedures efficiënt kunnen worden ingericht. Hierbij wordt ingespeeld op initiatieven die nu al op lokaal en regionaal niveau van de grond komen. Als voorbeeld van een concrete versnellingsmogelijkheid werd genoemd het in een vroegtijdig stadium in kaart brengen van alle procedures die voor een bouwplan moeten worden doorlopen en van de daarbij vereiste informatie. Daardoor wordt het bijvoorbeeld mogelijk om de werkzaamheden af te stemmen en parallel te schakelen. Een ander voorbeeld is het eerder afgeven van een verklaring van geen bezwaar: al na een positief advies van de Provinciale Planologische Commissie (PPC) of via een algemene verklaring van bezwaar voor «gestandaardiseerde» situaties. Ook kan worden gedacht aan het voeren van een projectprocedure, die zeker in de voorbereidingsfase doorgaans sneller is dan een bestemmingsplanprocedure, het afspreken van «fatale» termijnen voor bijvoorbeeld de behandeling in de PPC, het hanteren van een milieueffectrapportage waardoor een gestructureerde aanpak van benodigde onderzoeken en besluitvorming plaatsvindt, het tijdig verrichten van bodemonderzoek zodat daar zo nodig bij de situering van het plan al rekening mee kan worden gehouden en het aanwijzen van gebieden waar welstandsvrij kan worden gebouwd. Andere suggesties richten zich bijvoorbeeld op de procedure voor de ontheffing van de grenswaarden voor geluid en op de procedures met betrekking tot monumenten. De resultaten van deze pilot zijn breed uitgedragen en hebben er onder andere toe bijgedragen dat ook steeds meer provincies dereguleringsmaatregelen voorbereiden.
De pilot Overijssel Op korte termijn worden de resultaten van een vergelijkbare pilot (vergunningenmanagement) met de provincie Overijssel verwacht. Ook in deze pilot wordt gezocht naar mogelijkheden om binnen de bestaande wet- en regelgeving tot versnelling te komen. Hierbij is onder meer voor de inzet van aanjaagteams gekozen. Daarnaast wordt er in dit kader de nodige aandacht besteed aan het verbeteren van de werkverhoudingen tussen VROM-Inspectie, provincie en gemeenten bij vergunningenprocedures (Overijssel Ontdooit). Verder wordt gewerkt aan een checklist voor het onderdeel woningbouw, die als hulpmiddel kan dienen voor
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 383, nr. 23
4
medewerkers van provincies, gemeenten, woningbouwcorporaties en anderen, specifiek toegesneden op de provincie Overijssel (inclusief 20 «Overijsselse verordeningen»).
Werkwijzer Woningbouw De VNG heeft onlangs de «Werkwijzer Woningbouw» uitgebracht, waarin voor gemeenten en andere bij de bouw betrokken partijen inzichtelijk wordt gemaakt welke procedures en vergunningen in de verschillende fasen van een locatieontwikkeling nodig zijn. Hierdoor is het mogelijk het benodigde (bouw)proces goed af te stemmen en waar mogelijk te stroomlijnen en te versnellen.
Knelpunten in de milieuregelgeving voor ruimtelijke ontwikkelingen Andere voorbeelden van quick wins binnen de bestaande regelgeving zijn naar voren gekomen in het bestuurlijk overleg met Rotterdam en Amsterdam over knelpunten in milieuregelgeving voor ruimtelijke ontwikkelingen. In dat overleg zijn deze knelpunten geïnventariseerd en is gezamenlijk naar oplossingen gezocht. Daarbij is gebleken dat veel knelpunten lokaal oplosbaar zijn. Geconcludeerd is dat voor het oplossen van de knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit veel overleg plaatsvindt op Europees niveau dat leidend is. Wat betreft externe veiligheid waren de gemeenten content met de manier waarop invulling is gegeven aan normstelling en verantwoordelijkheidsverdeling. Het knelpunt op het terrein van bodemsanering ligt niet in de sfeer van regelgeving, maar bij de beschikbare financiële middelen. Voor geluidhinder zijn wel afspraken gemaakt over de aanpassing van de wetgeving. Deze aanpassingen zijn meegenomen in het wetsvoorstel tot aanpassing van de Wet geluidhinder dat kort geleden (op 19 november) bij de Kamer is ingediend. Het betreft: – het vergroten van de toepasbaarheid van de zeehavennorm (industrielawaai); – het vervangen van de ontheffingscriteria bij het verlenen van een hogere waarde door een motivatieplicht bij gemeenten. Daarnaast kregen de «gebieden in transitie» in het overleg bijzondere aandacht. Bedoeld wordt de transitie van haven/industrie- naar woonwerkgebied (bijvoorbeeld Waalhaven/4HMH-gebied, Zeeburgereiland) die een tijdelijke overschrijding van de normen kan veroorzaken. Het is noodzakelijk een oplossing te vinden voor dergelijke tijdelijke situaties (tijdens de verhuizing is de zaak niet op orde). Zorgvuldigheid blijft echter nodig. In het overleg is geconstateerd dat de genoemde wijziging van de Wet geluidhinder en de inwerkingtreding van de Interimwet stad- en milieubenadering veel knelpunten in de «gebieden in transitie» kunnen oplossen. Daarnaast wordt onderzocht of het noodzakelijk is de afstemming tussen WRO en Wgh te vergroten.
De voorbereiding van de VROM-vergunning Ook bij de voorbereiding van de VROM-vergunning is er de nodige aandacht voor de «quick wins». Via pilots vergunningenmanagement wordt ingegaan op de mogelijkheden binnen de bestaande kaders om vergunningprocedures te versnellen en eenvoudiger te maken voor burgers en bedrijven. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds het verspreiden van reeds bestaande «best practices» zoals bijvoorbeeld de hiervoor beschreven «quick wins» en anderzijds het stimuleren en ondersteunen van nieuwe initiatieven. De pilots voor vergunningenmanagement moeten dus nadrukkelijk in de komende twee jaar effect sorteren en op grotere schaal toepasbaar zijn; dit onder het motto «van best practice naar common practice». VROM zal de tips en aanbevelingen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 383, nr. 23
5
onder de aandacht brengen via onder meer vakbladen, websites en congressen.
Één loket en daarmee vergelijkbare projecten De VROM-vergunning zal ertoe leiden dat vergunningaanvragers uiterlijk in de loop van 2007 terecht kunnen bij één loket. Vooruitlopend daarop lopen er bij diverse gemeenten al initiatieven. Met de VNG zal ik bespreken hoe dat proces kan worden versneld. Daarbij blijft de primaire verantwoordelijkheid uiteraard wel bij de individuele gemeente liggen; het Rijk heeft in dit opzicht geen bevoegdheden. Naast de al genoemde pilots vergunningenmanagement zullen ook de pilots VROM-vergunning starten, gericht op de voorbereiding van de invoering van de VROM-vergunning. In samenwerking met externe partijen worden concrete instrumenten ontwikkeld. Hierbij worden zeven elementen onderscheiden die samenhangen met de fasen in het proces van vergunningaanvraag, vergunningverlening en handhaving. Naast het genoemde één loket, waar burgers en bedrijven terecht kunnen met vragen en aanvragen, zijn dit (2) een sectorwijzer, zoals die inmiddels al voor de huidige situatie in samenwerking met Economische Zaken in ontwikkeling is, (3) één digitaal indieningsformulier, (4) het ondersteunen van initiatieven om te komen tot het digitaal indienen, verspreiden en archiveren, bijvoorbeeld via een centrale server, (5) samenwerking binnen en tussen overheidsinstanties, (6) het ondersteunen van initiatieven om te komen tot actieve (digitale) openbaarmaking van vergunningen en (7) gecoördineerde handhaving. Diverse partijen hebben zich al aangemeld als mogelijke deelnemer, terwijl de officiële oproep nog niet eens heeft plaatsgevonden. VROM voert al verkennende gesprekken over pilots met onder andere de gemeenten Breda, Almere, Alkmaar, Harderwijk en Leiden, maar ook bijvoorbeeld met de Gasunie. In de tweede helft van november zal een officiële oproep worden gedaan voor de tweede lichting pilots, die dan in het voorjaar kunnen starten. In totaal zullen in de komende twee jaar ongeveer 25 pilots worden uitgevoerd.
ICT-maatregelen Hiervoor zijn al diverse ICT-oplossingen genoemd waarmee het de bedrijven en burgers nu al gemakkelijker wordt gemaakt, zoals het op internet beschikbaar stellen van formulieren en het aanbieden van digitale systemen waarmee snel duidelijk wordt welke regels op een bouwplan van toepassing zijn. Verder blijkt uit het voorgaande dat bij de voorbereidingen van de VROMvergunning vanaf het begin rekening wordt gehouden met het gebruik van ICT. Datzelfde geldt voor het project algemene milieuregels. Onder regie van VROM lopen op dit moment realisatieprojecten voor vier basisregistraties: de Basisgebouwenregistratie, de Basisregistratie Adressen, de Basisregistratie Percelen en de Basisregistratie Kaarten. Basisregistraties maken het mogelijk gegevensstromen van burgers en bedrijven aan de overheid zo te bundelen dat niet herhaaldelijk dezelfde gegevens hoeven te worden verstrekt. Ik ben als coördinerend bewindspersoon voor de geo-informatie verantwoordelijk voor deze projecten. U hebt dit jaar ingestemd met het ontwikkelen van de wetgeving die nodig is om deze basisregistraties te ontwikkelen.
Terughoudendheid met nadere eisen; stimulering van het gebruik van standaardformulieren Een dezer dagen wordt aan de gemeenten en provincies een brief verstuurd met het verzoek om bij de verlening van Wm-vergunningen en
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 383, nr. 23
6
het toepassen van de algemene milieuregels (de 8.40-amvb’s) terughoudend te zijn met nadere eisen en zo veel mogelijk standaardformulieren te gebruiken. Het toepassen van de standaardmeldingsformulieren die bij InfoMil digitaal beschikbaar zijn voor de bedrijven die onder de 8.40-amvb’s vallen bevordert de uniformiteit en bevordert tevens dat er niet meer gegevens worden gevraagd dan noodzakelijk is. Wanneer wordt overwogen om gebruik te maken van de bevoegdheid om onderzoek en rapportages voor te schrijven, zou telkens de vraag moeten worden gesteld wat er mis gaat als wordt afgezien van een onderzoek of rapportage of als de frequentie wordt verminderd. Kortom: kan het niet een onsje minder? In de brief wordt verder verzocht om in geval van het voorschrijven van onderzoeks- en rapportageverplichtingen te zorgen voor een goede communicatie naar het bedrijfsleven over nut en noodzaak van deze verplichtingen. Soms wordt door bedrijven geklaagd dat onderzoeksrapporten ongelezen in een bureaula lijken te belanden. Als bedrijven weten waar het onderzoek toe dient en terugkoppeling wordt gegeven over de beoordeling door het bevoegd gezag, scheelt dat veel irritatie en verhoogt dat de acceptatiegraad.
B. TOEZEGGINGEN TIJDENS HET ALGEMEEN OVERLEG OP 3 NOVEMBER In dit onderdeel geef ik een eerste reactie op de conclusies van het algemeen overleg over de modernisering van de VROM-regelgeving. Daarbij sluit ik aan op de toezeggingen van de Staatssecretaris en mij zoals die aan het eind van het overleg zijn vastgesteld. 1. MKB Nederland wordt herinnerd aan het verzoek om voorstellen aan te dragen voor referentieprojecten Tijdens het gehele traject dat leidt tot de VROM-vergunning wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de deskundigheid die bij gemeenten, provincies, waterschappen, het bedrijfsleven en de wetenschap aanwezig is. Daarom ook was aan o.a. MKB Nederland gevraagd zogenaamde referentieprojecten (ervaringen met vergunningtrajecten bij concrete projecten) aan te leveren. Binnenkort vindt overleg plaats met MKB Nederland over hoe hun rol bij de ontwikkeling van de VROM-vergunning kan worden vormgegeven. Naast een rol bij het aanleveren van de genoemde referentieprojecten wordt gedacht aan participatie in de denktanks die inmiddels zijn opgericht, aan deelname in de begeleidingscommissie van de genoemde pilots en aan de uitvoering van pilots zelf. Ik hecht in ieder geval sterk aan de input van externe deskundigen en zeker ook aan die van het MKB bij de ontwikkeling van de VROM-vergunning. 2. In overleg met BZK krijgt de Kamer informatie over de voortgang van de uniformering van de gebruiksvergunningen In de brief over de herijking van de VROM-regelgeving van 17 oktober 2003 (Kamerstukken II 2003/04, 29 200 XI, nr. 7) hebben wij met betrekking tot de uniformering van de gebruiksvergunningen aangesloten bij de voornemens uit de Agenda Bouwregelgeving 2002–2006 van 9 april 2002 (Kamerstukken II 2001/02, 28 325, nr. 1). Die voornemens houden in dat de procedurele en technische voorschriften van de gemeentelijke bouwverordeningen (waaronder de voorschriften inzake het gebruik van bouwwerken, inclusief het gebruiksvergunningvereiste) bij wet en/of algemene maatregel van bestuur landelijk zoveel mogelijk worden geüniformeerd en dat de voorschriften die thans in de milieuregelgeving zijn opgenomen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 383, nr. 23
7
over brandveilig gebruik, zoveel mogelijk in die geüniformeerde voorschriften worden geïntegreerd. In het kader van de verdere uitwerking van deze voorstellen zijn enkele onderzoeken verricht. Bij brief van 30 augustus 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 28 325, nr. 10) heeft de Minister van BZK u mede namens mij over de uitkomsten van die onderzoeken geïnformeerd. Daaruit blijkt dat landelijke uniformering volledig mogelijk is voor zover de betreffende voorschriften procedureel van aard zijn en vergaand mogelijk is voor zover zij materieel van aard zijn. Door de voorschriften zoveel mogelijk rechtstreekse werking te geven, zou bovendien het aantal gebruiksvergunningplichtige gevallen kunnen worden beperkt. Samen met de VNG, BZK en het Landelijk Netwerk Brandpreventie (LNB) wordt momenteel bezien in welke gevallen in de toekomst een gebruiksvergunning moet worden vereist. Er is nog onderzoek gaande naar de vraag welke voorschriften over brandveilig gebruik, die nu in de 8.40amvb’s op grond van de Wet milieubeheer zijn opgenomen, in die geüniformeerde voorschriften kunnen worden geïntegreerd. Zoals in genoemde brief van 30 augustus 2004 is aangegeven, zal – mede aan de hand van de onderzoeksuitkomsten – binnenkort verdere besluitvorming over de uniformering van gebruiksvoorschriften plaatsvinden. Zodra die besluitvorming heeft plaatsgevonden, zult u over de uitkomsten daarvan worden geïnformeerd. 3. Er zal opnieuw worden overlegd over de mogelijkheden om te komen tot integratie van milieu- en natuurwetgeving Bij brief van 6 juli 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 29 383, nr. 14) heeft de Staatssecretaris mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de Kamer informatie verstrekt over de uitvoering van de motie-Van Velzen/Duyvendak (Kamerstukken II 2003/04, 29 383, nr. 8) over het onderzoeken van de mogelijkheden tot integratie van de milieu- en natuurwetgeving. In die brief werd geconstateerd dat de Kamer in april 2004 bij de behandeling van het wetsvoorstel 28 171 tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 in afwijking van het regeringsvoorstel heeft gekozen voor het niet integreren van de vergunningverlening in het kader van de milieu- en natuurwetgeving. Integratie van de milieu- en natuurwetgeving ligt daarom in dit stadium niet voor de hand. De Staatssecretaris heeft wel de mogelijkheid opengelaten dat als uitvloeisel van verdere verkenningen en acties in het kader van bijvoorbeeld de ontwikkeling in de richting van één VROM-vergunning het bezien van integratie weer aan de orde kan komen. Tijdens het algemeen overleg op 3 november hebben de aanwezige leden van de Vaste commissie voor VROM aangegeven dat de Kamer met de amendering van het regeringsvoorstel voor de Natuurbeschermingswet 1998 toekomstige integratie van de vergunningsstelsels op grond van de milieu- en natuurwetgeving niet heeft willen afwijzen. Gezien deze opstelling van de commissieleden zijn de Staatssecretaris en ik graag bereid om met de Minister van LNV te bespreken welke mogelijkheden er zijn om in de VROM-vergunning ook de vergunningverlening op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 en eventueel de Flora- en faunawet mee te nemen. De Kamer zal zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd over de uitkomsten van dit overleg. 4. Met de sector wordt gesproken over de vraag of de erkenningsregeling STEK nog meerwaarde heeft na implementatie van de Europese richtlijn op dit gebied Op basis van het overgangsrecht van het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen Wms 2003 blijft de STEK-erkenning in stand totdat bij ministeriële regeling opleidingseisen zijn vastgesteld voor degenen die werkzaamheden verrichten met ozonlaagafbrekende stoffen. Het ontwerp van die
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 383, nr. 23
8
regeling zal aan de sector worden voorgelegd en vervolgens worden besproken. Verwacht wordt dat die regeling medio 2005 in de Staatscourant bekend zal worden gemaakt. Daarnaast zullen VROM en SZW in 2005 in overleg met de sector bezien of er naast de regelgeving voor drukapparatuur en de opleidingseisen en in het licht van de toekomstige Europese verordening voor F-gassen in Nederland nog aanvullende kwaliteitsborgingssystemen voor koelinstallaties noodzakelijk en mogelijk zijn. In de regeling met betrekking tot de opleidingseisen zal vervolgens worden vastgelegd of, en zo ja op welk moment, de STEK-erkenning vervalt. 5. De Kamer krijgt een overzicht van voorbeelden van quick wins Hierop is uitgebreid ingegaan in onderdeel A van deze brief. 6. Er wordt een brief aan de VNG gezonden over het toezicht op self-storagebedrijven De brief van de Staatssecretaris waarin aan de VNG zal worden gevraagd te bevorderen dat er praktische en adequate afspraken worden gemaakt over het gemeentelijk toezicht op self-storagebedrijven, zal een dezer dagen worden verzonden. 7. De Kamer krijgt voor het eind van 2004 een brief over de samenhang tussen de VROM- en de V. en W.-regelgeving Er vindt overleg plaats met het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Daarbij gaat het niet alleen over de VROM-vergunning, maar over diverse onderwerpen die samenhangen met de verhouding tussen de waterwetgeving en de milieuwetgeving. Hierbij kan worden gedacht aan het rioleringsbeheer, de sanering van de waterbodem en de regulering van de lozingen. Gehoopt wordt dat dit overleg spoedig uitmondt in besluitvorming. Het gaat erom te komen tot een praktische en duidelijke taakverdeling tussen VROM en V. en W. 8. Nader zal worden ingegaan op de samenhang tussen de ontwikkeling van een eenvoudiger stelsel van algemene milieuregels en de administratieve lasten Een belangrijke conclusie van de herijking is dat het zinvol is om de algemene milieuregels voor bedrijven (vaak aangeduid als 8.40-amvb’s) te stroomlijnen en samen te voegen, maar ook om meer vergunningplichtige bedrijven onder deze algemene regels te brengen. In de brief van 7 mei 2004 over de administratieve lasten (Kamerstukken II 2003/04, 29 383, nr. 11) wordt uitgegaan van een overheveling van 20 000 bedrijven, waarmee een lastenreductie van 161,2 miljoen euro wordt bereikt. Met het vereenvoudigen en verminderen van de voorschriften die op een bedrijf van toepassing zijn, wordt een lastenreductie van 55 miljoen euro bereikt. Ter voorbereiding op deze grondige modernisering van de algemene regels is in december 2003 direct een praktijkonderzoek uitgezet om de precieze werking van alle voorschriften van elf niet-agrarische 8.40-amvb’s te onderzoeken. Dit heeft geresulteerd in een indrukwekkende matrix die veel relevante informatie bevat over de huidige amvb’s. In het tweede deel van het onderzoek zijn voorstellen gedaan voor wijziging van deze amvb’s. Op dit moment vindt een identiek onderzoek plaats naar de agrarische 8.40-amvb’s, dat aan het eind van dit jaar wordt afgerond. Tijdens het onderzoek naar de werking van de huidige algemene regels is niet alleen in de begeleidingscommissie, maar ook met diverse andere partijen overlegd over de nieuwe opzet van de algemene regels. Tot nu toe zijn er veel concrete en bruikbare voorstellen naar voren gekomen die
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 383, nr. 23
9
gebruikt zullen worden voor de nieuwe structuur. De Kamer zal daarover begin volgend jaar uitgebreider worden geïnformeerd. Vooruitlopend daarop kan ik u nu al het volgende meedelen. De afgelopen tijd is gebleken dat het brengen van meer bedrijven onder de algemene regels alleen mogelijk is als de systematiek van de huidige regels ingrijpend verandert. Een goede mogelijkheid hiervoor lijkt om de regulering niet meer branchegewijs te laten plaatsvinden, maar op basis van activiteiten die worden verricht, zoals het opslaan van gevaarlijke stoffen of het spuiten van auto’s. Hierdoor wordt het mogelijk om meer bedrijven dan de genoemde 20 000 onder de algemene regels te brengen. Ten behoeve van de gemengde commissie administratieve lasten is berekend dat het laten vervallen van de vergunningplicht voor 50 000 bedrijven een reductie van 329 miljoen euro zou kunnen opleveren. De reductie zal nog verder toenemen doordat de bedrijven met minder meet-, registratie- en onderzoeksverplichtingen te maken krijgen. Omdat nu nog niet vaststaat om welke verplichtingen het gaat, kan die extra reductie nog niet worden berekend. De genoemde extra reducties bovenop wat er vermeld is in de brief van 7 mei 2004, kunnen worden gerealiseerd in de jaren na 2007 wanneer steeds meer activiteiten aan de nieuwe algemene regels zullen worden toegevoegd. Een ander voordeel van het reguleren op activiteiten is dat het mogelijk wordt om selectiever te zijn zodat veel bedrijven te maken krijgen met een kleiner aantal voorschriften die tevens beter uitvoerbaar en handhaafbaar zullen zijn. Ten behoeve van deze nieuwe systematiek zal de Wet milieubeheer moeten worden gewijzigd. De mogelijkheden van ICT maken nadrukkelijk onderdeel uit van dit project. In de toekomst moeten bedrijven en bevoegde gezagsinstanties op een gemakkelijke wijze kennis kunnen nemen van de voorschriften die op het bedrijf van toepassing zijn. Het streven is dat een bedrijf invoert welke activiteiten het verricht en vervolgens digitaal een pakket van voorschriften krijgt. De gemeente heeft uiteraard inzicht in dat pakket. Over de verdere uitwerking van een en ander volgt begin 2005 meer informatie. De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, S. M. Dekker
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 383, nr. 23
10